direct naar inhoud van 4.6 Natuurwaarden
Plan: Bosch en Vaart
Plannummer: BP4080004
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0392.BP4080004-0004

4.6 Natuurwaarden

De Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992) zijn Europese richtlijnen. Het doel van de Vogelrichtlijn is het bieden van bescherming en ontwikkelingsperspectief voor leefgebieden van zeldzame en bedreigde vogelsoorten en bescherming van alle vogelsoorten. De habitatrichtlijn is gericht op de instandhouding van natuurlijke habitats en wilde flora en fauna. De gebiedsbescherming van beide richtlijnen valt in Nederland momenteel onder de Natuurbeschermingswet. De Soortenbescherming is geïmplementeerd in de Flora- en faunawet. De natuurwetgeving in Nederland richt zich enerzijds op soortenbescherming en anderzijds op gebiedsbescherming. In de Natuurbeschermingswet zijn zogenaamde Natura 2000-gebieden aangewezen. Dit zijn gebieden die op Europees niveau een netwerk van te beschermen natuurgebieden vormen. De Natura 2000-gebieden in Nederland komen overeen met de gebieden volgens de Vogel- en Habitatrichtlijn. Dit valt grotendeels samen met de nationale Ecologische Hoofd Structuur. Voorts zijn er kleinere natuurreservaten die buiten Natura 2000 vallen. Die gebieden zijn ook beschermd en bevatten vaak soorten die wettelijk beschermd zijn en ontheffingsplichtig op basis van de Flora- en faunawet. Het noodzakelijke leefgebied van deze beschermde soorten is soms groter dan het reservaat.

De soortenbescherming in Nederland is wettelijk geregeld in de Flora- en faunawet. Het doel van deze wet is het beschermen van in het wild voorkomende plant- en diersoorten en hun leefgebieden. In de Flora en Faunawet is het soortenbeschermingsdeel van de Habitat- en Vogelrichtlijn geïmplementeerd. In bovengenoemde wet is bepaald dat alle in Nederland van nature voorkomende soorten vallen onder de algemene zorgplicht. Dat wil zeggen dat een soort in een gunstige staat van voortbestaan moet blijven. Bij menselijk handelen, beheerwerk, nieuwbouw en planologische ontwikkelingen dient een ieder hiermee rekening te houden. Die zorgplicht houdt ondermeer in dat 'een ieder die weet heeft of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is (...) alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voorzover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken'. Daarnaast geldt extra bescherming voor de met name genoemde wettelijke beschermde soorten. Voor de soorten van lijst 1 geldt geen ontheffingsverplichting meer, maar de aanwezige exemplaren van deze soorten mogen niet worden gedood, voor zover dat in redelijkheid kan worden voorkomen. Voor de soorten van de lijsten 2 t/m 4 moet altijd een ontheffing worden aangevraagd, wanneer exemplaren van die soorten door een voorgenomen activiteit zouden kunnen worden beschadigd of gedood. Voor deze soorten geldt dat activiteiten met een schadelijk effect in principe verboden zijn. Onder voorwaarden is echter een ontheffing mogelijk. De minister is formeel bevoegd om deze ontheffing te verlenen. De Flora- en faunawet is op het gebied van soortenbescherming passief, in die zin dat verslechtering van natuurwaarden wordt voorkomen. Actieve soortenbescherming geschiedt in Nederland door het opstellen van soortenbeschermingsplannen en zogenaamde Rode Lijsten. De status van rode lijst-soort geeft geen juridische status als wettelijk beschermde soort. Wel geldt uiteraard de algemene zorgplicht dat de soort in ieder geval niet lokaal mag worden uitgeroeid. Concrete voorschriften of criteria ontbreken. Per geval kan de rechter worden gevraagd te beslissen, welke maatregelen noodzakelijk zijn om aan de zorgplicht te voldoen.

Bij voorgenomen activiteiten of ruimtelijke ingrepen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van wettelijk extra streng beschermde soorten als vleermuizen en huiszwaluw. In bermen en oevers moet men rekeing houden met verplichtingen vanuit de algemene zorgplicht in verband met het (mogelijk) vóórkomen van een aantal soorten van rode lijsten en van soorten die uniek zijn voor Haarlem.

Gebiedsbescherming en soortenbescherming

In het kader van de natuurtoets wordt nagegaan of het bestemmingsplangebied binnen een speciale beschermingszone valt. Op basis van gegevens van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kan geconcludeerd worden dat het bestemmingsplangebied geen deel uitmaakt van de Natura-2000 gebieden. Het plangebied heeft daarnaast ook geen significante gevolgen voor deze gebieden, en evenmin voor gebieden van de Provinciale Ecologische Hoofd Structuur.

In het bestemmingsplangebied moet bij het uitvoeren van werken en van beheer en verbouwen van opstallen rekening worden gehouden met het mogelijk voorkomen van gierzwaluwen en vleermuizen. [gier]Zwaluwen verdienen als beschermde soort extra aandacht. Deze vogels nestelen onder dakpannen of dakranden of in gebouwen Zij hebben jaar in jaar uit dezelfde broedplek en weigeren een andere broedplek te accepteren wanneer hun vaste plek is verdwenen. Dit betekent, dat bij verbouwen of afbraak van daken met broedplekken van de gierzwaluw ontheffing moet worden aangevraagd in het kader van de Flora- en faunawet. Er wordt immers een vaste broedplaats vernietigd. Dit geldt ook bij afbraak buiten het broedseizoen. Voor de gierzwaluw geldt de zelfde soort verplichtingen als voor vleermuizen.

Ten behoeve van het bestemmingsplan zijn geraadpleegd de brochure van de provincie Noord-Holland 'Rekening houden met Habitatrichtlijnsoorten in Noord-Holland' en het voorkomen van soorten in de database van www.waarneming.nl. Daarnaast zijn de waarnemingen van de stadsecoloog en de resultaten van een quickscan verwerkt. Aan de hand van kaartmateriaal uit bovengenoemde gegevens kan geconcludeerd worden dat de dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis als streng beschermde en ontheffingsplichtige soort in principe overal kan voorkomen in gebouwen. Voor hen geldt dezelfde verplichting als voor de gierzwaluw en de huiszwaluw. Wanneer deze soorten aanwezig zijn in een af te breken of een te renoveren pand, dient ontheffing Van de beschermingsverplichting te worden aangevraagd bij het ministerie ELI. Aan de ontheffing worden vaak voorwaarden gesteld van te nemen compenserende en beschermende maatregelen.

Uniek in het bestemmingsplangebied is het reeds genoemde landgoed Eindenhout met het Vogelbosje. Hieronder zal eerst het resultaat van de raadpleging beschreven worden en vervolgens zal nader in worden gegaan op Eindenhout.

Habitat- en Vogelrichtlijn

In Noord-Holland zijn Specifieke Beschermingszones Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn aangewezen. Het plangebied valt niet binnen deze zones en heeft daarnaast ook geen significante gevolgen voor de richtlijngebieden.

In de provincie Noord-Holland komen 21 Habitatrichtlijnsoorten voor. Deze soorten moeten worden beschermd volgens bijlage IV van de Europese Habitatrichtlijn. Uit de verspreidingskaarten van de provincie Noord-Holland blijkt dat in het plangebied 1 Habitatrichtlijnsoort in het bestemmingsplangebied voorkomt. Dit is een vleermuissoort die de stad gebruikt als winterverblijfplaats.

Het bestemmingsplan is consoliderend en zodoende wijzigt de omgeving of habitat voor de eventueel wel voorkomende soorten niet.

Landgoed Eindenhout en natuurreservaat Vogelbosje

Het landgoed is een cultuurmonument. Alleen het Vogelbosje heeft een status als gemeentelijk natuurreservaat. Zodoende heeft het Vogelbosje in dit bestemmingsplan de bestemming natuur. De originele aanleg van het landgoed uit circa 1795 is goed bewaard gebleven, maar verwaarloosd in beheer.

Direct achter het landhuis was een parkachtige aanleg in de Engelse Landschapsstijl met gazons en boom- en struikgroepen. Op een kaart uit 1799 is de huidige paden- en beplantingsstructuur al aanwezig. Het landgoed is nu in twee delen gesplitst: het openbaar toegankelijke voor-vogelbos met de vervallen historische tuinkoepel en het vochtige hakhoutgebied (Vogelbosje).

De twee delen zijn rond 1960 door een sloot gescheiden. Doordat Eindenhout op de overgang van de zandige hoger gelegen strandwal naar de venige lager gelegen oude strandvlakte ligt zijn er verschillen in vegetatie. Zo groeien bij het landhuis wel beuken en lelietjes der dalen en in het Vogelbosje niet. Omgekeerd komt de els alleen in het lage, venige gedeelte voor en niet in het hogere langs de Wagenweg. De overgang van zand naar veen geeft een apart soort leefomgeving met van nature een extra rijke plantengroei. In Eindenhout ligt deze vage grens helaas buiten het reservaat en is van de bijzondere begroeiing niet veel meer over.

De paadjes in het Vogelbos zijn nog onveranderd en vanouds werden ze met duinzand opgehoogd. In de winter staan grote delen van het Vogelbosje blank. De lager gelegen terreindelen tot aan de Leidsevaart zijn oorspronkelijk ingericht met exploitabel essenhakhout in de vakken en langs de paden zware bomen en bloeiende inheemse heesters. De van tijd tot tijd afgehakte hakhoutstammetjes werden verkocht voor bonenstaken gereedschapsstelen of takkenbossen, zodat het beheer van het gebied weinig of niets kostte. Essenhout is waardevoller dan elzenhout, daarom staan er in het Vogelbosje voornamelijk essen, hoewel het milieu van nature meer geschikt is voor els dan voor es.

Het buitenplaatskarakter is ook in het Vogelbosje nog te herkennen aan het voorkomen van kronkelpaden en aan bepaalde uitheemse soorten, zoals bamboe, rhododendron, Italiaanse aronskelk, herfstcrocus en sneeuwklokjes met gevulde bloemen.

Op het landgoed komen de volgende vogelsoorten voor: winterkoning, roodborst, koolmees, pimpelmees, boomkruiper, boomklever, tjiftjaf, zwartkop, merel en mogelijk andere soorten. Wielewaal en ijsvogel zijn als zwerver waargenomen, en kunnen potentieel broedvogel worden. De vogelbevolking is rijk, maar bevat geen zeldzame soorten. De flora bevat, voor Haarlem in het bijzonder, wel zeldzame soorten: gulden boterbloem, heksenkruid, groot springzaad, ijle zegge, grote keverorchis en beekbegeleidend type zwarte els. Daarnaast komen een aantal regionaal zeldzame planten voor.

Na het eventueel verdwijnen van een vogelsoort is hervestiging goed mogelijk vanuit de Haarlemmer Hout of de binnenduinrand. Als één van de zeldzame plantensoorten uitsterft is hervestiging niet mogelijk omdat deze soorten tot in de verre omtrek niet meer voorkomen. Vanuit de Flora- en Faunawet bestaat de algemene zorgplicht. Dit betekent dat zeldzame soorten in duurzame staat van voldoende voortplanting moeten worden gehouden. Ofwel zij mogen niet worden uitgeroeid.

Onder de zorgplicht valt eveneens het bijzondere milieutype en de begroeiing met essenhakhout. Zijnde een onderdeel van de leefomgeving van de hierboven genoemde soorten levert dit een basisvoorwaarde die in stand moet blijven om de bijzondere soorten in stand te houden. De (grond)waterhuishouding van Eindenhout is hiermee ook impliciet beschermd.

Afbeelding 16: (van links naar rechts): Heksenkruid, Grote Muur, Gulden Boterbloem, Groot Springzaad en Zwarte Els

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP4080004-0004_0017.png"

Groot springzaad is een heel zeldzame plant. In 1979 was de plant bijna verdwenen en drong het uitheemse klein springzaad het bosje binnen. Door het hakhoutbeheer weer in te voeren is er veel meer licht en nu is het groot springzaad weer algemeen op de natte grond en breidt hij zich zelfs uit naar het openbare parkdeel. Voorts moet een deel van de takken worden opgehoopt om mossen, paddestoelen en dieren een gunstig milieu te bieden, wat een verrijking is ten opzichte van de vroegere situatie. Tevens maakt dit en de beperkte toegankelijkheid het Vogelbosje tot een waardevol rustpunt voor vogels en dieren. Het vogelbosje heeft een unieke natuurwaarde door de combinatie van speciale bodemgesteldheid met de bijzondere vegetatiesamenstelling en het klassieke beheerregime.