|
Er bestaat een initiatief voor een nieuw woonconcept in het bedrijfsverzamelpand de Blauwe Wetering aan de Richard Holkade 10 in Haarlem-Oost. De Blauwe Wetering is een kantorencomplex dat al enige jaren grotendeels leeg staat.
Binnen het woonconcept worden vooral starterswoningen gerealiseerd. In totaal zal het wooncomplex ruimte bieden voor maximaal 429 appartementen (waarvan minimaal 20 sociale huurwoningen) variërend in grootte van 40 m2 tot 100 m2. In eerste instantie werd er overigens uitgegaan van een woonprogramma van 430 woningen, een aantal waar ook enkele bij dit bestemmingsplan opgenomen onderzoeken van uitgaat.
Daarnaast zijn er bijbehorende voorzieningen beoogd, waarbij te denken valt aan een restaurant, een wasserette, sportfaciliteiten, pakketservice en een ontmoetingsruimte die ook beschikbaar is voor buurtactiviteiten. De herontwikkeling is grotendeels gericht op het maken van woningen van starters op de woningmarkt. De ontwikkeling bestaat uit een laagbouwhof in een carré-vorm met daarbinnen een aantal hogere woontorens.
Bij het complex wordt voldoende ondergrondse parkeergelegenheid gecreëerd voor bewoners en bezoekers. Daarnaast zijn er ook ruimtes gereserveerd voor deelauto’s die bereikbaar zijn voor alle bewoners.
Ten behoeve van dit initiatief is op 20 juni 2017 de startnotitie door het college vastgesteld voor de beoogde ontwikkeling van de Blauwe Wetering.
Vervolgens zijn er stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld die inclusief bijbehorende stukken ter inzage zijn gelegd voor inspraak, die van 26 april 2018 tot 7 juni 2018 heeft plaatsgevonden. Naar aanleiding van voorgaande en met inachtneming van de beantwoording van de ingekomen heeft de raad op 29 november 2018 de stedenbouwkundige randvoorwaarden voor de (her)ontwikkeling van de Blauwe Wetering vastgesteld (zie tevens paragraaf 2.3).
De gestelde stedenbouwkundige randvoorwaarden vinden hun nadere uitwerking in dit bestemmingsplan. Bij dit bestemmingsplan wordt de coördinatieregeling ex. artikel 3.30 Wet ruimtelijke ordening toegepast. De coördinatieregeling maakt het mogelijk om de benodigde besluiten, waaronder de omgevingsvergunning voor dit initiatief gezamenlijk voor te bereiden en te coördineren.
Het bestemmingsplan Blauwe Wetering bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De regels bevatten juridische regels over het gebruik van de ruimte. Deze regels geven aan of, en zo ja, hoe ruimte bebouwd mag worden en welke functies (bestemmingen) zijn toegestaan. De verbeelding geeft de exacte plaats van de bestemmingen aan, en verwijst naar de regels. De toelichting, tenslotte, is de onderbouwing van regels en verbeelding. Hierin staan het doel van het bestemmingsplan en de toekomstige ontwikkeling van het gebied. De toelichting gaat in op onderwerpen die voor die ontwikkeling van belang zijn, zoals de stedenbouwkundige structuur, de haalbaarheid van het plan en milieuaspecten.
Het plangebied betreft het perceel Richard Holkade 10, kadastraal bekend HLM01 E 5996 G0 in Haarlem -Oost.
Ligging plangebied in de gemeente Haarlem
Het plangebied wordt (globaal) omsloten door de Richard Holkade/ Gouwwetering in het oosten, de Oorkondelaan in het zuiden en westen en aan de noordzijde door het (voormalige) Slachthuisterrein.
Globale begrenzing plangebied
De exacte begrenzing van het plangebied is te zien op de bij dit bestemmingsplan behorende verbeelding. Op het perceel bevindt zich momenteel een kantorencomplex, voorheen bekend als het ICT-gebouw, tegenwoordig als de Blauwe Wetering.
Met dit bestemmingsplan wordt een nieuw juridisch-planologisch kader voor de ontwikkeling van een appartementencomplex met bijbehorende voorzieningen op het perceel Richard Holkade 10 in Haarlem vastgelegd.
Binnen het plangebied Blauwe Wetering gelden momenteel de volgende bestemmingsplannen
Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan Blauwe Wetering zullen deze plannen, voor zover gelegen binnen het plangebied, hun rechtskracht verliezen en worden vervangen door onderhavig bestemmingsplan.
Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de bestaande situatie en ook het planinitiatief is opgenomen. De daaropvolgende hoofdstukken vormen de verantwoording van de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt. In hoofdstuk 3 wordt het Rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk beleid beschreven en de toetsing van het initiatief daaraan. In hoofdstuk 4 wordt inzicht gegeven in diverse planologische (milieu)aspecten die van belang zijn voor de uitvoerbaarheid het voorliggende bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 is de juridische toelichting op de planopzet gegeven. In het laatste hoofdstuk komt de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan de orde.
Ruimtelijke structuur
Het gebied waarvoor dit bestemmingsplan wordt opgesteld betreft zoals hiervoor reeds is aangegeven het perceel Richard Holkade 10, gelegen aan de zuid- oostkant van het centrum van de gemeente Haarlem.
Op het perceel bevinden zich de kantoren van de Blauwe Wetering, voorheen het ICT-gebouw, die nu grotendeels leeg staan. De toekomstwaarde van grootschalige kantoorruimte op deze locatie is beperkt. De huidige eigenaar wil het gebied herontwikkelen tot een woongebied. In 2013 heeft de gemeente een plan van aanpak opgesteld over hoe om te gaan met leegstaande kantoren in Haarlem. Vooral kantoren op minder aantrekkelijk locaties komen in aanmerking voor transformatie. Dit zijn vooral kantoorgebouwen gelegen in woonwijken of op grote afstand van OV-knooppunten.
Aanzicht Blauwe Wetering vanaf zuidkant Richard Holkade
De raad heeft op 29 november 2018 de stedenbouwkundige randvoorwaarden voor de gewenste herontwikkeling voor de Blauwe Wetering vastgesteld.
Uitgangspunten Blauwe Wetering
Op grond van deze randvoorwaarden krijgt de Blauwe Wetering een woonbestemming, met deels een gemengde bestemming op de begane grond en een extra toren om de aanwezigheid van het Slachthuis te markeren. Voor de Blauwe Wetering zijn de volgende uitgangspunten opgesteld:
Na uitvoering van de plannen zal langs de Hannie Schaftstraat de groene zoom doorlopen van de Pladellastraat naar de Gouwwetering.
Een structuur van bouwblokken rond het Slachthuis zorgt dat het Slachthuisterrein weer een samenhangend geheel gaat vormen. De Blauwe Wetering zal op termijn een bouwblok vormen met de nieuwbouw aan de noordzijde (onderdeel van de tender voor het Slachthuis) en de nieuwbouw van Ymere aan de zuidzijde. De overgang van Blauwe Wetering op de woningbouwblokken aan de noordzijde wordt gevormd door een gemeenschappelijk parkeerhof. De overgang naar het toekomstig woningbouwblok van Ymere wordt een afgesloten groen hof. De zijden van het toekomstig bouwblok worden rechtgetrokken naar dezelfde rooilijn als de geplande bebouwing van het Slachthuisterrein. De bouwhoogte van de randen van de Blauwe Wetering zullen rondom worden verhoogd naar 4 à 4,5 bouwlaag. De halve extra bouwlaag hangt samen met de aanwezigheid van de bestaande half verdiepte parkeergarage.
De hoofdontsluiting voor auto- en fietsverkeer van de Blauwe Wetering blijft de Oorkondelaan. Ten behoeve van het verblijfsklimaat op straat zal de toegang tot de verdiepte parkeergarage worden verplaatst naar het parkeerterrein aan de noordkant van de Blauwe Wetering.
De openbare ruimte is het samenbindende element van het toekomstige Slachthuisterrein. De Blauwe Wetering krijgt dezelfde oriëntatie en overgang van openbare naar private ruimte als de omringende bebouwing. De woningen hebben hun voordeuren aan de straat. De overgangszone tussen bebouwing en de Oorkondelaan bestaat uit diverse Delftste stoepen met trappetjes naar de woningen.
Parkeren mag geen overlast veroorzaken in de buurt. Ook voor de Blauwe Wetering geldt het uitgangspunt om het parkeren op eigen terrein te organiseren. Het bestaande kantoor beschikt over een verdiepte parkeergarage, maar in praktijk blijken toch veel van de kantoormedewerkers liever hun auto langs de Richard Holkade te parkeren. In de nieuwe situatie zal de eigen parkeergarage verder worden uitgebreid en vergroot. De inrit naar de parkeergarage wordt via het nieuwe parkeerhof ontsloten. Voor wat betreft het aantal parkeerplaatsen zijn de gemeentelijke normen het uitgangspunt. Eenzelfde opgave bestaat voor fietsparkeren. Vanuit de Structuurvisie Openbare Ruimte wordt sterk ingezet op het bevorderen van fietsgebruik in de stad en het beperken van de overlast van het fietsparkeren op straat. Uitgangspunt voor fietsgebruik bij de Blauwe Wetering is dat ook het fietsgebruik op eigen terrein wordt opgelost. Fietsparkeren vindt plaats in gemeenschappelijke stallingen op de begane grond en in de parkeergarage. De fietsstalling(en) zijn makkelijk toegankelijk en bereikbaar via routes vanaf de Oorkondelaan, de Richard Holkade en het Slachthuisplein.
Het Slachthuisterrein ligt momenteel nog verscholen in de Slachthuisbuurt. Nu de Blauwe Wetering ook onderdeel gaat uitmaken van de herstructurering wordt de kans aangegrepen het gebouw te voorzien van een hoogteaccent dat het terrein van verre aanduidt. Dat betekent dat de toren een mooi slank silhouet moet krijgen dat zich onderscheidt ten opzichte van de reeds bestaande hoogteaccenten in Haarlem Oost. Uitgegaan wordt van een toren van circa 17 bouwlagen.
Naar alle waarschijnlijkheid zullen de herontwikkeling van de Blauwe Wetering en het Slachthuis min of meer gelijk oplopen. Wanneer de herstructurering van de Ymerepanden langs de Hannie Schaftstraat plaats zal vinden is nog onduidelijk. Dit betekent dat ook in de tussenfase, zonder vernieuwde Ymere panden en zonder doorgetrokken Oorkondelaan, de omgeving van het Slachthuis zal moeten kunnen functioneren.
Stedenbouwkundige randvoorwaarden Blauwe Wetering
Beoogd programma
Gemeente Haarlem heeft een flinke woningbouwopgave. Tot 2025 moeten ten minste 10.000 woningen worden gebouwd om aan de toenemende vraag te kunnen voldoen. Dit initiatief levert daar een substantiële bijdrage aan. Onderhavig initiatief ging zoals hiervoor reeds is vermeld initieel uit van maximaal 430 woonstudio's variërend van 35 tot 100 m2 in een redelijk luxe segment van zowel koop als huur, aangevuld met servicevoorzieningen. In een nadere uitwerking zijn het uiteindelijk maximaal 429 woningen geworden (waarvan minimaal 20 sociale huurwoningen). Deze toevoeging vormt een unieke aanvulling op de overige woningbouwplannen in Haarlem Oost.
Nederland is afgelopen jaren geconfronteerd met veel leegstand van kantoren. Ondanks diverse reeds uitgevoerde transformaties is er nog steeds sprake van een overschot aan kantoren. Vooral kantoren op minder aantrekkelijke locaties (zoals op ruime afstand van openbaar vervoer knooppunten of in woonwijken) komen nog steeds in aanmerking voor transformatie. Dit geldt ook voor het ICT-gebouw aan de Richard Holkade 10. Het bestemmingsplan gaat uit van een woonbestemming voor de locatie, waarbij commerciële functies in de plinten tot 1000 m2 in de plinten mogelijk zijn. Uit economisch oogpunt is er geen bezwaar tegen de beoogde herontwikkeling.
Uitgangspunt is dat de ontwikkeling geen extra parkeerbelasting mag vormen voor de directe omgeving. Het parkeren dient op eigen terrein en uit het zicht te worden opgelost. Voor het bepalen van de verwachte parkeerbehoefte heeft de gemeente Haarlem parkeernormen vastgelegd in de beleidsregels Parkeernormen uit 2015. De bepaling van de parkeerbehoefte is hierin afhankelijk van verschillende factoren: de ligging in de stad, het woonsegment en het type woning. Indien de initiatiefnemer van de parkeernorm wil afwijken zal in een nader onderzoek moeten worden aangetoond dat het voorgestelde alternatief voldoende is. Een recente parkeertelling in de direct omgeving laat zien dat de parkeerdruk hoog is en er weinig vrije parkeerplaatsen op straat beschikbaar zijn om toe te rekenen aan het project.
Ook zal het nieuwe bouwplan moeten beschikken over voldoende ruimte om fietsen te stallen. Vanuit de wens het fietsgebruik in de stad te stimuleren en overlast van parkeren in de omgeving te beperken wordt van de Blauwe Wetering verwacht dat deze over voldoende stallingsruimte zal beschikken. De stalling zal makkelijk toegankelijk, gemeenschappelijk, vanaf de begane grond toegankelijk en overdekt moeten zijn. Het ruimtebeslag van geparkeerde fietsen is sterk afhankelijk van het type parkeervoorziening en de breedte van de paden. Bij het parkeren van fietsen op één niveau geldt de vuistregel dat er een breedte van 0,65 meter en een lengte van 2 meter nodig is. Voor een normale situatie geldt dat kan worden gerekend met een gebruiksoppervlakte van 1,8 m2 per fiets. Als de fietsparkeervoorzieningen op grotere afstand van elkaar worden geplaatst (> 0,8 m) en bredere paden worden aangelegd zal een gebruikersoppervlakte van 3 m2 voldoen.
Bouwplan
In opdracht van Cobraspen Groep is het bouwplan ontwikkeld voor de transformatie en herbestemming van kantoorgebouw Blauwe Wetering (Richard Holkade, Haarlem) tot woongebouw. Met deze transformatie wordt aangesloten bij actuele economische ontwikkelingen in de stad. Haarlem ontwikkelt zich nu en in de toekomst steeds sterker als aantrekkelijke woonstad in de regio enheeft daarin ook de ambitie om in woningaantallen fors te groeien. Kantoren als deze, op locaties in woongebieden, hebben beduidend minder toekomstwaarde. Bij de transformatie wordt ingezet op een mix aan kleine en middelgrote woningentypen (studio’s). Het programma richt zich vooral op de stedelijke young professionals. Het woonprogramma wordt ondersteund door gemeenschappelijke voorzieningen, passend bij de doelgroepen en ambities van het plan en bereikbaar voor de buurt.
In het totale complex worden (maximaal) 429 appartementen gerealiseerd. De flexibele structuur maakt het ook mogelijk woninggroottes aan te passen. In het complex komen appartementen en studio’s variërend van 40 tot 85 m2 GO.
Centraal in het complex op de opgetilde begane grond worden de collectieve voorzieningen van het complex gerealiseerd. In het complex is een woonconcept gerealiseerd met gedeelde installaties en faciliteiten zoals een wasserette, restaurant, pakketservice, receptie, opslagservice, logeerservice, flexwerkplekken en sportfaciliteiten. Het complex kent een carré-achtige opbouw. De randen zijn 4 tot 5 bouwlagen hoog en sluiten daarmee in maat en schaal aan op de directe omgeving. Centraal in het complex, aan het openbaar toegankelijke binnengebied, bevindt zich een ensemble van drie hogere woongebouwen met een globale hoogte van ongeveer 30, 43 en 52 m hoog.
Het innovatieve woonconcept is erop gericht om sociale ontmoetingen en activiteiten te bevorderen. Dit wordt onder andere gestimuleerd door multifunctionele algemene ruimtes waarbij de thema’s sport (squashbanen), evenementen en samenwerken centraal staan.
De totale parkeerbehoefte van het complex (fietsers en auto’s) voor zowel bewoners als bezoekers wordt op eigen terrein en in de garage onder het complex opgelost.
Artist impression bouwplan
In dit hoofdstuk zijn de belangrijkste beleidsdocumenten op rijks-, provinciaal-, regionaal- en lokaal niveau samengevat, voor zover deze documenten relevant beleid en/of besluiten omvatten ten aanzien van dit bestemmingsplan.
In maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie heeft verschillende nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte, Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteits Aanpak, de structuurvisie voor de Snelwegomgeving, de agenda Landschap, de agenda Vitaal Platteland en de Pieken in de Delta.
De rijksoverheid streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. De ruimtelijke structuur van Nederland heeft zich ontwikkeld van steden in een landelijk gebied naar stedelijke regio's in interactie met landelijke en cultuurhistorische gebieden. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Zij verdienen het vertrouwen dat ze dat op een goede manier doen. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Het Rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijk ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:
In de structuurvisie zijn dertien nationale belangen benoemd. De nationale belangen, die worden benoemd, betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden. Geen van deze nationale belangen zijn van toepassing op dit project en daarmee wordt beleid hierover overgelaten aan de provincie en de gemeente.
Relevantie plangebied
Voor onderhavig plan is vooral relevant de bevordering van krachtige steden. Behoud van het stedelijke draagvlak voor voorzieningen en van voldoende stedelijke 'massa' en de daarbij horende economische agglomeratievoordelen is van groot belang. Het plan sluit aan bij het beleid ten aanzien van het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke cultuurhistorische waarden behouden blijven. Het plan creëert tevens ruimte voor economische krachten als 'creatieve hotspots' en 'ZZP-woningen'.
Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).
De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Die uitspraken onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, dat wil zeggen door tussenkomst van de provincie, door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. In de loop van 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op Rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, het Natuurnetwerk Nederland, de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. Ook is het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving opgenomen.
Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
Relevantie plangebied
Het Barro doet geen concrete uitspraken die van belang zijn voor de beoogde herontwikkeling van de Blauwe Wetering.
Op 1 juli 2017 is de Nieuwe Ladder voor Duurzame Verstedelijking in werking getreden (artikel 3.1.6 lid 2 en 3 Bro). De nieuwe Ladder is ten opzichte van de voorgaande Ladder vereenvoudigd. De drie treden zijn komen te vervallen en er is een nieuwe bepaling toegevoegd. De Laddertoets geldt alleen voor plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Toetsing aan de nieuwe Ladder houdt in dat een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan een ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied dient tevens een motivering te worden opgenomen waarin wordt onderbouwd waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
De voorliggende ontwikkeling is volgens de definitie uit het Bro aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. Voor wonen geldt dat voor nieuwe woningbouwlocaties vanaf 12 woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is. Dit blijkt uit jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in onder andere een uitspraak van 18 november 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3542). Omdat in het voorliggende geval sprake is van 429 appartementen met bijbehorende voorzieningen is de ontwikkeling aan te merken als stedelijke ontwikkeling en dient te worden getoetst aan de in de Ladder voor duurzame verstedelijking gestelde eisen.
Woningbehoefte
De handreiking bij de ladder voor duurzame verstedelijking geeft aan dat hantering van de ladder beoogt dat er voldoende behoefte bestaat binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied van de woningbouwontwikkeling. De behoefte bij een woonplan wordt bepaald door de confrontatie van de lange termijn prognose van de vraag naar woningen, met het woningaanbod in de bestaande plancapaciteit om in die vraag te voorzien. Naast kwantitatieve aspecten, kunnen ook kwalitatieve aspecten een rol spelen bij de beschrijving van de behoefte. Bij woningen kan daarbij vooral worden gedacht aan specifieke woontypen, wooncategorieën en woonmilieus.
In Nederland zal de onderlinge samenhang tussen regio's in de toekomst vooral gezocht worden in het vormen van een netwerk van steden en regio's met elk een eigen identiteit en goede bereikbaarheid. Dit is noodzakelijk om tegengewicht te bieden aan de concurrerende internationale regio's. De samenwerking in de metropoolregio in Amsterdam (waar Haarlem ook toe behoort) is hiervoor een voorbeeld, waarbij niet gezocht wordt naar onderlinge concurrentie, maar naar elkaar aanvullende identiteiten. Deze samenhang vertaalt zichzelf ook naar de woningmarkt. Amsterdam en de daaromheen liggende gemeenten zijn communicerende vaten: het aantal verhuisbewegingen tussen Amsterdam en de omliggende gemeenten is enorm. Vooral Haarlem is populair bij bewoners van Amsterdam die de stad verlaten maar toch graag in een stedelijke omgeving willen blijven wonen. De druk op de Haarlemse woningmarkt is dan ook hoog. De schaarste op de woningmarkt doet zich alom voelen. In Haarlem zijn diverse plannen in uitvoering en in voorbereiding om de vraag naar woningen op te lossen (de zogenaamde planvoorraad) en tevens te voorzien in een woningvoorraad die aansluit bij de vraag vanuit de markt. De provincie Noord-Holland monitort de woningbouwontwikkeling en de woningbehoefte per regio, om inzicht te krijgen in de Noord-Hollandse woningbouwproductie. Zoals ieder jaar is onderzoek gedaan naar de plancapaciteit (aantal woningen in bestaande plannen) bij Noord-Hollandse gemeenten.
In de Monitor Woningbouw 2020 is voor de periode 2020-2025 een totale woningbehoefte van 128.000 woningen aangegeven voor Noord-Holland en de MRA. Voor de periode 2020-2030 bedraagt de totale behoefte 239.000 woningen. In het Regionaal Actieprogramma Wonen 2019-2024 voor Zuid Kennemerland/IJmond is men uitgegaan van een netto productie van 7420 woningen per jaar. Haarlem wil circa 10.000 woningen realiseren in de periode tot en met 2025. De 429 woningen die binnen het plangebied zijn beoogd, vallen binnen de plancapaciteit van de gemeente. De woningen zullen derhalve bijdragen aan het realiseren van de woningbouwopgave in de regio.
Overige voorzieningen
In de plint van het gebouw zijn maximaal 1000 m2 aan voorzieningen toegestaan, die voor het grootste gedeelte ook al mogelijk zijn op basis van het vigerende bestemmingsplan (en daarin overigens niet begrensd waren qua aantal m2). Of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voor nieuwe functies geldt in beginsel een bruto-oppervlakte van 500 m2 als ondergrens om te spreken van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Qua detailhandel wordt max. 200 m2 toegestaan, hetgeen niet als 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' is aan te merken. Dat geldt tevens voor de - ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan - toegestane zelfstandige horeca tot maximaal 350 m2.
Omgevingsvisie Noord- Holland 2050
De "Omgevingsvisie NH2050 - Balans tussen economische groei en leefbaarheid" is op 19 november 2018 door Provinciale Staten van Noord-Holland vastgesteld. De Omgevingsvisie NH2050 betreft een structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening. In de omgevingsvisie heeft de provincie haar ruimtelijke toekomstvisie vastgelegd en heeft zij tevens aangegeven hoe zij deze visie denkt te zullen realiseren.
Het uitgangspunt van de omgevingsvisie is dat Noord-Holland een relatief hoog welvaarts- en welzijnsniveau heeft. Om deze ook voor de toekomst vast te kunnen houden, richten de provincie zich op een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid. Zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven.
In de omgevingsvisie worden ambities genoemd op het gebied van de leefomgeving, het gebruik van de leefomgeving en de energietransitie.
De ambities ten aanzien van de leefomgeving luiden als volgt. Een klimaatbestendig en waterrobuust Noord-Holland. In het kader van gezondheid en veiligheid, het behouden en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Het vergroten van de biodiversiteit van Noord-Holland.
Voor het gebruik van de leefomgeving gelden de volgende ambities. Een duurzame economie met innovatie als belangrijke motor, daardoor is er ruimte voor ontwikkeling van circulaire economie, duurzame landbouw, energietransitie en experimenten. Verder wil de provincie vraag en aanbod van woon- en werklocaties beter afstemmen (kwantitatief en kwalitatief). Daarbij moet woningbouw, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends, vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden worden gepland. Duurzaamheid van de totale woningvoorraad is het uitgangspunt. De derde ambitie binnen deze categorie is het effectief, veilig en efficiënt kunnen verplaatsen van inwoners, bedrijven en producten van Noord-Holland, waarbij negatieve gevolgen van de mobiliteit op klimaat, gezondheid, natuur en landschap steeds nadrukkelijk worden meegewogen. Als laatste geldt het behouden en versterken van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en de cultuurhistorie. Voor energietransitie is de overkoepelende ambitie dat Noord-Holland in 2050 volledig klimaatneutraal is en gebaseerd op hernieuwbare energie. Daarom is er ruimte voor de noodzakelijke energietransitie en daarvoor benodigde infrastructuur. Dit alles rekening houdende met de ambities voor verstedelijking en landschap.
Relevantie plangebied
Voor onderhavige locatie is met name het uitgangspunt uit de Omgevingsvisie van belang dat de woningbouwbehoefte vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden wordt gepland, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends. Duurzaamheid van de totale voorraad is uitgangspunt. Het plangebied ligt in het bestaande stedelijke gebied en wordt duurzaam ontwikkeld. Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met het provinciale beleid zoals is vervat in de Omgevingsvisie.
Omgevingsverordening NH2020
Op 22 oktober 2020 hebben de Provinciale Staten de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. De Omgevingsverordening NH2020 geldt vanaf 17 november 2020 en vervangt alle bestaande verordeningen die betrekking hebben op de leefomgeving, zoals de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de Provinciale Milieuverordening, de Waterverordeningen en de Wegenverordening.
De provincie heeft in haar verordening geregeld dat een bestemmingsplan uitsluitend kan voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakt schriftelijke afspraken (artikel 6.3 Omgevingsverordening). Uit paragraaf 3.2.3 blijkt dat de voorgestane ontwikkeling past binnen de regionaal gemaakte afspraken.
Het Structuurplan geeft op hoofdlijnen de ruimtelijke ambities en wensen voor de stad voor de periode 2005-2020. In de toekomst wil Haarlem de bestaande aantrekkelijkheid behouden en verder uitbreiden. Haarlem wil voor zijn inwoners een levendige en veilige stad zijn met veel aandacht voor een leefbare woonomgeving en voldoende voorzieningen voor alle leeftijdsgroepen. Voor bedrijven moet Haarlem nog interessanter worden als vestigingsplaats. De strategische ligging vlakbij Schiphol, Amsterdam en IJmond, de goede bereikbaarheid over de weg en per openbaar vervoer, en de aanwezigheid van een hoogopgeleide beroepsbevolking spelen daarbij een cruciale rol.
De speerpunten van beleid zijn profilering op een duurzaam goed woonklimaat, versterking van de zakelijke dienstverlening en versterking van de culturele en toeristische wervingskracht.
Uitgangspunt voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haarlem is dat bewust met schaarse ruimte wordt omgegaan en dat er contrasten in de stad zijn. Naast plekken waar dynamiek wordt voorgestaan (in herstructureringsgebieden, op knooppunten van openbaar vervoer en in veranderzones) zijn er ook rustige woonwijken waar plaats is voor ondersteunende wijkvoorzieningen.
Relevantie plangebied
Voorliggend plangebied valt binnen het verandergebied Schipholweg. De ambitie wordt gesteld om de Schipholweg te transformeren tot stadsentree met een gemengd stedelijk karakter en vrij lineaire bebouwing. Binnen deze zone zijn diverse milieutyperingen te onderscheiden. De Slachtbuisbuurt/ Blauwe Wetering wordt beschouwd als een stedelijk knooppunt waarbinnen optimaal gebruik wordt gemaakt van dubbel grondgebruik en functiemenging. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in woningen met een stedelijk (woon)karakter en bijbehorende voorzieningen. Het voornemen past daarmee binnen de ambities uit het Structuurplan Haarlem 2020.
Deze structuurvisie is een deelherziening van het Structuurplan Haarlem 2020 en biedt het kader voor de ruimtelijke ontwikkeling, herstructurering en het beheer en onderhoud van het publieke domein in de stad. Hoofdkeuzes uit de SOR die van invloed zijn op de herontwikkeling van de Blauwe Wetering zijn zoveel mogelijk al meegenomen in dit bestemmingsplan. Het gaat hierbij om de keuze voor meer verblijfskwaliteit, meer stadsnatuur, gezonde straatbomen, aandacht voor klimaatadaptatie, ruimte voor de voetganger en kwaliteit van de looproutes, ruimte voor de fiets, bevordering van duurzame mobiliteit.
Relevantie plangebied
In de structuurvisie Openbare Ruimte valt het plangebied binnen het centraal stedelijk gebied/ondernemerszone. De centrale positie van dit gebied en de ontwikkeling naar een meer stedelijk woonmilieu bieden ook kansen om de mobiliteit anders te organiseren; meer lopen, meer fietsen, meer ov-gebruik en een lager autobezit en -gebruik. Het centraal stedelijk gebied zal een gebied worden voor voetgangers- en fietsers, waar de andere verkeersdeelnemers te gast zijn. De fietser is maatgevend voor de snelheid. Bij een lage maximale snelheid kunnen fietsers en andere verkeersdeelnemers makkelijker mengen, met uitzondering van de HOV-assen en gebiedsontsluitingswegen voor gemotoriseerd verkeer. De overige buslijnen rijden mee met het autoverkeer. Auto’s van bezoekers en bewoners worden zoveel mogelijk naar parkeergarages gestuurd. Meer fietsers betekent ook een grotere vraag naar fietsstallingsruimte. In het centraal stedelijk gebied is de ruimte op straat beperkt. Ook woningbouwprojecten en voorzieningen zullen veel meer dan in het verleden worden voorzien van een fietsstalling. Het onderhavige project draagt o.a. op de volgende wijze bij aan de uitgangspunten van de structuurvisie openbare ruimte:
Het gemeentebestuur heeft de woonvisie 'Samen Doorbouwen aan een Duurzaam (t)huis' geactualiseerd en samen met een uitvoeringsagenda voor de jaren 2021-2025 vastgesteld op 6 april 2021. Het bestuur wil meer, betaalbaarder en energiezuiniger woningen toevoegen in Haarlem. Samen met bewoners, verschillende partijen in de stad (denk aan corporaties, marktpartijen en zorgaanbieders) en de regio wil Haarlem deze ambities uit de woonvisie uitvoeren.
De woonvisie geeft richting aan het woonbeleid tot 2030 en handvatten voor de uitvoering
ervan in de periode 2021-2025. Belangrijkste doel is een toegankelijke, diverse en
inclusieve stad te zijn die een duurzaam (t)huis biedt aan een breed scala van doelgroepen.
De komst van voldoende (betaalbare) woningen is hierbij een randvoorwaarde. De inzet
is om 10.000 woningen toe te voegen t/m 2025. De trend is en blijft dat de groep eenpersoonshuishoudens
de komende jaren stevig groeit waardoor een groot deel van de vraag uit kleine woningen
zal bestaan. De opgave is om met de toevoeging van woningen tegelijkertijd de ruimtelijke
kwaliteit van buurten en wijken te verbeteren.
Relevantie plangebied
De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van maximaal 429 appartementen met diverse door de toekomstige bewoners te delen voorzieningen en mogelijkheden om te werken. Met de ontwikkelaar is afgesproken dat naast starterskoopwoningen ook sociale huurwoningen worden gerealiseerd. Dit minimale aantal van 20 sociale huurwoningen is zowel in de anterieure overeenkomst als in het bestemmingsplan geborgd. Het project in zijn geheel sluit goed aan op de ambities en uitvoeringsagenda van de gemeente Haarlem. Door aanbod van verschillende typologieën stimuleert het project de doorstroming elders in de stad en voorziet het deels in het voorzien in de woningbouwbehoefte. De ontwikkeling in zijn geheel draagt bij aan de toevoeging van kwaliteit van het gebied.
Nota Ruimtelijke Kwaliteit
De Nota Ruimtelijke Kwaliteit (NRK) geeft een integrale stadsbrede visie op ruimtelijke kwaliteit die voor ieder nieuw ruimtelijk plan de basis vormt. De gemeenteraad stelde de nota op 28 juni 2012 vast. Het bestaat uit twee delen. In het eerste deel draagt Haarlem uit waar haar kracht en ambitie liggen. De relatie tussen duurzaamheid, in de zin van toekomstbestendigheid en de kwaliteit van de leefomgeving, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit, is een belangrijk thema van de visie. Er zijn tien gouden regels geformuleerd die een prioriteit voor ruimtelijke ontwikkeling in Haarlem uitspreken.
In de Beoordelingskaders Ruimtelijke kwaliteit geldt voor het plangebied een 'consolidatieregie', gericht op het behoud van het onderscheidende karakter van de buurten en - daarbinnen - vrijheid voor individuele invullingen. Plannen en ontwikkelingen moeten zich voegen naar de stedenbouwkundige context: naar het stratenpatroon, het bouwbloktype en de bestaande massa- en gevelopbouw. Er is vrijheid mogelijk in architectonische expressie en materialisering op pandniveau.
Relevante gouden regels voor dit bestemmingsplan zijn onder andere:
De gebiedstypologie moet meegenomen worden in afwegingen. Vragen en opgaven moeten in hun onderlinge samenhang worden opgepakt op een manier waarbij de gebiedsidentiteit en gebiedskenmerken centraal staan. Dit zorgt voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en maakt afwegingsprocessen en consequenties transparant.
Nota Dak
De gemeenteraad stelde op 28 juni 2012 ook de Nota Dak vast. Deze nota is een bijlage
van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. Deze nota omschrijft intensief ruimtegebruik als
een belangrijk thema in de hedendaagse ruimtelijke ordening. In de Nota Dak is ook
vastgelegd hoe het Haarlemse daklandschap op een duurzame manier kan bijdragen aan
enerzijds het behouden en vergroten van de ruimtelijke kwaliteit en anderzijds aan
een intensiever ruimtegebruik.
Relevantie plangebied
Het onderhavige initiatief past onder andere gelet op de volgende aspecten binnen de uitgangspunten van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit en de Nota Dak.
De hoofdgroenstructuur is vastgelegd in het Structuurplan Haarlem 2020 en de Structuurvisie Openbare Ruimte (2012). Doelstelling is zowel versterking van groen met ecologische waarde als van groen met stedelijke waarde. Dit wordt bereikt door het in stand houden en versterken van de bestaande groene gebieden en lijnen. Uitgangspunt is verder de versterking van de beleving van groen in Haarlem. De versterking ligt in eerste instantie in de toevoeging van een groen, recreatief netwerk in de stad. Daarnaast wordt meervoudig ruimtegebruik met ecologische meerwaarde toegepast door middel van het realiseren van groene daken, groene gevels en waterpleinen.
Het Bomenbeleidsplan 2009-2019 (2010) geeft de visie van de gemeente Haarlem op bomen en schept samenhang in de uitvoering van het bomenbeleid. Doel is te komen tot een gezond, veilig en goed onderhouden bomenbestand. Met het Bomenbeleidsplan zijn de hoofdbomenstructuur (zie onderstaande afbeelding) en de monumentale bomenlijst vastgesteld.
Afbeelding: Hoofdbomenstructuur
De monumentale bomen verdienen extra bescherming. In de nabije omgeving van het plangebied maken de bomen langs de Pladellastraat, Slachthuisstraat en Hannie Schaftstraat onderdeel uit van de wijkbomenstructuur. Dit zijn lijnen die ruimtelijk en functioneel van belang zijn. Dat geldt eveneens voor de groenstructuur langs de Gouwwetering/Richard Holkade. Gelet op bovenstaande doelstelling is het van belang deze groenstructuur te behouden.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt in de praktijk via de verplichte groentoets erg zorgvuldig met monumentale bomen omgegaan. Aan de hand van deze groentoets kan zorgvuldig afgewogen worden of een ruimtelijke ontwikkeling onevenredig schade aan het monumentale bomenbestand aanricht.
Water
Het watersysteem van Haarlem heeft een tweeledige functie. Enerzijds vervult het zichtbare water een belangrijke rol voor de kwaliteit en beleving van de openbare ruimte. Uitgangspunt in de Structuurvisie Openbare Ruimte is deze bijdrage verder te versterken.
Anderzijds is het watersysteem van groot belang voor het watermanagement van Haarlem en regio. Centrale doelstelling van het Integraal Waterplan (2004) (geactualiseerd in 2014) is het ontwikkelen en behouden van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond watersysteem. Om ervoor te zorgen dat het Haarlemse waternetwerk bestand is tegen klimaatsverandering (hoger zeeniveau, toename van de hoeveelheid en intensiteit van de neerslag), inklinking van de bodem, en verstedelijking (toename verhard oppervlak) is ruimte voor oppervlaktewater nodig. Ruimte voor extra oppervlaktewater kan worden gevonden door het verbreden van bestaande watergangen, het graven van nieuwe watergangen en het weer open leggen van gedempte grachten.
Doelstelling voor het oppervlaktewater is het creëren van een veilig watersysteem met voldoende afwaterend en bergend vermogen, een adequate doorstroming en maximale benutting van gebiedseigen water. Als streefbeeld heeft de gemeente voor ogen een verbeterd waternetwerk dat uitgebreid is met nieuw water.
Met het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) beschikt de gemeente over een instrument om systematisch inzicht te krijgen in de te beheren en onderhouden rioleringsobjecten en de wijze waarop de gemeente invulling geeft aan de wettelijke (milieu)eisen. Door het opstellen van het GRP wordt het verbreed rioleringsbeleid inzichtelijk en toetsbaar. Er zijn vier doelstellingen voor het GRP van toepassing, te weten:
Een algemene regel met betrekking tot de waterkwantiteit is het compenseren van een eventuele toename van verharding (wegen, gebouwen). Indien verharding in een gebied toeneemt zullen waterhuishoudkundige maatregelen getroffen moeten worden om waterbezwaar als gevolg van de toegenomen verharding te voorkomen. Richtlijn is dat - indien er gebouwd wordt en hierbij meer dan 500 m2 onverhard oppervlak omgezet wordt naar verhard oppervlak - minimaal 15 procent van de toename aan verharding gecompenseerd dient te worden in de vorm van opervlaktewater. Het uiteindelijk te compenseren oppervlak hangt af van overige maatregelen die de waterhuishouding in een gebied ten goede kunnen komen, zoals het vertraagd afvoeren van hemelwater.
Het Verbreed Gemeentelijk Riolerings Plan (VGRP) is een beleidsmatig en strategisch plan waarin het verbreed rioleringsbeheer (inclusief grondwaterbeheer) en de visie op riolering (en grondwater) voor de langere termijn worden beschreven. Met het VGRP beschikt de gemeente over een instrument om systematisch inzicht te krijgen in de te beheren en onderhouden rioleringsobjecten en de wijze waarop de gemeente invulling geeft aan de wettelijke (milieu)eisen. Door het opstellen van het VGRP wordt het verbreed rioleringsbeleid inzichtelijk en toetsbaar. De nadruk in het VGRP 2014-2017 ligt op onderzoek. Hierdoor kunnen in het opvolgende VGRP (2018 en verder) onderbouwde keuzes gemaakt worden voor de noodzakelijke investeringen, om zo te kunnen blijven voldoen aan de gemeentelijke zorgplicht.
Omdat de riolering veel samenhang heeft met rioolwaterzuiveringen en oppervlaktewater, bijvoorbeeld door overstorten, is ook het Hoogheemraadschap van Rijnland betrokken bij het opstellen van het VGRP.
Relevantie plangebied
Het plangebied is geen onderdeel van de stedelijke hoofdgroenstructuur. De randen van het plangebied echter vormen belangrijke elementen van de groenstructuur op wijkniveau. Het plangebied is gelegen in de Slachthuisbuurt waarbinnen uitbreiding van het buurtgroen gewenst is. De binnen het plangebied gelegen groenstructuur langs de Richard Holkade heeft een groenbestemming gekregen. Na uitvoering van de plannen zal langs de Hannie Schaftstraat de groene zoom tevens doorlopen van de Pladellastraat naar de Gouwwetering. Binnen het plangebied komen geen monumentale bomen voor. Voor een nadere uitwerking van het aspect 'Water' wordt verwezen naar paragraaf 4.6.
Het ecologisch beleidsplan uit 2013 heeft als doel het kwalitatief verbeteren en verhogen van de ecologische waarden en de richtlijnen uit het beleid verankeren in planprocessen en beheer- en onderhoudsprogramma's. Duurzaamheid, biodiversiteit en participatie zijn onderwerpen die een belangrijke rol spelen bij de invulling en uitvoering hiervan.
Het ecologisch beleid bevat een afwegingskader bij projecten en andere ingrepen dat weergeeft waar men op moet letten bij projecten. Hierdoor is er minder kans op vertraging. Ook wordt ingezet op het verbeteren van beheer en inrichting van de locaties met ecologische potentie. Dit kan alleen als beheer en inrichting zoveel mogelijk gebaseerd zijn op ecologische principes.
Binnen Haarlem zijn verschillende gebieden aangegeven als ecologische hotspots of als ecologische potentiegebieden. Deze laatste zijn waardevolle groene gebieden die zich door de juiste inrichting en beheer tot hotspots kunnen ontwikkelen. Geen van deze gebieden bevinden zich in het plangebied.
Daarnaast omvat het beleidsplan ook het ecologisch actieplan van de gemeente Haarlem met daarin de ambities voor de periode van 2013-2022 voor onder andere het afkoppelen van regenwater en het toepassen van gevelgroen. Bij de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling die binnen het plangebied mogelijk wordt gemaakt, wordt het ecologisch beleidsplan Haarlem betrokken.
In het plan staan maatregelen genoemd zoals het inbouwen van faunavoorzieningen (onder meer voorzieningen voor gierzwaluwen, vleermuizen, huismussen en wilde bijen) bij nieuwbouw en renovatie, het verbinden van groenelementen en het ecologisch beheer en onderhoud van de openbare ruimte.
Relevantie plangebied
Ter plaatse van het plangebied en de directe omgeving zijn, gelet op ecologische kaart van de Structuurvisie Openbare ruimte (2017), geen ecologisch waardevolle elementen aanwezig. Wel is een deel van de Richard Holkade aan de Gouwwetering aangewezen als groenstructuur. In het voorliggende bestemmingsplan is daar rekening mee gehouden door aan deze gronden voor zover gelegen binnen het plangebied een groenbestemming te geven. Ten aanzien van het aspect ecologie wordt tevens verwezen naar paragraaf 4.8, waarin de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in het kader van de Wet natuurbescherming is onderzocht. In paragraaf 3.4.4 is reeds aangegeven dat de daken deels worden vergroend. Ook zullen de hoven beplanting krijgen voor verkoeling.
Duurzaam bouwen
Haarlem wil een toekomstbestendige stad zijn en deze goed achterlaten voor de volgende generaties. Dit betekent dat de stad in 2040 circulair en aardgasvrij wil zijn en dat de openbare ruimte in 2050 klimaatbestendig is ingericht. Daarvoor is het van belang duurzaamheid te verankeren in al het doen en laten van de gemeente. Hiervoor heeft het college van burgemeester en wethouders op 25 februari 2020 de richtlijn Duurzaam Bouwen vastgesteld. De richtlijn bevat geen nieuw beleid, maar verenigt bestaand beleid op verschillende duurzaamheidsthema’s.
Het Haarlems beleid ten aanzien van duurzaamheid kent eisen en wensen. De Richtlijn vat dit beleid samen in concrete 'randvoorwaarden' en 'doeleinden' voor het bouwen. Randvoorwaarden zijn gebaseerd op het rijksbeleid of bestaande wetten zoals bijvoorbeeld aardgasvrij bouwen en compensatiemaatregelen voor water en ecologie. Doeleinden zijn ambities van de gemeente zoals natuurinclusief en circulair bouwen.
Als meetinstrument wordt de Gemeentelijke Praktijk Richtlijn Duurzaam Bouwen (GPR) gehanteerd. De GPR is het resultaat van praktijkervaringen in de gemeente Tilburg en 80 andere gemeenten. Met het rekeninstrument kunnen projecteigenaren zelf een alternatief maatregelenpakket samenstellen. GPR Gebouw zet ontwerpgegevens van een gebouw om naar prestaties op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid.
Paragraaf 4.11 gaat verder in op het aspect 'Duurzaamheid en energie'.
Het voorkomen van aantasting van het milieu is van groot maatschappelijk belang. Het is daarom zaak om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. Hiervoor gelden twee Europese richtlijnen te weten de Europese richtlijn betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten van 13 december 2011 en de Europese richtlijn betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's van 27 juni 2001. Om hier in de praktijk vorm aan te geven is het instrument milieueffectrapportage ontwikkeld.
In de Wet milieubeheer zijn bepalingen opgenomen voor het behoud en het verbeteren van de milieukwaliteit. Dit heeft uiteraard raakvlakken met het bestemmingsplan, waarin de milieukwaliteit een belangrijk onderdeel is van de ruimtelijke belangenafweging. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de bepaling in de Wet milieubeheer dat voor (bepaalde) inrichtingen een milieuvergunning vereist is. De Wet milieubeheer bevat bepalingen die een rechtstreekse relatie hebben met bestemmingsplannen. In de Wet milieubeheer en het op grond van deze wet vastgestelde Besluit milieu-effectrapportage 1994 is bepaald dat voor een bestemmingsplan in bepaalde gevallen een milieu-effectrapportage (mer) moet worden opgesteld.
Het Besluit m.e.r. maakt onderscheid tussen drie groepen:
Afbeelding 5.1 schematische weergave mer-procedures
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van maximaal 429 woningen, 1000 m2 voorzieningen en bijbehorende parkeervoorzieningen op eigen terrein mogelijk. Een dergelijke ontwikkeling is aan te merken als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld op de D-lijst van het Besluit mer maar de herontwikkeling is lager dan de drempelwaarde.
Ten aanzien van de beoogde voorzieningen waarin dit plan voorziet kan overigens worden opgemerkt dat deze (grotendeels) reeds mogelijk zijn op basis van het vigerende bestemmingsplan 'Slachthuisterrein' en er dus sprake is van een continuering van de bestaande planologische mogelijkheden. Voor het bestemmingsplan is gelet op voorgaande een vormvrije mer-beoordeling noodzakelijk.
Het bestemmingsplan blijft, met 429 woningen, maximaal 1000m2 aan voorzieningen en bijhorende parkeervoorzieningen ruim onder de drempelwaarde zoals opgenomen in het Besluit m.e.r. (kolom 2-'gevallen' in de D-lijst). In categorie D11.2 is voor "de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject", een drempelwaarde van 100 hectare of meer, of 2.000 of meer woningen opgenomen.
In het kader van de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is onderzoek gedaan naar o.a. de volgende aspecten:
Uit de onderzoeken die in het kader van dit bestemmingsplan zijn uitgevoerd is gebleken
dat de planontwikkeling niet tot significante nadelige effecten zal leiden. Omvangrijke
negatieve milieueffecten zijn hierdoor uitgesloten, waardoor het opstellen van een
plan-m.e.r. niet nodig is. Het college heeft hiertoe een besluit genomen. Hiertoe
is tevens een aanmeldnotitie geschreven waarin deze conclusie is onderbouwd. Het besluit
is op 10 november 2020 gepubliceerd in de Staatscourant, gemeenteblad en het Haarlems
Weekblad. Het aspect m.e.r.-beoordeling vormt hiermee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid
van het plan. De aanmeldnotitie is opgenomen als bijlage bij deze toelichting (zie
Bijlage 1, Vormvrije m.e.r.-beoordeling Blauwe Wetering, Haarlem, TAUW).
Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Daarnaast bepaalt de feitelijke (planologische) situatie eveneens in hoeverre bedrijven in de bestaande situatie reeds beperkt worden in hun bedrijfsvoering.
De VNG-brochure wordt gebruikt als hulpmiddel (niet als blauwdruk) bij het opstellen van bestemmingsplannen met nieuwe milieugevoelige functies of nieuwe milieubelastende functies. Er bestaat geen plicht om de brochure te hanteren, wel is het een algemeen aanvaarde methode in Nederland gebleken.
In de brochure zijn aan de verschillende bedrijfsactiviteiten, milieucategorieën en richtafstanden toegekend voor de aspecten gevaar, stof, geur en geluid. De afstanden zijn gebaseerd op een rustige woonwijk. Als er sprake is van een gemengd gebied mag er een afstandstrap minder worden gehanteerd.
Relevantie plangebied
De locatie van de Blauwe Wetering kan op basis van de VNG-brochure gezien worden als een 'gemengd gebied'. Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging of een gebied dat gelegen is nabij hoofdinfrastructuur. De locatie is gelegen in een gebied met verscheidene functies, waaronder bedrijvigheid en wonen. Kenmerkend voor het omgevingstype 'gemengd gebied' is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied. Gelet op de aanwezige functies en infrastructuur is ter plaatse van de voorliggende locatie sprake van het omgevingstype 'gemengd gebied', waardoor de richtafstand terug kan worden gebracht met één afstandsstap.
Ten behoeve van het bestemmingsplan is een inventarisatie gedaan naar in de nabijheid van het plangebied voorkomende bedrijvigheid (zie Bijlage 2, TAUW, Onderzoeken Bedrijven- en Milieuzonering Blauwe Wetering, Haarlem). Uit dit onderzoek blijkt dat er kan worden voldaan aan de richtafstanden VNG. Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.
In de Wet geluidhinder zijn normen voor weg- rail- en industrielawaai opgenomen om geluidgevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld woningen en scholen) te beschermen tegen geluidhinder. Bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan waarbij het realiseren van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen of de aanleg van een nieuwe bron mogelijk is moet er getoetst worden aan deze normen. Deze wet stelt dat in principe de geluidbelasting op de gevel van gevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld woningen, scholen of ziekenhuizen) niet hoger mag zijn dan de zogenaamde voorkeursgrenswaarde.
Relevantie plangebied
Ten behoeve van het initiatief is akoestisch onderzoek verricht (zie Bijlage 3, TAUW, Akoestisch onderzoek Blauwe Wetering te Haarlem.
Het plangebied ligt binnen de geluidzones van:
In het kader van de Wet geluidhinder is de geluidbelasting ten gevolge van deze geluidbronnen onderzocht. Daarnaast zijn de Pladellastraat en de Slachthuisstraat (beide 30 km/h) in het kader van 'een goede ruimtelijke ordening' onderzocht.
Uit het onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarden voor de gezoneerde wegen niet worden overschreden. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is tevens de geluidbelasting ten gevolge van de 30 km/uur wegen berekend. In vergelijking met de grenswaarden in de Wet geluidhinder voldoen de geluidbelastingen aan de voorkeursgrenswaarde/ maximale toelaatbare waarde. Hieruit kan geconcludeerd dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De gecumuleerde geluidbelasting is maximaal 53 dB. Hiermee wordt voldaan aan het Bouwbesluit en het beleid van de gemeente Haarlem (zie onderzoek), aangezien de binnenwaarde van 33 dB wordt gewaarborgd. Het aspect geluid staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.
Wet bodembescherming
Het doel van de Wet bodembescherming (Wbb) is in de eerste plaats het beschermen van de (land- of water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst. Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen van stoffen aan de bodem.
Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd.
Besluit bodemkwaliteit
Het doel van het Besluit bodemkwaliteit (2008) is de bodem beter te beschermen en meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren.
Wabo, Wbb en Woningwet
Op grond van de Wabo geldt een aanhoudingsgrond voor het verlenen van een omgevingsvergunning bouw en voordat aangetoond is dat de bodem van voldoende kwaliteit is voor de beoogde functie.
Voorts geldt ten aanzien van de bodem dat de Woningwet gemeenten verplicht in hun bouwverordening voorschriften omtrent het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem op te nemen. Die voorschriften moeten in elk geval betrekking te hebben op het verrichten van onderzoek naar aard en mate van verontreiniging van de bodem, op de aard en omvang van dat onderzoek en op inrichting van het op te stellen onderzoeksrapport.
Relevantie plangebied
Ten behoeve van het initiatief is bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 4, Tauw, Vooronderzoek bodem Blauwe Wetering Haarlem). Op basis van de resultaten van het vooronderzoek wordt gesteld dat de locatie mogelijk verdacht is op de aanwezigheid van bodemverontreinigingen die een belemmering vormt voor de voorgenomen bestemmingswijziging. In het kader van de vergunningverlening zal aanvullend een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd moeten worden. Geadviseerd wordt om dit na sloop van de gebouwen te doen, zodat er geen onnodige dure/complexe boringen moeten worden gedaan door de fundering van het bestaande gebouw. Alleen om het gebouw heen wat boringen zetten, is niet voldoende om iets te kunnen zeggen over de bodemkwaliteit van het gehele perceel. Om te zorgen dat te zijner tijd een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd wordt, wordt dit als voorwaarde opgenomen worden in de vergunning. Indien uit het verkennend bodemonderzoek mocht blijken dat de bodem ter plaatse gesaneerd moet worden, dan is de ontwikkelaar in staat de daaruit voortvloeiende kosten te dragen. Het aspect bodem staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.
Op 15 november 2007 is de paragraaf 5.2 van de Wet milieubeheer gewijzigd (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Staatsblad 2007, 414) en zijn in bijlage 2 van de Wet milieubeheer vernieuwde luchtkwaliteitseisen opgenomen.
Gelijktijdig zijn de ministeriële regeling Beoordeling luchtkwaliteit 2007 (Staatscourant 2007, 220), het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Besluit NIBM) en de bijbehorende ministeriële Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteiteisen) (Regeling NIBM) in werking getreden. Een belangrijk element uit deze wetswijziging is het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM).
Luchtkwaliteitseisen vormen nu geen belemmering voor ontwikkelingen, als:
AMvB 'niet in betekenende mate'
In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Besluit
NIBM) en de bijbehorende ministeriële Regeling niet in betekenende mate bijdragen
(luchtkwaliteiteisen) (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking
hebben op het begrip NIBM. Op verzoek van de Nederlandse overheid heeft de EU verlenging
van de termijn (derogatie) gegeven waarbinnen de luchtkwaliteitseisen gerealiseerd
moeten zijn. Per 1 augustus 2009 is het NSL vastgesteld (een belangrijke voorwaarde
voor het verkrijgen van de derogatie). Hierdoor kan volledig gebruik worden gemaakt
van deze derogatie. Bovendien is de definitie van 'niet in betekenende mate' verlegd
van 1% naar 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. De 3% komt overeen met 1,2 microgram/m3
(µg/m3) voor zowel PM10 als NO2.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven.
Als een project voor één stof de 3%-grens overschrijdt, dan verslechtert het project 'in betekenende mate' de luchtkwaliteit. De 3%-norm is in de Regeling niet in betekenende waarde uitgewerkt in concrete voorbeelden, waaronder:
In onderhavig geval is sprake van herstructurering van een bestaand kantoorpand naar maximaal 429 woningen, 1000 m2 bvo aan overige functies en bijbehorende voorzieningen, waaronder parkeervoorzieningen. Hierdoor draagt het project niet in betekenende mate bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse.
Goed woon- en leefklimaat
De bijdrage aan de luchtkwaliteit is 'in het kader van een goede ruimtelijke ordening van het project doorgerekend in de NIBM-tool versie 2021 (zie Bijlage 5, Luchtkwaliteitsonderzoek Blauwe Wetering, Tauw). De uitkomst is berekend voor jaartal 2020 met worst case rekenparameters. Waarbij om een beeld te schetsen uit is gegaan van geen verkeer in de huidige situatie. Wanneer hier in de tool van wordt uitgegaan bedragen de concentraties 0, 32 µg/m3. Hiermee blijft de planontwikkeling ruim binnen de NIBM grens van 1,2 µg/m3. In deze berekening is 0,5 % vrachtverkeer meegenomen vanwege de functies in de plint van het gebouw.
Relevantie plangebied
Het effect van de voorgenomen ontwikkeling op de luchtkwaliteit kan worden beschouwd als 'niet in betekenende mate' en is daarom vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit wettelijk inpasbaar op basis van artikel 5.16 lid 1c van de Wet milieubeheer. Daarnaast voldoen de concentraties NO2, PM10 en PM2,5 aan de wettelijk vastgelegde grenswaarden. Vanuit het thema luchtkwaliteit bezien, is het bestemmingsplan uitvoerbaar
Watertoets
Een belangrijk ordenend principe bij ruimtelijke plannen is het waterbeheer: de zorg voor veiligheid tegen overstromingen en voor voldoende en gezond oppervlaktewater. Waterbeheerders willen in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken worden bij het proces van ruimtelijke planvorming. De Watertoets is hiervoor het wettelijk geregelde procesinstrument, zie www.dewatertoets.nl.
De resultaten van het doorlopen van dit proces van afstemming zijn weergegeven in onderhavige waterparagraaf. In het onderhavig plangebied is het Hoogheemraadschap van Rijnland de waterbeheerder.
Oppervlaktewater
Het open water dat in het plangebied is opgenomen betreft de Gouwwetering. In het noorden - buiten het plangebied gelegen - is deze watergang verbonden met de Zomervaart, in het zuiden via lange duikers met de Amerikavaart en het water tussen het Ripperda sportpark en de Schipholweg. Naast een bergende functie heeft het water in de buurt ook een esthetische en een ecologische functie. Door de Gouwwetering van zachte, begroeide en natuurvriendelijk ingerichte oevers te voorzien kan de ecologische functie worden versterkt. De Gouwwetering maakt deel uit van het boezemstelsel met een waterpeil van 0,60 meter beneden NAP.
Grondwater
De grondwaterstanden in het plangebied bevinden zich ca. 0,7 meter onder maaiveld. Om grondwateroverlast te voorkomen is dan ook een drainagesysteem aangelegd. Dit systeem heeft grote invloed op het functioneren van het lokale grondwatersysteem. Deze manier van water afvoeren kent een aantal voordelen ten opzichte van het traditionele gemengde rioolstelsel.
Waterketen
Het plangebied kent een gemengd rioolstelsel. Hierin wordt zowel het afvalwater als regenwater verzameld en naar de rioolzuivering gevoerd. De nieuwe ontwikkeling biedt kansen voor vervanging van het gemengde stelsel door een verbeterd gescheiden stelsel. Dit betekent dat de mogelijkheden voor het afkoppelen van schone verharding goed onderzocht en benut moeten worden. Bij het afkoppelen van verharding zullen tevens maatregelen ter voorkoming van uitloging door bouwmaterialen (voornamelijk zink en lood) genomen moeten worden. Het afkoppelen van hemelwater kan niet in een bestemmingsplan verplicht worden gesteld. De gemeente neemt afkoppelkansen mee in de uitwerking van het basisrioleringsplan voor het gebied.
In het Waterbeheerplan 2016-2021 'Waardevol Water' legt HHR de ambities voor de komende jaren vast. Het gaat om:
Daarbij gaat Rijnland uit van kansen, samenwerken en zoeken naar nieuwe wegen:
Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. In de "Handreiking Watertoets" licht HHR de te nemen stappen in de Watertoets toe en geeft het aan hoe de planontwikkelaar of gemeente rekening houdt met het watersysteem (toets- en adviespunten). Deze komen voort uit beleid (inmiddels zijn veel onderliggende beleidsdocumenten geactualiseerd). De uitgangspunten in de watertoets zijn:
De Keur van het Hoogheemraadschap gaat uit van een zorgplicht voor handelingen in het watersysteem. Veel handelingen zijn toegestaan, waarbij de initiatiefnemer (actor) nadelige effecten voorkomt of beperkt. Hieraan wordt in ieder geval voldaan als een handeling wordt verricht overeenkomstig een door het bestuur vastgestelde erkende maatregel. Voor specifiek benoemde handelingen zijn Algemene Regels geformuleerd, waarmee veel handelingen kunnen volstaan met een meldplicht. Als hieraan niet wordt voldaan, dan is alsnog een vergunning nodig (met Beleidsregels als toetsingskader). Zo valt het graven van open water onder Algemene Regels (meldplicht) als het aan minimale afmetingen voldoet en niet in kwetsbaar kwelgebied ligt. En een toegenomen verharding met versnelde afvoer van hemelwater naar riolering of oppervlaktewater van een oppervlak tussen 500 en 5000 m² is toegestaan mits extra wateroppervlak wordt gerealiseerd ter grootte van 15% van die toename.
Compensatieregeling
Een algemene regel met betrekking tot de waterkwantiteit is het compenseren van een eventuele toename van verharding (wegen, gebouwen), met versnelde afvoer naar riolering of oppervlaktewater. Indien verharding in een gebied toeneemt, zullen waterhuishoudkundige maatregelen getroffen moeten worden om waterbezwaar als gevolg van de toegenomen verharding te voorkomen. Gemeente Haarlem en het Hoogheemraadschap van Rijnland stellen als richtlijn dat - indien gebouwd wordt en hierbij meer dan 500 m2 onverhard oppervlak omgezet wordt naar verhard oppervlak - minimaal 15 procent van de toename aan verharding gecompenseerd dient te worden in de vorm van oppervlaktewater. Vanaf een toename van 5.000 m2 is een maatwerkoplossing nodig.
Het uiteindelijk te compenseren oppervlak hangt af van overige maatregelen die de waterhuishouding in een gebied ten goede kunnen komen, zoals het vertraagd afvoeren van hemelwater. Voorbeelden zijn grasdaken en ontkoppeling van het rioolstelsel, waarbij het ontkoppelde water in de bodem geïnfiltreerd wordt. Tevens onderschrijft het Waterplan de noodzaak op het vlak van baggeren, afkoppelen, saneren overstorten, inrichten natuurvriendelijke oevers, en afkoppelen schone verharding, en het creëren van extra open water ter compensatie van toegenomen verharding.
Relevantie plangebied
Onderhavig plangebied is momenteel volledig bebouwd. Er hoeft ten behoeve van de ontwikkeling dan ook geen watercompensatie plaats te vinden, aangezien er geen toename van verhard oppervlak is voorzien.
Toetsingskader
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is landelijke wet- en regelgeving van toepassing.
In de landelijke wet- en regelgeving zijn kwaliteitseisen en normen op het gebied van externe veiligheid geformuleerd. Doel is om bepaalde risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld, tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Deze bedoelde risico's hangen vooral samen met:
Ook zijn er onder meer landelijke regels voor de opslag en verkoop van vuurwerk. Verder wordt bij de plaatsing van windmolens ook de externe veiligheid in ogenschouw genomen. De risico's voor externe veiligheid komen tot uitdrukking via het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico kan op de kaart worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde plaatsgebonden risico. Via het plaatsgebonden risico wordt een basisbeschermingsniveau gewaarborgd. Bij het groepsrisico wordt wel beoordeeld hoeveel personen zich, redelijkerwijs, feitelijk in de omgeving kunnen bevinden. Voor het groepsrisico geldt geen grenswaarde, maar een oriëntatiewaarde. Dit is een ijkwaarde waaraan veranderingen getoetst kunnen worden. Deze oriëntatiewaarde mag overschreden worden, mits goed beargumenteerd door het bevoegd gezag. Samen met de hoogte van groepsrisico moet andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Deze argumentatie is een onderdeel van de verantwoording van het groepsrisico.
Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans, per jaar, op overlijden van een onbeschermd individu ten gevolge van ongevallen met gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid van een persoon is fictief. Niet wordt beoordeeld hoe groot de kans op de aanwezigheid van een persoon feitelijk is.
Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans per jaar dat een groep van bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen het slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico wordt ook beschouwd als een maat voor de maatschappelijke ontwrichting.
Relevantie plangebied
Ten behoeve van het bestemmingsplan is onderzoek gedaan naar het aspect externe veiligheid (zie Bijlage 6 Quick-scan externe veiligheid Blauwe Wetering te Haarlem, TAUW). In dit onderzoek is het aspect externe veiligheid nader bekeken en is geïnventariseerd of er risicovolle activiteiten rondom de locatie plaatsvinden. Alle activiteiten zijn hierbij meegenomen: inrichtingen met gevaarlijke stoffen, transportroutes (weg, spoor, water) en buisleidingen. Ten aanzien van de risicobronnen is in kaart gebracht of zij een effect hebben in het plangebied en welk effect dit is.
In de omgeving van het plangebied is een beperkt aantal risicobronnen aanwezig. De meest dichtbijzijnde risicobron betreft een ondergrondse buisleiding voor het transport van aardgas. Op basis van gegevens van de risicokaart en het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen (oktober 2016) is beoordeeld dat de buisleiding op voldoende afstand van de planlocatie is gelegen. Hierdoor is er geen verwacht effect van deze buisleiding op de planlocatie.
Er kan worden geconcludeerd dat er geen belemmeringen zijn voor de beoogde ontwikkeling ten aanzien van het aspect externe veiligheid.
Het is belangrijk voor de natuur dat er veel verschillende planten- en diersoorten zijn. Sommige diersoorten zijn kwetsbaar, zoals vleermuizen en mussen. Een goede natuurbescherming is belangrijk. Wanneer het goed gaat met de natuur, is er ook meer ruimte voor economische en andere maatschappelijke activiteiten.
De Europese Vogel- en Habitatrichtlijn regelen vanuit Europa de bescherming van soorten en gebieden. Deze richtlijnen hebben als doel de bescherming van soorten en hun natuurlijke leefgebieden. In Nederland verloopt de bescherming van natuurwaarden via twee sporen: gebiedsbescherming en soortenbescherming. Dit ligt vast in de Wet natuurbescherming. Deze wet voorziet in vereenvoudige regels ter bescherming van de natuur en in decentralisatie van bevoegdheden naar provincies.
Algemene zorgplicht
De Wet natuurbescherming bepaalt dat iedereen voldoende zorg in acht neemt voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving. Dit houdt in dat een soort in een gunstige staat van voortbestaan moet blijven. Bij menselijk handelen, beheerwerk, nieuwbouw en planologische ontwikkelingen moet iedereen, naar redelijkheid, mogelijke nadelige gevolgen voor planten en dieren voorkomen en er in elk geval rekening mee houden. Voor het uitvoeren van ruimtelijke ingrepen is een ontheffing echter niet vereist op grond van de algemene zorgplicht.
Gebiedsbescherming
De Wet natuurbescherming wijst op basis van de hiervoor genoemde Europese richtlijnen zogenaamde Natura 2000-gebieden aan. Deze gebieden vormen samen één Europees netwerk van natuurgebieden. Naast de Natura 2000-gebieden zijn er nog andere vormen van gebiedsbescherming. Een aantal terreinen in Nederland is namelijk aangewezen als onderdeel van het natuurnetwerk Nederland (NNN), als bijzonder nationaal landschap, of bijzonder provinciaal natuurgebied dan wel landschap, en de nationale parken. De impact voor een concreet terrein van één van deze vormen van beschermde status kan per situatie anders zijn.
Voor dit bestemmingsplan is door middel van een quick scan Wet natuurbescherming (zie hieronder) nagegaan of er vanuit het bestemmingsplangebied externe invloeden mogelijk zijn op de beschermde waarden van een natuurfunctie. Het plangebied maakt geen deel uit van een beschermingsgebied en ligt er ook niet in de buurt. Gevolgen voor beschermde gebieden zijn daarom niet aannemelijk.
Soortenbescherming
Ook de soortenbescherming in Nederland ligt wettelijk vast in de Wet natuurbescherming. Het doel is het beschermen van in het wild voorkomende plant- en diersoorten. De Wet natuurbescherming deelt soorten in drie beschermingsregimes in. Dit zijn het beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn, het beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn en het beschermingsregime andere soorten. Voor alle regimes geldt dat de beschermde soorten niet verstoord mogen worden. Sommige soorten genieten een striktere bescherming dan andere soorten. Als uit de voorgenomen ingreep blijkt dat verstoring aan de orde is, dan is het aanvragen van een ontheffing bij het bevoegd gezag noodzakelijk.
Het beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn gaat over alle van nature in Nederland in het wild levende vogels van soorten zoals bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Deze soorten mogen niet worden gedood of gevangen, of opzettelijk worden verstoord als dit verstoring van de instandhoudingsstaat wezenlijk beïnvloedt. Ook de eieren, nesten en rustplaatsen van deze soorten genieten bescherming.
Het beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn betreft de (vogel)soorten die genoemd zijn in bijlage IV van de Habitatrichtlijn, bijlage I en II van het Verdrag van Bern en bijlage II van het Verdrag van Bonn. Ook onder dit beschermingsregime is het verboden om de betreffende dieren in hun natuurlijke verspreidingsgebied te doden of te vangen of opzettelijk te storen. Ook dit regime beschermt eieren, voortplantingsplaatsen en rustplaatsen en daarnaast beschermt het plantensoorten op diverse aspecten.
Het beschermingsregime andere soorten gaat over soorten als genoemd in bijlage A van de Wet natuurbescherming. Het gaat hier om de bescherming van bepaalde soorten zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen, kevers en vaatplanten voorkomend in Nederland.
De minister stelt daarnaast van een aantal soortengroepen “rode lijsten” vast van zeldzame en van afnemende soorten. Met de soorten op deze lijsten moet zoveel mogelijk rekening worden gehouden om te zorgen voor de instandhouding daarvan. Een ontheffing is echter niet noodzakelijk.
Voor het plangebied geldt dat er wijzigingen aan de bestaande situatie worden doorgevoerd als gevolg van het nieuwe bestemmingsplan. Nadelige effecten voor plant- en diersoorten zin daardoor niet op voorhand uitgesloten. Een quick scan onderzoek naar ecologie is noodzakelijk.
Relevantie plangebied
Ten behoeve van het initiatief heeft een quick scan ecologie plaatsgevonden (zie Bijlage 7 Natuurtoets Blauwe Wetering, Tauw). Uit dit onderzoek blijkt dat voor de ontwikkeling het onderdeel 'soortenbescherming' van de Wnb van belang is. Effecten op beschermde natuurgebieden of houtopstanden zijn op voorhand uit te sluiten. In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen Natura 2000 gebieden met stikstofgevoelige habitats aanwezig. Het meest dichtbijzijnde natuurgebied bevindt zich op 3,2 kilometer afstand. Gelet op deze afstand en de beperkte omvang van het projectgebied zijn negatieve effecten niet te verwachten. Om dit aan te tonen is een Aerius-berekening uitgevoerd. De berekening laat zien dat er geen significant negatieve effecten op de genoemde natuurgebieden optreden. De Aerius-berekening is opgenomen als Bijlage 8, Tauw, Stikstofdepositie-onderzoek Blauwe Wetering te Haarlem.
De ontwikkeling is mogelijk strijdig met de Wnb vanwege het mogelijk verstoren van broedende algemene broedvogels en vliegroutes en foerageergebieden van vleermuizen. Om verstoring van vliegroutes en foerageergebieden te voorkomen zijn maatregelen nodig. Dit geldt ook om verstoring van broedende algemene broedvogels te voorkomen. De volgende maatregelen moeten worden genomen:
Om verstoring van algemene broedvogels te voorkomen moet worden gewerkt buiten het broedseizoen, deze loopt gezien een mogelijk aanwezige meeuwenkolonie van maart tot en met augustus.
Voorafgaand aan de werkzaamheden (afhankelijk van de planning) kan een broedvogelcontrole noodzakelijk zijn. Als bij uitvoering van deze controle blijkt dat een in gebruik zijnde nest aanwezig is, moet een verstoringsvrije zone ingesteld en aangehouden worden. Totdat het nest verlaten is, mag in deze verstoringsvrije zone niet gewerkt worden. Dit kan dus een effect hebben op de planning. De te nemen maatregelen zien op uitvoeringsaspecten van het bestemmingsplan en staan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan voor het aspect Wet natuurbescherming niet in de weg.
Onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogde nieuwe ontwikkeling op de verkeersstructuur en het parkeren in en rondom het plangebied. Voor het maken van een inschatting van het benodigde aantal parkeerplaatsen en de hoeveelheid autoverkeer dat wordt gegenereerd bij ruimtelijke ontwikkelingen, zijn parkeerkencijfers en kencijfers verkeersgeneratie ontwikkeld. Het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte (CROW) geeft in publicatie 381 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' richtlijnen voor parkeernormen en kencijfers voor verkeersgeneratie. In de richtlijnen wordt onderscheid gemaakt op basis van de functie van de ontwikkeling (wonen, bedrijf, etc.) en op basis van de locatiekenmerken. Zodoende kan bij ruimtelijke ontwikkelingen voor vrijwel elke locatie een goed beeld worden verkregen of voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen en wat de totale verkeersaantrekkende werking bedraagt.
Relevantie plangebied
Ten behoeve van het initiatief is verkeersonderzoek verricht (zie Bijlage 9 Verkeersonderzoek Slachthuisterrein, Goudappel Coffeng). Vanwege de ligging nabij het (te ontwikkelen) Slachthuisterrein/ Slachthuishof zijn naast de optredende verkeerseffecten voor de Blauwe Wetering ook de verkeersgeneratie van deze toekomstige herontwikkeling in het onderzoek meegenomen. Het rapport bevat een onderzoek naar de verkeerseffecten van deze ontwikkelingen op lokaal- en omgevingsniveau. Op 10 november 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders het definitief ontwerp van de openbare ruimte Slachthuisterrein vastgesteld. Naar aanleiding hiervan is het verkeersonderzoek geactualiseerd (zie Bijlage 10).
Met de nieuwe ontsluitingsstructuur (éénrichtingsverkeer) wordt voorkomen dat voertuigen elkaar moeten passeren op de smalle Oorkondelaan. De tweede, oostelijke ontsluiting (brug naar de Richard Holkade) zorgt ervoor dat het plangebied bereikbaar blijft in twee richtingen.
Verkeersafwikkeling
Op de kruispunten rondom het plangebied is nog voldoende restcapaciteit om het extra verkeer af te wikkelen. Op het kruispunt Merovingenstraat – Schipholweg wordt de capaciteit wel benaderd. Dit komt voornamelijk door de grote stroom doorgaand verkeer op de Schipholweg. Het kruispunt Prins Bernhardlaan – Willem Pijperstraat heeft nog voldoende (rest)capaciteit. Het enige nadeel van dit kruispunt is de nabije ligging op het kruispunt Amerikaweg – Schipholweg, waardoor het voor kan komen dat wachtrijen van dit kruispunt tot aan de Willem Pijperstraat door lopen. Dit zal echter alleen in uitzonderlijke situaties voorkomen. Het kruispunt Prins Bernhardlaan – Zomervaart heeft ook voldoende capaciteit om het verkeer af te kunnen wikkelen. Alleen in de gevoeligheidsanalyse met 200 extra motorvoertuigen op de Zomervaart loopt de verliestijd voor de Minaretstraat op tot boven de acceptabele grenswaarde. In de praktijk zal dit niet voorkomen, want 200 extra motorvoertuigen in het drukste uur van de ochtendspits, zou betekenen dat het hele plangebied via deze richting ontsloten zou worden.
In de huidige situatie is het kruispunt Amerikaweg – Schipholweg een verkeerskundig knelpunt. Dit kruispunt wordt daarom gereconstrueerd naar een vormgeving met voldoende capaciteit om de verkeersgroei op te vangen, de doorgaande rijstroken op de Schipholweg krijgen er een rijstrook bij. Hierbij is rekening gehouden met de herontwikkelingsplannen in de Slachthuisbuurt.
Invloed definitief ontwerp op de verkeersafwikkeling
Er is sprake van een verkeerstoename op Richard Holkade en Willem Pijperstraat. Vanuit verkeerskundig oogpunt is er geen reden om aan te nemen dat de verkeersintensiteiten op de lange termijn overlast of onveiligheid zullen veroorzaken.
Het extra verkeer op beide kruispunten met de Prins Bernhardhlaanis in de gevoeligheidsanalyse reeds onderzocht. Voor het kruispunt Willem Pijperstraat – Prins Bernhardlaan heeft het extra verkeer nagenoeg geen effect. Voor het kruispunt Zomervaart Prins Bernhardlaan komt de wachttijd op de Minaretstraat boven de grenswaarde uit wanneer nagenoeg het hele plangebied via deze route ontsloten wordt. Het is daarbij echter zeer onwaarschijnlijk dat dit zal gebeuren. De verkeersveiligheid op dit kruispunt blijft wel een aandachtspunt, maar dit wordt reeds onderzocht in een andere studie naar de herinrichting van de gehele Prins Bernhardlaan.
De herontwikkeling van de Slachthuisbuurt inclusief nieuwe ontsluitingenstructuur heeft een gunstig effect op de verkeersdruk op de Merovingenstraat en de doorstroming van het kruispunt Merovingenstraat – Schipholweg. De intensiteiten op de Merovingenstraat en het kruispunt Merovingenstraat – Schipholweg zijn namelijk na de herontwikkeling naar verwachting iets lager ten opzichte van de referentiesituatie.
Conclusie
Ten aanzien van het aspect verkeer is het bestemmingsplan uitvoerbaar.
Een herontwikkeling dient te voldoen aan het gemeentelijk parkeerbeleid. Het parkeerbeleid van de gemeente Haarlem geeft aan dat bij nieuw- of verbouw voldoende parkeergelegenheid moet worden gerealiseerd. De beleidslijn is dat deze parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd. Met behulp van de parkeernorm van de gemeente Haarlem wordt de parkeervraag bepaald. Mochten bij een bouwplan onvoldoende parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd, zal eerst moeten worden gekeken of aanpassing van het bouwprogramma mogelijk is, wanneer dit niet mogelijk blijkt, kan de parkeereis worden afgekocht.
Uit deze beleidslijn blijkt dat ook wanneer in gereguleerd gebied niet aan de parkeereis wordt voldaan, een bouwplan onder invulling van bepaalde voorwaarden toch gerealiseerd kan worden. Deze voorwaarden zijn:
Relevantie plangebied
Door Goudappel Coffeng is in het kader van de planvorming een parkeeronderzoek uitgevoerd om te kijken wat de parkeerbehoefte is als gevolg van het plan en of er wordt voldaan aan het gemeentelijk beleid (zie Bijlage 11, Goudappel Coffeng, Ontwikkeling Blauwe Wetering, onderbouwing benodigd parkeeraanbod voor auto’s en fietsen, 19 december 2019). Uit het parkeeronderzoek blijkt het dat op basis van het gemeentelijk beleid 446 parkeerplaatsen benodigd zouden zijn. Gegeven de beoogde doelgroep en gelet op de grootte van de woningen is er maatwerk mogelijk. Uit de maatwerkberekening blijkt dat er voor deze ontwikkeling kan worden volstaan met 310 parkeerplaatsen voor deze ontwikkeling.
Aanvullend kan overwogen worden binnen het wooncomplex 14 deelauto's te plaatsen, in dat geval kan worden volstaan met minimaal 280 parkeerplaatsen, aangezien het plaatsen van deelauto's een lager eigen autobezit tot gevolg heeft.
Als stimulans om geen eigen auto te bezitten zal initiatiefnemer zorgdragen voor aanvullende fietsparkeervoorzieningen, waarbij wordt uitgegaan van minimaal 2 fietsparkeerplekken per woning. Zodoende wordt ruimte geboden aan 858 fietsen, hetgeen ruim meer is dan de voorgeschreven normen op basis van het Bouwbesluit 2012.
Conclusie
Door de locatie- en planspecifieke kenmerken van de ontwikkeling kan voor deze ontwikkeling worden volstaan met een parkeeraanbod van minimaal 280 parkeerplaatsen die in het bouwplan zullen worden gerealiseerd. De borging van het parkeren vindt plaats via de in artikel 12 van de regels opgenomen dynamische verwijzing naar de beleidsnota parkeernormen, waarin tevens de mogelijkheid van maatwerk is opgenomen. De voorgestelde parkeeroplossing is getoetst door de afdeling Verkeer van de gemeente Haarlem en akkoord bevonden. Van belang daarbij is dat initiatiefnemer tevens 14 deelauto's aanbiedt via de VVE. Tot slot is in de regels geborgd dat commerciele ruimten niet in de avonduren geopend mogen zijn. Het plan is daarmee ten aanzien van het aspect parkeren uitvoerbaar.
In 1992 ondertekende onder andere Nederland het Verdrag van Valletta. Het doel van dit verdrag is het beschermen van het archeologische erfgoed als bron van het Europese gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Het verdrag is verwerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) en de Erfgoedwet. De gemeente is op basis van artikel 38a van die wet verplicht om rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. De drie belangrijkste uitgangspunten van de Wamz zijn:
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed beheert de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Deze kaart bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria en ingedeeld in diverse categorieën archeologische waarden. In aanvulling op de AMK is er de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). De IKAW geeft voor heel Nederland, inclusief de bodems van grote wateren, de kans aan op het aantreffen van archeologische resten bij werkzaamheden in de bodem. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën.
Het huidige Haarlem ligt zowel op de oudste strandwal, 56 eeuwen geleden ontstaan, als de op één na oudste strandwal van Nederland. Op deze strandwallen bouwden jagers en vissers in de nieuwe steentijd (vanaf 3600 v. Chr.) eenvoudige onderkomens. Vanaf de bronstijd (2000-800 v. Chr.) legden de mensen akkers aan en bouwden ze boerderijen. Vele eeuwen later, vanaf de Karolingische tijd, ontstond op een strategische plek aan het Spaarne de nederzetting Harulahem. Harulahem, wat huis(en) op een open plek in een op zandgrond gelegen bos betekent, is later verbasterd tot Haarlem. Haarlem ontwikkelde zich al snel tot een belangrijke stad in Holland en kreeg in 1245 stadsrechten. De resten van woningen, huisraad en andere sporen van vroegere bewoning zijn in de loop der eeuwen door natuurlijke processen en kunstmatige ophogingen verborgen geraakt in de Haarlemse bodem. Zo is de Haarlemse bodem een opeenstapeling geworden van diverse lagen van 56 eeuwen bewoningsgeschiedenis.
Het terrein van het plangebied heeft sinds de middeleeuwen lange tijd buiten de stad Haarlem gelegen en lag nabij het gebied dat zomerland genoemd wordt. Dat is land dat door een zomerdijk wordt beschermd. Een zomerdijk keert het water in de zomermaanden. In de 20e eeuw wordt het gebied bij de stad getrokken. In 1907 verrees op het terrein van het plangebied het Openbaar Slachthuis. Het plangebied behoort volgens de ABH tot categorie 4. In een gebied van deze categorie worden archeologische vondsten verwacht in een relatief lage dichtheid.
Uitsnede Archeologische Beleidskaart Haarlem
Gezien de aard van deze archeologische waarden zijn er voorwaarden verbonden aan een bouw- , aanleg- , en/of sloopvergunning. Bij bodemverstorende activiteiten met een oppervlakte van 2.500 m2 en groter en dieper dan 30 cm onder het maaiveld kan het zijn dat er bij de aanvraag van een vergunning een waardestellend archeologisch rapport moet worden bijgevoegd waarin de aan- of afwezigheid van archeologische waarden in voldoende mate is vastgesteld.
Relevantie plangebied
Ten behoeve van het bestemmingsplan is een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd in het plangebied (zie Bijlage 12, Transect, Blauwe Wetering, gemeente Haarlem. Op basis van het bureauonderzoek is sprake van een middelhoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit het Neolithicum tot en met de Bronstijd/Ijzertijd. Het plangebied bevindt zich namelijk in een strand(wal)vlakte met lage duinen, waarvan afzettingen zich bevinden op een diepte van circa 2,6 m -NAP. Dit is ook gebleken uit een onderzoek vlak naast het plangebied. De verwachting is dat dit een relatief hoger gelegen gebied is ten opzichte van de strandvlakte. De verwachting is dat dit niveau nog intact is en niet is verstoord door de huidige bebouwing. De verstoring door de huidige bebouwing wordt geschat tot een diepte van circa 1,1 tot 1,5 m -NAP, gebaseerd op de bouwtekeningen en het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) en bevindt zich mogelijk geheel in een recent ophoogpakket. Na vernatting van het gebied in de Bronstijd is de strandvlakte en later de strandwal begraven onder veen. In het veen zijn lokaal en tijdelijk bewoningsmogelijkheden geweest die te herkennen zijn aan een veraard traject in het veen. Er is een middelhoge verwachting gegeven op de aanwezigheid van dergelijke resten in het veen uit de periode Bronstijd – Vroege Middeleeuwen in het plangebied. De verwachting is echter dat door de aanwezigheid van een circa 3 m dik zandig ophoogpakket, dat de zetting in het veen ervoor heeft gezorgd dat een eventuele vindplaats slecht tot niet goed bewaard is gebleven. Op basis van historisch kaartmateriaal is een lage verwachting opgesteld voor de periode Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd vanwege het ontbreken van bebouwing of ander archeologisch relevant landgebruik .
In het plangebied bestaat het voornemen om het huidige kantoorpand te slopen en een appartementencomplex te realiseren. Dit appartementencomplex zal geheel onderkelderd worden en onderheid worden. Op basis van het bureauonderzoek is voornamelijk een verwachting opgesteld voor archeologische resten op de top van strandwal die zich in het plangebied zal bevinden. De top van deze strandwal is in een naastgelegen gebied vastgesteld op 2,6 m -NAP, maar zou in het plangebied ook hoger kunnen liggen. Indien er graafwerkzaamheden zullen plaatsvinden ten behoeve
van de sloop of de nieuwbouw wordt geadviseerd een verkennend booronderzoek uit te voeren in het plangebied om de aanwezigheid, locatie en bewoonbaarheid van deze strandwal in het plangebied te toetsen. Dit onderzoek kan het beste plaatsvinden ná de sloop van de huidige bebouwing en middels een mechanische boor. De onderzoeksstrategie van het verkennend booronderzoek dient in een Plan van Aanpak (PvA) te worden verwoord. Dit PvA moet voorafgaand aan de start van het booronderzoek aan het bureau Archeologie van de gemeente Haarlem ter beoordeling worden voorgelegd. Deze vereisten worden als voorwaarde opgenomen aan de omgevingsvergunning.
Het aspect archeologie staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.
Zoals in paragraaf 3.4.7 is beschreven dient bij herontwikkeling rekening te worden gehouden met duurzaamheid. In de Stedenbouwkundige Randvoorwaarden voor de herontwikkeling van de Blauwe Wetering wordt daarbij uitgegaan van de volgende aspecten:
Bebouwing
Hergebruik van leegstaand gebouw en het toevoegen van een compacte vorm van bebouwing.
Mobiliteit
De toekomstige Blauwe Wetering stimuleert duurzame vormen van mobiliteit. Makkelijke en ruime fietsvoorzieningen stimuleren het fietsgebruik. Een autodeel-concept draagt bij aan een beperkte parkeerbehoefte en zuiniger gebruik van de auto.
Energie
Via warmte/koude opslag en het plaatsen van zonnecollectoren wordt het gebouw op een duurzame manier van energie voorzien. De woningen worden aardgasvrij. Verlichting zal uitsluitend met LED geschieden
Groen
Een deel van de daken wordt 'vergroend' en geschikt gemaakt voor het verbouwen van groente. Beplanting wordt ook toegepast voor natuurlijke koeling van de hoven.
Vanaf 20 februari 2003 is het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) van kracht, welke nadien enkele malen is gewijzigd (voor het laatst op 1 januari 2018). Dit besluit wijst rond het luchthavengebied een beperkingengebied aan. Binnen dat gebied gelden regels voor beperkingen van bestemming en gebruik van grond. Het gaat om beperkingen voor bebouwing, hoogte en het realiseren van vogelaantrekkende bestemmingen, vogelaantrekkend gebruik, windturbines en lasers. Deze paragraaf gaat in op deze beperkingen en eventuele gevolgen voor dit bestemmingsplan.
Binnen het plangebied gelden geen beperkingen voor bebouwing en het gebruik daarvan als bedoeld in artikel 2.2.1 tot en met 2.2.1.e van het LIB voor het externe veiligheidsrisico en de geluidbelasting door het luchthavenverkeer. Het plangebied ligt namelijk niet in een aan- en uitvliegroute van het vliegverkeer en daarnaast op een te grote afstand van de luchthaven.
Voor het hele plangebied gelden wel hoogtebeperkingen op basis van de artikelen 2.2.2 en 2.2.2a van het LIB. De hoogtebeperkingen zorgen ervoor dat vliegtuigen op een veilige manier van en naar de luchthaven Schiphol kunnen vliegen.
De maximaal toegestane hoogte op grond van artikel 2.2.2 bedraagt 50- 54 meter NAP ter plaatse van het plangebied, zie onderstaande afbeelding.
Maximaal toegestane bouwhoogten ingevolge het Lib
De hoogtes ingevolge het Lib zijn gerelateerd aan het NAP. De NAP-hoogte van het gebouw wordt bepaald door de NAP-hoogte van het maaiveld + de objecthoogte van het gebouw ten opzichte van het maaiveld. De NAP-hoogte van het maaiveld ter hoogte van de Blauwe Wetering bedraagt + 0,45 m NAP. Het gebouw is zo ontworpen dat enerzijds onder de maximale op grond van het Lib toegestane hoogten wordt gebleven, en anderzijds voldoende ruimte wordt geboden voor 429 woningen. Onderstaande afbeelding geeft de maximale bouwhoogten van het gebouw weer i.r.t. de (aflopende) toetsvlakken uit het Lib.
De maximale hoogte van het gebouw bedraagt voor het meest westelijke deel 52,45 m, waar een NAP -hoogte van maximaal 53 m geldt. Voor de toren loopt deze hoogte vervolgens trapsgewijs af tot een maximale bouwhoogte van 51,05 m voor het meest oostelijke deel van de toren, waar een NAP-hoogte van maximaal 52 m geldt. De maximale bouwhoogten zijn opgenomen op de verbeelding.
Ter bescherming van het functioneren van radarapparatuur gelden voor deze locatie geen beperkingen.
In het hele plangebied is het niet toegestaan om vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik mogelijk te maken volgens het LIB. Dit voorkomt concentraties vogels in de nabijheid van de luchthaven die hinderlijk kunnen zijn voor vliegtuigen. Onder vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik wordt verstaan:
Dit bestemmingsplan maakt geen vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik mogelijk.
Rondom de luchthaven Schiphol wijst het LIB een toetszone aan waarin extra beperkingen voor windturbines en vaste laserinstallaties gelden. Deze regels moeten hinder voor landend en startend vliegverkeer voorkomen en een goede werking van de luchtverkeersapparatuur waarborgen. Windturbines kunnen hierop namelijk van extra invloed zijn door onder andere hun hoogte en de aanwezigheid van bewegende delen. Het gebruik van laserinstallaties met een bepaalde lichtintensiteit op de grond en in de directe omgeving van Schiphol kan de vliegveiligheid ook beïnvloeden.
Voor nieuwe windturbines geldt een maximaal toegestane tiphoogte van 35 meter of bij plaatsing van een dakturbine op een gebouw een maximale tiphoogte van de turbine van 5 meter waarbij de hoogte van het gebouw inclusief de tiphoogte van de turbine de 35 meter niet mag overschrijden. Uiteraard blijven daarnaast de eerder genoemde hoogtebeperkingen gelden. Afwijking van één van de hoogtebeperkingen is niet toegestaan tenzij een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart is verkregen. Ook voor nieuwe laserinstallaties met een bepaalde lichtintensiteit binnen de toetszone is een dergelijke verklaring van geen bezwaar nodig.
Voor dit bestemmingsplan hebben de extra beperkingen geen gevolgen omdat de bouw- en gebruiksmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt voldoen aan de gestelde beperkingen c.q. niet zien op windturbines/ lasers.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het LIB. De maximale bouwhoogte van het gebouw is gelegen onder de max.toegestane hoogte op grond van het Lib. Het met een afwijkingsbevoegdheid mogelijk maken van bouwhoogten hoger dan de maximale hoogte ingevolge het Luchthavenindelingbesluit Schiphol is uitsluitend toegestaan indien een verklaring van geen bezwaar zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart jo. het Luchthavenindelingbesluit Schiphol is verleend.
Planologische relevante buisleidingen dienen in het bestemmingsplan te worden bestemd. De bestemming leiding wordt gecombineerd met de bestemming van de gronden waarin de leiding is gelegen en beperkt de rechten en het gebruik van die gronden (de zogenaamde dubbelbestemming).
Planologisch relevante leidingen zijn:
Niet-planologisch relevante leidingen behoeven geen bescherming/regeling in het bestemmingsplan. Deze leidingen (riool(pers)leidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) vervullen uitsluitend een functie voor de aanwezige functies in het gebied (kavelaansluitingen) en kunnen ook zonder planologische regeling worden aangelegd. Deze leidingen zijn veelal aangelegd langs en/of in combinatie met aanwezige infrastructuur. Bij de technische uitwerking van het plan wordt de veiligheid van deze kabels en leidingen gewaarborgd via het KLIC-systeem.
Relevantie plangebied
In de nabijheid van het plangebied ligt in de Slachthuisstraat een watertransportleiding van het PWN. Vanaf het transformatorstation naar de Richard Holkade loopt een ondergrondse 50kV hoofdspanningsleiding. Dit zijn geen planologisch relevante leidingen waarvoor een specifieke regeling nodig is in dit bestemmingsplan. Er liggen geen hoofdgasleidingen of landelijke/ regionale leidingstroken in of nabij het plangebied die planologisch relevant zijn.
De beoordeling van het windklimaat met betrekking tot windhinder en windgevaar, is in Nederland vastgelegd in de norm NEN 8100. Om te bepalen of windhinder en/of windgevaar te verwachten is, kan in eerste instantie gebruik worden gemaakt van het beslismodel in de NEN 8100. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen een drietal activiteiten:
Overzicht kwaliteitsklasses windklimaat
Ten aanzien van het beoordelen van windgevaar wordt de indeling aangehouden zoals in onderstaande tabel:
Indicatie windgevaar
Situaties waarvoor een overschrijdingskans in procenten tussen de 0.05 en 0.30 geldt, mogen alleen worden geaccepteerd als deze vallen binnen activiteitenklasse 1 ('doorlopen'). Situaties met een overschrijdingskans in procenten groter en gelijk aan 0.30 zijn evident gevaarlijk en behoren te allen tijde te worden vermeden; het publiek mag hier niet aan worden blootgesteld. Voor plaatsen waar men voor kwetsbare groepen (bijvoorbeeld bejaarden, mindervaliden en kleine kinderen) een verantwoorde situatie wil bereiken, kunnen afwijkende eisen worden gehanteerd.
Relevantie plangebied
Ten behoeve van het bestemmingsplan is onderzoek naar windhinder verricht (zie Bijlage 13 'De Blauwe Wetering te Haarlem, Windstudie in het kader van de ruimtelijke onderbouwing, Actiflow B.V.). Voor de analyse is de Nederlandse norm ”NEN 8100: 2006: Windhinder en windgevaar in de gebouwde omgeving” gebruikt. Uit het onderzoek blijkt dat het windklimaat rondom De Blauwe Wetering in de nieuwe situatie in kwaliteit afneemt. De resultaten laten zien dat het binnenterrein hogere windsnelheden ondervindt voor de meeste windrichtingen. Dit kan leiden tot windhinder indien geen mitigerende maatregelen worden getroffen.
Nabij de noordwesthoek van de huidige bebouwing is kans op windhinder (klasse B en C), deze kans is groter in de nieuwe situatie. Ook aan de noordoosthoek en ten zuiden van de nieuwbouw ontstaan zones met windhinderklass B en C. Nergens treedt de meest kritische windhinderklasse E op. Ook ontstaat er nergens risico op windgevaar.
Op het binnenterrein kunnen bij de uitvoering van het bestemmingsplan mitigerende maatregelen worden getroffen. De bestemming staat daar niet aan in de weg. Gelet op voorgaande is het bestemmingsplan voor wat betreft het aspect windhinder uitvoerbaar.
Er bestaan geen wettelijke normen en eisen ten aanzien van bezonning voor bebouwing. Gemeenten zijn bij de onderbouwing of er t.a.v. dit aspect sprake is van ‘een goede ruimtelijke ordening’ vrij om dit in te vullen. Vaak wordt gebruik gemaakt van de door TNO ontwikkelde (lichte norm), die minimaal twee uur zon per dag (niet aansluitend vereist) in de periode 19 februari tot en met 21 oktober voorschrijft, en een “strenge' norm, die drie uur zon per dag (niet aansluitend vereist) in de periode 21 januari tot en met 22 november voorschrijft.
De volledige formulering van de ‘lichte norm’ luidt als volgt: ‘er wordt voldaan aan de lichte TNO-norm als de zon minimaal 2 uur per dag op het midden van de vensterbank aan de binnenkant van het raam van de woonkamer valt, gedurende de periode 19 februari t/m 21 oktober. 19 februari en 21 oktober zijn de data waarop de schaduwwerking het grootst is vanwege de lage stand van de zon. Na 19 februari zal de situatie elke dag verbeteren tot en met 21 juni, wanneer de zon op haar hoogst staat en er dus nauwelijks schaduwwerking is. Daarna wordt de schaduwwerking weer elke dag een beetje groter, tot het einde van de onderzoeksperiode op 21 oktober. Vanwege dit ‘parabolische’ effect volstaat het om de schaduwwerking op drie dagen te onderzoeken: 19 februari, 21 juni en 21 oktober. Op elk van deze data wordt met een interval van 1 uur onderzocht hoe de schaduwwerking op de omliggende woningen op de betreffende dag is, zodat inzichtelijk is hoeveel uur per dag de te onderzoeken gevels in de schaduw liggen. Bij het toetsen aan de TNO-norm dient de bezonning van het midden van de vensterbank in de woonkamer onderzocht te worden. In de regel bevindt de woonkamer zich in ieder geval aan de voorzijde van de woning.
Relevantie plangebied
Ten behoeve van het initiatief is een bezonningstudie verricht (zie Bijlage 14 bezonningsstudie invloed nieuwbouw De Blauwe Wetering, Nelissen Ingenieursbureau). Uit dit onderzoek blijkt dat de nieuwbouw van De Blauwe Wetering vooral invloed heeft op de woningen gelegen ten noorden van het plan met name de rug appartementen op de begane grond (meetpunt 5 Oorkondelaan- Noord). Hier wordt de lichte TNO norm benaderd maar niet behaald. Op de overige bebouwing rondom het plan wordt minimaal de lichte TNO norm behaald en aan de westzijde van het plan wordt tevens aan de strenge norm voldaan.
Bij de gehanteerde bestaande situatie is reeds rekening gehouden met de nieuw te ontwikkelen woningen binnen het plan Slachthuisbuurt in Haarlem. Dit betekent dat de woningen aan de west- en noordzijde van De Blauwe Wetering geen werkelijke bestaande bebouwing is.
Uit de uitgevoerde studie blijkt dat, ten gevolge van de nieuwbouw van De Blauwe Wetering (429 woningen) ter plaatse van circa 13 woningen in de nieuwbouw ten noorden van het plan niet wordt voldaan aan de lichte TNO-norm (zie paragraaf 3.2.). Het gaat in dit geval om:
Hierbij wordt opgemerkt dat in hetzelfde bouwblok (ten noorden van De Blauwe Wetering) rugwoningen worden gerealiseerd aan de noordgevel. Deze appartementen aan de noordgevel zullen zeer beperkt zoninstraling hebben, terwijl de appartementen aan de zuidgevel (meetpunt 5) vanaf februari beperkt en vanaf maart meerdere uren per dag door de zon beschenen worden.
Concluderend uit de resultaten in tabel 3.2. kan gesteld worden dat in de periode van 21 maart tot en met 21 september er meer dan 3 mogelijke bezonningsuren per dag zijn op de zuidgevel van het blok ten noorden van De Blauwe Wetering (meetpunten 4 en 5). Hiermee wordt in deze periode aan de strenge TNO-norm voldaan. Op grond hiervan wordt geacht dat het mogelijk is om hier, zeker omdat de woningen nog ontworpen moeten worden, een acceptabel woon- en leefklimaat te realiseren voor het aspect bezonning.
In het kader van de gemeentelijke 'Notitie Hoogbouwprincipes, kansen voor hoogbouw in Haarlem' en de 'Memo Cultuurhistorische verkenning ten behoeve van hoogbouwprincipes' is door Common Affairs een Hoogbouweffectrapportage (HER) opgesteld (Bijlage 15) . Deze rapportage bevat een onderzoek naar de effecten die de hoogbouw binnen deze ontwikkeling heeft op de omgeving. Het onderzoek beschrijft de effecten van het initiatief op de aanwezige cultuurhistorische waarden, de stedenbouwkundige inpassing en de technische omgevingsaspecten. Hieronder worden de bevindingen samengevat.
De toren van de Blauwe Wetering is markant zichtbaar vanuit enkele 'Lange Lijnen'. Dit zijn (historisch) gegroeide routes van- en naar Haarlem, die de stad verbinden en oriëntatie geven. In combinatie met het groen van het burgemeester Reinaldapark en de N205 als belangrijke toegangsweg naar de stad, benadrukt de toren de entree tot de stad. De toren is eveneens goed zichtbaar vanuit de Amerikaweg en Prins Bernhardlaan.
De historische watertoren van het monumentale slachthuis is door recente nieuwbouw langs de Schipholweg van het zicht onttrokken. De Blauwe Wetering en de herontwikkeling van het Slachthuisterrein zijn nauw op elkaar afgestemd in stedenbouw en architectuur. De toren van de Blauwe Wetering is in de tweede linie, achter de nieuwbouw zichtbaar, en refereert naar het monument. Hiermee wordt de hoogbouw, gezien vanaf een grotere afstand, identiteitsdrager van het hele gebied.
Uit de zichtlijnenstudie in de HER wordt duidelijk dat de zichtbaarheid van de hoogbouw vanuit de binnenstad afhankelijk is van de dichtheid en hoogte van het stedelijk weefsel. Zo is de toren, mede door de historische structuur, dichte bebouwing, en omsloten ruimten, niet zichtbaar vanuit de Grote Markt, Botermarkt, of de Damstraat. Vanaf punten die een panoramische uitzicht bieden, is de toren duidelijk zichtbaar als referentie naar het Slachthuis. In de directe omgeving is de hoogbouw uit de as van de Oorkondelaan gehouden om zo de zichtlijn op het monumentale watertoren van het slachthuis intact te houden.
De ring aan bebouwing aan de rand van de Blauwe Wetering is vier bouwlagen hoog op een halfverhoogde parkeergarage. Met deze bebouwing wordt de aansluiting gemaakt met de omringende buurt. Het hoogbouwaccent is zo gepositioneerd dat de overgang in schaal naar de bestaande omliggende wijken geleidelijk verloopt.
Door de flexibele structuur en posities van ramen zijn binnen het gebouw verschillende woningtypen mogelijk. De indelingen zijn ook in de toekomst aanpasbaar. Woningen zijn te splitsen en samen te voegen. Daarnaast zijn de lagere daken in het complex ingezet voor verduurzaming. Een deel van de daken is voorzien van PV-panelen. Een deel van de daken is ingericht als collectief groen voor de bewoners.
In het ontwerp is rekening gehouden met schaduwwerking en windhinder. De toren is centraal geplaats om schaduw tot een minimum te beperken. Bij de entree zijn luifels geplaatst als diffuser om hier verwachte windhinder tegen te gaan. Uitgebreide resultaten zijn in te zien in de bijlage van dit bestemmingsplan.
Tijdens het ontwerpproces zijn de twee ontwikkelprojecten 'Slachthuishof' en 'Blauwe Wetering' in samenspraak met de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit in stedenbouw, architectuur en het ontwerp van de openbare ruimte op elkaar afgestemd. Hierbij is de hiërarchie van openbare-, collectieve-, en binnenruimten van bouwblokken gedefinieerd. De Oorkondelaan functioneert als hoofdentree naar het Slachthuishof, ontsloten door een secundaire voetgangersroute vanaf de Blauwe Wetering. De formele uitstraling en symmetrie van de Oorkondelaan is door een te groot verschil in architectuur aan weerszijden versoepeld. De Oorkondelaan blijft echter wel als zichtlijn naar het monument functioneren, met groene margestroken in het profiel als ruimtelijk verbindende elementen.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht gemeenten bestemmingsplannen op te stellen. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Het gaat om een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast biedt zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet worden gedacht aan de toepassing van afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen.
De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Haarlem. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar. Dat is in principe de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.
Er is één landelijke voorziening waar alle ruimtelijke plannen voor een ieder volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Hiertoe dienen alle bestemmingsplannen te voldoen aan landelijk vastgestelde standaarden. In de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (hierna SVBP 2012) zijn de hoofdgroepen van bestemmingen bepaald, zoals Wonen, Bedrijven e.d. Ook geeft de SVBP bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels. Dat leidt ertoe dat de systematiek zoals gehanteerd in dit bestemmingsplan, op ondergeschikte onderdelen af kan wijken van de voorheen geldende planologische regelingen.
Het juridische bindende onderdeel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De planregels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.
Bij bestemmingsplannen gaat het om de belangen van burgers en bedrijven. Zij dienen zich snel en op eenvoudige wijze een juist beeld te kunnen vormen van de planologische mogelijkheden en beperkingen op één of meer locatie(s). Daarnaast is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen van groot belang voor degenen die deze plannen in grotere samenhang wensen te bezien. Denk hierbij aan degenen die betrokken zijn bij de planvoorbereiding, de planbeoordeling, het monitoren van beleid en de handhaving.
Er is één landelijke voorziening waar alle ruimtelijke plannen voor een ieder volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn: www.ruimtelijkeplannen.nl. Hiertoe dienen alle bestemmingsplannen te voldoen aan landelijk vastgestelde standaarden. In de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (hierna SVBP 2012) zijn de hoofdgroepen van bestemmingen bepaald, zoals Wonen, Bedrijven e.d. Ook geeft de SVBP bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels.
De regels van het bestemmingsplan vallen conform de SVBP 2012 in 4 hoofdstukken uiteen.
Hoofdstuk 1: Inleidende regels
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3: Algemene regels
Hoofdstuk 3: Overgangs- en slotregels
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Daardoor wordt vermeden dat verschillende interpretaties van de begrippen tot verschillen van mening over de regelgeving zouden kunnen leiden. Bij toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Wijze van meten (artikel 2)
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten gemeten moeten worden. Een aantal bepalingen is op grond van de SVBP dwingend voorgeschreven
Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, aan de in het plan begrepen gronden zijn toegekend. Niet iedere functie leent zich voor een eigen bestemming. Of dit zo is, hangt af van de ruimtelijke relevantie, of wel van de mate waarin de betrokken functie invloed heeft op zijn omgeving of daaraan eisen stelt. Behalve om functies gaat het bij bestemmingen altijd om concreet ruimtegebruik of om fysiek aanwezige ruimtelijke objecten. Een bestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak. Lijn- en puntbestemmingen komen niet voor. De verbeelding van een bestemming bestaat dus nooit uit een lijn of een punt. De bestemmingen worden gescheiden door bestemmingsgrenzen.
De volgende bestemmingen zijn aan de gronden in het plangebied toegekend.
De bestemming 'Groen' is opgenomen binnen het plangebied. Qua gebruiksmogelijkheden is aangesloten bij de groenbestemmingen van omliggende plangebieden/bestemmingsplannen.
De bestemminng Verkeer is opgenomen voor de zone tussen de woonbestemming en de aangrenzende wegen. Ook heeft deze bestemming betrekking op het binnen de woonbebouwing te realiseren openbare gebied.
De bestemming Water is opgenomen voor de Gouwwetering. Binnen de bestemming is onder andere een brug mogelijk.
wonen
De bestemming 'Wonen' is toegekend aan de beoogde nieuwbouw. Naast het gebruik als wonen - gemaximeerd tot 429 woningen - zijn ook bijbehorende voorzieningen als tuinen en erven toegestaan en, ter plaatse van specifieke aanduidingen, ook een (deel van de) ondergrondse parkeergarage.
Beroepsmatige activiteiten aan huis zijn binnen de bestemming Wonen toegestaan onder de voorwaarde dat deze activiteiten ondergeschikt zijn aan het wonen en niet meer ruimte in beslag nemen dan 35% van het bruto vloeroppervlak van een woning met een maximum van 50 m2. Aan huis verbonden dienstverlenende beroepen kunnen bijvoorbeeld zijn: kleine adviesbureaus, kleine financiële instellingen, pedicures en praktijkruimten voor de zogenaamde vrije beroepen zoals arts, tandarts en notaris. Verder is gastouderopvang en bed & breakfast toegestaan.
sociale woningbouw
Onderdeel van het project is het realiseren van 20 sociale huurwoningen. Artikel 3.1 van de Wet op de ruimtelijke ordening geeft de mogelijkheid om sociale woningbouw in het bestemmingsplan te regelen. Dit door middel van het opnemen van een bepaald percentage van het totaal aantal woningen dat mogelijk is volgens het plan. In de regels van het bestemmingsplan Blauwe Wetering is opgenomen dat 4,6% van de woningen sociale huurwoningen moeten zijn. Dit percentage komt overeen met 20 sociale huurwoningen.
Deze regel kan alleen in het bestemmingsplan worden opgenomen als er een zogeheten doelgroepenverordening aanwezig is. Op 27 februari 2020 heeft de gemeenteraad de Verordening doelgroepen woningbouw Haarlem 2020 vastgesteld. Hiermee is de weg vrij gemaakt om sociale woningbouw te regelen in het bestemmingsplan.
functies
In de plint zijn tot 1000 m2 bruto-vloeroppervlak diverse functies toegestaan, ter plaatse van de specifieke aanduiding 'gemengd' op de verbeelding.
Binnen de bestemming Wonen zijn meerdere activiteiten mogelijk. Voor een aantal activiteiten geldt dat zij na 20:00 uur niet meer open mogen zijn voor publiek. Deze bepaling is opgenomen vanwege het benodigd aantal parkeerplaatsen voor de ontwikkeling. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar Bijlage 11. het bevoegd gezag kan medewerking verlenen aan andere openingstijden indien voldaan kan worden aan de parkeernormen van artikel 12.
publieksgerichte en niet-publieksgerichte dienstverlening
Binnen de bestemming zijn werkfuncties toegestaan zoals publieksgerichte en niet-publieksgerichte dienstverlening. Een dienst is te typeren als een transactie waarbij een niet fysiek goed wordt geleverd. Een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen van producten past niet binnen de bestemming. Voorbeelden van publieksgerichte dienstverlening zijn: stomerij, wasserette, kapper, praktijkruimte, makelaar, reisbureau en dergelijke. voorbeelden van niet publieksgerichte dienstverlening zijn: kantoren, informatie technologie bureau, grafische afwerking en dergelijke.
bouwen
Ten aanzien van bouwen gelden de bouwregels zoals opgenomen in de Algemene regels. Bij de berekening van de stikstofdepositie (Bijlage 8) is in overwegende mate uitgegaan van de inzet van elektrisch materieel. In de bouwregels is hier een bepaling over opgenomen. Door deze bepaling kan het onderwerp stikstofdepositie onderdeel uitmaken van de toets op de aanvraag bouwvergunning.
Inpandige traforuimte
Het realiseren van een inpandige traforuimte is toegestaan als de veiligheid en gezondheid van de bewoners van het appartementencomplex voldoende is gewaarborgd. Het is van belang afstand te houden tussen de traforuimte en woonruimtes. Dit is mogelijk door:
Indien de maatregel onder punt 1. niet haalbaar is, kan worden gedacht aan een combinatie van maatregelen die genoemd zijn bij de punten 2 t/m 4.
Artikel 7 Waarde - archeologie (dubbelbestemming)
De aanwezige archeologische verwachtingswaarden krijgen bescherming door het toekennen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
Het bestemmingsplan houdt rekening met de (voorlopige) Archeologische Beleidskaart Haarlem. In het plangebied komt de categorie 4 voor.
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Met deze regel wordt voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Bijvoorbeeld in het geval (onderdelen van) bouwpercelen - al dan niet tijdelijk - van eigenaren wisselen. De regeling is met name van belang met het oog op nieuwbouw. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere omgevingsvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit te verkrijgen.
Artikel 9 Algemene bouwregels
In dit artikel zijn de bouwregels voor de bestemming Wonen opgenomen.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
Dit artikel geeft algemene regels met betrekking tot ongewenst gebruik van gronden die in alle gevallen opgeld doen, tenzij dit in de specifieke gebruiksregels expliciet alsnog wordt toegestaan.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Door middel van dit artikel is enige mate van flexibiliteit mogelijk. Zo kan er een afwijking plaatsvinden voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10%.
Het toepassen van een afwijkingsbevoegdheid gebeurt altijd met inachtneming van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, zodat belanghebbenden de mogelijkheid tot bezwaar/beroep hebben wanneer op grond van dit artikel van het plan wordt afgeweken.
Artikel 12 Overige regels
Dit artikel legt een koppeling tussen de regels van het bestemmingsplan en de gemeentelijke beleidsregels voor het parkeren. De normen voor parkeren, stallen, laden en lossen zelf liggen namelijk niet vast in dit bestemmingsplan, maar in gemeentelijke beleidsregels. Die beleidsregels geven aan wanneer er sprake is van voldoende ruimte voor parkeren, stallen, laden en lossen. Uitgegaan wordt altijd van de gemeentelijke beleidsregels voor het parkeren zoals die gelden op het moment van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
Artikel 13 Overgangsrecht
Het overgangsrecht is van toepassing op bestaande situaties (gebruik en/of bebouwing) die op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan niet passen binnen het nieuwe plan.
Het overgangsrecht houdt in dat gebruik en bebouwing dat in strijd is met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet. Ook bouwwerken die basis van een geldige omgevingsvergunning nog gebouwd mogen worden, worden onder het overgangsrecht geschaard.
Het overgangsrecht is nadrukkelijk niet bedoeld voor bouwwerken die een gebruik kennen dat onrechtmatig is op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.Er is geen sprake van legalisatie van reeds strijdig gebruik door dit bestemmingsplan en er kan ook nog steeds gehandhaafd worden. Ook bouwwerken die op peildatum illegaal zijn, blijven illegaal.
Artikel 14 Slotregel
Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplan.
Bijlage 1 bij de regels Zoneringslijst
De Zoneringslijst is opgenomen in bijlage 1 van de regels en geeft – voor zover passend binnen de bestemming – op basis van de hindercategorie aan welk type activiteiten zijn toegestaan. Deze lijst vormt het planologische toetsingskader bij het al dan niet toelaten van een nieuw bedrijf. In deze bijlage wordt uiteengezet hoe de lijst is samengesteld en hoe de toetsing aan de Zoneringslijst verloopt. Naast deze planologische toetsing vindt ook altijd een toetsing plaats in het kader van de Wet milieubeheer (onder meer het verlenen van een milieuvergunning) wanneer een nieuw bedrijf (de wet spreekt over een inrichting) gevestigd wordt.
Bij ontwikkelingen die middels het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, is het noodzakelijk aan te tonen in hoeverre de beoogde plannen financieel haalbaar zijn en wie de risicodragende partij is. In dit kader is in afdeling 6.4 Wro bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen, indien een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Hiervan kan worden afgeweken indien het verhaal van de kosten van een grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is.
Met dit bestemmingsplan wordt beoogd het vigerende juridisch-planologisch kader te herzien naar aanleiding van wens om het plangebied te transformeren naar een (voornamelijk) woongebied. Door woningen te kunnen realiseren is hier sprake van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Daarom is het opstellen van een exploitatieplan noodzakelijk, tenzij de kosten van de ontwikkeling anderszins verzekerd is.
Tussen gemeente en ontwikkelaar is een anterieure overeenkomst gesloten waarin ingegaan wordt op het kostenverhaal. Hiermee zijn de kosten van de ontwikkeling anderszins verzekerd.
Communicatie
Met het project Blauwe Wetering wordt uitvoering gegeven aan de door de raad vastgestelde stedenbouwkundige randvoorwaarden 'Blauwe Wetering'. Bewoners, ondernemers en in de buurt gevestigde instellingen zijn tijdens het proces van voorbereiding van de herontwikkeling op diverse momenten geïnformeerd en geraadpleegd. De ontwikkelaar heeft op 8 februari 2018 in het kader van de totstandkoming van de stedenbouwkundige randvoorwaarden een inloopavond georganiseerd. Vervolgens heeft in de periode van 26 april tot 7 juni 2018 inspraak plaats gevonden op de stedenbouwkundige randvoorwaarden.
Mede naar aanleiding van de ingekomen reacties is er op 20 november 2018 nogmaals een bijeenkomst voor buurtbewoners en andere belanghebbenden gehouden. Doel van deze bijeenkomsten was om buurtbewoners en andere belangstellenden bij te praten over de laatste stand van zaken met betrekking tot het stedenbouwkundig plan. Ook was er ruimte om met elkaar in gesprek te gaan, vragen te stellen en om zorgen te delen.
Op 3 december 2019 is een inloopavond gehouden. Tijdens de inloopavond is het definitieve ontwerp van het bouwplan gepresenteerd, inclusief wijzigingen en uitwerkingen.
In het kader van het wettelijke vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro is het voorontwerpbestemmingsplan op 18 maart 2020 verzonden aan:
De volgende instanties hebben aangegeven zich te kunnen vinden in het bestemmingsplan:
De volgende instanties hebben niet gereageerd:
De wijkraad heeft een aantal opmerkingen over het bestemmingsplan. Deze opmerkingen inclusief een reactie staan in Bijlage 17.
Het ontwerpbestemmingsplan wordt voor 6 weken ter inzage gelegd. Binnen deze periode kunnen zienswijzen ingediend worden. De zienswijzen worden beantwoord en kunnen leiden tot wijzigingen aan het plan. De resultaten van de beantwoording worden in deze paragraaf vermeld wanneer bekend.
Met dit bestemmingsplan beoogt de gemeenteraad een voor de burgers duidelijk en herkenbaar ruimtelijk beleid te formuleren. Op grond daarvan mag dan ook verwacht worden dat het college van burgemeester en wethouders handhavend optreedt als iemand de regels van het bestemmingsplan niet naleeft. Immers, de ruimtelijke kwaliteit van het gebied loopt gevaar als men in strijd met het bestemmingsplan een bouwwerk bouwt of als men in strijd met het bestemmingsplan gronden of bouwwerken gebruikt. Het achterwege laten van handhaving kan ertoe leiden dat zich ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die negatieve gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit en de veiligheid. Daarom wordt hier het beleid inzake de handhaving uiteengezet en aangegeven hoe de handhaving van de bestemmingsplanregels wordt opgepakt. Volgens vaste jurisprudentie bestaat er een beginselplicht om handhavend op te treden. Dit houdt in dat, gelet op het algemeen belang dat gediend is met de handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift of regel het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moet maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als er concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. De gemeente Haarlem voldoet aan deze beginselplicht door daadkrachtig en consequent op te treden.
Eens in de vier jaar stelt de gemeente Haarlem een integraal handhavingsbeleid vast waarin de projecten staan aangegeven die worden opgepakt. De opzet is dat de afdeling Handhaving Bebouwde Omgeving niet alle illegale situaties tegelijk aanpakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, hetgeen een uitstralend effect zal hebben. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor deze projectmatige aanpak. Uiteraard wordt bij calamiteiten altijd opgetreden. Handhaving van de regels van bestemmingsplannen vindt in de gemeente Haarlem plaats langs bestuursrechtelijke weg. Rechtszekerheid en gelijke behandeling van burgers staan hierbij voorop. Daarbij is ook communicatie belangrijk. Hier kan bovendien een preventieve werking van uitgaan. De gemeente brengt met name de relatie met de na te streven beleidsdoelstellingen onder de aandacht, zodat voor iedere inwoner, eigenaar en ondernemer duidelijk mag zijn hoe en wanneer het college handhaaft.
Ook voor dit plangebied zal de handhaving van de kaders van het bestemmingsplan tevens plaatsvinden na het verstrekken van omgevingsvergunningen voor de activiteiten 'bouwen', 'het uitvoeren van een werk' en 'het gebruiken van gronden en bouwwerken'. Want niet alleen handelingen zonder vergunning zijn onderwerp van handhaving, maar ook handelingen in afwijking van een omgevingsvergunning vormen een overtreding. Het gemeentelijk toezicht tijdens de vergunningplichtige activiteiten is gewaarborgd doordat inspecteurs in Haarlem volgens het Landelijk Toezichtprotocol werken. Deze inspecteurs classificeren projecten volgens het protocol, waarmee zij de noodzakelijke frequentie en het niveau van de controles tijdens de bouw bepalen. De rapportage van deze controles slaan zij digitaal op. Aldus draagt het college zorg voor de handhaving van de bestemmingsplanregels.
het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig of technisch vlak of daarmee gelijk te stellen activiteiten niet zijnde detailhandel, dat een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
een aangebouwd gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
professioneel archeoloog die op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologische onderzoek uit te voeren en programma's van eisen op te stellen en te toetsen.
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarde binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid en de waarde van archeologische resten.
gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.
vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context.
uitkraging aan een gevel waarvan het bovenvlak vanuit het gebouw toegankelijk is en als buitenruimte fungeert.
een op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de woning met behoud van de woonfunctie.
een bouwlaag waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende peil ligt.
onder “bestaande” goot- of bouwhoogte, kap- en dakvorm, gevelindeling, maatvoering en oppervlakte wordt verstaan de goot-/bouwhoogte, kap- en dakvorm, nokrichting, gevelindeling, maatvoering en oppervlakte zoals die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan rechtens bestaat of rechtens mag bestaan.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
een gebouw dat, zowel in bouwkundige als in functionele zin ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een hoofdgebouw.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijn toegelaten.
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
de totale vloeroppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, met inbegrip van de bouwconstructie, bergingen,trappenhuizen, interne verkeersruimten, magazijnen, dienstruimten et cetera, met uitzondering van balkons, galerijen, parkeer- en stallingsvoorzieningen.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van horeca.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang, die een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
één persoon, een gezin of een hiermee gelijk te stellen groep van personen van beperkte omvang, die bij verblijf in een woning de daar aanwezige essentiële woonvoorzieningen deelt;
horecabedrijven die hoofdzakelijk overdag eenvoudige etenswaren verstrekken en als nevenactiviteit licht- en niet-alcoholische dranken verstrekken, zoals lunchrooms, ijssalons, koffie/theehuizen, broodjeszaken en daamee gelijk te stellen horecabedrijven.
horecabedrijven die hoofdzakelijk maaltijden verstrekken en als nevenactiviteit alcoholische en niet-alcoholische dranken verstrekken, waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van maaltijden, zoals restaurants en eethuisjes, snackbars en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
een gebouw voor het verlenen van diensten en het uitvoeren van handelingen, waarbij de nadruk ligt op de administratieve afwikkeling van die handelingen.
civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen,waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf.
commerciële vrijetijdsvoorzieningen waar men betaalt voor het ervaren
van een belevenis.
het verlenen van diensten zonder rechtstreeks fysiek contact met het publiek.
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
het bestemmingsplan Blauwe Wetering met identificatienummer NL.IMRO.0392.BP3120018-on01van de gemeente Haarlem.
een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden ten opzichte van het horizontale vlak.
het verlenen van diensten met rechtstreeks contact met het publiek in de vorm van zakelijke, consumentverzorgende, openbare en (para)medische dienstverlening inclusief ondergeschikte nevenfuncties.
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam) prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een besloten huis, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
huurwoning zoals genoemd in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder d. van het Besluit ruimtelijke ordening;
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke informatie.
voorzieningen ten behoeve van openbare verlichting, telecommunicatie, gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse kabels en leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van één of meer personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan een afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.
afstand tot de bouwperceelsgrens
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die
afstand het kortst is.
bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk
met uitzondering van ondergeschikte onderdelen, zoals schoorstenen, antennes, een
minimale uitloop van een liftschacht en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.
Siergevels zoals trapgevels, halsgevels, klokgevels en lijstgevels worden niet meegerekend
bij het bepalen van de bouwhoogte.
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeiboord,
of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
verticale diepte van een ondergronds bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenzijde van de laagstgelegen vloer.
inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of
het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse
van het bouwwerk.
breedte dakvlak bij dakdoorbreking
de meetlijn wordt gelegd op de helft van de hoogte van de dakdoorbreking.
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouwgrenzen te overschrijden ten behoeve van:
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Binnen de bestemming 'Groen' mogen 'bouwwerken geen gebouw zijnde' worden opgericht, onder de volgende voorwaarden:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 en een bouwhoogte van maximaal 5 m voor speelvoorzieningen toestaan;
criteria voor afwijken
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Binnen de bestemming 'Verkeer' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Ter plaatse van de aanduiding 'brug' mogen bruggen worden opgericht onder de voorwaarde dat minimaal de bestaande doorvaarthoogte behouden blijft.
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 en toestaan dat er een kleinere doorvaarthoogte wordt gerealiseerd.
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Binnen de bestemming 'Wonen' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 9.
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 10 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
De voor 'Waarde- archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermings- waardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' toe te voegen of te verwijderen als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Tenzij in de bouwregels van de betreffende bestemming anderszins is bepaald gelden voor het bouwen de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning als genoemd in lid 11.1 onder a tot en met d nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en toetsen of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of het gebruiken van gronden of bouwwerken geldt dat in voldoende mate ruimte moet zijn aangebracht en in stand worden gehouden op eigen terrein voor parkeer- of stallingsgelegenheid en laad- en losmogelijkheden overeenkomstig de 'Beleidsregels parkeernormen 2015'.
Het bevoegd gezag past de in sublid 12.1.1 genoemde regels toe met inachtneming van de 'Beleidsregels parkeernormen 2015' met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze beleidsregels zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte is aangebracht en in stand wordt gehouden op eigen terrein voor het genoemde in sublid 12.1.1 overeenkomstig de beleidsregels als bedoeld in sublid 12.1.2.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van lid 13.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
Lid 13.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan is milieuzonering een standaardinstrument voor de ruimtelijke ordening. Milieuzonering is bedoeld om indicatief te beoordelen in hoeverre de woon-, werk- en recreatieve functies, of (indirect) verkeer, belemmeringen voor elkaar opleveren. Het doel is deze eventuele hinder of belemmeringen te voorkomen in nieuwe situaties en te verhelpen of te beperken in bestaande situaties.
Toepassing milieuzonering
Om de afweging of een bestemming ergens wel of niet past te kunnen maken biedt milieuzonering handvatten (een gebiedstypering en een bedrijvenlijst). Het grondgebied van Haarlem is ingedeeld in gebieden of zones zoals het college van burgemeester en wethouders van Haarlem in november 2002 vaststelde als onderdeel van de nota Milieuzonering. Deze nota is in 2008 geactualiseerd, waarbij de indeling in gebieden of zones uit 2002 is behouden.
Gebiedstypering
Het toenemend intensief en doelmatig ruimtegebruik vraagt om een integrale benadering van de kwaliteit van de leefomgeving. Door te weten waar theoretisch welke bedrijfsactiviteiten en welke duurzaamheidmaatregelen mogelijk zijn, wordt het ruimtelijk plannen eenvoudiger. Zodoende is één integrale kaart en typeringsomschrijving ontwikkeld. In de praktijk bevat het plangebied van een bestemmingsplan meestal meer gebiedstypen en is ieder plangebied weer uniek. Dit is van groot belang voor de ruimtelijke indeling van verschillende functies. In de gebiedstypologie is vrijwel het gehele grondgebied van de gemeente Haarlem terug te vinden. De hoofdgroepen wonen, werken en natuur & recreatie geven de belangrijkste functie binnen een gebiedstype weer (de tabel typeert op hoofdlijnen. De verfijning vindt plaats op bestemmingsplanniveau).
Typologie | Omschrijving | Maximaal toegestane bedrijfscategorie | |||
A | Wonen | ||||
Overwegend laagbouw in een lage dichtheid | Dichtheid < 40 w/ha | B | |||
Overwegend laagbouw in een hoge dichtheid | Dichtheid = 40 w/ha | B | |||
Flatwijk | = 50% van het aantal woningen zijn flatwoningen | B | |||
Stedelijke centra | Historisch centrum en moderne stadswinkelcentra | C | |||
B | Werken | ||||
Corridors/ Gemengd gebied | Hoofdfunctie is werken. Bedrijven zijn gemengd met woningen. Werkfuncties langs stadsstructuurwegen. | C | |||
Bedrijvigheid | Bedrijven geconcentreerd in een gebied | 3 of 4 | |||
C | Natuur en recreatie | ||||
Stadsnatuur | Alle stedelijke parken en plantsoenen | n.v.t. | |||
Dagrecreatie | Recreatie gericht op ontspanning voor minder dan een dag | Recreatiegebonden | |||
Buitengebied/ natuurontwikkeling | Landelijke gebied met en zonder woningen | B (gebiedsgebonden) |
Ad A Wonen
Voor de drie eerstgenoemde woontypologieën zijn in principe categorie B bedrijven altijd toegestaan. Wel kan via het bestemmingsplan besloten worden om in afzonderlijke wijkdelen of straten slechts categorie A bedrijven toe te staan. Feitelijke juridische vastlegging van een dergelijke milieuzonering vindt plaats in bestemmingsplannen. Daarom blijft het onderscheid tussen categorie A en B bestaan. Tot de vierde woontypologie 'stedelijke centra' wordt de vergrote binnenstad gerekend.
Ad B Werken
Wat betreft de typering 'corridors/gemengd gebied' geldt dat corridors doorgaande routes/verkeersassen met openbaar vervoer zijn, die een verbinding vormen met het centrum (of centrum Schalkwijk) met nadruk op de werkfunctie. Hiertoe wordt de direct nabij gelegen bebouwing links en rechts gerekend. Categorie C bedrijven zijn hier toegestaan. De typering van het achterliggende gebied en de bijbehorende toegestane bedrijfscategorieën zijn bepalend voor de toegestane milieuhinder aan de achterzijde van bebouwing in een corridor. In het bestemmingsplan zullen de details nader worden bepaald. Tussen woonwijken en corridors kan nog een tussenvorm herkend worden, wijkontsluitingswegen, die om reden van vereenvoudiging niet apart is getypeerd. Langs deze wegen overheerst de woonfunctie, maar de verkeersintensiteit is relatief hoog en ook hier rijdt vaak openbaar vervoer. Categorie C bedrijven zijn niet ondenkbaar langs wijkontsluitingswegen, maar het aantal dient duidelijk lager te liggen dan in corridors.
Ad C Natuur en recreatie
Onder 'stadsnatuur' worden naast openbare parken ook begraafplaatsen gerekend. Onder 'dagrecreatie' wordt naast groengebied buiten de stad ook sport gerekend. In deze gebiedstypen kunnen gebiedsgebonden activiteiten worden toegestaan en kan eventueel horeca ook een plek krijgen. Voor het 'buiten-/ natuurontwikkelingsgebied' geldt dat gebiedsgebonden bedrijfsactiviteiten tot categorie B zijn toegestaan. In sommige gevallen zal categorie C toelaatbaar zijn, afhankelijk van de nabijheid van gevoelige bestemmingen en de verkeersaantrekkende werking.
Bedrijvenlijst
De door bedrijven veroorzaakte mate van hinder is weergegeven in een categorie indeling. Daarbij geldt hoe lager het categoriecijfer des te minder hinder een bedrijf oplevert. De categorieën A en B zijn in principe in de hele stad Haarlem toegestaan. Voor een specifieke locatie (zoals een woonwijk in lage dichtheid) kan bepaald worden dat alleen een categorie A of geen bedrijvigheid is toegestaan. Bedrijven van categorie C dienen per definitie nader beoordeeld te worden op de daadwerkelijke hinder (in relatie tot de geplande locatie). Dit geldt voor alle nieuwe bestemmingsplannen.
Steeds meer bedrijven vallen onder het Activiteitenbesluit milieubeheer en zijn niet meer vergunningsplichtig. Er zijn dus minder bedrijven waaraan specifieke eisen kunnen worden gesteld via een vergunning. Voor een deel wordt dit ondervangen met de preventieve werking van het instrument milieuzonering. Daarmee is milieuzonering een belangrijk instrument. De bedrijvenlijst (milieuzoneringslijst) garandeert deze preventieve werking voldoende.
Zoneringslijst - Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SBI- code |
OMSCHRIJVING | Categorie | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
17 | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
174, 175 | Vervaardiging van textielwaren | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
176, 177 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
18 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
18 | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
181 | Vervaardiging kleding van leer | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
20 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
20 | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
203, 204, 205 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
205 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
22 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
22 | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
221 | Uitgeverijen (kantoren) | A | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2222.6 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2223 | Grafische afwerking | A | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2223 | Binderijen | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2224 | Grafische reproduktie en zetten | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2225 | Overige grafische aktiviteiten | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
223 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | A | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
24 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
24 | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2442 | Farmaceutische produktenfabrieken: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2442 | - verbandmiddelenfabrieken | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
26 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
26 | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2615 | Glasbewerkingsbedrijven | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
262, 263 | Aardewerkfabrieken: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
262, 263 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
267 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
267 | - zonder breken, zeven en drogen p.o. < 2.000 m² | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2681 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
28 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
28 | VERVAARD. VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
281 | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
284 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2852 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
287 | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
30 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
30 | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
30 | Kantoormachines- en computerfabrieken | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
33 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
33 | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
33 | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
36 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
36 | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
361 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | A | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
362 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
363 | Muziekinstrumentenfabrieken | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3661.1 | Sociale werkvoorziening | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40 | PRODUCTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40 | - < 10 MVA | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40 | Gasdistributiebedrijven: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. cat. A | A | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40 | - blokverwarming | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
41 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
41 | WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
41 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
41 | - < 1 MW | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
45 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
45 | BOUWNIJVERHEID | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
45 | Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1.000 m2 | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
50 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
50 | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
501, 502, 504 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5020.4 | Autobeklederijen | A | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5020.5 | Autowasserijen | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
503, 504 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
51 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
51 | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
511 | Handelsbemiddeling (kantoren) | A | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5153 | Grth in hout en bouwmaterialen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5153 | - algemeen | C | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5153 | - indien b.o. < 2.000 m² | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5153.4 | zand en grind: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5153.4 | - indien b.o. =< 200 m² | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5154 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5154 | - algemeen | C | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5154 | - indien b.o. =<2.000 m² | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
527 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | A | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
72 | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
72 | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | A | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
72 | Switchhouses | B |
Gebruikte afkortingen en tekens:
< kleiner dan
> groter dan
= gelijk aan
=< kleiner dan of gelijk aan
b.o. bedrijfsoppervlak
cat. categorie
e.d. en dergelijke
n.e.g. niet elders genoemd
p.o. productieoppervlak
v.c. verwerkingscapaciteit