direct naar inhoud van 2.1 Korte historische schets
Plan: Nieuwstad
Plannummer: BP1080004
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0392.BP1080004-0003

2.1 Korte historische schets

Het oude Haarlem ontstond in de vroege Middeleeuwen aan de rand van een strandwal. Hier naderden de oude handelsroute tussen Noord- en Zuid-Holland en de rivier het Spaarne elkaar het dichtst. In de 11e eeuw werden door de vestiging van een grafelijk hof op deze strandwallen, ambachtelijke- en handelsactiviteiten aangetrokken.

De bevolking groeide hierdoor, waarna graaf Willem II in 1245 het stadsrecht aan Haarlem verleende. De stad kreeg het recht op een eigen bestuur en rechtspraak. Rond deze zelfde periode werd de historische stad ommuurd. De begrenzing van de ommuring liep langs de Oude Gracht, de Kraaienhorstergracht (nu de Nassaulaan), ongeveer evenwijdig aan de Nassaustraat, de Ridderstraat en de Korte Jansstraat en verder langs de Bakenessergracht en het Spaarne.

In de 14de en in de eerste helft van de 15de eeuw groeide de stad uit tot een van de meest welvarende steden van het graafschap Holland. De groeiende bedrijvigheid (bierbrouwerijen, textielindustrie en lakennijverheid) leidde ertoe dat zich steeds meer mensen binnen de stadsmuren wilden vestigen, maar de mogelijkheden hiervoor raakten uitgeput. Haarlem was te klein geworden en zo werd omstreeks 1400 de stad in oostelijke, zuidelijke en westelijke richting verder uitgebreid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP1080004-0003_0002.jpg"

Figuur 2.1 Prestedelijke bebouwing ten noorden van het laat middeleeuwse Haarlem met duidelijk de Jans- en de Kruisweg

Van 1572 tot 1577 hadden de Spanjaarden de macht over Haarlem en hiermee begon een tijdperk van teruggang. Het einde van de Spaanse heerschappij betekende het startsein voor wederopbouw en het herstel van de bedrijvigheid. De handel in de stad bloeide weer op en werd nog verder versterkt door de aanleg van de trekvaart tussen Haarlem en Amsterdam, die inmiddels was uitgegroeid tot een internationaal handelscentrum.

De groeiende welvaart had een snelle toename van de bevolking tot gevolg. Een nieuwe uitleg werd noodzakelijk en het stadsbestuur gaf rond 1627 opdracht om een uitbreiding in de noordelijke richting te ontwerpen (waar onder aan de architecten Pieter Post en Salomon de Bray). Deze nieuwe uitleg werd Nieuwstad genoemd.

De Haarlemse bouwmeester/schilder Salomon de Bray kwam met een zeer opmerkelijk ontwerp. Het uitbreidingsplan voor de noordzijde van de stad maakte onderdeel uit van een groter geheel, namelijk Haarlem als een ideale stad met een regelmatig 16-hoekig grondplan (zie figuur 2.2). De middeleeuwse stad die Haarlem toen was, zou getransformeerd worden in een moderne stad met een regelmatig stratenpatroon en de Sint Bavo als onbetwist middelpunt. De achterliggende gedachte was dat bij een stad die volkrijk is en een optimale verdediging eist, een reguliere omwalling met 16 bastions zeer passend is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP1080004-0003_0003.jpg"

Afbeelding 2.2 Salomon de Bray, algemeen plan van uitbreiding voor de Haarlem 1661

De nieuwe noordkant werd begrensd door een moderne halve cirkelvormige verdedigingslinie met zes bastions, omgeven door een gracht die het beloop der bastions volgde. Het stedelijk gebied werd hiermee met ongeveer 50% uitgebreid. De oude noordelijke stadsmuur met de bijbehorende gracht werden opgeofferd. Daar stond tegenover dat in het zuidelijke deel van Nieuwstad twee brede grachten werden gegraven, de Nieuwe Gracht en de Achter Nieuwe Gracht.

Een groot deel van de Haarlemse bevolking leed echter in de 18e eeuw opnieuw in armoede. Dat bracht vooral vermogende burgers ertoe hofjes te stichten voor oude, minvermogende Haarlemse vrouwen. Zo verrezen in Nieuwstad aan de Jansweg in 1730 het Hofje van Staats en in 1760 op de hoek van de Hooimarkt en de Nieuwe Gracht het Hofje van Noblet.

Bijna anderhalve eeuw lang stond de gewenste uitbreiding in Nieuwstad grotendeels stil.

Groenstructuur en villaparken

Omstreeks 1870 was Haarlem eindelijk uit het economische dal geklommen en werd in de stad veel gebouwd. Er was weer vraag naar royale bouwlocaties gelegen in het groen en de eerste villaparken deden hun intrede. Het eerste als zodanig ontworpen villapark van Nederland wordt in Haarlem gebouwd en in geen andere stad is dit fenomeen zo bepalend geweest. De familie Zocher speelde bij deze ontwikkeling een belangrijke rol. In opdracht van het stadsbestuur werden in 1828 de in onbruik geraakte Bolwerken door J.D. Zocher getransformeerd tot aangename groene wandeldreven. Deze strook vormt nog steeds samen met de voormalige stadsgracht een fraaie afsluiting van de historische stad.

De familie Zocher was niet alleen verantwoordelijk voor de aanleg van de parkfunctie van de Bolwerken, maar ook voor het Kenau- en Ripperdapark. Ze hadden ook bemoeienis met het dempen van de Achter Nieuwe Gracht waarmee een nieuwe groenstructuur werd geïntroduceerd die de anderen met elkaar verbond. De plannen van Zocher konden worden uitgevoerd omdat de Bolwerken hun militaire functie hadden verloren. En hoewel het afweek van het ortogonale grid van de uitleg, heeft het de hoofdstructuur niet verstoord, maar juist versterkt.

De komst van het station in 1839 leidde in het noordelijke deel van Nieuwstad, dat grotendeels nog braak lag, tot de bouw van woningen voor de gezeten burgerij. Met name tussen 1864 en 1885 werden de eerste de villa's langs de noordzijde van het Prinsen en Staten Bolwerk villa's gebouwd. Aan de zuidkant van het Staten Bolwerk verrees tussen 1864 en 1885 een wat stijfdeftige gevelwand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP1080004-0003_0004.png"

Afbeelding 2.3 Nieuwstad 1865

Het meest monumentale villapark is zonder twijfel het Kenaupark in het westen van Nieuwstad. Het werd door Zocher jr. in 1868 getekend. De Amsterdamse architect G.W. Breuker was verantwoordelijk voor het blok herenhuizen van welhaast onnederlandse allure aan de oostzijde van het park. De overige bouwlocaties werden particulier uitgegeven en laten een harmonieus beeld zien van witte villa's in het groen. Interessant gegeven is verder dat er ook in het huidige Kenaupark nog sporen terug zijn te vinden van groene aanleg van de Hortus Medicus. Zowel Zocher als zijn opvolgers hebben diverse gewassen van deze tuin gehandhaafd.

Op het ten oosten van de Jansweg gelegen Rozenveld dat enige tijd in gebruik is geweest als schuttersveld wordt ook een voornaam villapark gepland. In het oosten werd in 1870 begonnen met de ontwikkeling van het Ripperdapark (architecten P. Jung & F. J. Pannekoek en stadsarchitect J. E. van den Arend), het eenvoudiger zusje van het Kenaupark. Met het dempen van de Achter Nieuwe Gracht die nooit goed gestalte had gekregen door bebouwing van enige omvang, werd de hoop uitgesproken dat de onaanzienlijke huisjes vervangen zouden worden door een meer voornaam soort bebouwing. De Achter Nieuwe Gracht werd gedempt in 1870 en omgedoopt tot Parklaan. De nieuwe straat kreeg een parkachtige aanleg met als doel tot groene as te dienen tussen de beide parken, maar de bijpassende bebouwing bleef vooralsnog uit.

Na deze bouwhausse is Nieuwstad een volwaardig deel van de stad geworden. Alleen het meest oostelijk deel, het huidige Gonnetbuurt, is altijd een buitenbeentje gebleven. De katoenfabriek Phoenix bepaalde hier lange tijd het beeld, maar deze brandde in 1891 af. Het gebied is voor een lange periode braak blijven liggen en heeft sindsdien altijd een wat rommelig karakter gehad. Het kleinschalige industrieterrein detoneert in deze woonomgeving.

De prachtige parkachtige groenstructuur van de Nieuwstad heeft maar een korte periode in zijn samenhang gefunctioneerd. Met de bouw van het nieuwe station en met name door het verhoogde spoortalud verdween de samenhang van de verschillende delen. Maar met name de enorme toename van het verkeer heeft het gebied zwaar belast en getransformeerd.

Spoorlijn Haarlem-Amsterdam

In 1835 is tussen Amsterdam en Haarlem de eerste Nederlandse spoorlijn aangelegd. Het bijbehorende spoorwegstation werd binnen de tot park getransformeerde vestingwerken gebouwd, en is hiermee als enige in Nederland binnen de begrenzingen van de oude stad gevestigd. Bovendien is het één van de oudste stations van Nederland. Korte tijd na de aanleg van de spoorlijn vestigde de wagonfabriek van Beijnes zich tegenover het station.

Haarlem heeft verschillende stationsgebouwen gehad. Om te beginnen een houten noodgebouw, dat dienst deed toen in 1839 de eerste treinen tussen Amsterdam en Haarlem reden. Al een paar jaar later waren er voldoende financiële middelen voor een echt stationsgebouw. F.W. Conrad ontwierp toen vier neoclassicistische gebouwen voor Amsterdam Willemspoort, Haarlem, Leiden en Den Haag. In 1867 werd het stationsgebouw van Haarlem ingrijpend verbouwd door P.J. Mouthaan. Zo kwam er over de hele lengte een verdieping bovenop, en werd de ingang gewijzigd. Van de oorspronkelijke stijl (neoclassicitisch) was toen niets meer over.

Vanaf 1905 werden het station en de perrongebouwen vervangen door de gebouwen die er nu nog steeds staan. Het ontwerp is van D.A.N. Margadant. Het is het enige station in Nederland dat in Art Nouveaustijl is gebouwd. Het station is een beschermd rijksmonument. De wachtkamers en de restauratie zijn op het eilandperron gevestigd. Behalve het eigenlijke stationsgebouw is er een tweede gebouw dat als uitgangsgebouw fungeerde. Op het eilandperron staan vier gebouwen met diverse functies, waar onder wachtkamers voor de verschillende klassen en aparte wachtkamers voor dames - en zelfs een "wachtkamer voor krankzinnigen". De vele Art Nouveaudecoraties zijn eveneens ontworpen door Margadant.

Het gebied rond het station van Haarlem is in de loop der jaren uitgegroeid tot een van de meest intensief gebruikte stedelijke ruimtes in de stad. Het Haarlemse station is een regionaal vervoersknooppunt. Hoewel het station en de rijtuigenfabriek al een behoorlijke schaalvergroting betekende, was dit nog niets in vergelijking met de grootschalige nieuwbouw op het Stationsplein in de jaren '70 van de 20ste eeuw (veel hoogbouw en busstation). Zowel wat betreft structuur als in maatvoering was dit plan zo afwijkend dat het nog steeds detoneert in Nieuwstad. Het prachtige monumentale station - voor velen het mooiste station van Nederland - wordt geen eer aangedaan door zijn omgeving. Er is geen stedenbouwkundige relatie met de directe omgeving.

Op dit moment wordt het Stationplein opnieuw ingericht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP1080004-0003_0005.jpg"

Afbeelding 2.4 Het Stationsplein in 1935

Schoterburcht

Het complex van het voormalige Pest- en Dolhuys (de laatste 50 jaar bekend geraakt onder de naam Schoterburcht) was al enige eeuwen aanwezig toen de Bolwerken en de singel - eind 17e eeuw - werden aangelegd.

Dit complex is ontstaan in een periode van meer dan 700 jaar waarbij op gezette tijden weer stukken werden gesloopt en toegevoegd. Rond 1320 werd een kapel gebouwd op de plek waar een pad in noordwestelijke richting (de huidige Berckheidestraat-Ter Spijsstraat e.v.) afsplitste van de oude landweg (de huidige Kennemerweg). De kapel werd gewijd aan Sint Jacobus en werd gebruikt voor het onderbrengen van de leprozen. Vanwege besmettingsgevaar mochten deze ernstig zieke mensen namelijk niet in de stad blijven wonen.

In de volgende eeuwen werd het leprozenhuis gaandeweg uitgebreid tot een complex waar ook krankzinnigen werden opgenomen en hulpbehoevenden een woning konden huren. In de 19de eeuw is het complex van 'leprozen- Pest en Dolhuys' omgevormd in 'stads armen- en ziekenhuis' en is het verbouwd.

Ook in de 20ste eeuw is er veel gewijzigd aan het complex, maar gelukkig is het voor een groot deel tot op heden behouden. De functie is echter gewijzigd in museum en cultuurcentrum. Door ligging en gebruikshistorie is het een bijzondere bebouwingsenclave in de groene bolwerkenzone.

De laatste ontwikkeling rond het Schoterburcht is de nieuwbouw dat tussen het Pest- en Dolhuys en het voormalige badhuis zit ter vervanging van het reeds gesloopte appartementenflat/bejaardenhuis Schoterburcht. De nieuwbouw heeft een woonfunctie met een ondergrondse parkeervoorziening. Het naastgelegen voormalige badhuis is in het project meegenomen.

Industriegebied Gonnetstraat

Na de beëindiging van de Belgische opstand in 1830 kwamen meerdere uit het zuiden afkomstige bedrijven naar Haarlem, zoals de katoenspinnerij- en weverij De Phoenix, die een plaats vond tussen de Jansweg en het Spaarne. De nieuwe bedrijven zorgden voor nieuwe werkgelegenheid, maar waren niet bevorderlijk voor de aantrekkelijkheid van het stadsbeeld.

Het industriegebied Gonnetstraat heeft een naar verhouding, moderne en kleinschalige structuur in Nieuwstad. Het gebied wordt afgescheiden door het Spaarne en het spoor en wordt aan de westzijde begrensd door het Ripperdapark. Hier is een abrupte overgang van een industrieel milieu naar een woonmilieu. Het stratenpatroon van het industriegebiedje volgt niet het oude gridpatroon, maar de aansluiting daarop verloopt vloeiend.