Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Indien niet met toepassing van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, zijn Burgemeester en wethouders bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder c, van de Wet ruimtelijke ordening een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van de desbetreffende bepalingen van dit bestemmingsplan, met dien verstande dat:
-
a. in het plangebied de volgende bebouwing wordt toegestaan:
-
1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 3 meter en een maximum bruto vloeroppervlak van 25 m², alsmede;
-
2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, vrijstaande muren, bruggen, steigers, duikers en andere waterbouwkundige constructies, mits hiertoe gezamenlijk niet meer dan 2% van de totale oppervlakte van het plangebied wordt aangewend;
-
b. de in de regels toegestane maximale bouwhoogten met niet meer dan 10% worden vergroot;
-
c. de in de regels toegestane maximale bouwhoogten, anders dan in bedoeld onder b, mogen met ten hoogste 3 meter worden overschreden ten behoeve van lift- en trappenhuizen, glazenwasserinstallaties en centrale verwarmingsinstallaties en ten hoogste 5 meter ten behoeve van schoorstenen, ventilatie-inrichtingen, vlaggenmasten, kunstwerken, antennes en vergelijkbare bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie zoals zonnepanelen.