1.1 het plan:
Bestemmingsplan “IJsselmeerdijk 3, Etersheim”, van de gemeente Edam-Volendam.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0385.BPIJsselmeerdijk3-vg01 met bijbehorende regels;
1.3 aan huis verbonden bedrijf:
een bedrijf dat in een (gedeelte van) een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is;
1.4 aan huis verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald(e) vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.9 bebouwingspercentage:
het percentage van het bouwvlak, of indien geen bebouwingsgrenzen zijn aangegeven, het percentage van het bestemmingsvlak, dat mag worden bebouwd met gebouwen;
1.10 bestemmingsgrens:
de grens van het bestemmingsvlak;
1.11 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met éénzelfde bestemming;
1.12 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.13 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.14 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.15 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.16 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken, zijn toegelaten;
1.17 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.18 dak:
iedere bovenbeëindiging van een bouwwerk;
1.19 escortbedrijf:
een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
1.20 erf:
een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw, en in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.21 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.22 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.23 hooikaakbergwoning:
een woonhuis, waarvan de hoofdvorm verwijst naar de kaakberg met een vierkante plattegrond en een tentdak, al dan niet aangevuld met aangekapte of van een zadeldak voorziene aanbouw aan de voor-, achter- en /of zijgevel;
1.24 huishouden:
Het in een woning met elkaar samenwonen van een aantal personen in een zekere continue samenstelling en waarbij tevens tussen deze verschillende personen een zekere onderlinge verbondenheid bestaat (gezin of samenlevingsverband);
1.25 kaakberg:
gebouw met vierkante plattegrond met tentdak op palen en al dan niet met aan één of meerdere zijden gesloten gevels;
1.26 overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
1.27 peil:
hoofdgebouw:
- de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang van een gebouw;
- indien de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de door burgemeester en wethouders vastgestelde hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw of zoals dit ten tijde van het ter inzageleggen van het ontwerp van dit plan aanwezig was;
bijgebouw:
de hoogte als voor het (hoofd)gebouw geldt of indien er sprake is van een hoogteverschil in het terrein, bijvoorbeeld talud, de door burgemeester en wethouders vastgestelde hoogte van het terrein, in relatie met de hoogte van de bebouwing op het naburige erf;
1.28 prostitutie:
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.29 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke besloten ruimte, hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoning van pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, bioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.30 stolpboerderij:
een voor Noord-Holland karakteristieke boerderij gekenmerkt door een vierkante constructie van gebinten, waarop een piramidevormig dak rust, al dan niet met een voorhuis;
1.31 stolpwoning:
een woonhuis met een vierkante of nagenoeg vierkante plattegrond, in één bouwlaag en een piramidevormig dak, al dan niet voorzien van een voorhuis of staart en als zodanig qua vormgeving en detaillering verwijzend naar de stolpboerderij;
1.32 straatprostitutie:
Het in hoofdzaak op de openbare weg door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;
1.33 tentdak:
een dakvorm die bestaat uit vier of meer driehoekige dakschilden die in één punt samenkomen: het nokpunt;
1.34 vrije beroepsuitoefening in woningen:
een dienstverlenend beroep, dat in een woning of bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.35 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen groep personen.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van scheidingsmuren;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 vloeroppervlakte van woningen:
de oppervlakte van de voor bewoning bestemde vertrekken van een woning, waaronder mede worden verstaan keukens en slaapvertrekken. Niet meegerekend worden gangen, toiletten, bad- en doucheruimten, alsmede ingebouwde bergingen en vlieringen, die gebruikt worden als berging;
2.7 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.8 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
Artikel 3 Agrarisch met waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het houden en weiden van vee;
- water;
- groen;
- het behoud, herstel en de ontwikkeling van natuurlijke waarden.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van terreinafscheidingen, met een hoogte van maximaal 1,50 meter.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de locatie van terreinafscheidingen, ter voorkoming van onevenredige aantasting van de openheid van het landelijk gebied.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik, het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan;
- het gebruik, het aanwezig of opgeslagen hebben in enigerlei vorm van andere al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen en materialen, anders dan ter plaatse noodzakelijk voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
- het bedrijfsmatig ten behoeve van derden vervaardigen of herstellen van goederen;
- het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik;
- de aanleg en het gebruik van buitenbakken ten behoeve van de paardensport;
- het gebruik ten behoeve van de paardenhouderij en paardenfokkerij;
- het gebruik ten behoeve van logeren bij de boer;
- het gebruik als kampeerterrein;
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, geen normale onderhoudswerkzaamheden zijnde en niet zijnde werkzaamheden van ondergeschikte betekenis, uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
- het verrichten van proefboringen, andere boringen, het veroorzaken van ontploffingen in of op de grond ten behoeve van het winnen van water, delfstoffen en andere bodemschatten;
- het afgraven, ophogen en integraal egaliseren van gronden; het scheuren van grasland;
- het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen en beplantingen;
- het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, water en parkeren.
4.2 Bouwregels
Ten aanzien van de bebouwing gelden de volgende regels:
- op deze gronden mogen uitsluitend erkers aan woningen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd;
- de diepte mag niet meer bedragen dan 1 meter;
- de breedte niet meer mag bedragen dan 2/3 van de gevelbreedte van de woning;
- de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter, met uitzondering van:
- erf- of terreinafscheidingen waarvan de hoogte 1 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan niet meer dan 2 meter en daarvoor niet meer dan 1 meter mag bedragen;
- vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 8 meter.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- water met de voor de waterhuishouding en het verkeer in en over het water noodzakelijke voorzieningen;
- waterberging;
- waterhuishouding;
- waterlopen;
met daaraan ondergeschikt:
- groenvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
5.2 Bouwregels
Ten aanzien van de bebouwing gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 meter, gemeten ten opzichte van de hoogte van de aangrenzende oever;
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Vergunning
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op de in lid 5.1 bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
- het graven, vergraven of dichten van waterlopen en het maken van dammen;
5.3.2 Toetsingscriterium
Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning als door de in lid 5.3.1 genoemde werken of werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de gronden niet onevenredig worden of niet onevenredig kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden tot herstel van de waarden niet worden of niet kunnen worden verkleind.
5.3.3 Uitzondering
Het verbod in lid 5.3.2 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
- het normale onderhoud betreffen;
- noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond of het water;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- worden uitgevoerd ten behoeve van de voortzetting van het op het tijdstip van het van kracht worden van het plan bestaande gebruik van de grond of het water.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woningen, al dan niet met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden bedrijf;
- met de daarbij behorende erven, parkeren en water.
6.2.1 Hoofdgebouwen
Ten aanzien van woningen gelden de volgende regels:
- de woningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
- per bouwvlak mag slechts één woning worden gebouwd;
- op de gronden ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding - stolp’ dient een stolpwoning te worden gebouwd;
- op de gronden ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding - hooikaakberg’ dient een ‘hooikaakbergwoning’ te worden gebouwd;
- de inhoud van een woonhuis met de ‘specifieke aanduiding - hooikaakberg’ mag niet meer bedragen dan 1.000 m³, en de inhoud van een woonhuis met de 'specifieke bouwaanduiding - stolp’, mag de inhoud niet meer mag bedragen dan 1.500 m³;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte van een woning niet meer bedragen dan dit maximum;
- de dakhelling van de hooikaakbergwoning mag niet minder bedragen dan 25° en niet meer dan 45° en de dakhelling van de stolpwoning mag niet minder bedragen dan 45° en niet meer dan 60°;
- de nokrichting of, indien geen sprake is van een noklijn, de hoofdrichting van de dakvlakken dient haaks op of evenwijdig aan de zijdelingse grens van het bouwvlak geprojecteerd te worden.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Ten aanzien van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
- de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 60 m² bedragen, met dien verstande dat het achtererfgebied voor ten hoogste 50% mag worden bebouwd;
- de bijbehorende bouwwerken dienen tenminste 3 m achter de voorgevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan te worden gebouwd, met uitzondering van inpandige bijbehorende bouwwerken;
- de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en/of uitbreidingen per woning bedraagt in het geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m² niet meer dan 90 m², vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m², tot een maximum van in totaal 150 m²,
- de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 3,00 m bedragen;
- de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6,00 m bedragen.
- bijgebouwen dienen plat te worden afgedekt of van een kap te worden voorzien, waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 30° en niet meer dan 60°;
- de nokrichting van de bijgebouwen of, indien er geen sprake is van een noklijn, de hoofdrichting van de dakvlakken, dient haaks op of evenwijdig aan de voorgevel van de woning geprojecteerd te worden;
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Ten aanzien van bijgebouwen gelden de volgende regels:
- de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 meter.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
- het bepaalde in lid 6.3.1 voor een oppervlakte van ten hoogste 40% van de begane grondvloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, mits de beroepsuitoefening naar aard, omvang en ruimtelijke uitstraling past in de woonomgeving;
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Beroep en bedrijf aan huis
Voor het uitoefenen van een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van professionele diensten in de woning of een bijgebouw mag niet meer dan 20% van de beganegrondvloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bijgebouwen worden gebruikt;
6.4.2 Strijdig gebruik
Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor opslag-, los- of laadplaats voor handelsdoeleinden;
- het bedrijfsmatig beoefenen of laten beoefenen van de ruiter-, zwem- of tennissport, dan wel het bedrijfsmatig exploiteren of laten exploiteren van zwembaden en sauna's;
- het gebruik van gebouwen als recreatieve nachtverblijfsruimte;
- het gebruik als kampeerterrein;
- het bedrijfsmatig stallen of laten stallen van (klein) vee zoals schapen, geiten en varkens;
- de aanleg en het gebruik van buitenbakken ten behoeve van de paardensport;
Artikel 7 Waarde - Archeologie 6
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
7.2 Bouwregels
Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd die een grondoppervlakte hebben groter dan 10.000 m² en dieper reiken dan 0,40 m:
7.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere ter plaatse geldende bestemmingen, op voorwaarde dat:
- de aanvrager een rapport overlegt waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat wordt verstoord in voldoende mate is vastgesteld;
- alvorens de omgevingsvergunning te verlenen, burgemeester en wethouders advies inwinnen bij een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige;
- er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verbod uitvoering van werken en werkzaamheden
Het is verboden op of in de in lid 7.1 bedoelde gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
- het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
- het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
- het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het graven van sloten alsmede het aanleggen van een drainage;
- het verrichten van graafwerkzaamheden;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, het planten, vellen, rooien of beschadigen van bomen anders dan bij wijze van verzorging van het aanwezige houtgewas;
- het maken van dammen, kaden en oeververzwaringen;
- het graven, uitdiepen, verbreden en dempen van watergangen.
voor zover deze de werkzaamheden over een oppervlakte plaatsvinden groter dan 10.000 m² en dieper reiken dan 0,40 m.
7.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing:
- op normale onderhoudswerkzaamheden;
- op werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- op werkzaamheden als bedoeld in artikel 15 lid 2 van de Boswet;
- voor het verlagen van de bodem en het afgraven van gronden, voor zover daarvoor een vergunning voor het ontgronden is vereist;
- indien het door de gemeente verlangde archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden en voor zover de gemeente de gronden voor werken en werkzaamheden heeft vrijgegeven.
7.4.3 Voorwaarden
Een vergunning als bedoeld in lid 7.4.1 wordt slechts verleend indien:
- de aanvrager van de vergunning een rapport overlegt waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat wordt verstoord in voldoende mate is vastgesteld;
- burgemeester en wethouders advies hebben ingewonnen bij een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige;
- er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied.
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering en de waterbeheersing met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
Ten aanzien van de bebouwing geldt dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 3 meter.
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene bouwregels
10.1 Parkeren
- Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geldt dat moet worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze in stand moeten worden gelaten. Hiervoor wordt getoetst aan het ten tijde van de vergunningaanvraag geldende gemeentelijk parkeerbeleid.
- Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a en worden toegestaan dat in minder parkeerplaatsen wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
10.2 Beeldkwaliteit
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geldt dat aanvragen omgevingsvergunning moeten voldoen aan het Beeldkwaliteitsplan Zeevang, zoals vastgesteld door de gemeenteraad 17 december 2013.
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels
11.1 Vrijwaringszone - dijk
Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - dijk' mag niet eerder worden gebouwd dan nadat de dijkbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld om schriftelijk advies uit te brengen.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
12.1 Bevoegdheid
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in bepaalde in hoofdstuk 2 voor:
- de bouw van utilitaire bouwwerken, waaronder transformatorhuisjes, gasdrukregel- en meetstations en gemalen, met inachtneming van de volgende regels:
- de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m²;
- de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
- de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter;
- het afwijken van een vastgesteld onderdeel van de grens, richting of het profiel van een weg met niet meer dan 5 meter, indien bij definitieve uitmeting blijkt, dat een zodanige afwijking noodzakelijk is;
- het afwijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van de woonhuizen met niet meer dan 60 cm;
De afwijkingen als bedoeld in dit artikel mogen uitsluitend worden toegepast indien de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van deze gronden niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 13 Overige regels
13.1 Weidevogelleefgebied
- op de gronden die door de provincie Noord-Holland in de 'Provinciale Ruimtelijke Verordening' zijn aangewezen als 'weidevogelleefgebied' geldt dat de aanleg van hoog opgaande beplantingen of laanbeplanting verboden is zonder of in afwijking vaan een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders.
- de onder a bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de
werken of werkzaamheden de functie van het weidevogelleefgebied onevenredig wordt aangetast.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10%.
- Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
‘Regels van het Bestemmingsplan “IJsselmeerdijk 3, Etersheim”, gemeente Edam-Volendam.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 30 januari 2020.