1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In het gebied
tussen Limmen en Heiloo wordt een nieuw woongebied ontwikkeld met
2.000-2.400 woningen met bijbehorende voorzieningen. Op het grondgebied
van de gemeente Castricum gaat het om 500-600 woningen die
tezamen het woongebied Limmen-Zandzoom vormen. Dit woongebied
wordt aan de noord- en westzijde van Limmen gerealiseerd.
De ontwikkeling
van Limmen-Zandzoom tot een woongebied is juridisch-planologisch
verankerd in het bestemmingsplan 'Limmen-Zandzoom'. Dit
bestemmingsplan bevat voor de te ontwikkelen gebieden globale uit
te werken bestemmingen, die voorzien in de ontwikkeling van onder meer
woningen, een supermarkt en maatschappelijke voorzieningen.
Voor het gebied
Limmen-Zandzoom zijn reeds verschillende uitwerkingsplannen vastgesteld
of in procedure. Voorliggend uitwerkingsplan wordt opgesteld om de
realisatie van een supermarkt in het gebied mogelijk te maken.
Het
uitwerkingsplan is een juridisch instrument en bestaat uit een
toelichting, regels en een verbeelding. De regels en verbeelding leggen
de bouw- en gebruiksmogelijkheden vast van de gronden en opstallen en
zijn juridisch bindend voor burger en overheid. Het voorliggend
uitwerkingsplan is een op ontwikkeling gericht uitwerkingsplan. Doel
van het plan is een bouwtitel voor de realisatie en het geven van
richtlijnen voor het beheer.
De beleidskaders,
zoals beschreven in het geldende bestemmingsplan 'Limmen-Zandzoom',
zijn op voorliggend uitwerkingsplan van toepassing. De voorgenomen
ontwikkeling past binnen de gestelde kaders van het rijk, provincie en
gemeente.
1.2 Ligging plangebied
Voorliggend
uitwerkingsplan heeft betrekking op de nieuwe supermarkt in
Limmen-Zandzoom. De nieuwe supermarkt ligt in het westen van
Limmen-Zandzoom, tussen het gebied Visweg fase 1 en de
groothandel Jacob Hooy & Co B.V. De volgende afbeelding toont
de ligging (in geel) van het plangebied in Limmen-Zandzoom en de
begrenzing van het plangebied.
Ligging plangebied in Limmen-Zandzoom
1.3 Geldend bestemmingsplan
Op het hele
plangebied is het bestemmingsplan 'Limmen-Zandzoom' van toepassing. Dit
bestemmingsplan is op 3 februari 2011 door de raad van de
gemeente Castricum vastgesteld. De volgende afbeelding toont een
fragment van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan.
Fragment verbeelding bestemmingsplan 'Zandzoom', in rood de begrenzing van het uitwerkingsplan
Het plangebied
heeft in het geldende bestemmingsplan de bestemming 'Gemengd - Uit te
werken 1'. Deze uit te werken gronden zijn bestemd voor:
- wonen met niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit;
- detailhandel, in de vorm van ten hoogste een supermarkt met een buurtverzorgende functie;
- ontsluitingswegen
- tuinen en erven;
- maatschappelijke voorzieningen;
- wegen en paden;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging en waterlopen;
- nutsvoorzieningen.
De
uitwerkingsregels omvatten programmatische en inrichtingsaspecten en er
dient aan een aantal milieu-eisen te worden voldaan. Daarnaast is
ook een aantal algemene bouwregels opgenomen. Hierin is bepaald dat
voor de bouw van een supermarkt:
- de bouwhoogte
van een supermarkt maximaal 5 meter mag bedragen. De bouwhoogte van een
supermarkt met bovenwoningen bedraagt maximaal 14 meter;
- de bedrijfsvloeroppervlakte van de supermarkt maximaal 1.500m2 mag bedragen;
- indien gestapeld wordt gebouwd zijn ten hoogste 4 bouwlagen toegestaan.
1.4 Opzet van de toelichting
Na dit inleidende
hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het plan beschreven. In
hoofdstuk 3 wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst
aan de hand van het geldende beleid en de (milieu)wetgeving. In
hoofdstuk 4 wordt vervolgens een juridische planbeschrijving
gegeven. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid komt
in hoofdstuk 5 aan de orde.
2 Planbeschrijving
2.1 Context
In
2005 hebben de gemeenten Castricum en Heiloo en de provincie
Noord-Holland de bestuursovereenkomst 'Wonen in het Groen en
aansluiting A9' ondertekend. In deze overeenkomst zijn afspraken
gemaakt over woningbouw, een nieuwe aansluiting op de A9 en de
ontwikkeling van natuur en recreatie in het gebied Zandzoom, op de
strandwal van Heiloo en Limmen. In Zandzoom investeren de gemeenten
Castricum en Heiloo samen met de provincie Noord-Holland in wonen,
groen en bereikbaarheid. Doel is het maken van een bijzonder
woonlandschap op de vroegere strandwal. Voor de gemeente Castricum is
de opgave om maximaal 600 woningen te realiseren.
Naar
aanleiding van de bestuursovereenkomst is in 2005 het
beeldkwaliteitplan 'Wonen in het groen Heiloo/Limmen' opgesteld en
in 2007 het het structuurplan 'Limmen-Zandzoom'. Deze documenten
bevatten randvoorwaarden voor de verkaveling van het gebied
Limmen-Zandzoom. Belangrijkste uitgangspunten hierbij zijn dat de
woningen en de inrichting van de buitenruimte ondergeschikt moeten
zijn aan het landschap, dat 'groen' dominant moet zijn ten opzichte van
'rood' en dat het bestaande landschap zoveel mogelijk in tact moet
worden gelaten en waar mogelijk moet worden versterkt.
Op
basis van het beeldkwaliteitplan en het structuurplan is in
2013 de gebiedsvisie Zandzoom Limmen 'Dorps wonen aan
Limmense Linten' opgesteld. Deze gebiedsvisie slaat een brug tussen de
'sturende plannen' (intentieverklaring, beeldkwaliteitplan,
structuurplan) en de concrete invulling van de deelgebieden. In de
volgende paragraaf wordt nader ingegaan op de gebiedsvisie.
2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening
Het
bestemmingsplan voorziet in een supermarkt met een totaal
winkelvloeroppervlakte 1500 m². Er is sprake van een provinciaal
belang als de bruto vloeroppervlakte groter is dan 1500 m². De
vestiging van deze nieuwe supermarkt valt buiten het belang van de
provincie.
2.3 Gebiedsvisie Zandzoom Limmen
De
Gebiedsvisie Zandzoom Limmen 'Dorps wonen aan Limmense Linten' geeft
richting aan de toekomstige ontwikkeling van de verschillende
deelgebieden in Limmen, zonder hiervoor een ver uitgewerkt masterplan
te maken. Omdat Zandzoom waarschijnlijk over een zeer lange periode van
enkele decenia zal worden ontwikkeld bevat deze gebiedsvisie een plan
op hoofdlijnen, gecombineerd met een 'gereedschapskist' die spelregels
bevat voor de ontwikkeling van deelgebieden.
Kwaliteiten van de Limmense Linten
Limmen
bestaat van oudsher uit een stelsel van linten op de strandwal,
waartussen de afgelopen decennia enkele velden zijn bebouwd. De sfeer
van Limmen, en zeker van Zandzoom, wordt echter bepaald door de linten.
De profielen zijn smal en hebben een bochtig verloop ('slordige
wegen: geen rechtstanden). Ze worden begeleid door groen en zijn
hierdoor lommerrijk en intiem/besloten. Het groen staat vooral in de
particuliere tuinen en bestaat uit een grote diversiteit aan hagen,
singels, bosjes en solitaire bomen. Doordat de kavels vaak ruim zijn is
er veel ruimte voor dit particuliere groen. Door de smalle
profielen wordt er vrijwel niet aan de weg geparkeerd. Hierdoor is de
auto nauwelijks aanwezig in het wegbeeld. Vanaf de linten is er zicht
op de achterliggende akkers en bollenvelden. De velden worden op een
groot aantal plekken begeleid door groensingels die meestal haaks op de
linten staan. Het hemelwater wordt afgevoerd via smalle greppels
langs wegen of kavelgrenzen. De woningen in Limmen kennen een grote
variatie in leeftijd, maat, vorm en materialisatie. Toch is er sprake
van een rustig en harmonieus beeld, door het gebruik van natuurlijke
materialen, een terughoudend kleurgebruik en verfijnde detailleringen.
Invulling nieuwe velden
Voor de nieuwe
woonbuurten die aan en tussen de linten zullen worden gebouwd,
wordt nadrukkelijk aangesloten op de kwaliteit van het bestaande. De
buurten zijn klein en overzichtelijk (veelal tussen de 20 en 80
woningen) en worden zoveel mogelijk opgezet volgens de huidige
kavelstructuren en sluiten hierdoor op een vanzelfsprekende manier aan
op de linten. In de buurten domineert groen het wegbeeld, de auto is
buiten beeld. Mensen wonen op ruime kavels in het groen. De wegen
hebben, net als de linten, een informeel, dorps karakter en een
vloeiend enigszins kronkelig verloop ('slordige wegen'), waardoor je
altijd tegen de groene voortuinen aan kijken. Bestaande singels en
bosjes worden ingepast. Door de ruime opzet van de kavels en de mix van
typologiën in elke buurt, ontstaat een gevarieerd beeld.
Om het groene
karakter van de buurten verder te versterken, worden in de buurten
enkele nieuwe groene elementen opgenomen (speelveldjes, bosjes,
boomgaarden e.d.). Tussen de buurten liggen smalle paadjes die de
buurten en de groene plekken met elkaar verbinden. Daarnaast blijven
tussen de buurten velden in agrarisch gebruik. Door deze open velden en
de grote groene plekken in de buurten zelf, zal er voldoende lucht
blijven in het plangebied en behoud Limmen de uitstraling van een
agrarisch dorp. Elke buurt krijgt een groene rand, in de vorm van een
houtsingel, aan de kant van het onbebouwde gebied dat er naast ligt.
Notitie detailhandel gemeente Castricum 2012
Met deze notitie
maakt de gemeente Castricum haar positie en uitgangspunten
ten opzichte van de voorziening detailhandel duidelijk. De
uitgangspunten vloeien voort uit het provinciale en regionale beleid
en zijn de basis voor de bestemmingsplannen en voor
medewerking aan ontwikkelingen op dit terrein. Uitgangspunt is dat
winkelruimte in eerste instantie wordt gezocht in de bestaande
winkelgebieden. Als initiatieven echt niet inpasbaar zijn in (of aan)
winkelgebieden kan onder bepaalde voorwaarden perifere vestiging worden
overwogen. In de Notitie detailhandel is de nieuwvestiging van de
supermarkt binnen het 'Zandzoomgebied' beschreven en wordt opgemerkt
dat verschillende partijen hun interesse hiervoor bij de gemeente
hebben kenbaar gemaakt en is de vestiging van deze supermarkt als
uitgangspunt benoemd. Het uitwerkingsplan is in lijn met
deze beleidsnotitie.
2.4.1 Locatiekeuze
Op grond van het
bestemmingsplan Limmen - Zandzoom mag één supermarkt
ontwikkeld worden in de rechthoek Hogeweg, Nieuwelaan, Rijksweg en
Burgemeester Nieuwenhuysenstraat. Binnen dit gebied zijn er diverse
mogelijkheden. In deze paragraaf worden de mogelijke locaties afgewogen
aan de hand van een aantal criteria.
Gezien de hoofdstructuur van Limmen Zandzoom zijn de volgende locaties denkbaar:
- Ten zuiden van
het bedrijventerrein Nieuwenlaan - de locatie ligt net ten zuiden van
de beoogde woon-werkunits. Ontsluiting loopt via het bedrijventerrein
Nieuwelaan of via de Rijksweg;
- Ten noorden van
Visweg - de supermarkt komt direct ten noorden van de Visweg, de
ontsluiting loopt tussen de nieuwe vrijstaande woningen aan de Visweg;
- Ten zuiden van
Visweg - de supermarkt komt in de noordwestelijke hoek van de vierhoek
Hogeweg, Visweg, Rijksweg en Burgemeester Nieuwenhuysenstraat, de
ontsluiting loopt via de Visweg.
- Hoek Rijksweg / Visweg - de supermarkt komt direct achter het bedrijf Jacob Hooy. De ontsluiting loopt via de Visweg.
- Centraal in
gebied Hogeweg, Visweg, Rijksweg en Burgemeester Nieuwenhuysenstraat -
de supermarkt wordt centraal in de rechthoek Hogeweg, Visweg, Rijksweg
en Burgemeester Nieuwenhuysenstraat gesitueerd.
- Burgemeester Nieuwenhuysenstraat - de supermarkt komt bij of in de plaats van de voormalige antiekhal. Parkeren aan achterzijde.
De volgende afbeelding toont de ligging van de verschillende locaties.
Ligging mogelijke locaties supermarkt
Afwegingskader
Voor de afweging van de locatie gelden de volgende criteria:
- Passend binnen structuur Zandzoom
- in welke mate past de supermarkt binnen de structuur van de Zandzoom.
De structuur van het westelijk deel van de Zandzoom wordt gekenmerkt
met gemengde functies in de zone langs de Rijksweg. Daarachter wordt in
westelijke richting een steeds rustiger en minder dicht woonlandschap
voorzien.
- Stedenbouwkundige inpassing / afstemming met bestaande woningbouw - is de supermarkt op een stedenbouwkundig verantwoorde wijze te combineren met de bestaande en nieuwe woningbouw.
- Effectief ruimtegebruik - is een qua ruimtegebruik effectieve invulling mogelijk met zo min mogelijk afbreuk aan het te ontwikkelen woonlandschap.
- Centrale ligging in woongebied Zandzoom
- is in belang van de bereikbaarheid vanuit het nieuwe woongebied /
Limmen west sprake van een centrale ligging van de supermarkt.
- Verkeersveiligheid
- is sprake van een korte afstand van supermarkt tot Rijksweg in
verband met voorkomen bevoorradingsverkeer door woongebied. Supermarkt
situeren aan hoofdassen Visweg of Burgemeester Nieuwenhuysenstraat,
geen nieuwe ontsluiting op de Rijksweg.
- Parkeergelegenheid - kan de locatie voorzien in voldoende parkeergelegenheid zonder conflict met bestaande en nieuwe woningbouw.
- Grondbeschikking - kan de ontwikkeling qua (bereikbaarheid) van de grondpositie ontwikkeld worden.
In de volgende matrix zijn de diverse opties afgewogen.
|
|
|
|
|
|
|
a. Passend binnen structuur Zandzoom
|
+
|
|
|
|
|
|
b. Stedenbouwkundige inpassing
|
|
|
|
|
|
|
c. Effectief ruimtegebruik
|
|
|
|
|
|
|
d. Centrale ligging
|
|
|
|
|
|
|
e. Verkeersveiligheid
|
|
|
|
|
|
|
f. Parkeergelegenheid
|
|
|
|
|
|
|
g. Grondbeschikking
|
|
|
|
|
|
|
Conclusie:
Optie V kent door
zijn ligging binnen in een te ontwikkelen woongebied veel nadelen. De
opties I, II, III en VI liggen genuanceerder met elk hun voor- en
nadelen. Optie IV, hoek Rijksweg / Visweg, kent op praktisch alle
criteria een goede score.
Meer specifiek
kunnen voor de locatie hoek Rijksweg / Visweg de volgende punten als
onderbouwing van de locatiekeuze worden genoemd:
- Door de
supermarkt bewust te situeren in de milieucirkel van een bestaand
bedrijf is sprake van een effectieve verkaveling en duurzaam
ruimtegebruik.
- Het geluid,
koeling, van de supermarkt wordt ‘opgevangen’ door het
bedrijf Jacob Hooy en veroorzaakt daardoor geen overlast voor (nieuwe)
woningen.
- De kwaliteit van de leefomgeving verbetert door een bestaand bedrijfsgebouw aan het zicht te onttrekken.
- De toekomstige
woningbouw ten noorden en ten westen van de supermarkt valt
stedenbouwkundig goed te ontwikkelen, zonder dat dit conflicteert met
de supermarkt.
- Door ontsluiting
van de supermarkt dicht bij de Rijksweg wordt onnodig (zwaar)
bevoorradingsverkeer door het woongebied Zandzoom voorkomen.
- Er is voldoende
ruimte beschikbaar voor parkeren. Het parkeren levert geen conflict op
met de in de directe omgeving bestaande en beoogde nieuwe woonfunctie.
- De supermarkt ligt centraal binnen het woongebied Zandzoom.
- Goede bereikbaarheid van de supermarkt, zichtlocatie, is vanuit stedenbouwkundig oogpunt gewenst.
Het
uitwerkingsplan betreft de locatie hoek Rijksweg - Visweg, hetgeen als
een stedenbouwkundig passende locatie kan worden beschouwd.
2.4.2 Behoefte
In
het kader van de ontwikkeling van de supermarkt is een onderzoek
uitgevoerd naar de behoefte aan en de effecten van een nieuwe vestiging
van een supermarkt aan de Visweg in Limmen, zie bijlage
1.
Beleidsmatig is de behoefte aan een supermarkt onderkent in de
notitie Detailhandel van de gemeente Castricum. De notitie gaat nog
niet in op een specifieke locatie maar wel op de gewenste vestiging van
een supermarkt binnen het Zandzoom-gebied.
Het
uitgangspunt is een volledige toetsing aan de Ladder voor duurzame
verstedelijking. Ten behoeve hiervan zijn achtereenvolgens de actuele
(regionale) behoefte, de mogelijke alternatieven in bestaand stedelijk
gebied en de effecten op de bestaande structuur in kaart gebracht.
Navolgend worden de conclusies van dit onderzoek weergegeven.
Actuele (regionale) behoefte
Opgemerkt
dient te worden dat een supermarkt in principe alleen bijdraagt
aan het lokale voorzieningenniveau en niet aan het regionale
voorzieningenniveau. Derhalve is de actuele behoefte onderzocht. Een
analyse van de actuele (regionale) behoefte leert dat er op korte
termijn draagvlak is voor 850 m² winkelvloeroppervlakte (wvo)
extra winkelruimte binnen de foodbranche. Hoewel deze marktruimte
in feite nog niet de volledige geplande supermarkt rechtvaardigt, geeft
het wel aan dat er uitbreiding van het bestaande aanbod gewenst is en
invulling geeft aan een actuele behoefte van inwoners van Limmen. Een
tweede supermarkt verdient de voorkeur boven een extra uitbreiding van
het bestaande aanbod, omdat op deze manier de consument een
keuzemogelijkheid geboden wordt. Daarnaast zal de marktruimte de
komende jaren toenemen door een gestage toename van het aantal inwoners
van Limmen (gebaseerd op recente woningbouwprognose van de gemeente
Castricum). Dit betekent dat in 2020 de geplande supermarkt van 1.250
m² wvo volledig gerechtvaardigd is. Daarna zal de marktruimte
alleen maar verder toenemen, waarvan zowel de supermarkt als
de bestaande voorzieningen in Limmen kunnen profiteren. 1.250 m²
wvo is minimaal voor een moderne supermarkt en zo kan de
supermarkt-formule volledig tot zijn recht komen en vormt de supermarkt
een volwaardig alternatief voor de consumenten in Limmen (de huidige
inwoners én de nieuwe bewoners).
Aangezien er op de korte termijn draagvlak is voor een winkel van 850
m² wvo oppervlakte zal de supermarkt starten met een winkel
van 850 m2 wvo oppervlakte. Nadat de wijk Zandzoom tot ontplooiing
komt, zal de supermarkt haar winkelvloeroppervlakte
uitbreiden tot 1.250 m2.
Daarnaast
is realisatie van een nieuwe supermarkt op de locatie Visweg per direct
relevant: het vergroot de afzetkansen van de (nieuwbouw)woningen in de
directe omgeving (Zandzoom). De aanwezigheid van goede dagelijkse
winkelvoorzieningen speelt, naast diverse andere factoren, een
belangrijke rol bij de woonlocatiekeuze. De invulling van de locatie
Visweg, op korte termijn, voorziet in een waardevolle impuls van het
dagelijks aanbod van Limmen in zijn geheel én draagt direct bij
aan het in de markt zetten van de woningbouwprojecten in Limmen. Het
hebben van een compleet dagelijks winkelaanbod is voor een plaats als
Limmen van belang: een incompleet of eenzijdig dagelijks winkelaanbod
is in beperkte mate toekomstbestendig.
Alternatieven in bestaand stedelijk gebied
Een
alternatief voor de vestiging van de geplande supermarkt in bestaand
stedelijk gebied in Limmen is niet aan de orde. Er zijn geen panden
beschikbaar voor de mogelijke vestiging van een supermarkt in
Limmen met het benodigde oppervlak en goede inpasbare
mogelijkheden voor de vereiste parkeervoorzieningen. Daarnaast
voorziet het bestemmingsplan ‘Zandzoom' reeds in de
mogelijkheid voor een supermarktvestiging van 1.500 m² bvo binnen
het 'bestaand stedelijk gebied' van Limmen.
Effecten op de bestaande structuur
Een nieuwe
supermarkt op de locatie Visweg zal naast positieve economische en
ruimtelijke effecten (lees: werkgelegenheid én verbetering
dagelijks winkelaanbod Limmen) ook effect hebben op bestaande
winkelvoorzieningen. Afhankelijk van de afstand tot de nieuwe
supermarkt en de overlap in functie en/of verzorgingsgebied, zullen
vooral de supermarkten in de gemeenten Castricum en Heiloo nadelige
effecten ondervinden van opening van de supermarkt. Albert Heijn Limmen
zal vooral te maken krijgen met omzetderving, maar niet van dien aard
dat de supermarktexploitatie in gevaar zal komen (dit gezien het totale
omzetpotentieel in Limmen) of dat daarmee een duurzame verstoring van
het voorzieningen niveau optreedt. Daarnaast zullen ook de bestaande
voorzieningen in Limmen profiteren van de toename van de bevolking in
de komende jaren. Voor de andere supermarkten in de gemeenten Castricum
en Heiloo zal het effect op de omzet aanzienlijk beperkter zijn (zonder
wezenlijk effect op de exploitatie). Tot grote uitval c.q. sterk
oplopende leegstand elders zal de ontwikkeling van een supermarkt aan
de Visweg dan ook niet leiden. De huidige leegstand in Castricum en
Heiloo ligt ruim onder het landelijk gemiddelde.
Hoewel het op
voorhand niet valt uit te sluiten dat een enkel verkooppunt
uitvalt is duurzame ontwrichting van de bestaande
detailhandelsstructuur niet aan de orde. Het criterium voor duurzame
ontwrichting is de vraag of voor de inwoners van een bepaald gebied een
voldoende voorzieningenniveau behouden blijft in de zin dat zij op een
aanvaardbare afstand van hun woonplaats hun geregelde inkopen kunnen
doen. De effecten van een nieuwe supermarkt in Limmen zijn niet van
dien aard dat er sprake is van een structuurverstorende werking of
duurzame ontwrichting. Er ontstaat juist een betere ruimtelijke
spreiding van het supermarktaanbod, die in het bijzonder interessant is
voor de nieuwe bewoners in de geplande nieuwbouw in Limmen-Zandzoom.
Ook zal het totale keuzeaanbod voor dagelijkse boodschappen verbeterd
worden, voor consumenten in Limmen alsook voor de omgeving.
De foodbranche
kenmerkt zich tot op heden als een branche waar het aandeel online
bestedingen beperkt is (2,5%). Dit percentage zal de komende jaren
ongetwijfeld toenemen, maar tot nu toe wijst alles erop dat er een
grote behoefte bestaat bij de consument van nu om voor dagelijkse
boodschappen naar de winkel, in veel gevallen de supermarkt, te gaan.
De breed gedragen verwachting is dan ook dat het online aandeel food
zal oplopen tot maximaal 5%.
2.4.3 Inpassing
De
locatie van de supermarkt bevindt zich achter het bedrijf Jacob Hooy
& Co. B.V. aan de Rijksweg. Ten noorden, westen en zuiden van
de locaties liggen nieuwe woongebieden. De volgende afbeeldingen tonen
de inpassing van de supermarkt in het gebied en een voorlopig ontwerp
van de supermarkt.
Inpassing supermarkt
Voorlopig ontwerp supermarkt
Ontsluiting
De
locatie wordt ontsloten door een nieuwe ontsluiting op de
Visweg/Rijskweg. Ten behoeve van de afwikkeling van het verkeer wordt
de kruising Visweg/Rijksweg verbeterd. Door deze verbetering
ontstaan een verkeerskundig duurzame ontsluiting.
Parkeren
Voor fullservice supermarkten met een middelhoog prijsniveau,
binnen de bebouwde kom, in een gebied met een beperkte
stedelijkheidsgraad (matig stedelijk), geldt op basis van de
parkeerkencijfers van het CROW een bandbreedte van 3,9 – 5,9
parkeerplaatsen per 100 m² bvo. Dit betekent voor de betreffende
supermarkt aan de Visweg 58 tot 88 parkeerplaatsen. Er is zowel
aanleiding om bovenin de bandbreedte te gaan zitten (relatief hoog
autobezit in Limmen) als onderin de bandbreedte (primair een lokaal
verzorgende functie). Een gemiddelde is in deze situatie van
toepassing. Een gemiddelde van 4,9 parkeerplaatsen per 100 m²
betekent 74 parkeerplaatsen. Voor de supermarkt zal op eigen terrein
voldoende parkeergelegenheid worden gerealiseerd, waar bij de huidige
plannen (in aansluiting op de parkeervraag) ten minste ruimte is voor
70 tot 77 parkeerplaatsen.
Er is in de directe omgeving van de locatie in zeer beperkte mate
(openbare) parkeergelegenheid aanwezig. Deze parkeergelegenheid leent
zich niet voor gebruik door klanten van de toekomstige supermarkt, maar
is uitsluitend bestemd voor de huidige aanwezige functies. De
supermarkt zal dan ook geheel in zijn eigen parkeerbehoefte moeten
voldoen.
Laden & lossen
De ontsluiting van de nieuw te bouwen supermarkt vindt plaats via
de Visweg en een nieuw aan te leggen zijstraat van de Visweg ter hoogte
van de noordzijde van de kavel. De kruising van de Visweg en de
Rijksweg zal door de gemeente worden aangepast in lijn met de
toekomstige functie. De toekomstige ingang van het terrein, zowel voor
bezoekers als voor de bevoorrading, is gepland aan de noordzijde van
locatie, via de zojuist beschreven nieuw aan te leggen weg. Gezien de
zorgvuldige uitwerking van de ontsluiting van de supermarktkavel, zal
het aanrijden ten behoeve van het laden en lossen naar verwachting geen
problemen opleveren. Het laden en lossen zelf zal binnen het project
door de supermarkt zelf worden gerealiseerd en opgelost. Ook
hierbij zijn in dit stadium geen problemen voorzien. Op dit moment is
er geen enkele aanleiding om problemen te voorzien voor wat
betreft laden en lossen.
3 Milieu- en omgevingsaspecten
3.1 Bedrijven en milieuzonering
Het
aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven
kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de
afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid.
Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun
aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of
nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen).
Milieuzonering
beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie, te weten:
geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden
en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type
bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten'
(VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit.
In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale
richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van
deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven
te worden waarom dat wordt gedaan.
Het
belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging
steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet,
mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en
milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:
- het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen
- het bieden van
voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld
bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare
voorwaarden, kunnen uitoefenen.
Milieuzonering
is echter niet bedoeld voor het beoordelen van bestaande situaties
waarbij gevestigde milieubelastende activiteiten en milieugevoelige
functies op minder dan de richtafstand van elkaar staan, maar wordt
alleen toegepast bij nieuwe ruimtelijk ontwikkelingen.
Planspecifiek
Voorliggend
uitwerkingsplan voorziet in de uitwerking van de
bestemming 'Gemengd - uit te werken' uit het geldende
bestemmingsplan. Binnen deze bestemming is, in het plangebied, een
zone aanwezig rondom het bedrijf Jacob Hooy & Co
B.V. waarbinnen geen woningen mogen worden gebouwd. Een supermarkt
is wel mogelijk binnen deze zone.
De
nieuwe supermarkt brengt een zekere milieubelasting met zich mee, met
name door de verkeersaantrekkende werking. Een supermarkt heeft een
richtafstand van 10 meter voor mogelijke hinder tot gevoelige functies
(milieucategorie 1). In het stedenbouwkundig ontwerp is hier voldoende
rekening mee gehouden. Er worden geen belemmeringen voorzien vanuit het
aspect milieuzonering.
3.2 Luchtkwaliteit
In
de Wet Milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit en staat ook
wel bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’. Deze wet maakt
onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten
dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van
de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel
'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat
het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de
algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate
bijdragen’ (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat
'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 % bijdragen aan de
jaargemiddelde norm voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2)
(1,2 µg/m³) een 'betekenend' negatief effect hebben op de
luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 % bijdragen, kunnen
doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale
overheden een woonwijk van minder dan 1.500 woningen niet hoeven te
toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling
naar verschillende functies is neergelegd in de 'Regeling niet in
betekenende mate bijdragen'.
Een
belangrijk onderdeel voor de verbetering van de luchtkwaliteit is het
Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Binnen dit NSL,
dat sinds 1 augustus 2009 in werking is, werken het Rijk, de provincies
en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te
realiseren.
Besluit gevoelige bestemmingen
Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in
werking getreden. Met deze AMvB wordt de vestiging van zogeheten
'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale- en rijkswegen
beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het
Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) is gebaseerd op
artikel 5.16a van de Wet milieubeheer.
Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2),
in het bijzonder kinderen, ouderen en zieken. Indien een project
betrekking heeft op een gevoelige bestemming en geheel of gedeeltelijk
is gelegen op een afstand van 300 meter aan weerszijden van rijkswegen
en 50 meter langs provinciale wegen (gemeten vanaf de rand van de weg)
mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een gevoelige bestemming
niet toenemen als overschrijding van de grenswaarden voor PM10 of NO2 dreigt/plaatsvindt.
De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming:
- scholen;
- kinderdagverblijven;
- verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen.
Het
gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord,
maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding
ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Een supermarkt is niet
gelijk te stellen, o.a. op grond van de gemiddelde verblijfsduur, aan
de bovengenoemde functies.
Planspecifiek
In
het kader van het geldende bestemmingsplan 'Limmen-Zandzoom' is
onderzoek gedaan naar de effecten van de gehele ontwikkeling van
Zandzoom op het gebied van luchtkwaliteit. Uit dit onderzoek
volgt dat zowel voor NO2 als PM10 voor geen van
de onderzoekslocaties sprake is van een overschrijding van de gestelde
normen. Met betrekking tot de normen voor luchtkwaliteit is het plan
dan ook uitvoerbaar.
3.3 Geluid
De mate waarin
het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet
geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten
worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving.
Het beschermen
van geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde
zoneringen. Indien nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze zone
worden toegestaan stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te
verrichten naar de geluidbelasting. De Wgh stelt daarnaast ook dat bij
de realisatie van nieuwe geluidsbronnen onderzocht moet worden of er
geen nadelige effecten optreden voor geluidsgevoelige objecten. De
belangrijkste geluidsbronnen die in de Wgh worden geregeld zijn:
industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze
wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en
geluidbelastingkaarten en actieplannen.
Planspecifiek
Met voorliggend
uitwerkingsplan worden geen geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt.
Een supermarkt kan echter wel voor geluidhinder naar omliggende
(toekomstige) geluidsgevoelige objecten zorgen. In dit kader wordt
een akoestisch onderzoek uitgevoerd.
PM - akoestisch onderzoek
3.4 Bodem
In het kader van
een goede ruimtelijke ordening dient aangetoond te worden dat de
kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in
overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet
Bodembescherming. Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem
waarop deze ontwikkelingen plaatsvinden geschikt is of geschikt is
gemaakt voor het beoogde doel.
Planspecifiek
In het kader van
de voorgenomen ontwikkeling is ter plaatse van het plangebied een
verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, zie bijlage
2. Uit
dit onderzoek blijkt dat de bovengrond niet is verontreinigd met de
geanalyseerde parameters. In de ondergrond is lichte verontreiniging
met kwik aangetoond. In de omgeving is de achtergrondwaarde voor kwik
verhoogd. De verontreiniging overschrijdt de gegeven
95-percentielwaarde echter niet. Op basis van de huidige gegeven sid e
herkomst van de verontreiniging met kwik onbekend. Het grondwater is
licht verontreinigd met molybdeen. De herkomst van de verontreiniging
is onbekend.
Op grond van de
milieuhygiënische kwaliteit van de bodem bestaat er geen bezwaar
voor de voorgenomen ontwikkeling van het terrein.
3.5 Externe veiligheid
Sommige
activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote
gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich
op het beheersen van deze risico's. De wetgeving rond externe
veiligheid richt zich op de volgende risico’s:
- inrichtingen vallende onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi);
- vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
De risico's
worden uitgedrukt in twee risicomaten: het plaatsgebonden
risico (PR) en het groepsrisico (GR). Daarnaast wordt er in
de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en
beperkt kwetsbaar.
(Bevi-)inrichtingen
Voor (de omgeving
van) de meest risicovolle bedrijven is het Besluit externe veiligheid
inrichtingen (Bevi) van belang. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan
bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het
Bevi is opgesteld om de risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving
worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven, te beperken. Het
besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een
minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Via een bijhorende
ministeriële regeling (Revi) worden diverse veiligheidsafstanden
tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gegeven. Aanvullend op het
Bevi zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit (Besluit
algemene regels inrichtingen milieubeheer) veiligheidsafstanden genoemd
die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden.
Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Met betrekking
tot het beleid en de regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke
stoffen door buisleidingen zijn er de afgelopen jaren verschillende
ontwikkelingen geweest. Zo is er een nieuw Besluit externe veiligheid
buisleidingen (Bevb) en een Structuurvisie buisleidingen. Deze
structuurvisie bevat een lange termijnvisie op het
buisleidingentransport van gevaarlijke stoffen.
Het Bevb en de
bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1
januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke
veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met
gevaarlijke stoffen. Op basis van het Bevb wordt het voor gemeenten
verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op basis
waarvan de aanleg van een buisleiding of een kwetsbaar object of een
risicoverhogend object mogelijk is, de grenswaarde voor het
plaatsgebonden risico in acht te nemen en het groepsrisico te
verantwoorden.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor
Het Besluit
externe veiligheid transportroutes (Bevt) stelt regels aan
transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een
basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en
een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd.
Als onderdeel van
het Bevt is op 1 april 2015 tevens het basisnet in werking getreden.
Het basisnet verhoogt de veiligheid van mensen die wonen of werken in
de buurt van rijksinfrastructuur (auto-, spoor- en vaarwegen) waarover
gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In de regeling ligt vast wat de
maximale risico’s voor omwonenden mogen zijn. Die begrenzing was
er tot nu toe niet. Bovendien zorgt het basisnet ervoor dat gevaarlijke
stoffen tussen de belangrijkste industriële locaties in Nederland
en het buitenland vervoerd kunnen blijven worden.
Indien een
bestemmingsplan betrekking heeft op een gebied dat geheel of
gedeeltelijk gelegen is binnen 200 m van een (basisnet)transportroute
voor gevaarlijke stoffen, moet in de toelichting ingegaan worden op de
dichtheid van personen in het invloedsgebied van de transportroute op
het tijdstip waarop het plan wordt vastgesteld. Hierbij moet rekening
worden gehouden met de personen die a) in dat gebied reeds aanwezig
zijn, b) in dat gebied op grond van het geldende bestemmingsplan
redelijkerwijs te verwachten zijn en c) de redelijkerwijs te verwachten
verandering van de dichtheid van personen in het gebied waarop dat plan
betrekking heeft.
Planspecifiek
De volgende afbeelding toont een fragment van de risicokaart.
Fragment risicokaart
Uit voorgaande
afbeelding blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen
risicovolle inrichtingen en/of transportroutes voor het vervoer van
gevaarlijke stoffen aanwezig zijn. Het dichtsbijzijnde risico vormt een
leiding van de Gasunie op bijna 1 kilometer van het plangebied.
Daarnaast worden in het plangebied zelf ook geen risicovolle
activiteiten mogelijk gemaakt. Gezien voorgaande vormt het aspect
externe veiligheid geen belemmering.
3.6 Ecologie
Bij ruimtelijke
ingrepen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden ter
plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en
soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van
een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en Faunawet van
toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en
diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet worden
getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige
natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of
vrijstelling worden aangevraagd.
Gebiedsbescherming
De
Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de
Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:
- Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden);
- Beschermde Natuurmonumenten;
- Wetlands.
Naast
deze drie soorten gebieden is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in
het kader van de gebiedsbescherming van belang. De EHS is een
samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland en
omvat bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische
verbindingszones. De EHS draagt bij aan het bereiken van de
hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur
en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een
leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de
volgende uitgangspunten van belang:
- vergroten: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor grotere aaneengesloten gebieden;
- verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden;
- verbeteren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog mogelijke natuurkwaliteit haalbaar is.
Soortenbescherming
De
Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende
inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich
vooral op het in stand houden van populaties van soorten die
bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden
vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast
een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde
specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet
genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan
de minister (artikel 75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre
ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en
plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen
genomen moeten worden.
Daarnaast
geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het
voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd
moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort
geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd
project uitvoerbaar is.
Planspecifiek
Voorliggend plan voorziet in de ontwikkeling van een supermarkt met parkeervoorzieningen op bestaand grasland.
Gebiedsbescherming
Het
plangebied maakt geen deel uit van beschermde natuurgebieden. Deze
beschermde gebieden liggen op grote afstand van het plangebied en
worden daarvan gescheiden door bebouwing en infrstructuur. Het
dichtsbijzijnde gebied is het Natura2000-gebied Noordhollands
Duinreservaat op ruim 1 kilometer ten westen van het gebied. Gezien
voorgaande heeft de ontwikkeling geen negatieve invloed op beschermde
natuurgebieden.
Soortenbescherming
Met
betrekking tot soortenbescherming kan gesteld worden dat het niet
aannemelijk is dat er beschermde soorten in het plangebied aanwezig
zijn. Het open grasland biedt geen potentiele verblijfsplaatsen voor
beschermde soorten.
PM actueel onderzoek?
3.7 Archeologie
Op 16 januari
1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming
van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het
Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het
Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees
archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit
erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk
verankerd in de Monumentenwet. Op basis van deze wet zijn mogelijke
(toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem
altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van
(mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de
Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat
waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het initiatief
aangepast kan worden.
Op 6 oktober 2011
is de Beleidsnota Archeologie gemeente Castricum 2011 vastgesteld door
de raad van de gemeente Castricum. Voor het gehele grondgebied van
Castricum is daarbij op basis van bureauonderzoek een analyse gemaakt
van het gemeentelijke bodemarchief (bekende en te verwachten
archeologische waarden), die vervolgens is vertaald in zeven
beleidscategorieën op de maatregelenkaart. Op deze wijze wordt
inzichtelijk gemaakt waar archeologisch (voor)onderzoek nodig is bij
ruimtelijke planvorming en bodemingrepen, en zo ja welke onderzoekeisen
en ontheffingen daarbij gelden.
Planspecifiek
De volgende afbeelding toont een fragment van de maatregelenkaart.
Fragment maatregelenkaart archeologie
Het plangebied
van voorliggend uitwerkingsplan ligt in een categorie 4-gebied. Voor
dit gebied geldt dat bij plangebieden groter dan 500 m² en
bodemingrepen dieper dan 40 cm -mv archeologisch onderzoek uitgevoerd
moet worden. In onderhavig geval is het plangebied groter dan 500
m². Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is derhalve
noodzakelijk.
PM - archeologisch onderzoek
3.8.1 Beleid
Het aspect water
is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om
te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook
risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van
het water hoog gehouden worden.
Generiek beleid
Op Rijksniveau en
Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt
met betrekking tot water. De belangrijksten hiervan zijn het
Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21ste
eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige
waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het
rapport ‘Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste
eeuw’ (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte
moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid
voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
- vasthouden,
bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk
bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater.
Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in
bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren
wordt het water afgevoerd.
- schoonhouden,
scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk
schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel
mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd
water aan bod.
Waterwet
Centraal in de
Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de
‘watersysteembenadering’. Deze benadering gaat uit van het
geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties
tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar
ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Het
doel van de Waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor
waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt
de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische
implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn
Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles
is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale
watervergunning. In deze integrale watervergunning zijn zes
vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) opgegaan in
één aparte watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de
Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het
Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de
periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het
Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen,
beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van
gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009-2015
genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties
veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te
benutten.
Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Waterprogramma 2016-2021
In
het waterprogramma 2016 - 2021 presenteert het hoogheemraadschap het
beleid, de maatregelen, de programma's en de projecten die in deze
periode worden uitgevoerd. Met dit eaterprogramma geeft het
hoogheemraadschap richting aan het waterbeheer tussen 2016 en 2021.
Hierin wordt antwoord gegeven op de vragen: Hoe zorgt het
hoogheemraadschap in de toekomst voor veilige dijken, droge voeten en
voldoende schoon en gezond water in Hollands Noorderkwartier? Welke
benadering worden daarvoor gekozen? En welke kosten en inzet gaan
daarmee gepaard?
De
klimaatverandering en de veranderende maatschappij dwingen tot
aanscherping en heroverweging van keuzes in het waterbeleid. Door het
veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer.
Veranderende patronen in communicatie en participatie in de
maatschappij vragen van het hoogheemraadschap grotere betrokkenheid en
intensievere dialoog met de partners en belanghebbenden. Bovendien zijn
er steeds meer partijen betrokken bij het waterbeheer. Alleen door slim
samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk.
3.8.2 Watertoets
De
‘watertoets’ is een instrument dat waterhuishoudkundige
belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het
opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische
toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en
de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk
stadium. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van
een eventueel overleg opgenomen.
In
het kader van de ontwikkeling van Zandzoom is een studie naar de
waterhuishouding verricht. In navolgende tekst worden de belangrijkste
onderdelen uit deze studie weergegeven. Bij het maken van de plannen
voor de inrichting van het plangebied is aangesloten op onderstaande
studie.
Programma van eisen
Op
basis van de kenmerken van het onderzoeksgebied, het beleid en de
wensen van betrokken partijen is een Programma van eisen opgesteld.
Daarbij worden de volgende uitgangspunten geformuleerd:
- Bouwrijp maken:
de vereiste ontwateringsdiepte wordt bereikt door toepassing van
drainerende greppels, ophogen of een combinatie van beide. Het
toepassen van greppels heeft in verband met de kosten de voorkeur, maar
de afvoer van water uit het gebied mag niet worden vergroot. De
toelaatbare grondwaterstand ligt op 0,50 cm beneden maaiveld (tuinen en
plantsoenen), 0,70 m beneden straatpeil (wegen) en 0,90 cm minus
vloerpeil (bebouwing met kruipruimte).
- Hemelwater:
hemelwater dat op verhard oppervlak op uitgeefbaar terrein valt, wordt
ter plekke geïnfiltreerd of oppervlakkig afgevoerd naar openbaar
terrein, waar het via greppels alsnog infiltreert. In openbaar gebied
wordt geen waterdoorlatende verharding toegepast.
- Greppels en
drainage: er wordt geen ondergrondse drainage aangelegd. Bij hoge
grondwaterstanden functioneren de greppels als drain. De maximale
peilstijging voor greppels eens in de 25 jaar bedraagt 0,50 m.
- Oppervlaktewater:
het toepassen van (permanent) oppervlaktewater wordt zo veel mogelijk
beperkt. De voorkeur gaat uit naar de toepassing van greppels, waarbij
een geleidelijke overgang van droog naar nat plaatsvindt. Het
herstellen van oude waterstructuren heeft de voorkeur, waarbij de
sloten langs de Visweg en de Nieuwelaan belangrijke schakels in het
watersysteem vormen. De waterstructuur in het gebied moet primair
oost-west gericht blijven, met de Hoogeweg als
‘waterscheiding’.
Toekomstig watersysteem
Door de
realisatie van de bouwplannen in Zandzoom neemt het oppervlak aan
verharding toe. Het doel van de gemeente is om desondanks hemelwater te
blijven infiltreren, zodanig dat de grondwatersituatie niet verandert
en de afvoer naar het omliggende gebied niet wordt vergroot. Dit is
mogelijk door het bufferen van hemelwater in ondiepe greppels. Alleen
bij extreme neerslag wordt hemelwater afgevoerd.
Hemelwater op
eigen terrein wordt ter plekke geïnfiltreerd of bij extreme
neerslag via de openbare weg naar greppels afgevoerd. Neerslag op
openbare wegen stroomt af naar greppels. Dit betekent dat aan de zijde
van iedere weg een greppel dient te worden aangelegd. Waar het
maaiveldverloop voldoende steil is kan ook hemelwater in de
lengterichting van de weg worden afgevoerd.
Bij de aan te
leggen greppels in het gebied wordt een onderscheid gemaakt in ondiepe
en diepe greppels. In de ondiepe greppels infiltreert het water. Als de
afvoer groter is dan de infiltratiecapaciteit, vult de greppel zich.
Bij een waterpeil van 0,50 m loopt het water via een overloop of stuw
naar een lager gelegen ondiepe of diepe greppel. Dit proces herhaalt
zich enkele keren tot het overtollige hemelwater in de sloten aan de
rand of buiten het plangebied stroomt. Bij de diepe greppels stort het
water over bij een waterpeil van 0,70 m. Aanbevolen wordt ten behoeve
van de waterinfiltratie veenlagen onder de greppels op minder dan 1,50
m diepte te doorgraven en te vervangen door zand. Wat betreft de
greppels wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de bestaande greppels.
Daarnaast zullen nieuwe greppels moeten worden gegraven. In het gebied
ten westen van de Hogeweg zal in totaal 5.600 m en ten oosten daarvan
6.300 m greppel moeten worden gerealiseerd.
Bij de sloten aan
de rand van het plangebied moet het waterpeil aansluiten bij de huidige
grondwaterstand om te voorkomen dat deze sloten een te sterk drainerend
effect hebben.
Ten behoeve van
een afdoende ontwatering zonder dat de grondwaterstand wordt
beïnvloed, moet het maaiveld worden opgehoogd tot 0,70 m boven de
maatgevende grondwaterstand. Dat betekent dat het maaiveld met 0,1 tot
0,5 m moet worden opgehoogd.
Afvalwater
Het afvalwater
wordt apart van het hemelwater ingezameld en middels een vuilwaterriool
afgevoerd naar het gemeentelijk rioolstelsel en de afvalwaterzuivering.
4 Toelichting op de regels
4.1 Opzet regels
Het
uitwerkingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is
voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het
juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding
heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de
onderbouwing van de opgenomen bestemmingen. De regels bevatten het
juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de
gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen
betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de
functie van visualisering van de bestemmingen.
4.2 Nadere toelichting regels
In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet.
De regels van het
plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de
inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de
overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is
aangesloten op de SVBP2012, de Wabo, het Bor en het 'moederplan',
bestemmingsplan 'Zandzoom' van de gemeente Castricum.
Hoofdstuk 1: Inleidende regels
Begrippen
In deze bepaling
zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte
begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te
voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die
gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of
voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Wijze van meten
Om op een
eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van
meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten
aanzien van de wijze van meten op de plankaart geldt steeds dat het
hart van een lijn moet worden aangehouden.
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
In het tweede
hoofdstuk komen de bestemmingen aan de orde. De bestemmingsregels zijn
zoveel als mogelijk overgenomen uit het
bestemmingsplan 'Limmen-Zandzoom'. Op enkele plaatsen zijn de
regels aangepast of aangevuld, zodat ze aansluiten bij de
uitwerkingsregels uit het bestemmingsplan of bij de in ontwikkeling
zijnde bouwplannen. Zodoende is een regeling ontstaan die zoveel
mogelijk overeenkomt met het bestemmingsplan
'Limmen-Zandzoom'
en die uiteraard past binnen het juridische kader van dat plan. In het
Uitwerkingsplan komen twee bestemmingen voor, te weten:
- Detailhandel (artikel 3);
- Waarde - Archeologie (dubbelbestemming artikel 4);
Artikel 3 Detailhandel
De supermarkt is
mogelijk binnen de bestemming Detailhandel. Behalve voor detailhandel
mogen in deze bestemming ook verkeers- en groenvoorzieningen en water
worden aangelegd. De maximale goot- en bouwhoogte is op de verbeelding
aangegeven.
Artikel 4 Waarde - Archeologie
De voor
‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn
behalve voor de daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor de
bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
Hoofdstuk 3: Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is
opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan
bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een
bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt
bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een
soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
Deze bepaling
bevat een algemene regels omtrent de maximale toegestane hoogte,
toegelaten bouwwerken met afwijkende maten en toegestane overschrijding
van bouwgrenzen.
Algemene gebruiksregels
De bepaling bevat een algemene regel omtrent strijdigheid met het bestemmingsplan.
Algemene wijzigingsregels
In deze bepaling
is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te
wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene
strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid
in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Bouwwerken welke
op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of
waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan,
ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt
niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt,
noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een
omgevingsvergunning kan worden verleend. Burgemeester en wethouders
kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun
handhavingsbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat
afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan
mag eveneens worden voortgezet.
Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
5 Uitvoerbaarheid
5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
5.1.1 Inspraak en vooroverleg
Dit plan betreft
een uitwerking van het bestemmingsplan 'Limmen-Zandzoom'. Dat
bestemmingsplan heeft reeds een uitgebreide procedure doorlopen.
Onderhavig uitwerkingsplan past binnen de uitwerkingsregels.
Ondanks de uitgebreide procede bij het bestemmingsplan heeft de
gemeente Castricum ervoor gekozen het voorontwerp-uitwerkingsplan
ter inzage te leggen. Binnen deze periode zal het mogelijk zijn om
inspraakreacties in te dienen. Gedurende de periode voor
terinzagelegging wordt tevens het overleg met instanties gevoerd ex
artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening.
Te zijner tijd
zullen eventuele opmerkingen uit de inspraak en het vooroverleg, in de
Nota inspraak en overleg, van een gemeentelijke reactie worden voorzien.
5.1.2 Zienswijze
Te zijner tijd
zullen eventuele opmerkingen uit de ter inzagelegging van het
ontwerpbestemmingsplan, in de Nota zienswijzen en ambtelijke
wijzigingen, van een gemeentelijke reactie worden voorzien.
5.2 Economische uitvoerbaarheid
Bij de
voorbereiding van een ruimtelijk plan dient, op grond van artikel 3.1.6
lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de
(economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij
vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan
vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op
basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de
Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het
bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen
indien:
- het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
- het bepalen van
een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder
c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
- het stellen van
eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel
6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.
Planspecifiek
Het kostenverhaal
is geregeld middels privaatrechtelijke overeenkomst tussen
initiatiefnemers en gemeente. Daarnaast heeft initiatiefnemer de
haalbaarheid van de ontwikkeling met een positieve grondexploitatie
aangetoond. Als gevolg van de plannen zal het exploitatieplan Limmen -
Zandzoom structureel worden herzien. De herziening van het
exploitatieplan kent zijn eigen procedure.
- 1. Toets aan Ladder
voor duurzame verstedelijking - Nieuw filiaal Deen Visweg te Limmen,
Strabo bv, Opdrachtnummer: 31-2237, september 2015
- 2. Verkennend bodemonderzoek Visweg 59 (naast) te Limmen, bk bodem, projectnummer: 20081422E, 3 november 2009