direct naar inhoud van Regels
Plan: Bakkum, Castricum Noord, Oost en West en Bedrijventerreinen
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0383.BVC19BakkumNOWBedr-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Verordening

De beheersverordening Bakkum, Castricum Noord, Oost en West en Bedrijventerreinen.

1.2 Besluitgebied

Het gebied waarop deze verordening van toepassing is, zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0383.BVC19BakkumNOWBedr-VS01 met de bijhorende regels.

1.3 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten vervat in een GML-bestand bestaande uit een toelichting, regels en een verbeelding en (eventuele) bijlagen.

1.4 Bestemmingsplan "Bedrijventerreinen"

Het bestemmingsplan, zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0383.BPC12Bedrijventrn-VS01 met de bijhorende regels en bijlagen.

1.5 Bestemmingsplan "Bakkum"

Het bestemmingsplan, zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.03830000BPB08BakkumVS01- met de bijhorende regels en bijlagen.

1.6 Bestemmingsplan "Castricum Noord, Oost en West"

Het bestemmingsplan, zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0383.BPCNoordOostWest-VS09 met de bijhorende regels en bijlagen.

1.7 Bestemmingsplan "Standplaatsen, Terrassen en Parkeren"

Het bestemmingsplan, zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0383.BPStandTerrasPark-VS01 met de bijhorende regels en bijlagen.

1.8 Bed & breakfast

Een kleinschalige overnachtingsaccommodatie voor toeristische doeleinden gericht op een kortdurend verblijf en het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis/boerderij of bijgebouw en is ondergeschikt aan de hoofdbestemming. Er is geen sprake van een bed & breakfast bij de aanwezigheid van een zelfstandige kookgelegenheid en/of de verkoop van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse en/of overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.9 Bestaande legale bouwwerken

Bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig zijn en gebouwd zijn conform een daartoe verstrekte vergunning, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen.

1.10 Bestaand legaal gebruik

Het toegestane gebruik van gronden en bouwwerken krachtens een bestemmingsplan of omgevingsvergunning, zoals toegestaan op het moment van vaststelling van de verordening; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan.

1.11 Bestaande afmetingen

Afstand-, hoogte, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.12 Bestaande afmetingen

Afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Hoofdstuk 2 Beheersregels

Artikel 2 Bestaande regelingen van toepassing

2.1 Van toepassing verklaring

Op onderhavige beheersverordening zijn met inachtneming van het bepaalde in deze beheersverordening de regels en bijbehorende verbeeldingen van de bestemmingsplannen "Bakkum", "Castricum Noord, Oost en West", "Bedrijventerreinen" en "Standplaatsen, terrassen en parkeren" overeenkomstig van toepassing, voor zover het gaat om gronden die zijn gelegen binnen voornoemde bestemmingsplannen met uitzondering van de volgende artikelen:

2.2 Afwijkende regels voor de bestemmingsplannen "Bakkum" en "Castricum Noord, Oost en West"

Het begrip mantelzorg zoals opgenomen in artikel 1 (begrippen) wordt vervangen door:

mantelzorg

het bieden van zorg in één woning en bijbehorende aan- en uitbouwen of vrijstaand bijgebouw, dus alleen in afhankelijke woonruimte, aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke werking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

2.3 Afwijkende regels voor het bestemmingsplan "Bedrijventerreinen"
a.   artikel 3.1 onder b sub 4 van wordt vervangen door:  
  4.   (bedrijfs)woningen;  
b.   artikel 3.4.2. onder d wordt vervangen door:  
  d.   woningen als bedoeld in artikel 3.1b, onder 4 zijn uitsluitend toegestaan:  
    1.   ter plaatse van de aanduiding 'woning' zijn maximaal het bestaande aantal woningen toegestaan  
    2.   ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn maximaal het bestaande aantal bedrijfswoningen toegestaan, met dien verstande dat uitsluitend bedrijfswoningen zijn toegestaan en met dien verstande dat in afwijking hiervan ter plaatse van de aanduiding:  
      a.   'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfswoning 1' uitsluitend een bedrijfswoning is toegestaan;  
      b.   'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfswoning 2' een bedrijfswoning uitsluitend op de verdieping is toegestaan.  
2.4 Aanvullende regels voor de bestemming 'Wonen'

Voor de gronden die zijn gelegen binnen de volgende bestemmingsplannen:

waarop de bestemming 'Wonen' van toepassing is, gelden de volgende aanvullende regels:

2.4.1 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel in als buiten het bouwvlak worden gebouwd en dienen te voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd, op het achter- of zijerf, minimaal 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande, dat uitbouwen in de vorm van erkers op het voorerf mogen worden aangebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1 meter bedraagt;
    • 2. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt, dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 meter;
  • b. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw maximaal:
    • 1. 75 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.000 m2;
    • 2. 100 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1.000 m2;
  • c. het bouwperceel mag niet meer dan voor 50% worden bebouwd;
  • d. goothoogte maximaal 3 meter dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 meter;
  • e. bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 meter, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 meter mag bedragen en maximaal 6 meter;
  • f. bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 meter, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 meter mag bedragen en maximaal 5 meter voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.000 m2;
  • g. bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 meter, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 meter mag bedragen en maximaal 6 meter voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1.000 m2;
  • h. hoogte van balkonhekken op aan- en uitbouwen en overkappingen maximaal 1,2 meter ten opzichte van de hoogte van de 1e bouwlaag van aan-, of uitbouw of overkapping.
2.4.2 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:
    a.   erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel   1 m;        
    b.   erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel   2 m;        
    c.   pergola's   2,5 m;        
    d.   vlaggenmasten   6,5 m;        
    e.   overige bouwwerken, geen gebouw en overkapping zijnde   3 m.        
2.4.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het toegestane gebruik voor een bed & breakfast, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik als bed & breakfast ondergeschikt blijft aan de woonfunctie;
  • b. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en (vrijstaande) bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast;
  • c. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonfunctie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. ten hoogste drie kamers (zes slaapplaatsen) ten behoeve van bed & breakfast worden gebruikt;
  • e. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

Artikel 3 Aanvullende regels voor de bestemming 'Bedrijventerrein'

3.1 Bedrijfswoningen

De in de onderstaande tabel genoemde adressen worden aangemerkt als bedrijfswoningen, met dien verstande dat het bestaande aantal bedrijfswoningen ten tijde bij de vaststelling van de beheersverordening, ter plaatste niet mag toenemen. De regels uit het bestemmingsplan "Bedrijventerreinen" betreffende een bedrijfswoning zijn overeenkomstig van toepassing.

STRAAT   HUISNUMMER   TOEVOEGING   POSTCODE   PLAATS  
Boekel   29     1921 CE   AKERSLOOT  
Boekel   39     1921 CE   AKERSLOOT  
Molenlei   9   B   1921 CX   AKERSLOOT  
Molenlei   19   B   1921 CX   AKERSLOOT  
Van Haerlemlaan   35     1901 JM   CASTRICUM  
Van Haerlemlaan   37     1901 JM   CASTRICUM  
Van Haerlemlaan   39     1901 JM   CASTRICUM  
Beverwijkerstraatweg   32     1901 NJ   CASTRICUM  
Castricummer Werf   2   A   1901 RW   CASTRICUM  
Castricummer Werf   4     1901 RW   CASTRICUM  
Castricummer Werf   10     1901 RW   CASTRICUM  
Castricummer Werf   14     1901 RW   CASTRICUM  
Castricummer Werf   67     1901 RV   CASTRICUM  
Castricummer Werf   110     1901 RS   CASTRICUM  
Castricummer Werf   110   A   1901 RS   CASTRICUM  
Castricummer Werf   140     1901 RS   CASTRICUM  
Gasstraat   1     1901 NA   CASTRICUM  
Gasstraat   3     1901 NA   CASTRICUM  
Gasstraat   3   A   1901 NA   CASTRICUM  
Gasstraat   3   B   1901 NA   CASTRICUM  
Gasstraat   3   C   1901 NA   CASTRICUM  
Gasstraat   3   D   1901 NA   CASTRICUM  
Gasstraat   3   E   1901 NA   CASTRICUM  
Gasstraat   3   F   1901 NA   CASTRICUM  
Stetweg   41   A   1901 JD   CASTRICUM  

Artikel 4 Waarde - Archeologie 3

4.1 Besluitvlakomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen zoals genoemd in het bestemmingsplan "Bakkum", ook bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen zoals genoemd in de bestemmingsplannen in artikel 2.1 mag op de in artikel 4.1 bedoelde gronden alleen worden gebouwd ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

4.3.2 Uitzondering

Afwijking als bedoeld in artikel 4.3.1 is niet vereist, indien:

  • a. de bodemverstorende ingreep kleiner is dan 100 m2;
  • b. de bodemverstorende ingreep groter is dan 100 m2 en de grondbewerking niet dieper is dan 4 meter + N.A.P, met dien verstande dat indien het maaiveld reeds lager ligt dan 4 meter + N.AP, de grondbewerking niet dieper is dan 0,4 meter vanaf het maaiveld;
  • c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • d. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudens waardige archeologische relicten aanwezig zijn.
4.3.3 Voorwaarden
  • a. een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. indien uit het archeologisch rapport, zoals bepaald in artikel 4.3.3 onder a, blijkt dat het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag in ieder geval voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning, inhoudende een verplichting:
    • 1. tot het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
4.3.4 Verlening

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologisch deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 4.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het afgraven, woelen, menging, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van gronden;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere watergangen;
  • d. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
  • e. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
4.4.2 Voorwaarden
  • a. een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. een omgevingsvergunning wordt verleend indien gebleken is dat de in artikel 4.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan niet zullen leiden tot verstoring van archeologische resten;
  • c. voor zover de in artikel 4.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan een omgevingsvergunning worden verleend indien daaraan een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
4.4.3 Verlening

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologisch deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

4.4.4 Uitzonderingen

Het in artikel 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:

  • a. de oppervlakte van het werk kleiner is dan 100 m2;
  • b. de oppervlakte van het werk groter is dan 100 m2 en de grondbewerking niet dieper is dan 4 meter + N.A.P., met dien verstande dat indien het maaiveld reeds lager ligt dan 4 m +N.A.P., de grondbewerking niet dieper is dan 0,4 m vanaf het maaiveld;
  • c. het gaat om werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • d. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning;
    • 2. de werken en werkzaamheden op aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
  • e. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de verordening wijzigen voor het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn en het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 4

5.1 Besluitvlakomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen zoals genoemd in het bestemmingsplan "Bedrijventerreinen", ook bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen zoals genoemd in de bestemmingsplannen in artikel 2.1 mag op de in artikel 5.1 bedoelde gronden alleen worden gebouwd ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

5.3.2 Uitzondering

Afwijking als bedoeld in artikel 5.3.1 is niet vereist, indien:

  • a. bodemverstorende ingreep kleiner is dan 500 m2;
  • b. de bodemverstorende ingreep groter is dan 500 m2 en de grondbewerking niet dieper is dan 0,4 m vanaf het maaiveld;
  • c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • d. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudens waardige archeologische relicten aanwezig zijn.
5.3.3 Verlening

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologisch deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 5.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het afgraven, woelen, menging, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van gronden;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere watergangen;
  • d. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
  • e. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
5.4.2 Voorwaarden
  • a. een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. een omgevingsvergunning wordt verleend indien gebleken is dat de in artikel 5.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan niet zullen leiden tot verstoring van archeologische resten;
  • c. voor zover de in artikel 5.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan een omgevingsvergunning worden verleend indien daaraan een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
5.4.3 Verlening

een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologisch deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

5.4.4 Uitzonderingen

Het in artikel 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:

  • a. de oppervlakte van het werk kleiner is dan 500 m2;
  • b. de oppervlakte van het werk groter is dan 500 m2 en de grondbewerking niet dieper is dan 0,4 meter vanaf het maaiveld;
  • c. het gaat om werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • d. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning;
    • 2. de werken en werkzaamheden op aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
  • e. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie 4', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn en het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht bouwen

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 8 Overgangsrecht gebruik

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking van het raadsbesluit.

Artikel 10 Slotregel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Beheersverordening Bakkum, Castricum Noord, Oost en West en Bedrijventerreinen.