direct naar inhoud van Regels
Plan: Bakkum, Castricum Noord, Oost en West en Bedrijventerreinen, 1e herziening
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0383.BVBakkumNOWBedr1eh-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Verordening

De beheersverordening Bakkum, Castricum Noord, Oost en West en Bedrijventerreinen, 1e herziening van de gemeente Castricum.

1.2 Besluitgebied

Het gebied waarop deze verordening van toepassing is, zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0383.BVBakkumNOWBedr1eh-VS01 met de bijhorende regels.

1.3 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten vervat in een GML-bestand bestaande uit een toelichting, regels en een verbeelding en (eventuele) bijlagen.

1.4 Bestemmingsplan "Bedrijventerreinen"

Het bestemmingsplan, zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0383.BPC12Bedrijventrn-VS01 met de bijhorende regels en bijlagen.

1.5 Bestemmingsplan "Bakkum"

Het bestemmingsplan, zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.03830000BPB08BakkumVS01- met de bijhorende regels en bijlagen.

1.6 Bestemmingsplan "Castricum Noord, Oost en West"

Het bestemmingsplan, zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0383.BPCNoordOostWest-VS09 met de bijhorende regels en bijlagen.

1.7 Bestemmingsplan "Dorpskom"

Het bestemmingsplan, zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0383.BPC15Dorpskom-VS01 met de bijhorende regels en bijlagen.

1.8 Bestemmingsplan "Standplaatsen, Terrassen en Parkeren"

Het bestemmingsplan, zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0383.BPStandTerrasPark-VS01 met de bijhorende regels en bijlagen.

1.9 Bebouwingspercentage

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.10 Bed & breakfast

Een kleinschalige overnachtingsaccommodatie voor toeristische doeleinden gericht op een kortdurend verblijf en het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis/boerderij of bijgebouw en is ondergeschikt aan de hoofdbestemming. Er is geen sprake van een bed & breakfast bij de aanwezigheid van een zelfstandige kookgelegenheid en/of de verkoop van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse en/of overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.11 Bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.12 Bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.13 Bedrijfswoning

Een woning in of bij een (agrarisch) bedrijf en bestemd voor (het huishouden van) één persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van dat perceel, noodzakelijk is.

1.14 Bestaande legale bouwwerken

Bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig zijn en gebouwd zijn conform een daartoe verstrekte vergunning, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen.

1.15 Bestaand legaal gebruik

Het toegestane gebruik van gronden en bouwwerken krachtens een bestemmingsplan of omgevingsvergunning, zoals toegestaan op het moment van vaststelling van de verordening; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan.

1.16 Bestaande (bedrijf)woningen

De legaal aanwezige (bedrijfs) woningen zoals aanwezig tijde van inwerkingtreding van deze beheersverordening, 1e herziening.

1.17 Bestaande afmetingen

Afstand-, hoogte, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.18 Bestaande afmetingen

Afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.19 Woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geengebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.1.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.5 de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

2.1.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.8 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;

2.2

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, balkonhekken en overstekende daken en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen en -hoogten niet meer dan 1 meter bedraagt;

Hoofdstuk 2 Beheersregels

Artikel 3 Bestaande regelingen van toepassing

3.1 Van toepassing verklaring

Op onderhavige beheersverordening zijn met inachtneming van het bepaalde in deze beheersverordening de regels en bijbehorende verbeeldingen van de bestemmingsplannen "Bakkum", "Castricum Noord, Oost en West", "Bedrijventerreinen", "Dorpskom" en "Standplaatsen, Terrassen en Parkeren" overeenkomstig van toepassing, voor zover het gaat om gronden die zijn gelegen binnen voornoemde bestemmingsplannen, met uitzondering van de volgende artikelen:

en voorts met in achtneming van de in deze navolgende opgenomen volgende afwijkende regels; en waarbij de artikelen 4, 5 en 6 dienen ter vervanging van de voor deze beheersverordening geldende bestemming voor zover betrekking hebbend op de gronden in deze beheersverordening waar het artikel naar verwijst, artikel 7, 8, 9 en 11 als toevoeging dienen, en artikel 10, 12-14 ter vervanging van de overeenkomstige regeling in de genoemde bestemmingsplannen.

3.2 Afwijkende regels voor de bestemmingsplannen "Bakkum" en "Castricum Noord, Oost en West"

Het begrip mantelzorg zoals opgenomen in artikel 1 (begrippen) wordt vervangen door:

mantelzorg

het bieden van zorg in één woning en bijbehorende aan- en uitbouwen of vrijstaand bijgebouw, dus alleen in afhankelijke woonruimte, aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke werking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

3.3 Afwijkende regels voor het bestemmingsplan "Bedrijventerreinen"
  • a. artikel 3.1 onder b sub 4 van wordt vervangen door:
    4.   de bestaande bedrijfswoningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijfswoning -1' uitsluitend een bedrijfswoning is toegestaan en ter plaatse 'specifieke vorm van bedrijfswoning - 2' een bedrijfswoning uitsluitend op de verdieping is toegestaan.  
  • b. aan artikel 3.1 wordt een sub 5 toegevoegd:
    5.   de bestaande woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen'.  
  • c. artikel 3.2.1 onder e wordt vervangen door:
    e.   de inhoud van een bedrijfswoning en een woning bedraagt maximaal 600 m3;  
  • d. artikel 3.4.2 onder d komt te vervallen.
3.4 Aanvullende regels voor de bestemming 'Wonen'

Voor de gronden die zijn gelegen binnen de volgende bestemmingsplannen:

waarop de bestemming 'Wonen' van toepassing is, gelden de volgende aanvullende regels:

3.4.1 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel in als buiten het bouwvlak worden gebouwd en dienen te voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd, op het achter- of zijerf, minimaal 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande, dat uitbouwen in de vorm van erkers op het voorerf mogen worden aangebouwd, mits:
    1.   de horizontale diepte maximaal 1 meter bedraagt;  
    2.   de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt, dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 meter;  
    met dien verstande dat ter plaatse van het bestemmingsplan Castricum, Noord, Oost en West aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd en de bepaling 'minimaal 1 achter de voorgevel van het hoofdgebouw' niet geldt;  
  • b. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw maximaal:
    • 1. 75 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.000 m2;
    • 2. 100 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1.000 m2;
  • c. het bouwperceel mag niet meer dan voor 50% worden bebouwd;
  • d. goothoogte maximaal 3 meter dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 meter;
  • e. bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 meter, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 meter mag bedragen en maximaal 6 meter;
  • f. bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 meter, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 meter mag bedragen en maximaal 5 meter voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.000 m2;
  • g. bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 meter, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 meter mag bedragen en maximaal 6 meter voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1.000 m2;
  • h. hoogte van balkonhekken op aan- en uitbouwen en overkappingen maximaal 1,2 meter ten opzichte van de hoogte van de 1e bouwlaag van aan-, of uitbouw of overkapping.
3.4.2

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

  • a. erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel 2 m;
  • c. pergola's 2,5 m;
  • d. vlaggenmasten 6,5 m;
  • e. overige bouwwerken, geen gebouw en overkapping zijnde 3 m.
3.4.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het toegestane gebruik voor een bed & breakfast, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik als bed & breakfast ondergeschikt blijft aan de woonfunctie;
  • b. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en (vrijstaande) bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast;
  • c. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonfunctie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. ten hoogste drie kamers (zes slaapplaatsen) ten behoeve van bed & breakfast worden gebruikt;
  • e. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Besluitvlakomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in de categorieën 1 tot en met 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • b. maximaal één bedrijfswoning;
  • c. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde goederen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels
4.2.1

Bedrijfsgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte respectievelijk bouwhoogte toegestaan;
  • c. ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximum bouwhoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
  • d. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 100%.
4.2.2

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

  • a. bedrijfsinstallaties en lichtmasten 6 m;
  • b. vlaggenmasten 6,5 m;
  • c. erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel 1 m;
  • d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.
4.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan middels omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde artikel 4.1 onder a, voor het toestaan van een ander bedrijf dan op grond van de betreffende categorie is toegestaan, mits:

  • a. in het bedrijf is opgenomen in de categorieën 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) dan wel het een bedrijf betreft dat voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk wordt gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën 1 of 2;
  • b. geen onevenredige aantasting plaats vindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. de omgevingsvergunning kan niet worden verdeeld voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Artikel 5 Tuin

5.1 Besluitvlakomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. tuinen;
  • b. landschapswaarden ter plaatse van het besluitsubvlak 'landschapswaarden';

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Met dien verstande dat een gebruik als erf als bedoeld in artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht niet is toegestaan.

5.2 Bouwregels

Bouwwerken mogen niet worden gebouwd.

Artikel 6 Wonen

6.1 Besluitvlakomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maximaal het bestaande aantal woningen per bouwvlak;
  • b. aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.2.3a;
  • c. mantelzorg in het hoofdgebouw en- /of aan- en uitbouwen bij het hoofdgebouw;
  • d. hobbymatig houden van dieren waarbij in ieder geval niet meer dan 5 paarden zijn toegestaan;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met uitzondering van paardenrijbakken), tuinen en erven.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen (de woning) gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen dienen te worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de maximale goothoogte 4,5 m en de maximale bouwhoogte bedraagt 11 m;
  • c. de inhoud van de woning bedraagt maximaal 650 m3 dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt dan 650 m3;
  • d. woningen worden verplicht voorzien van een kap met een helling van ten minste 25° en ten hoogste 65°.
6.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de woning mogen zowel in als buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd, op het achter- of zijerf, minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande, dat uitbouwen in de vorm van erkers op het voorerf mogen worden aangebouwd, mits:
  • b. de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
  • c. de goothoogte maximaal 3 m bedraagt, dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte per hoofdgebouw bedraagt maximaal:
    • 1. 75 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.000 m2;
    • 2. 100 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1.000 m2;
    • 3. dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
    • 4. het bouwperceel mag niet meer dan voor 50% worden bebouwd;
  • e. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;
  • f. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m;
  • g. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 5 m voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.000 m2;
  • h. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1.000 m2;
  • i. de hoogte van balkonhekken op aan- en uitbouwen en overkappingen bedraagt maximaal 1,2 m ten opzichte van de hoogte van de 1e bouwlaag van aan-, of uitbouw of overkapping.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. paardenrijbakken, paddocks, stapmolens, longeercirkels en overige voorzieningen ten behoeve van het houden van paarden mogen niet worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel 1 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel 2 m;
    • 3. pergola's 2,5 m;
    • 4. vlaggenmasten 6,5 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Gebruik van ruimten binnen een woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. degenen die activiteiten in de woning uitvoert dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn, met uitzondering van tandartsenpraktijken, niet toegestaan;
  • d. bedrijven maximaal in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan of bedrijven die voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • e. er mag geen detailhandel en/of horeca plaatsvinden;
  • f. er mogen geen publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten plaatsvinden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Paardenrijbakken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2.3 sub a voor het realiseren van één paardenrijbak en/of één paddock mits deze voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de paardenrijbak en/of paddock wordt achter het verlengde van de voorgevel van de voorste bebouwing gesitueerd;
  • b. de oppervlakte van de paardenrijbak bedraagt maximaal 800 m2;
  • c. de oppervlakte van een paddock bedraagt maximaal 400 m2;
  • d. de afstand van de paardenrijbak tot woningen van derden dient minimaal 25 m te bedragen;
  • e. de aanwezige natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden en de bestaande doorzichten mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de hoogte van de afrastering van de paardenrijbak bedraagt maximaal 1,5 m.
6.4.2 Afwijking bijgebouwen hobbyboer

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2.2 voor het vergroten van de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen uitsluitend ten behoeve van hobbyboer-activiteiten, met dien verstande dat:

  • a. aanvrager minimaal 1,5 ha grond in beheer bijbehorende gronden in beheer heeft of zal hebben;
  • b. de omvang van de activiteiten minimaal 4nge of vergelijkbare grootte in SO bedraagt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 1% van de bijbehorende gronden tot een maximum van 200 m2 mag bedragen;
  • d. een afstand van minimaal 25 m van de bebouwing tot gevoelige functies (woningen) wordt aangehouden;
  • e. de aanvraag is getoetst door een agrarisch deskundige;
  • f. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad.
6.4.3 Verkleinen afstand aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2.2 voor het verkleinen van de afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig mag worden geschaad;
  • c. verkeersveiligheid mag niet worden geschaad.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.1 voor een Bed & Breakfast, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik als Bed & Breakfast ondergeschikt blijft aan de woonfunctie;
  • b. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en (vrijstaande) bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van Bed & Breakfast;
  • c. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonfunctie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. er geen onevenredige overlast voor omwonenden ontstaat;
  • e. ten hoogste drie kamers (zes slaapplaatsen) ten behoeve van Bed & Breakfast worden gebruikt;
  • f. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 2

7.1 Besluitvlakomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

7.2 Bouwregels
7.2.1

Op en onder de in artikel 7.1 genoemde gronden zijn geen bouwwerken toegestaan.

7.2.2

Het bepaalde in artikel 7.2.1 is niet van toepassing op projecten:

  • a. met een oppervlakte kleiner dan 500 m2;
  • b. met een oppervlakte groter dan 500 m2 en niet dieper dan 50 cm vanaf het maaiveld;
  • c. die vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreffen, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan middels omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.1 en toestaan dat bouwwerken worden gebouwd.

7.3.2 Voorwaarden
  • a. de omgevingsvergunning kan worden verleend indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd niet zal leiden tot verstoring van archeologische resten;
  • b. voor zover het bouwen van het gebouw, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag afwijking verlenen van het bepaalde in artikel 7.2.1 indien aan de omgevingsvergunning voor het bouwen een of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning voor het bouwen te stellen kwalificaties;
7.3.3 Verlening

de omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van gronden;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
  • e. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
7.4.2 Uitzondering

Het in artikel 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  • a. projecten met een oppervlakte kleiner dan 500 m2;
  • b. projecten met een oppervlakte groter dan 500 m2 en niet dieper dan 50 cm vanaf het maaiveld;
  • c. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, of
  • d. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • e. werken en werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • f. werken en werkzaamheden die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
7.4.3 Voorwaarden
  • a. de omgevingsvergunning kan worden verleend indien gebleken is dat de in artikel 7.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan niet zullen leiden tot verstoring van archeologische resten;
  • b. voor zover de in artikel 7.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend indien daaraan een of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties;
7.4.4 Verlening

de omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologische deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 3

8.1 Besluitvlakomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen zoals genoemd in het bestemmingsplan "Bakkum", ook bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen zoals genoemd in de bestemmingsplannen in artikel 2.1 mag op de in artikel 8.1 bedoelde gronden alleen worden gebouwd ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

8.3.2 Uitzondering

Afwijking als bedoeld in artikel 8.3.1 is niet vereist, indien:

  • a. de bodemverstorende ingreep kleiner is dan 100 m2;
  • b. de bodemverstorende ingreep groter is dan 100 m2 en de grondbewerking niet dieper is dan 4 meter + N.A.P, met dien verstande dat indien het maaiveld reeds lager ligt dan 4 meter + N.AP, de grondbewerking niet dieper is dan 0,4 meter vanaf het maaiveld;
  • c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • d. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudens waardige archeologische relicten aanwezig zijn.
8.3.3 Voorwaarden
  • a. een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. indien uit het archeologisch rapport, zoals bepaald in artikel 8.3.3 onder a, blijkt dat het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag in ieder geval voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning, inhoudende een verplichting:
    • 1. tot het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
8.3.4 Verlening

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologisch deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 8.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het afgraven, woelen, menging, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van gronden;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere watergangen;
  • d. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
  • e. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
8.4.2 Voorwaarden
  • a. een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. een omgevingsvergunning wordt verleend indien gebleken is dat de in artikel 8.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan niet zullen leiden tot verstoring van archeologische resten;
  • c. voor zover de in artikel 8.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan een omgevingsvergunning worden verleend indien daaraan een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
8.4.3 Verlening

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologisch deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

8.4.4 Uitzonderingen

Het in artikel 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:

  • a. de oppervlakte van het werk kleiner is dan 100 m2;
  • b. de oppervlakte van het werk groter is dan 100 m2 en de grondbewerking niet dieper is dan 4 meter + N.A.P., met dien verstande dat indien het maaiveld reeds lager ligt dan 4 m +N.A.P., de grondbewerking niet dieper is dan 0,4 m vanaf het maaiveld;
  • c. het gaat om werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • d. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning;
    • 2. de werken en werkzaamheden op aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
  • e. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn.
8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de verordening wijzigen voor het geheel of gedeeltelijk verwijderen van het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 3' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn en het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat de beheersverordening ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 4

9.1 Besluitvlakomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen zoals genoemd in het bestemmingsplan "Bedrijventerreinen", ook bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

9.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen zoals genoemd in de bestemmingsplannen in artikel 2.1 mag op de in artikel 9.1 bedoelde gronden alleen worden gebouwd ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.

9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

9.3.2 Uitzondering

Afwijking als bedoeld in artikel 9.3.1 is niet vereist, indien:

  • a. bodemverstorende ingreep kleiner is dan 500 m2;
  • b. de bodemverstorende ingreep groter is dan 500 m2 en de grondbewerking niet dieper is dan 0,4 m vanaf het maaiveld;
  • c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • d. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudens waardige archeologische relicten aanwezig zijn.
9.3.3 Verlening

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologisch deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 9.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het afgraven, woelen, menging, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van gronden;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere watergangen;
  • d. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
  • e. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
9.4.2 Voorwaarden
  • a. een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. een omgevingsvergunning wordt verleend indien gebleken is dat de in artikel 9.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan niet zullen leiden tot verstoring van archeologische resten;
  • c. voor zover de in artikel 9.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan een omgevingsvergunning worden verleend indien daaraan een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
9.4.3 Verlening

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologisch deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

9.4.4 Uitzonderingen

Het in artikel 9.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:

  • a. de oppervlakte van het werk kleiner is dan 500 m2;
  • b. de oppervlakte van het werk groter is dan 500 m2 en de grondbewerking niet dieper is dan 0,4 meter vanaf het maaiveld;
  • c. het gaat om werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • d. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning;
    • 2. de werken en werkzaamheden op aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
  • e. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het geheel of gedeeltelijk verwijderen van het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 4', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn en het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat de beheersverordening ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

Voldoende parkeergelegenheid

  • 1. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand zullen worden gehouden;
  • 2. Bij een omgevingsvergunning wordt voldaan aan de parkeernormen die zijn neergelegd in de "Nota Parkeernormen Castricum 2013", en indien deze normen gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging bij het bepalen of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  • 3. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het onder 1 bepaalde en wordt toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht bouwen

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 13 Overgangsrecht gebruik

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking van het raadsbesluit.

Artikel 15 Slotregel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Beheersverordening Bakkum, Castricum Noord, Oost en West en Bedrijventerreinen, 1e herziening.