Inhoudsopgave
Artikel 3 Natuur - Natuurreservaat
Artikel 6 Waarde - Archeologie
Artikel 7 Waterstaat – Waterkering
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
Artikel 13 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 |
plan: |
|
het Bestemmingsplan De Woude 36a van de gemeente Castricummet identificatienummer: NL.IMRO.0383.BPWWoude36a-VS01; |
|
|
1.2 |
bestemmingsplan: |
|
de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen; |
|
|
1.3 |
aanbouw: |
|
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; |
|
|
1.4 |
aanduiding: |
|
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; |
|
|
1.5 |
aanduidingsgrens: |
|
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; |
|
|
1.6 |
aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit: |
|
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publiekstrekkend zijn en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie; |
|
|
1.7 |
achtererf: |
|
gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen; |
|
|
1.8 |
afhankelijke woonruimte: |
|
woonruimte welke niet kan worden bewoond door een huishouden, zonder afhankelijkheid van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte; |
|
|
1.9 |
afwijking: |
|
een afwijking als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 1° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; |
|
|
1.10 |
bebouwing: |
|
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
|
|
1.11 |
bed & breakfast: |
|
kleinschalige overnachtingsaccommodatie voor toeristische doeleinden gericht op een kortdurend verblijf en het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis/boerderij of bijgebouw en is ondergeschikt aan de hoofdbestemming. Er is geen sprake van een bed & breakfast bij de aanwezigheid van een zelfstandige kookgelegenheid en/of de verkoop van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse en/of overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid; |
|
|
1.12 |
bestaand(e): |
|
|
|
|
|
|
1.13 |
bestemmingsgrens: |
|
de grens van een bestemmingsvlak; |
|
|
1.14 |
bestemmingsvlak: |
|
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; |
|
|
1.15 |
bijgebouw: |
|
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; |
|
|
1.16 |
bouwen: |
|
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; |
|
|
1.17 |
bouwgrens: |
|
de grens van een bouwvlak; |
|
|
1.18 |
bouwlaag: |
|
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder; |
|
|
1.19 |
bouwperceel: |
|
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; |
|
|
1.20 |
bouwperceelgrens: |
|
de grens van een bouwperceel; |
|
|
1.21 |
bouwvlak: |
|
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten; |
|
|
1.22 |
bouwwerk: |
|
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden; |
|
|
1.23 |
dak: |
|
iedere bovenbeëindiging van een gebouw; |
|
|
1.24 |
detailhandel: |
|
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; |
|
|
1.25 |
erf: |
|
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt; |
|
|
1.26 |
erfgrens: |
|
de grens van een erf; |
|
|
1.27 |
erker: |
|
een kleine grondgebonden uitbouw van één bouwlaag aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw; |
|
|
1.28 |
erotisch getinte vermaaksfunctie: |
|
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal; |
|
|
1.29 |
gebouw: |
|
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; |
|
|
1.30 |
gebruik(-en): |
|
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven; |
|
|
1.31 |
geometrische plaatsbepaling: |
|
locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;
|
|
|
1.32 |
grondgebonden agrarisch bedrijf: |
|
een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel; |
|
|
1.33 |
hoofdgebouw: |
|
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is; |
|
|
1.34 |
horizontale diepte van een gebouw: |
|
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel; |
|
|
1.35 |
maatvoeringsgrens: |
|
de grens van een maatvoeringsvlak; |
|
|
1.36 |
maatvoeringsvlak: |
|
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt; |
|
|
1.37 |
mantelzorg: |
|
het bieden van zorg in één woning en bijbehorende aan- en uitbouwen en/of bijgebouwen, dus alleen in afhankelijke woonruimte, aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke werking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is; |
|
|
1.38 |
nadere eis: |
|
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening; |
|
|
1.39 |
natuurwaarden: |
|
de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden; |
|
|
1.40 |
normaal onderhoud, gebruik en beheer: |
|
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt; |
|
|
1.41 |
omgevingsvergunning: |
|
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; |
|
|
1.42 |
omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden: |
|
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening; |
|
|
1.43 |
onderbouw: |
|
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen; |
|
|
1.44 |
onderkomens: |
|
voor verblijf geschikte constructie van hout, metaal, textiel of enig ander materiaal – waaronder begrepen al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- en vaartuigen -, arken, caravans, kampeerauto’s, stacaravans of wooncaravans, woonschepen, en recreatiewoonschepen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken; |
|
|
1.45 |
overkapping: |
|
een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren; |
|
|
1.46 |
pand: |
|
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is; |
|
|
1.47 |
peil: |
|
|
|
|
|
|
|
|
1.48 |
prostitutie: |
|
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; |
|
|
1.49 |
seksinrichting: |
|
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar; |
|
|
1.50 |
staat van bedrijfsactiviteiten: |
|
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen; |
|
|
1.51 |
uitbouw: |
|
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; |
|
|
1.52 |
uitvoeren: |
|
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven; |
|
|
1.53 |
voorerf: |
|
gedeelte van een erf dat aan de voorkant van het gebouw is gelegen; |
|
|
1.54 |
voorgevel: |
|
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt; |
|
|
1.55 |
wijziging: |
|
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening; |
|
|
1.56 |
woning: |
|
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden; |
|
|
1.57 |
zijerf: |
|
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen. |
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1.1. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.1.2. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.1.3. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.1.4. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.1.5. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.1.6. de oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;
2.1.7. de horizontale diepte van een gebouw:
de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
2.1.8. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, balkonhekken en overstekende daken en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen en -hoogten niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Meten
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Natuur - Natuurreservaat
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Natuur - Natuurreservaat’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het behoud van de aldaar voorkomende of daaraan eigen milieus met natuurwetenschappelijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
-
extensief grondgebonden agrarisch medegebruik;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
-
natuurlijke terreinen en rietkragen;
-
weidegronden,
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegangswegen en paden.
3.2 Bouwregels
3.2.1. Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal:
-
erf- en terreinafscheidingen 2 m;
-
bruggen 2 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het veroorzaken van ontploffingen op of in de grond;
-
het gebruik van de gronden voor staan- of ligplaats van kampeerwagens, tenten, onderkomens, waaronder begrepen voor verblijf geschikte voertuigen.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1. Omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 3.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden uit te voeren, voor zover het geen normale onderhoudswerkzaamheden betreft:
-
het aanleggen, verleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen;
-
het ontginnen en - voor zover de Ontgrondingenwet en de daaruit voortvloeiende verordeningen niet van toepassing zijn - de bodem verlagen of afgraven, het ophogen of egaliseren van gronden of het scheuren van grasland;
-
het verleggen en dempen van sloten en het aanleggen van dammen of andere waterkerende werken in sloten;
-
het vergraven of ontgraven van bestaande dijken of taluds;
-
het aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of taluds;
-
het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstanden en andere begroeiingen;
-
het planten van groepen bomen en/of andere opgaande beplantingen;
-
de aanleg van ondergrondse leidingen;
-
andere werken of werkzaamheden, welke plaatsvinden in de gebieden, vallende onder de Keur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, te weten door bemaling, ontwatering, afdamming, toevloeiing of bevloeiing wijzigen van het (grond)waterpeil, met meer dan 10 cm ten opzichte van het geldende peilbesluit.
3.4.2. Verlening
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurwetenschappelijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, een en ander met dien verstande dat geen vergunning mag worden verleend dan nadat het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is gehoord.
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en watergangen.
4.2 Bouwregels
4.2.1. Gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van uitbouwen in de vorm van erkers bij hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen, mits:
-
de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
-
de goothoogte maximaal 3 m bedraagt, dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m.
4.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal:
-
erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel 1 m;
-
erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel
2 m; -
pergola’s 2,5 m;
-
vlaggenmasten 6,5 m.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1. Omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 4.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden uit te voeren, voor zover het geen normale onderhoudswerkzaamheden betreft:
-
het planten van groepen bomen en/of andere opgaande beplantingen, hoger dan 4 m.
4.3.2. Verlening
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden, waaronder de waarden van het gebied voor weidevogels, van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woningen;
-
aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 10.1;
-
mantelzorg in een afhankelijke woonruimte,
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, erven en watergangen.
5.2 Bouwregels
5.2.1. Hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gebouwd binnen het bouwvlak;
-
uitsluitend vrijstaand;
-
ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” zijn ten hoogste het aangegeven aantal woningen toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)” zijn ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;
-
inhoud maximaal 450 m³;
-
voorzien van een kap met een helling van ten minste 25° en ten hoogste 65°.
5.2.2. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de woning mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gebouwd, op het achter- of zijerf, minimaal 1 m achter de naar de ter plaatse van de aanduiding “gevellijn” georiënteerde gevel van het hoofdgebouw en minimaal 2 m van de erfgrens van de naastgelegen woning, met dien verstande dat uitbouwen in de vorm van erkers op het voorerf mogen worden aangebouwd, mits:
-
de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
-
de goothoogte maximaal 3 m bedraagt, dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;
-
de gezamenlijke oppervlakte per hoofdgebouw maximaal 75 m² bedraagt;
-
het bouwperceel mag niet meer dan voor 50% worden bebouwd;
-
goothoogte maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;
-
bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m;
-
bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 5 m voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.000 m²;
-
bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1.000 m²;
-
hoogte van balkonhekken op aan- en uitbouwen en overkappingen maximaal 1,2 m ten opzichte van de hoogte van de eerste bouwlaag van aan- of uitbouw of overkapping.
5.2.3. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal:
-
erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel 1 m;
-
erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel 2 m;
-
pergola’s 2,5 m;
-
vlaggenmasten 6,5 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1. Afwijkingen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
-
lid 5.2.1, sub e, voor het vergroten van de inhoud van het hoofdgebouw tot maximaal 500 m³;
-
lid 5.2.2, sub a, voor het verkleinen van de afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw.
5.3.2. Voorwaarden
Afwijking als bedoeld in lid 5.3.1 is slechts toegestaan, mits:
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt geschaad;
-
de verkeersveiligheid niet wordt geschaad.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 voor een bed & breakfast, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
het gebruik als bed & breakfast ondergeschikt blijft aan de woonfunctie;
-
maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en (vrijstaande) bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast;
-
er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonfunctie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
er geen onevenredige overlast voor omwonenden ontstaat;
-
ten hoogste drie kamers (zes slaapplaatsen) ten behoeve van bed & breakfast worden gebruikt;
-
er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1. Omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 5.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden uit te voeren, voor zover het geen normale onderhoudswerkzaamheden betreft:
-
het planten van groepen bomen en/of andere opgaande beplantingen, hoger dan 4 m.
5.5.2. Verlening
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden, waaronder de waarden van het gebied voor weidevogels, van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Artikel 6 Waarde - Archeologie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemming (artikel 3) mag op de in lid 6.1 bedoelde gronden alleen worden gebouwd ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1. Afwijking
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
6.3.2. Uitzondering
Afwijking als bedoeld in lid 6.3.1 is niet vereist, indien:
-
het nieuw te bouwen oppervlak kleiner is dan 100 m²;
-
het nieuw te bouwen oppervlak groter is dan 100 m² en de grondbewerking niet dieper is dan 3,25 m vanaf het maaiveld;
-
op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn.
6.3.3. Uitzondering
Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologisch deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1. Omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 6.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden uit te voeren:
-
het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage;
-
het ophogen van gronden;
-
het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere watergangen;
-
het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
-
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
-
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.4.2. Voorwaarden
-
Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
-
Een omgevingsvergunning wordt verleend indien gebleken is dat de in lid 6.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan niet zullen leiden tot verstoring van archeologische resten;
-
Voor zover de in lid 6.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend indien daaraan een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
-
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
6.4.3. Verlening
Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologisch deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
6.4.4. Uitzonderingen
Het in lid 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:
-
de oppervlakte van het werk kleiner is dan 100 m²;
-
de oppervlakte van het werk groter is dan 100 m² en de grondbewerking niet dieper is dan 3,25 m vanaf het maaiveld;
-
het gaat om werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
de werken en werkzaamheden:
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning;
-
de werken en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht;
-
op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming ‘Waarde – Archeologie’, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn en het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 7 Waterstaat – Waterkering
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat – Waterkering’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals duikers, keerwanden en merktekens.
7.2 Bouwregels
7.2.1. Algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikel 3 en 4) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.
7.2.2. Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
7.2.3. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2, voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1. Omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het ontgronden, vergraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
-
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen of parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
7.4.2. Weigering
De vergunning als bedoeld in lid 7.4.1, mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van de in lid 7.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid en/of de mogelijkheden tot beheer en onderhoud van de waterkering en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
7.4.3. Verlening
Een vergunning als bedoeld in lid 7.4.1, wordt niet verleend voordat advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.
7.4.4. Uitzondering
Geen vergunning als bedoeld in lid 7.4.1, is nodig voor:
-
werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
werken of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagd dan wel verleende vergunning.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene bouwregels
Bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en/of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
10.1 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
10.1.1. Algemeen
Gebruik van ruimten binnen een woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
-
maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
degenen die activiteiten in de woning uitvoert dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
-
vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn, met uitzondering van tandartsenpraktijken, niet toegestaan;
-
bedrijven maximaal in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan of bedrijven die voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
er mag geen detailhandel en/of horeca plaatsvinden;
-
er mogen geen publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten plaatsvinden.
10.1.2. Afwijken van de gebruiksregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
het bepaalde in lid 10.1.1, sub e, ten behoeve van het toestaan van beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit, mits in verband staand met de activiteit;
-
het bepaalde in lid 10.1.1, sub f, ten behoeve van publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten, mits dit gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse.
10.2 Verboden gebruik
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:
-
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, anders dan voor zover noodzakelijk is voor het normale onderhoud van tuinen en andere onbebouwde terreinen en het onderhoud van watergangen;
-
het opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan, anders dan voor zover dit het gevolg is van of direct samenhangt met het gebruik van een bedrijfserf, behorende bij een winkel of bedrijf, in overeenstemming met de desbetreffende bestemming;
-
het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
-
het gebruik van bebouwde dan wel onbebouwde gronden als of ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie;
-
het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
11.1 Afmetingen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
-
de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
-
de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
-
de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m.
11.2 Voorwaarden
Afwijking als bedoeld in lid 11.1 is slechts toegestaan, mits:
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
-
het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 13 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
-
het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
-
de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
-
de ruimte tussen bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
14.1.1. Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van dat plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet worden vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.1.2. Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het afwijken van het bepaalde in het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
14.1.3. Uitzondering
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar die zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
14.2.1. Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
14.2.2. Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
14.2.3. Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te doen hervatten.
14.2.4. Uitzondering
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het Bestemmingsplan De Woude 36a”.
