Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Stierop 2, 2a en 3
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0383.BPStierop2-ON01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze planregels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan:
Het bestemmingsplan ‘Stierop 2, 2a en 3’ met het identificatienummer NL.IMRO.0383.BPStierop2ON01.
 
1.2 wijzigingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 bestemmingsplan De Woude
Het bestemmingsplan ‘De Woude’ van de gemeente Castricum, vastgesteld op 2 november 2017 met identificatienummer NL.IMRO.0383.BPW15DeWoude-VS01.
 
1.4 verbeelding
De verbeelding van het wijzigingsplan ‘Stierop 2, 2a en 3’, bestaande uit de kaart met nr. NL.IMRO.0383.BPStierop2-ON01.
 
Voor het overige zijn de begrippen behorende bij het bestemmingsplan ‘De Woude’ onverkort van toepassing.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 Algemeen
 
2.1.1 de dakhelling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.1.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.1.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.1.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.1.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.1.6 de oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
 
2.1.7 de horizontale diepte van een gebouw de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.
 
2.1.8 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk,
waar die afstand het kortst is.
 
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, balkonhekken en overstekende daken en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen en -hoogten niet meer dan 1 meter bedraagt.
 
2.3 Meten
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Natuur
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuur-, cultuurhistorische en landschapswaarden;
  2. extensieve dagrecreatie;
  3. grondgebonden agrarisch medegebruik;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf': tevens een agrarisch bedrijf;
  5. ter plaatse van de aanduiding ‘plattelandswoning’, één plattelandswoning;
  6. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’, een bedrijfswoning ten dienste van het agrarisch bedrijf.
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
 
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Gebouwen
 
Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a is de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak maximaal 100 m2;
  3. buiten het bouwvlak is de goot- en bouwhoogte van gebouwen maximaal 3 m respectievelijk 6 m;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' is het bebouwingspercentage maximaal 70%;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' is de goot- en bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen maximaal 6 m respectievelijk 7,5 m;
  6. ter plaatse van de aanduiding ‘ruwvoeropslag’ is het vestigen van een gebouw niet toegestaan;
  7. binnen elk bouwvlak één bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
  8. binnen elk bouwvlak één plattelandswoning, ter plaatse van de aanduiding ‘plattelandswoning’;
  9. woningen, waaronder inbegrepen een plattelandswoning en bedrijfswoning, moeten aan de bouwregels voldoen vanuit de enkelbestemming ‘Wonen’ van het plan ‘De Woude’.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal:
    1. lichtmasten 4 m;
    2. vlaggenmasten 6,5 m;
    3. erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel 1 m;
    4. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel 2 m;
    5. overkappingen 4 m;
    6. voedersilo's 10 m;
    7. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m;
  2. de bouwwerken onder sub a 1 tot en met 6 zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf';
  3. er zijn maximaal 2 voedersilo's toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf'.
3.3 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
3.3.1 Omgevingsvergunningplichtige werken
 
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 3.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ontgronden, afgraven, vergraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen, draineren en ophogen van gronden;
  2. het aanplanten en het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas over een oppervlakte van meer dan 50 m²;
  3. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen van overige oppervlakteverhardingen met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 50 m²;
  4. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen, waterpartijen en overige wateren en het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen;
  5. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief en/of educatief medegebruik;
  6. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  7. het veranderen van het grondwaterpeil;
  8. het scheuren van grasland.
3.3.2 Weigering
 
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuur-, cultuurhistorische en landschapswaarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
 
3.3.3 Uitzondering
 
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
  1. andere werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  2. andere werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ en de aanduiding ‘plattelandswoning’ is het gebruik als Bed & Breakfast toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
  1. het gebruik als Bed & Breakfast ondergeschikt blijft aan de woonfunctie;
  2. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en (vrijstaande) bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van Bed & Breakfast;
  3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonfunctie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  4. ten hoogste drie kamers (zes slaapplaatsen) ten behoeve van Bed & Breakfast worden gebruikt;
  5. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein..
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 3.1 bedoelde gronden te wijzigen ten behoeve van het realiseren van een bouwvlak dan wel het uitbreiden van een bestaand bouwvlak, met dien verstande dat:
  1. het bestaande aantal bouwvlakken binnen het plangebied niet mag worden vergroot;
  2. een uitgebreid bouwvlak of een nieuw bouwvlak maximaal 1 ha groot mag zijn;
  3. de uitbreiding of realisering van een bouwvlak noodzakelijk dient te zijn in verband met een goede bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf en de instandhouding van het weidegebied;
  4. de uitbreiding of realisering van een bouwvlak uitsluitend binnen de bestemming Natuur mag plaatsvinden;
  5. de uitbreiding van een bouwvlak of nieuw bouwvlak op een aanvaardbare landschappelijke wijze moet kunnen worden ingepast;
  6. de locatiekeuze voor de uitbreiding van een bouwvlak of nieuw bouwvlak zo min mogelijk gevolgen mag hebben voor het behoud van de aldaar voorkomende natuur-, landschaps- en/of cultuurhistorische waarden.
 
Artikel 4 Water - Natuur
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Water - Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuur-, cultuurhistorische en landschapswaarden;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur- rietkraag': uitsluitend voor behoud en herstel van de aanwezige rietkragen;
  3. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  4. verkeer te water;
  5. extensief recreatief medegebruik in de vorm van watergerichte dagrecreatie niet zijnde enige vorm van nachtverblijf.
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder aanlegsteigers, bruggen, dammen en/of duikers.
 
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Gebouwen
 
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
 
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. aanlegsteigers met een lengte van meer dan 5 m en/of een breedte van meer dan 1,5 m zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'steiger';
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 2 m.
4.3 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
4.3.1 Omgevingsvergunningplichtige werken
 
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 13.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ontgronden, afgraven, vergraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen, draineren en ophogen van gronden;
  2. het aanplanten en het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas over een oppervlakte van meer dan 50 m²;
  3. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen van overige oppervlakteverhardingen met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 50 m²;
  4. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen, waterpartijen en overige wateren en het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen;
  5. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief en/of educatief medegebruik;
  6. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  7. het veranderen van het grondwaterpeil;
  8. het scheuren van grasland.
4.3.2 Weigering
 
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuur-, cultuurhistorische en landschapwaarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
 
4.3.3 Verlening
 
Een vergunning kan slecht worden verleend met inachtneming van de Keur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
 
4.3.4 Uitzondering
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
  1. andere werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  2. andere werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
 
Artikel 5 Tuin
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Gebouwen
 
Gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van:
  1. uitbouwen in de vorm van erkers bij de hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen, mits:
  2. de horizontale diepte is maximaal 1 m;
  3. de goothoogte is maximaal 3 m, dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m.
  4. een schuur met een maximale bouwhoogte van 2 meter ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal:
  1. vlaggenmasten 6,5 m;
  2. erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel 1 m;
  3. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel 2 m; d. pergola's 2 m.
 
Artikel 6 Waarde - Archeologie 4
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
 
6.2 Bouwregels
 
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikel 3 t/m 5) mogen op de in artikel 6.1 bedoelde gronden geen bouwwerken worden gebouwd.
 
6.3 Afwijken van de bouwregels
 
6.3.1 Afwijking
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
 
6.3.2 Uitzondering
 
Afwijking als bedoeld in artikel 6.3.1 is niet vereist, indien:
  1. de bodemverstorende ingreep kleiner is dan 500 m2;
  2. de bodemverstorende ingreep groter is dan 500 m2 en de grondbewerking niet dieper is dan 0,4 meter vanaf het maaiveld;
  3. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  4. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudens waardige archeologische relicten aanwezig zijn.
6.3.3 Voorwaarden
  1. Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  2. Indien uit het archeologisch rapport, zoals bepaald in artikel 6.3.3 a, blijkt dat het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag in ieder geval voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning, inhoudende een verplichting:
    1. tot het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. tot het doen van opgravingen, of;
    3. de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
6.3.4 Verlening
 
Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologisch deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
 
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
6.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken
 
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 6.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:
  1. het afgraven, woelen, menging, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage;
  2. het ophogen van gronden;
  3. het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere watergangen;
  4. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
  5. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  6. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.4.2 Voorwaarden
  1. Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  2. een omgevingsvergunning wordt verleend indien gebleken is dat de in artikel 6.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan niet zullen leiden tot verstoring van archeologische resten;
  3. voor zover de in artikel 6.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan een omgevingsvergunning worden verleend indien daaraan een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:
  4. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  5. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  6. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
6.4.3
 
Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologisch deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
 
6.4.4
 
Het in artikel 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:
  1. de oppervlakte van het werk kleiner is dan 500 m2;
  2. de oppervlakte van het werk groter is dan 500 m2 en de grondbewerking niet dieper is dan 0,4 meter vanaf het maaiveld;
  3. het gaat om werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  4. de werken en werkzaamheden:
  5. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning;
  6. de werken en werkzaamheden op archeologisch onderzoek zijn gericht.
  7. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor: het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming "Waarde - Archeologie 4", indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn en het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
 
Artikel 7 Waterstaat - Waterkering
 
7.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals duikers, keerwanden en merktekens.
 
7.2 Bouwregels
 
7.2.1 Algemeen
 
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen 3 mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.
 
7.2.2 Gebouwen
 
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
 
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 3 m.
 
7.3 Afwijken van de bouwregels
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 7.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.
 
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
 
7.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken
 
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 7.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  4. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  5. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
7.4.2 Weigering
 
Een omgevingsvergunning als bedoel in artikel 7.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
 
7.4.3 Verlening
 
Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.
 
7.4.4 Uitzondering
 
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
  1. andere werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  2. andere werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
7.5 Afwijken van de bouwregels
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 7.1, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
 
3 Algemene regels
 
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 9 Algemene bouwregels
 
9.1 Bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand
  1. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan;
  2. In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwplanregels van hoofdstuk 2 is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
 
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
 
10.1 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
 
10.1.1 Algemeen
 
Gebruik van ruimten binnen een woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  2. degenen die activiteiten in de woning uitvoert dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  3. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn, met uitzondering van tandartsenpraktijken, niet toegestaan;
  4. bedrijven maximaal in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan of bedrijven die voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  5. er mag geen detailhandel en/of horeca plaatsvinden;
  6. er mogen geen publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten plaatsvinden.
10.1.2 Afwijking van de gebruiksregels
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. het bepaalde in artikel 10.1.1 onder e ten behoeve van het toestaan van beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit, mits in verband staand met de activiteit;
  2. het bepaalde in artikel 10.1.1 onder f ten behoeve van publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten, mits dit gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse.
10.2 Verboden gebruik
 
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:
  1. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, anders dan voorzover noodzakelijk is voor het normale onderhoud van tuinen en andere onbebouwde terreinen en het onderhoud van watergangen;
  2. het opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan, anders dan voorzover dit het gevolg is van of direct samenhangt met het gebruik van een bedrijfserf, behorende bij een winkel of bedrijf, in overeenstemming met de desbetreffende bestemming;
  3. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  4. het gebruik van bebouwde dan wel onbebouwde gronden als of ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie;
  5. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning.
 
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
 
11.1 Afwijking
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. de in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  2. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 meter, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 meter;
  4. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 meter. 
11.2 Voorwaarden
 
Afwijking als bedoeld in artikel 11.1 is slechts toegestaan, mits:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
 
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
 
12.1 Bestemmingsgrenzen
 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. de bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 meter worden verschoven;
  2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad. 
12.2 Splitsen woningen
 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de bouw van meer dan één woning per bouwvlak binnen de bestemming Natuur met de aanduiding ‘plattelandswoning’ of de aanduiding ‘bedrijfswoning’, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. per bouwvlak zijn maximaal twee woningen toelaatbaar;
  2. het op de verbeelding aangegeven bouwvlak moet worden gehandhaafd;
  3. er mogen geen belemmeringen bestaan op grond van de Wet geluidhinder.
 
Artikel 13 Overige regels
 
13.1 Werking wettelijke regelingen
 
De wettelijke regelingen (met uitzondering van de bepaling als genoemd onder 13.2) waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
 
13.2 Voldoende parkeergelegenheid
  1. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
  2. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  3. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a en wordt toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
 
4 Overgangs- en slotregels
 
Artikel 14 Overgangsrecht
 
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
14.1.2 Algemeen
 
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
 
14.1.2 Afwijking
 
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 14.1.1 een
omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 14.1.1 met maximaal 10%.
 
14.1.3 Uitzondering
 
Artikel 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
14.2 Overgangsrecht gebruik
 
14.2.1 Algemeen
 
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
14.2.2 Strijdig gebruik
 
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 14.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
14.2.3 Onderbroken gebruik
 
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 14.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
14.2.4 Uitzondering
 
Artikel 14.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 15 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
'Regels van het bestemmingsplan Stierop 2, Stierop 2a en Stierop 3’.