direct naar inhoud van Regels
Plan: Zandzoom Tegro - Schilder locatie Rijksweg Limmen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0383.BPLZandzoomTegro-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan "Zandzoom Tegro - Schilder locatie Rijksweg Limmen" met identificatienummer NL.IMRO.0383.BPLZandzoomTegro-VS01 van de gemeente Rijksweg 127a Limmen.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publiekstrekkend zijn en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.8 achtererfgebied


erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.9 afhankelijke woonruimte

woonruimte welke geen eigen toegang heeft en welke niet kan worden bewoond door een huishouden, zonder afhankelijkheid van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.12 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.13 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.14 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.15 bestaand(e)

bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;


bij gebruik: het gebruik dat op het moment van moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.28 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.29 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.30 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;

1.31 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.32 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 gebruik(en)

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.34 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.35 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi) overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.36 kap

iedere bovenbeëindiging van een gebouw met ten minste twee hellende dakvlakken;

1.37 kavel

een aaneengesloten stuk grond die als woonkavel wordt uitgegeven en na uitgifte één kadastraal perceel vormt;

1.38 kwekerij

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel containerteelt.

1.39 maatschappelijke voorziening

educatieve, medische en sociale voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.40 maatvoeringsvlak

een als zodanig aangegeven vlak ter plaatse van de aanduiding maatvoeringsvlak ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering en/of aantallen;

1.41 mansardekap

kapvorm met gebroken, naar buiten geknikte, hellende dakvlakken die in de nok samenkomen, waarbij de dakhelling van het onderste dakvlak (maximaal 60% van de lengte van het dakvlak) steiler is dan het bovenste dakvlak;

1.42 mantelzorg

het bieden van zorg in een woning en bijbehorende aan- en uitbouwen of bijgebouw, dus alleen in afhankelijke woonruimte, aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke werking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.43 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder d, van de Wet ruimtelijke ordening;

1.44 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.45 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;

1.46 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.47 overkapping

een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd voor (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;

1.48 peil

voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;


voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse;


indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.49 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.50 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.51 sociale huurwoning

huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid onder a van de Wet op de huurtoeslag, waarbij instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd;

1.52 sociale koopwoning

koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste het bedrag genoemd in artikel 26, tweede lid onder g, van het Besluit beheer sociale huursector, waarbij instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor een in de verordening vastgesteld tijdvak van ten minste een jaar en ten hoogste tien jaar na ingebruikname is verzekerd;

1.53 staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage 1 bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.54 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.55 voorerf

gedeelte van een erf dat aan de voorkant van het gebouw is gelegen;

1.56 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan een naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.57 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van een afzonderlijk huishouden;

1.58 zijerf

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen.

 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

2.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 2' bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 1;
  • b. een kwekerij ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - kwekerij”;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van ondergeschikte detailhandel, uitsluitend de verkoop van eigen producten in de periode maart t/m augustus, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel',

met de daarbij behorende:

  • d. gebouwen;
  • e. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • f. wegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen
  • i. waterlopen en -partijen;
  • j. voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • k. tuinen en erven.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte;
  • c. hoofdgebouwen in de vorm van kassen dienen met de nokrichting haaks op de Rijksweg gebouwd te worden.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bedrijfsinstallaties en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6,5 m;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • e. de bouwhoogte van waterbassins mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. de milieusituatie;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. het woon- en leefklimaat in de omgeving,

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits

  • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
  • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden,

worden afgeweken van het bepaalde in 3.1, sub a, voor de vestiging van bedrijven die niet in de bij deze regels behorende bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd onder de categorieën 1 en 2, mits deze bedrijven naar aard en omvang kunnen worden gelijkgesteld aan bedrijven die wel worden genoemd.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, waterlopen;
  • c. parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden en verhardingen;
  • d. ontsluitingen ten behoeve van de aangrenzende woongebieden;
  • e. speelvoorzieningen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6,5 m;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. de milieusituatie;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. het woon- en leefklimaat in de omgeving,

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Voorwaardelijke verplichting

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - instandhoudingsplicht' dienen te worden ingericht en ingericht te blijven met een haag of houtwal van minimaal 3 meter breed en met beplanting van minimaal 1,5 meter hoog.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;
  • b. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

In of op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van erkers bij de hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen, met dien verstande dat:

  • a. de horizontale diepte van de erker niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. de diepte van de op het bouwperceel overblijvende, niet met gebouwen bebouwde, gronden niet minder mag bedragen dan 2,5 m;
  • c. de goothoogte van een erker niet meer mag bedragen dan 3 m, dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 m.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van pergola’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6,5 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. de milieusituatie;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. het woon- en leefklimaat in de omgeving,

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  • b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6,5 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. de milieusituatie;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de waterhuishouding;
  • g. het woon- en leefklimaat in de omgeving.

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bruggen en viaducten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6,5 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten overeenkomstig het bepaalde in artikel 12.1 en 12.2;
  • c. mantelzorg in een afhankelijke woonruimte;

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en tuinen, parkeervoorzieningen, erven, paden, groen en water.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een woning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat per bouwvlak 1 woning mag worden gebouwd, danwel het aantal woningen aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. hoofdgebouwen dienen te zijn voorzien van een kap met een dakhelling van meer dan 30° en minder dan 65°.
8.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, op het achtererfgebied te worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak, mag per hoofdgebouw niet meer bedragen dan 75 m², met dien verstande dat het achtererfgebied voor niet meer dan 50% met aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag worden bebouwd;
  • d. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m, dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 m;
  • e. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag niet minder bedragen dan 3 m en niet meer dan 6 m;
  • f. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte ten minste 3 m en ten hoogste 5 m mag bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde in sub f geldt dat voor percelen groter dan 1000 m² de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen niet meer dan 6 m mag bedragen;
8.2.3 Balkonhekken

de bouwhoogte van balkonhekken op aan- en uitbouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 1,2 m gerekend vanaf de bovenzijde van de 1e bouwlaag van de aan- of uitbouw of overkapping.

8.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van pergola’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6,5 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. de milieusituatie;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. het woon- en leefklimaat in de omgeving,

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.2 sub b, voor het verkleinen van de afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. de verkeersveiligheid mag niet worden geschaad.

Artikel 9 Waarde - Archeologie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

9.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen uitsluitend nieuwe bouwwerken worden gebouwd waarvoor geen graafwerkzaamheden groter dan 50 m2 en dieper dan 0,45 m beneden huidig maaiveld/1,18 m+NAP uitgevoerd hoeven te worden.

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. archeologische waarden;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. de milieusituatie;
  • d. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. het woon- en leefklimaat in de omgeving,

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.

9.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 9.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in 9.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,45 m beneden huidig maaiveld/1,18 m+NAP en een grotere oppervlakte dan 50 m2, waartoe wordt gerekend het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen van gronden;
  • b. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage, voor zover er sprake is van een verstoringsdiepte van meer dan 0,45 m beneden huidig maaiveld/1,18 m+NAP en een grotere oppervlakte dan 50 m2 ;
  • c. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur voor zover er sprake is van een verstoringsdiepte van meer dan 0,45 m beneden huidig maaiveld/1,18 m+NAP en een grotere oppervlakte dan 50 m2 ;
  • d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd.
9.5.2 Verlening

Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

9.5.3 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. andere werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, mits de gronden niet dieper dan 0,45 m beneden huidig maaiveld/1,18 m+NAP en een grotere oppervlakte dan 50 m2 worden geroerd;
  • b. andere werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  • c. andere werken die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • d. andere werken die plaatsvinden onder begeleiding van een archeologisch deskundige;
  • e. andere werken waarvoor een vergunning ingevolge de Erfgoedwet nodig is.
9.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

  • a. het toevoegen van de bestemming ‘Waarde - Archeologie’ indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit wenselijk is;
  • b. het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn en het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan worden gebouwd indien op het bouwperceel of in de omgeving daarvan in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt bij het bepalen of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid voldaan aan de parkeernormen die zijn neergelegd in de 'Nota Parkeernormen 2020 Gemeente Castricum' dan wel diens rechtsopvolger(s).
  • c. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.'

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Aan huis verbonden bedrijfs of beroepsactiviteit

Gebruik van ruimten binnen een woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van de gerealiseerde aan en uitbouwen en bijgebouwen tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps of bedrijfsactiviteit;
  • b. degenen die activiteiten in de woning uitvoert dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn, met uitzondering van tandartsenpraktijken niet toegestaan;
  • d. bedrijven maximaal in de categorie 1 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlagen bij de regels) zijn toegestaan of bedrijven die voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf in de categorie 1 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlagen bij de regels);
  • e. er mag geen detailhandel en/of horeca plaatsvinden;
  • f. er mogen geen publieksaantrekkende beroeps of bedrijfsactiviteiten plaatsvinden.
12.2 Afwijken omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in 12.1, sub e, ten behoeve van het toestaan van beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit, mits in verband staand met de activiteit;
  • b. het bepaalde in 12.1, sub f, ten behoeve van publieksaantrekkende beroeps of bedrijfsactiviteiten, mits dit gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings en parkeersituatie ter plaatse.
12.3 Bed & Breakfast

Gebruik van ruimten binnen een woning en in de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van een Bed & Breakfast, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. bij een woning, niet zijnde een bedrijfswoning, mogen 3 kamers (6 slaapplaatsen) ten behoeve van een Bed & Breakfast worden gerealiseerd;
  • b. het gebruik als Bed & Breakfast ondergeschikt blijft aan de woonfunctie;
  • c. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en (vrijstaande) bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van Bed & Breakfast;
  • d. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het gebruik van nabij gelegen gronden;
  • e. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • f. in de kamer is geen gelegenheid voor het bereiden van maaltijden.
12.4 Afwijken omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.3 sub a, ten behoeve van het toestaan van meer kamers ten behoeve van een Bed & Breakfast, mits de omvang van de Bed & Breakfast in een goede verhouding tot de omgeving staat.

12.5 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met de bestemmingen wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, anders dan voorzover noodzakelijk is voor het normale onder houd van tuinen en andere onbebouwde terreinen en het onderhoud van watergangen;
  • b. het opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer of vaartuigen of onderdelen hiervan, anders dan voorzover dit het gevolg is van of direct samenhangt met het gebruik van een bedrijfserf, behorende bij een winkel of bedrijf, in overeenstemming met de desbetreffende bestemming;
  • c. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • d. het gebruik van bebouwde dan wel onbebouwde gronden als of ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Afwijken omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte en inhoudsmaten percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken en zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m.
13.2 Verlenen omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. Bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  • b. De belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. Het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 15.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het 15.1 sub a met maximaal 10%.
  • c. 15.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 15.2 sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in 15.2 sub a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. 15.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan: Zandzoom Tegro - Schilder locatie Rijksweg Limmen.