Inhoudsopgave
Artikel 3 Agrarisch met waarden
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
Het Bestemmingsplan Woning nabij Heereweg 69 te Bakkum-Noord met identificatienummer NL.IMRO.0383.BPCHeereweg69nabij-VS01 van de gemeente Castricum;
1.2 Bestemmingsplan
De geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 Aanbouw
Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
Een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publiekstrekkend zijn en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
1.7 Afwijking
Een afwijking als bedoeld in artikel 2.12, artikel 1 sub a, onder 1° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.8 Agrarisch bedrijf
Een volwaardig bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden of fokken van dieren met inbegrip van akkerbouw, ambachtelijke be- en verwerking agrarische producten, bollenteelt, glastuinbouw, grondgebonden veehouderij, kas, paardenfokkerij en tuinbouw;
1.9 Archeologische deskundige
Professioneel archeoloog die op basis van de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma's van Eisen op te stellen en te toetsen;
1.10 Archeologisch onderzoek
Diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie;
1.11 Archeologisch rapport
In rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden;
1.12 Archeologische verwachting
De aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;
1.13 Archeologische waarde
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;
1.14 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.15 Bebouwingspercentage
Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.16 Bed & Breakfast
Kleinschalige overnachtingaccommodatie voor toeristische doeleinden gericht op een kortdurend verblijf en het serveren van ontbijt. Een Bed & Breakfast is gevestigd in een woonhuis/boerderij/bedrijfswoning of bijgebouw en is ondergeschikt aan de hoofdbestemming. Er is geen sprake van een Bed & Breakfast bij de aanwezigheid van een zelfstandige kookgelegenheid en/of de verkoop van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse en/of overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
1.17 Bedrijf
Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.18 Bedrijfswoning / dienstwoning
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.19 Beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
De totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.20 Bestaand(e)
-
bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
-
bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;
1.21 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak;
1.22 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.23 Bijgebouw
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.24 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.25 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak;
1.26 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.27 Bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel;
1.28 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.29 Bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.30 Dak
Iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.31 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.32 Erf
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;
1.33 Erker
Een kleine grondgebonden uitbouw van één bouwlaag aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw;
1.34 Erotisch getinte vermaaksfunctie
Een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.35 Extensieve (dag)recreatie
Recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen;
1.36 Extensief recreatief medegebruik
Recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten (met uitzondering van rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair), dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden;
1.37 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.38 Gebruik(-en)
Gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.39 Geometrische plaatsbepaling
Locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;
1.40 Grondgebonden agrarisch bedrijf
Een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;
1.41 Hoofdgebouw
Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.42 Horeca(bedrijf)
Een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
horeca categorie 1:
Horecabedrijven, die gelet op de aard en omvang ervan zowel uit functioneel als uit milieuoverwegingen niet of nauwelijks storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze horecabedrijven; onder deze catego-rie vallen onder andere een broodjeszaak, theehuis en lunchroom.
horeca categorie 2:
Horecabedrijven, die gelet op de aard en omvang ervan zowel uit functioneel als uit milieuoverwegingen in geringe mate storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze horecabedrijven; onder deze catego-rie vallen onder andere een hotel, restaurant, café-restaurant, café, bar, snackbar en cafetaria.
horeca categorie 3:
Horecabedrijven, die gelet op de aard en omvang ervan zowel uit functionele als uit milieuoverwegingen in min of meer ernstige mate storend kunnen werken op de be-staande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze horecabedrijven; onder deze categorie vallen onder andere een dancing, discotheek, nachtclub, coffeeshop en automatenhal.
1.43 Kap
Een constructie van hellende dakvlakken;
1.44 Landschappelijke waarden
De aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;
1.45 Maatvoeringsgrens
De grens van een maatvoeringsvlak;
1.46 Maatvoeringsvlak
Een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;
1.47 Mantelzorg
Het bieden van zorg in één woning en bijbehorende aan- en uitbouwen en/of bijgebouwen, dus alleen in afhankelijke woonruimte, aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke werking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.48 Natuurwaarden
De aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden;
1.49 Nadere eis
Een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste artikel onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.50 Normaal onderhoud, gebruik en beheer
Een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;
1.51 Omgevingsvergunning
Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste artikel, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.52 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden
Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.53 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;
1.54 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.55 Paardenrijbak
Een door middel van een afscheiding van een perceel afgezonderd stuk grond ingericht en bedoeld voor het africhten en/of trainen van paarden, het uitoefenen van de paardensport;
1.56 Peil
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse;
-
indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).
1.57 Prostitutie
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.58 Seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.59 Slopen
Het afbreken of laten afbreken van een bouwwerk of een gedeelte daarvan;
1.60 Staat van bedrijfsactiviteiten
Een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
1.61 Uitbouw
Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.62 Uitvoeren
Uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.63 Wijziging
Een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste artikel onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.64 Wisselteelt
Een gebruik van agrarische gronden ten behoeve van bollenteelt gedurende maximaal één jaar en met tussenpozen van minimaal 4 jaar;
1.65 Woning
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.1.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.1.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.1.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.1.5 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.1.6 De afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
Tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, balkonhekken en overstekende daken en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen en -hoogten niet meer dan 1 meter bedraagt.
2.3 Meten
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch met waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
agrarisch gebruik;
-
wisselteelt;
-
schuilstallen;
met daaraan ondergeschikt:
-
een ontsluitingsweg voor het aangrenzende woonperceel ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
-
extensief dagrecreatief medegebruik;
-
behoud, herstel en ontwikkeling van:
-
de aan het landschap gebonden natuurwaarden;
-
de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische patronen;
-
hobbymatige agrarische activiteiten binnen en buiten het bouwvlak, met dien verstande dat het hobbymatig gebruik door paarden buiten het bouwvlak niet is toegestaan;
-
water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, bergingen en andere nevenruimten, parkeervoorzieningen en in- en uitritten met dien verstande dat lichtmasten, bruggen en dammen niet zijn toegestaan.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen dienen te worden gebouwd binnen het bouwvlak;
-
het maximum aantal gebouwen bedraagt 1;
-
de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte;
-
gebouwen mogen niet worden gebouwd als bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal:
-
erf- en terreinafscheidingen 1 m;
-
nutsvoorzieningen 5 m.
3.3 specifieke gebruiksregels
Opslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan.
3.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden
3.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 3.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
-
het aanleggen van hoogopgaande beplanting (vanaf 3 m, 2 m voor heggen);
-
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
-
het scheuren of frezen van grasland;
-
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
3.4.2 Verlening
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
3.4.3 Adviesaanvraag deskundige
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.4.1 wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van een deskundige op het gebied van natuur en landschap.
3.4.4 Uitzondering
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
Artikel 4 Natuur
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
met daaraan ondergeschikt:
-
agrarisch medegebruik;
-
extensieve dagrecreatie;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden met dien verstande dat steigers niet zijn toegestaan.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal:
-
erf- en terreinafscheidingen 1,5 m;
-
vogeluitkijkposten 3 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 2 m.
4.3 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden
4.3.1 Omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 4.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanleggen van hoogopgaande beplanting (vanaf 3 m);
-
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
-
het aanleggen, verbreden, en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en van andere oppervlakteverhardingen;
-
het ontginnen, scheuren of frezen van grasland;
-
het aanleggen, verwijderen, ontgraven en vergraven van dijken en taluds;
-
de aanleg van oeverbeschoeiing, kaden of aanlegplaatsen (steigers);
-
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
-
het verwijderen, kappen, rooien of beschadigen van bomen of andere houtgewassen hoger dan 1, 5 m die ten tijde van de inwerkingtreding van het plan aanwezig zijn;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;
-
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
-
andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;
4.3.2 Verlening
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
-
In aanvulling op sub a wordt een omgevingsvergunning voor het verrichten van de werken bedoeld in artikel 4.3.1 sub g, i, j en l niet eerder verleend dan nadat een positief advies van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is verkregen en uit geohydrologisch onderzoek is gebleken dat geen sprake is van een onevenredige aantasting van het aanwezige grondwaterbeschermingsgebied (en de bestaande kwelstromen) ter plaatse.
4.3.3 Adviesaanvraag
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van een onafhankelijk natuur- en landschapsdeskundige.
4.3.4 Uitzondering
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
maximaal één woning per bouwvlak;
-
aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 9.1;
-
mantelzorg;
-
hobbymatig houden van dieren waarbij in ieder geval niet meer dan 5 paarden zijn toegestaan;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met uitzondering van paardenrijbakken), tuinen en erven, met dien verstande dat de parkeerdruk ten behoeve van de bestemming op eigen terrein dient te worden opgevangen.
5.1.2 Voorwaardelijke verplichting
De gronden als bedoeld in artikel 5 mogen uitsluitend in gebruik worden genomen indien de inrichting van de gronden die in dit bestemmingsplan de bestemming 'Natuur' hebben, in overeenstemming is met het als bijlage 2 bij deze regels behorende 'Inrichtingsplan Heereweg 1736 Bakkum' opgesteld door landschap Noord-Holland.
Uitzondering:
Het verbod als genoemd in lid 5.1.2 geldt niet voor een periode van 1 jaar na oplevering van de woning die op basis van dit bestemmingsplan gerealiseerd kan worden, bedoeld voor het aanleggen van het landschap en het aanbrengen en groei van de beplanting.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen dienen te worden gebouwd binnen het bouwvlak;
-
gebouwen zullen uitsluitend als woning worden gebouwd;
-
de maximum goot- en bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage mogen niet meer bedragen dan de maximum goot- en bouwhoogte en het bebouwingspercentage die staan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)';
-
het maximum aantal woningen bedraagt 1.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
paardenrijbakken mogen niet worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal:
-
erf- en terreinafscheidingen 1,5 m;
-
pergola's 2,5 m;
-
vlaggenmasten 6,5 m.
5.3 Afwijken van de gebruiksregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.1 voor een Bed & Breakfast, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
het gebruik als Bed & Breakfast ondergeschikt blijft aan de woonfunctie;
-
maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van Bed & Breakfast;
-
er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonfunctie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
er geen onevenredige overlast voor omwonenden ontstaat;
-
ten hoogste drie kamers (zes slaapplaatsen) ten behoeve van Bed & Breakfast worden gebruikt;
-
er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Archeologisch onderzoek
In geval van een aanvraag van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wabo betreffende de gronden als bedoeld in artikel 6.1 kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de verplichting worden verbonden dat alvorens de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek wordt overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
6.2.2 Uitzondering
Een archeologisch onderzoek als bedoeld in artikel 6.2.1 is niet vereist, indien:
-
het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 500 m² of de grondbewerking niet dieper is dan 0,4 m vanaf het maaiveld;
-
het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn.
6.2.3 Voorwaarden
Indien uit het archeologisch onderzoek als bedoeld in artikel 6.2.1 blijkt dat het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag in ieder geval voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning, inhoudende een verplichting:
-
tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
tot het doen van opgravingen, of;
-
de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
6.2.4 Advies archeologisch deskundige
Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologische deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
6.3 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden
6.3.1 Omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 6.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het afgraven, woelen, menging, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage;
-
het ophogen van gronden met een pakket van 1 meter of hoger;
-
het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere watergangen;
-
het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
-
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
-
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.3.2 Voorwaarden
-
een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
-
een omgevingsvergunning wordt verleend indien gebleken is dat de in artikel 6.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan niet zullen leiden tot verstoring van archeologische resten;
-
voor zover de in artikel 6.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan een omgevingsvergunning worden verleend indien daaraan een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
-
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
6.3.3 Verlening
Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologische deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
6.3.4 Uitzonderingen
Het in artikel 6.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:
-
de oppervlakte van het werk kleiner is dan 500 m² of de grondbewerking niet dieper is dan 0,4 m vanaf het maaiveld;
-
het gaat om werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
de werken en werkzaamheden:
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning;
-
de werken en werkzaamheden op aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht;
-
op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn.
6.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie 2', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn en het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
8.1 Bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en/of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
8.2 Bestaand bebouwingspercentage
In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en/of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
9.1 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
9.1.1 Algemeen
Gebruik van ruimten binnen een woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
-
maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
degenen die activiteiten in de woning uitvoert dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
-
vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn, met uitzondering van tandartsenpraktijken, niet toegestaan;
-
bedrijven maximaal in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan of bedrijven die voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten als bijgevoegd in bijlage 1 bij deze regels;
-
er mag geen detailhandel en/of horeca plaatsvinden;
-
er mogen geen publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten plaatsvinden.
9.1.2 Afwijking van de gebruiksregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
het bepaalde in artikel 9.1.1 onder e ten behoeve van het toestaan van beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit, mits in verband staand met de activiteit;
-
het bepaalde in artikel 9.1.1 onder f ten behoeve van publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten, mits dit gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse.
9.2 Verboden gebruik
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald:
-
het (laten) opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, anders dan voorzover noodzakelijk is voor het normale onderhoud van tuinen en andere onbebouwde terreinen en het onderhoud van watergangen;
-
het (laten) opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan, anders dan voorzover dit het gevolg is van of direct samenhangt met het gebruik van een bedrijfserf, behorende bij een winkel of bedrijf, in overeenstemming met de desbetreffende bestemming;
-
het (laten) gebruiken van bebouwde dan wel onbebouwde gronden als of ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie;
-
het (laten) gebruiken van gronden ten behoeve van een discotheek;
-
het (laten) gebruiken van gronden voor opslag van bagger en grondspecie;
-
het (laten) gebruiken van opstallen, waaronder bijgebouwen, als zelfstandige woning met uitzondering van bestaande (bedrijfs)woningen;
-
het (laten) gebruiken van gronden en bouwwerken buiten het bouwvlak ten behoeve van reclame-uitingen;
-
het (laten) gebruiken van gronden ten behoeve van bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
-
het (laten) gebruiken van gronden ten behoeve van bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
-
het (laten) gebruiken van gronden ten behoeve van vuurwerkbedrijven.
9.3 Parkeren
-
het gebruik conform de bestemming is slechts toegestaan onder de voorwaarde dat voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen conform de parkeernorm uit de Nota parkeernormen Castricum zoals deze geldt binnen de gemeente Castricum ten tijde van de aanvraag van de omgevingsvergunning;
-
bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a, mits het tekort aan parkeerplaatsen wordt opgelost via de in de Nota parkeernormen Castricum zoals deze geldt binnen de gemeente Castricum ten tijde van de aanvraag genoemde oplossingen.
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
10.1 overige zone - schuilstallen
10.1.1 Aanduidingsomschrijving
Schuilstallen voor vee en paarden zijn uitsluitend op agrarische bouwvlakken toegestaan, alsmede -na afwijking- toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - schuilstallen'.
10.1.2 Afwijking
Aan de afwijking als bedoeld in artikel 10.1.1 voor het bouwen van schuilstallen voor vee en paarden gebruik buiten het bouwvlak wordt slechts meegewerkt indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
-
de maximale oppervlakte bedraagt 18 m²;
-
de maximale hoogte bedraagt 3 m;
-
er is geen opslag toegestaan;
-
het moet gaan om een solitair gelegen perceel van minimaal 500 m² niet behorend tot een agrariër (het moet gaan om hobbymatig gebruik);
-
de situering dient bij voorkeur langs de zijkant van de kavel plaats te vinden in plaats van centraal in het weiland;
-
in afwijking van sub a en d mag een schuilstal worden gerealiseerd tot maximaal 30 m² bij een agrarisch bedrijf mits is aangetoond dat het niet mogelijk is deze te realiseren binnen het bouwvlak en het gaat om een solitair gelegen perceel van minimaal 500 m².
10.2 overige zone - wisselteelt uitgesloten
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - wisselteelt uitgesloten' is wisselteelt niet toegestaan.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
11.1 Afmetingen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
-
de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
-
de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
-
de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m.
11.2 Voorwaarden
Afwijking als bedoeld in artikel 11.1 is slechts toegestaan, mits:
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
-
het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet
onevenredig worden geschaad.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 13.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 13.1.1 met maximaal 10%.
13.1.3 Uitzondering
Artikel 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
13.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
13.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 13.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
13.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 13.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
13.2.4 Uitzondering
Artikel 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
"Regels van het Bestemmingsplan Woning nabij Heereweg 69 te Bakkum-Noord"
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 8 juni 2017.
