- de omgevingsvergunning kan worden verleend indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd niet zal leiden tot verstoring van archeologische resten;
- voor zover het bouwen van het gebouw, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag afwijking verlenen van het bepaalde in 6.2.1 indien aan de omgevingsvergunning voor het bouwen een of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen, of
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning voor het bouwen te stellen kwalificaties;
c. de omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de
archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het
bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.