direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Buitengebied Castricum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0383.BPBuitengebied-VS02

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden veehouderij of paardenfokkerij;
  • b. maximaal één bedrijfswoning per bouwvlak dan wel het grotere bestaande aantal bedrijfswoningen met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', bedrijfswoningen niet zijn toegestaan;
  • c. mantelzorg in de bedrijfswoning en-/of aan- en uitbouwen bij het hoofdgebouw bij de bedrijfswoning;
  • d. wisselteelt;
  • e. bestaande schuilstallen;
  • f. nutsvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';

alsmede voor:

  • g. een aannemersbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf';
  • h. een tuincentrum ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum';
  • i. en bedrijf gericht op stallen van paarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – paardenstalling';

met daaraan ondergeschikt:

  • j. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • k. hobbymatige agrarische activiteiten binnen en buiten het bouwvlak, waarbij maximaal 500 m2 bebouwing voor deze activiteiten mag worden gebruikt en met dien verstande dat het hobbymatig gebruik door paarden buiten het bouwvlak niet is toegestaan;
  • l. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde tuinen en erven, bergingen en andere nevenruimten, parkeervoorzieningen en in- en uitritten met dien verstande dat lichtmasten niet zijn toegestaan.

3.1.2 Nevenactiviteiten

In aanvulling op artikel 3.1.1 zijn de voor Agrarisch aangewezen gronden bestemd voor nevenactiviteiten, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de nevenactiviteiten dienen binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • b. de hoofdfunctie dient agrarisch te blijven;
  • c. buitenopslag niet is toegestaan (anders dan voor het agrarisch bedrijf);
  • d. van de nevenactiviteit geen onevenredige verkeersaantrekkende werking uitgaat;
  • e. de nevenactiviteit pas bij de bestaande verkeersstructuur;
  • f. er sprake is van een acceptabele verkeerssituatie;
  • g. voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen binnen het bouwvlak;
  • h. de bebouwde oppervlakte voor nevenactiviteiten bedraagt maximaal 650 m2; de oppervlakte van kleinschalig kamperen en opslag van volumineuze goederen niet meegerekend;
  • i. de nevenactiviteiten vallen onder één of meerdere van de volgende activiteiten:
    • 1. bedrijfsmatige activiteiten in de vorm van:
      a. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit als bedoeld in artikel 42.1;
      b. bedrijfsfuncties in categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of categorie 2 indien deze qua uitstraling en milieuhinder vergelijkbaar zijn met bedrijven in categorie 1;
      c. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten;
      d. paardenstalling;
      e. inpandige opslag van volumineuze goederen tot een maximale oppervlakte van 1.000 m2;
    • 2. detailhandel ten behoeve van ter plaatse geproduceerde of streekeigen geproduceerde agrarische producten met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte ten behoeve van het detailhandel maximaal 100 m2 mag bedragen;
    • 3. recreatie bestaande uit:
      a. kleinschalig kamperen, waarbij maximaal 30 kampeermiddelen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
      - kleinschalig kamperen uitsluitend binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak (maximale kleinste afstand tot bouwvlak bedraagt 5 m) is toegestaan;
      - buiten de periode van 1 maart tot en met 31 oktober geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn;
      - sanitaire voorzieningen uitsluitend binnen het bouwvlak zijn toegestaan tot een maximale oppervlakte van 100 m2;
      b. recreatiewoningen onder de volgende voorwaarden:
      - de oppervlakte per recreatiewoning bedraagt maximaal 35 m2;
      - de hoogte van de recreatiewoning bedraagt maximaal 4 m;
      - per recreatiewoning zijn twee kampeerplekken minder toegestaan;
      - recreatiewoningen zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan (als onderdeel van de maximale 650 m2 aan bebouwing voor nevenactiviteiten);
      - per agrariër (dus ook per bouwvlak) zijn of ten hoogste 3 recreatiewoningen of één groepsaccommodatie toegestaan;
      - permanente bewoning is verboden;
      - Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en landschappelijke inpassing van de recreatiewoningen;
      c. groepsaccommodatie onder de volgende voorwaarden:
      - maximaal 4 slaapkamers en 8 slaapplaatsen zijn toegestaan;
      - de oppervlakte van de groepsaccommodatie bedraagt maximaal 105 m2;
      - de hoogte van de groepsaccommodatie bedraagt maximaal 4 m;
      - per groepsaccommodatie zijn zes kampeerplekken minder toegestaan;
      - de groepsaccommodatie is uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan (als onderdeel van de maximale 650 m2 aan bebouwing voor nevenactiviteiten);
      - per agrariër (dus ook per bouwvlak) is of ten hoogste één groepsaccommodatie of 3 recreatiewoningen toegestaan;
      - permanente bewoning is verboden;
      - Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en landschappelijke inpassing van de recreatiewoningen;
      d. verhuur van recreatieve middelen, zoals fietsen en kano's;
      e. Bed & Breakfastvoorzieningen, met dien verstande dat maximaal 4 slaapkamers en 8 slaapplaatsen zijn toegestaan;
    • 4. nevenactiviteiten in de vorm van in de vorm van museum of tentoonstellingsruimte;
    • 5. nevenactiviteiten in de vorm van in de vorm van kleinschalige zorg met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte ten behoeve van zorg maximaal 100 m2 mag bedragen.
3.1.3 Tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders

In aanvulling op artikel 3.1.1 zijn de voor Agrarisch aangewezen gronden bestemd voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders met dien verstande dat:

  • a. dit noodzakelijk is in het kader van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte op het betreffende agrarische bedrijf;
  • b. uitsluitend werknemers worden gehuisvest die binnen het eigen agrarisch bedrijf werkzaam zijn;
  • c. per bedrijf maximaal 6 personen worden gehuisvest;
  • d. de maximale gezamenlijke oppervlakte 187,5 m2 van bestaande bebouwing bedraagt waarbij minimaal 12,5 m2 per persoon geldt;
  • e. de huisvesting plaatsvindt gedurende maximaal 9 maanden per jaar;
  • f. er geen zelfstandige woonruimte ontstaat;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • h. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Binnen het bouwvlak mogen uitsluitend de volgende gebouwen die noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen;
  • b. bedrijfswoning;
  • c. bijgebouwen bij de bedrijfswoning.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m;
  • d. bedrijfsgebouwen worden voorzien van een kap met een helling van ten minste 15° en ten hoogste 65°;

met dien verstande dat:

  • e. de bedrijfsgebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf en nevenactiviteiten als bedoeld in artikel 3.1.1 en 3.1.2.
3.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfswoningen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;
  • c. indien geen goothoogte is aangegeven, bedraagt de maximale goothoogte 4,5 m;
  • d. de maximale bouwhoogte bedraagt 11 m;
  • e. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 650 m3 dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt dan 650 m3;
  • f. bedrijfswoningen worden verplicht voorzien van een kap met een helling van ten minste 25° en ten hoogste 65°.
3.2.4 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de woning mogen zowel in als buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd, op het achter- of zijerf, minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande, dat uitbouwen in de vorm van erkers op het voorerf mogen worden aangebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
    • 2. de goothoogte maximaal 3 m bedraagt, dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw bedraagt maximaal:
    • 1. 75 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.000 m2;
    • 2. 100 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1.000 m2;
  • c. het bouwperceel mag niet meer dan voor 50% worden bebouwd;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;
  • e. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m;
  • f. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 5 m voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.000 m2;
  • g. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1.000 m2;
  • h. de hoogte van balkonhekken op aan- en uitbouwen en overkappingen bedraagt maximaal 1,2 m ten opzichte van de hoogte van de 1e bouwlaag van aan-, of uitbouw of overkapping.
3.2.5 Paardenrijbakken en paddocks

Paardenrijbakken voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. de paardenrijbak wordt achter het verlengde van de voorgevel van de voorste bebouwing gesitueerd;
  • c. paardenrijbak en paddock dienen achter de achtergevelgrens te worden gesitueerd;
  • d. de oppervlakte van de paardenrijbak bedraagt maximaal 800 m2; het aantal paardenrijbakken bedraagt maximaal één;
  • e. de oppervlakte van een paddock bedraagt maximaal 400 m2; het aantal paddocks bedraagt maximaal één;
  • f. de afstand van de paardenrijbak tot bouwvlakken van woningen van derden dient minimaal 25 m te bedragen;
  • g. maximaal 6 lichtmasten zijn toegestaan met een maximale hoogte van 6 m en groene LED verlichting met tijdklok (van 22.00 uur tot 07.00 dient de verlichting uitgeschakeld te zijn);
  • h. de hoogte van de afrastering bedraagt maximaal 1,5 m.
3.2.6 Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde binnen het bouwvlak
  • a. bruggen en dammen mogen niet worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen 2 m;
    • 2. silo's 10 m;
    • 3. sleufsilo's 3 m;
    • 4. hooiberg 10 m;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 6 m.
3.2.7 Bouwwerken, geen gebouw zijnde buiten het bouwvlak
  • a. bruggen en dammen mogen niet worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen 1 m;
    • 2. kuilvoerplaten 1,5 m.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van paardenrijbakken en landschappelijke inpassing indien en voor zover dat noodzakelijk is om de karakteristieke landschappelijke waarden te beschermen.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijking goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.2 voor het verhogen van de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot maximaal 8 respectievelijk 11 m, met dien verstande dat:

  • a. de afwijking noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. de eventueel aanwezige cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de aanvraag getoetst is door een agrarisch deskundige;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.4.2 Afwijking bruggen en dammen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.6 sub a en 3.2.7 sub a voor het realiseren van bruggen en dammen mits de landschappelijke karakteristiek niet onevenredig wordt aangetast en de hoogte niet meer bedraagt dan 2 m.

3.4.3 Afwijking paardenrijbakken buiten het bouwvlak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor een paardenrijbak buiten het bouwvlak met dien verstande dat:

  • a. de bouwregels als bedoeld in artikel 3.2.5 van toepassing zijn;
  • b. de paardenrijbak bij voorkeur op niet meer dan 25 m van het agrarisch bouwvlak wordt gerealiseerd, doch in elk geval niet op meer dan 50 m;
  • c. paardenrijbak en paddock dienen achter de achtergevelgrens te worden gesitueerd; buiten het bouwvlak zijn geen paddocks toegestaan;
  • d. een erfbeplantingsplan is toegevoegd aan de aanvraag;
  • e. de aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke en natuur waarden niet onevenredig worden aangetast.
3.5 Specifieke gebruiksregels

De ammoniakemissie van een bedrijf mag niet meer bedragen dan de bestaande ammoniakemissie.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijking zorg

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.2 voor een agrarische zorgboerderij tot een maximale oppervlakte van 200 m2.

3.6.2 Afwijking houden van paarden

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.1 voor het hobbymatig houden van paarden buiten het bouwvlak met dien verstande dat:

  • a. de aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke en natuur waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. afrastering alleen mogelijk is als bedoeld in artikel 3.2.5 sub h.
3.6.3 Afwijking agrarisch hulpbedrijf

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.2 voor nevenactiviteiten in de vorm van een agrarisch hulpbedrijf met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte maximaal 650 m2 bedraagt;
  • b. er geen milieu- overlast mag ontstaan voor gevoelige functies (wonen).
3.6.4 Afwijking bestaande ammoniakemissie

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.5 voor een toename van de bestaande ammoniakemissie indien wordt aangetoond dat de als gevolg van bij de toename van ammoniakemissie behorende ammoniakdepositie geen significante effecten heeft op een voor stikstofgevoelig habitat en/of leefgebied in Natura 2000-gebieden.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 3.1 bedoelde gronden, voor zover gelegen buiten een bouwvlak de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het aanleggen van hoogopgaande beplanting (vanaf 3 m);
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
3.7.2 Verlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.7.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

3.7.3 Adviesaanvraag deskundige

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.7.1 wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van een deskundige op het gebied van natuur en landschap.

3.7.4 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Wijzigingsbevoegdheid tweede bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 3.1 bedoelde gronden te wijzigen voor het toestaan van een tweede bedrijfswoning mits:

  • a. de bedrijfsnoodzaak voor de tweede bedrijfswoning is aangetoond;
  • b. de regels voor bedrijfswoningen als opgenomen in artikel 3.2.3 in acht worden genomen.
3.8.2 Wijzigingsbevoegdheid veranderen bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 3.1 bedoelde gronden te wijzigen voor het veranderen van bouwgrenzen, al dan niet in verband met het vergroten van de oppervlakte van het bouwperceel, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' en met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. bij de wijziging bij voorkeur de historische verkavelingvorm wordt aangehouden;
  • c. de oppervlakte van het bouwvlak dat ontstaat niet groter wordt dan 2 ha;
  • d. de eventueel aanwezige cultuurhistorisch, natuurlijke en landschappelijke waarden en de bestaande doorzichten mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de aanvraag getoetst is door een agrarisch deskundige;
  • f. buitenopslag landschappelijk wordt ingepast;
  • g. het bepaalde in de artikelen 3.5 en 3.6.4 van overeenkomstige toepassing is;
  • h. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.8.3 Wijzigingsbevoegdheid bollenbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 3.1 bedoelde gronden te wijzigen in de bestemming Agrarisch - Tuinbouw (zonder bouwvlak) voor het toestaan van een uitbreiding bij een bestaand bollenbedrijf met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de bedrijfsnoodzaak tot uitbreiding dient te zijn aangetoond;
  • b. de landschappelijke (microreliëf), bodemkundige en waterhuishoudkundige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • c. vooraf advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • d. wijziging niet leidt tot een onacceptabel woon- en leefklimaat van derden.
3.8.4 Wijzigingsbevoegdheid nieuw bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 3.1 bedoelde gronden te wijzigen ten behoeve van het opnemen van een nieuw bouwvlak voor een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het nieuwe bouwvlak mag uitsluitend worden gebruikt voor een agrarisch bedrijf als bedoeld in artikel 3.1;
  • b. de oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de objectief vastgestelde noodzaak bedraagt maximaal 1,5 ha;
  • c. de regels van artikel 3 zijn van toepassing op het nieuwe bouwvlak;
  • d. het bouwvlak bij voorkeur in een historische verkavelingvorm wordt geprojecteerd;
  • e. de eventueel aanwezige cultuurhistorisch natuurlijke en landschappelijke waarden en de bestaande doorzichten mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de aanvraag getoetst is door een agrarisch deskundige;
  • g. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.8.5 Wijzigingsbevoegdheid naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 3.1 bedoelde gronden, voor zover het betreft de gronden gelegen binnen een bouwvlak en de gronden gelegen aan de voorzijde van een bouwvlak, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', na volledige bedrijfsbeëindiging te wijzigen, in de bestemming Wonen ten behoeve van één of meerdere wooneenheden, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • a. de voormalige bedrijfswoning mag geheel worden gebruikt voor bewoning; sloop – en nieuwbouw is tevens toegestaan;
  • b. in het geval van een monument of ter plaatse van een stolp met de bestemming Waarde - Cultuurhistorie mag deze gesplitst worden in maximaal 2 woningen mits aangetoond is dat hiermee geen afbreuk wordt gedaan aan het oorspronkelijk karakter van de bebouwing;
  • c. in aanvulling op sub a en b mogen extra woningen worden gerealiseerd indien sprake is van sloop van alle agrarische bedrijfsopstallen (behoudens de bedrijfswoning met bijgebouwen), met dien verstande dat per 1.000 m2 te slopen gebouwen één extra woning is toegestaan en een erfinrichtingsplan wordt overlegd waaruit een goede landschappelijke inpassing blijkt;
  • d. voor de extra woning gelden de regels van artikel 28;
  • e. bijgebouwen en overkappingen zijn toegestaan tot een maximum van 75 m2 per woning voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.000 m2 en 100 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1.000 m2; het teveel dient derhalve te worden gesloopt;
  • f. de omliggende agrarische bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • g. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • h. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd.
3.8.6 Wijzigingsbevoegdheid naar Bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 3.1 bedoelde gronden voor zover gelegen binnen een bouwvlak en aan de voorzijde van een bouwvlak, na bedrijfsbeëindiging, te wijzigen in de bestemming Bedrijf met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de bedrijfsfunctie vindt plaats in fysiek aanwezige bebouwing tot een maximum van 650 m2; het teveel dient derhalve te worden gesloopt;
  • b. in afwijking van sub a mag opslag van volumineuze goederen plaatsvinden in bestaande bebouwing;
  • c. bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of bedrijven die daar qua uitstraling en milieuoverlast mee vergelijkbaar zijn, hoveniersbedrijven en agrarische hulpbedrijven zijn toegestaan;
  • d. de voormalige agrarische bedrijfswoning(en) mag(mogen) als bedrijfswoning(en) worden gebruikt;
  • e. de wijziging geen onevenredige verkeersaantrekkende werking tot gevolg zal hebben en voorzien is in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • f. de omliggende agrarische bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • g. detailhandel, industrie, transport en distributiebedrijven zijn niet toegestaan, behoudens maximaal 100 m2 ondergeschikte detailhandel;
  • h. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • i. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd.
3.8.7 Wijzigingsbevoegdheid naar Recreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 3.1 bedoelde gronden voor zover gelegen binnen een bouwvlak en aan de voorzijde van een bouwvlak, na bedrijfsbeëindiging, te wijzigen in de bestemming Recreatie met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de recreatiefunctie vindt plaats in fysiek aanwezige bebouwing tot een maximum van 650 m2; het teveel dient derhalve te worden gesloopt;
  • b. er mogen maximaal 6 recreatie-eenheden worden gerealiseerd;
  • c. kleinschalig kamperen is tevens toegestaan met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.1.2 sub i onder 3;
  • d. Bed & Breakfast is tevens toegestaan; kamers ten behoeve van Bed & Breakfast worden niet gerekend onder de recreatie-eenheden als bedoeld onder b;
  • e. kleinschalige (ondergeschikte) horeca van categorie 1 als bedoeld in artikel 1.62 is toegestaan tot een maximale oppervlakte van 100 m2;
  • f. de voormalige agrarische bedrijfswoning(en) mag(mogen) als bedrijfswoning(en) worden gebruikt;
  • g. de wijziging geen onevenredige verkeersaantrekkende werking tot gevolg zal hebben en voorzien is in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • h. de omliggende agrarische bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • i. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
  • j. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd.
3.8.8 Wijzigingsbevoegdheid naar Bedrijf met aanduiding paardenpension

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 3.1 bedoelde gronden voor zover gelegen binnen een bouwvlak en aan de voorzijde van een bouwvlak, na bedrijfsbeëindiging, te wijzigen in de bestemming Bedrijf met een aanduiding paardenpension met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het paardenpension vindt plaats in fysiek aanwezige bebouwing tot een maximum van 650 m2; het teveel dient derhalve te worden gesloopt;
  • b. de voormalige agrarische bedrijfswoning(en) mag(mogen) als bedrijfswoning(en) worden gebruikt;
  • c. de wijziging geen onevenredige verkeersaantrekkende werking tot gevolg zal hebben en voorzien is in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • d. de omliggende agrarische bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • f. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd.
3.8.9 Wijzigingsbevoegdheid naar Maatschappelijk - Zorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 3.1 bedoelde gronden voor zover gelegen binnen een bouwvlak en aan de voorzijde van een bouwvlak, na bedrijfsbeëindiging, te wijzigen in de bestemming Maatschappelijk - Zorg met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de zorgfunctie vindt plaats in fysiek aanwezige bebouwing tot een maximum van 650 m2; het teveel dient derhalve te worden gesloopt;
  • b. de voormalige agrarische bedrijfswoning(en) mag(mogen) als bedrijfswoning(en) worden gebruikt;
  • c. de wijziging geen onevenredige verkeersaantrekkende werking tot gevolg zal hebben en voorzien is in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • d. de omliggende agrarische bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • f. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd.
3.8.10 Wijzigingsbevoegdheid Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 3.1 bedoelde gronden te wijzigen in de bestemming Natuur, met dien verstande dat:

  • a. deze wijziging leidt tot een versterking van de natuurwaarden binnen het gebied;
  • b. er geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en/of landschappelijke waarden van het gebied plaatsvinden;
  • c. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.