direct naar inhoud van Artikel 29 Wonen - Oosterbuurt
Plan: Buitengebied Castricum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0383.BPBuitengebied-VS02

Artikel 29 Wonen - Oosterbuurt

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Oosterbuurt aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maximaal het bestaande aantal woningen per bouwvlak;
  • b. aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 42.1;
  • c. mantelzorg in het hoofdgebouw en- /of aan -en uitbouwen bij het hoofdgebouw;
  • d. een Bed & Breakfast ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
  • e. hobbymatig houden van dieren waarbij in ieder geval niet meer dan 5 paarden zijn toegestaan;
  • f. behoud en bescherming van de cultuurhistorische, architectonische en stedenbouwkundige waarden welke samenhangen met het buurtschap / geest Oosterbuurt in de vorm van verkaveling, verkavelingstructuur, zichtlijnen, historisch gebruik, straatprofiel en waterlopen;
  • g. een hobbyboer ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - hobbyboer';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met uitzondering van paardenrijbakken), tuinen en erven.

29.2 Bouwregels
29.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen (woning) voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. hoofdgebouwen dienen te worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;
  • c. indien geen goothoogte is aangegeven, bedraagt de maximale goothoogte 4,5 m;
  • d. de inhoud van de woning bedraagt maximaal 650 m3 dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt dan 650 m3;
  • e. woningen worden verplicht voorzien van een kap met een helling van ten minste 25° en ten hoogste 65°.
29.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de woning mogen zowel in als buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd, op het achter- of zijerf, minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande, dat uitbouwen in de vorm van erkers op het voorerf mogen worden aangebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
    • 2. de goothoogte maximaal 3 m bedraagt, dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw bedraagt maximaal:
    • 1. 75 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.000 m2;
    • 2. 100 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1.000 m2;
    • 3. 200 m2 voor gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - hobbyboer';
  • c. het bouwperceel mag niet meer dan voor 50% worden bebouwd;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;
  • e. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m;
  • f. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 5 m voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.000 m2;
  • g. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1.000 m2;
  • h. de hoogte van balkonhekken op aan- en uitbouwen en overkappingen bedraagt maximaal 1,2 m ten opzichte van de hoogte van de 1e bouwlaag van aan-, of uitbouw of overkapping.
29.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. paardenrijbakken mogen niet worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel 1 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel 2 m;
    • 3. pergola's 2,5 m;
    • 4. vlaggenmasten 6,5 m.
29.3 Afwijken van de bouwregels
29.3.1 Paardenrijbakken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 29.2.2 sub a voor het realiseren van paardenrijbakken mits deze voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de paardenrijbak wordt achter het verlengde van de voorgevel van de voorste bebouwing gesitueerd;
  • b. de oppervlakte van de paardenrijbak bedraagt maximaal 800 m2;
  • c. de oppervlakte van een paddock bedraagt maximaal 400 m2;
  • d. de afstand van de paardenrijbak tot woningen van derden dient minimaal 25 m te bedragen;
  • e. de aanwezige natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden en de bestaande doorzichten mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. maximaal 6 lichtmasten met een maximale hoogte van 6 m en groene LED verlichting met tijdklok(van 22.00 uur tot 07.00 dient de verlichting uitgeschakeld te zijn);
  • g. de maximale hoogte van de afrastering van de paardenrijbak bedraagt 1,5 m.
29.3.2 Afwijking bijgebouwen hobbyboer

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 29.2.2 voor het vergroten van de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen uitsluitend ten behoeve van hobbyboer-activiteiten, met dien verstande dat:

  • a. aanvrager minimaal 1,5 ha grond in beheer bijbehorende gronden in beheer heeft of zal hebben;
  • b. de omvang van de activiteiten minimaal 4nge of vergelijkbare grootte in SO bedraagt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 1% van de bijbehorende gronden tot een maximum van 200 m2 mag bedragen;
  • d. een afstand van minimaal 25 m van de bebouwing tot gevoelige functies (woningen) wordt aangehouden;
  • e. de aanvraag is getoetst door een agrarisch deskundige;
  • f. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad.
29.3.3 Verkleinen afstand aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 29.2.2 voor het verkleinen van de afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig mag worden geschaad;
  • c. verkeersveiligheid mag niet worden geschaad.
29.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 29.1 voor een Bed & Breakfast, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik als Bed & Breakfast ondergeschikt blijft aan de woonfunctie;
  • b. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en (vrijstaande) bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van Bed & Breakfast;
  • c. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonfunctie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. er geen onevenredige overlast voor omwonenden ontstaat;
  • e. ten hoogste drie kamers (zes slaapplaatsen) ten behoeve van Bed & Breakfast worden gebruikt;
  • f. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
29.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 29.1 bedoelde gronden, voor zover gelegen buiten een bouwvlak de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen van hoogopgaande beplanting (vanaf 3 m);
  • c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het scheuren of frezen van grasland;
  • e. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • f. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • g. het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  • h. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • i. het slopen van gebouwen.
29.5.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in artikel 29.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • d. voor zover ze betrekking hebben op het slopen van gebouwen: ze dienen ter uitvoering van een bouwplan waarvoor vergunning is verleend.
29.5.3 Verlening

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 29.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor cultuurhistorische, architectonische en stedenbouwkundige waarden die samenhangen met het buurtschap niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

29.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 29.1 bedoelde gronden te wijzigen ten behoeve van het realiseren van één extra woning in stolpen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is uitsluitend toegestaan in combinatie met behoud en herstel van het karakteristieke bouwwerk;
  • b. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid mag niet leiden tot milieuhygiënische belemmeringen;
  • c. voor de nieuwe woning zijn de overige bepalingen uit dit artikel onverkort van toepassing;
  • d. derden mogen in hun belang (woonklimaat/bedrijfsvoering) niet onevenredig worden geschaad;
  • e. het oorspronkelijke hoofdgebouw heeft voor de splitsing een inhoud van minimaal 1000 m3; na de splitsing heeft iedere afzonderlijke woning een inhoud van minimaal 500 m3.