Plan: | Buitengebied Castricum, partiële herziening |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0383.BPBuitengePartherz-VS01 |
In deze regels wordt verstaan onder:
Het bestemmingsplan Buitengebied Castricum, partiële herziening met identificatienummer NL.IMRO.0383.BPBuitengePartherz-VS01 van de gemeente Castricum;
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
Een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publiekstrekkend zijn en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
Gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;
Woonruimte welke niet kan worden bewoond door een huishouden, zonder afhankelijkheid van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;
Een afwijking als bedoeld in artikel 2.12, artikel 1 sub a, onder 1° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
Een volwaardig bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden of fokken van dieren met inbegrip van akkerbouw, ambachtelijke be- en verwerking agrarische producten, bollenteelt, glastuinbouw, grondgebonden veehouderij, kas, paardenfokkerij en tuinbouw;
Een bedrijf, gericht op het verlenen van diensten en/of het leveren van dieren of goederen aan agrarische bedrijven, dan wel op het verwerken, opslaan, vervoeren en/of verhandelen van dieren of producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven, dan wel een aan het agrarisch bedrijf verwant bedrijf, gericht op de handel en de bewaring van agrarische producten;
Een door burgemeester en wethouders aan te wijzen, maar van de gemeente onafhankelijke instelling of onafhankelijk persoon met een aantoonbare specifieke deskundigheid op het gebied van land- en tuinbouw;
Zorgboerderij met directe verwantschap met het ter plaatse gevestigd agrarisch bedrijf (zonder slaapvertrekken);
Gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
Een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;
Professioneel archeoloog die op basis van de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma's van Eisen op te stellen en te toetsen;
Diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie;
In rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden;
De aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;
Kleinschalige overnachtingaccommodatie voor toeristische doeleinden gericht op een kortdurend verblijf en het serveren van ontbijt. Een Bed & Breakfast is gevestigd in een woonhuis/boerderij/bedrijfswoning of bijgebouw is ondergeschikt aan de hoofdbestemming. Er is geen sprake van een Bed & Breakfast bij de aanwezigheid van een zelfstandige kookgelegenheid en/of de verkoop van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse en/of overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
Het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie;
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
De totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
De emissie van ammoniak, uitgedrukt in mol NH3/ha/jaar behorende bij het ten tijde van het vaststellen van dit plan vergunde dan wel gemelde aantal en soort dieren;
De grens van een bestemmingsvlak;
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
Een agrarisch bedrijf dat hoofdzakelijk middels opengrondse tuinbouwactiviteiten gericht is op de teelt van bloembollen, bolbloemen en knolgewassen, alsmede de opengrondse teelt van snijbloemen en laagblijvende niet-houtige vaste planten;
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
De grens van een bouwvlak;
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
De grens van een bouwperceel;
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
Gebouwen met een voor Castricum typische bouwstijl of bebouwing die deel uitmaakt van een beeldbepalend ensemble dan wel bebouwing die door de monumentencommissie op het gebied van cultuurhistorie als zodanig kan worden aangemerkt;
Iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
De bouwlaag op de begane grond;
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;
Een kleine grondgebonden uitbouw van één bouwlaag aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw;
Een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
Een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak van maximaal 7 dagen, die in de openbare ruimte wordt gehouden;
Recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen;
Recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten (met uitzondering van rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair), dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden;
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
Gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
Woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
Locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;
Niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, waarbij de productie (nagenoeg) volledig plaatsvindt in kassen;
Een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;
Een agrarische activiteit die niet de omvang heeft van een volledige arbeidskracht, maar waarbij wel sprake is van ten minste 1,5 ha grond en van 4 Nederlandse grootte eenheid (nge) of vergelijkbare grootte in SO;
Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
Een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt; de volgende categorieën horeca-instellingen worden onderscheiden:
horeca categorie 1:
Horecabedrijven, die gelet op de aard en omvang ervan zowel uit functioneel als uit milieuoverwegingen niet of nauwelijks storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze horecabedrijven; onder deze categorie vallen onder andere een broodjeszaak, theehuis en lunchroom.
horeca categorie 2:
Horecabedrijven, die gelet op de aard en omvang ervan zowel uit functioneel als uit milieuoverwegingen in geringe mate storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze horecabedrijven; onder deze categorie vallen onder andere een hotel, restaurant, café-restaurant, café, bar, snackbar en cafetaria.
horeca categorie 3:
Horecabedrijven, die gelet op de aard en omvang ervan zowel uit functionele als uit milieuoverwegingen in min of meer ernstige mate storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze horecabedrijven; onder deze categorie vallen onder andere een dancing, discotheek, nachtclub, coffeeshop en automatenhal.
De lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;
Niet-grondgebonden agrarische bedrijven die zelfstandig of als neventak ( nagenoeg) geheel in gebouwen varkens, pluimvee, konijnen, vleeskalveren, pelsdieren en/of overig kleinvee houden. Het biologisch houden van dieren conform de Landbouwkwaliteitswet, het kweken van vis en het houden van melkvee en overig rundvee, geiten, schapen of paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij;
een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
Terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf in de vorm van tenten, stacaravans of caravans dan wel naar aard daarmee gelijk te stellen kampeermiddelen;
Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi) overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
Een constructie van hellende dakvlakken;
Een gebouw waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal ten behoeve van het kweken van vruchten, bloemen en/of planten;
Het houden van een kampeerterrein voor ten hoogste 30 kampeermiddelen gedurende het zomerseizoen;
Het verlenen van kleinschalige zorg bij een agrarisch bedrijf, bijvoorbeeld resocialisatie of therapie, verleend door de agrariër al dan niet in samenwerking met zorginstellingen;
De aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;
Culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, speelvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
De grens van een maatvoeringsvlak;
Een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;
Een bedrijf dat op eigen terrein binnen en/of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport, daaronder begrepen het geven van les ten behoeve van het leren berijden van paarden;
Het bieden van zorg in één woning en bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, dus alleen in afhankelijke woonruimte, aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke werking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
Een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste artikel onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
Een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2) als de effecten op het woon- en leefklimaat. Het gaat onder andere om de volgende activiteiten: verkoop aan huis van streekeigen producten, ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (zoals kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij), Bed & Breakfast, sociaal-medische nevenfunctie (resocialisatie, therapie, kinderopvang en mantelzorg) en kleinschalige kamperen;
De aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden;
De agrarische bedrijfsvoering die niet geheel of hoofdzakelijk van de open grond als agrarisch productiemiddel afhankelijk is, maar waarvan de productie geheel of overwegend in gebouwen plaatsvindt, zoals varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, eendenmesterij of -fokkerij en champignonkwekerij;
De door biologische, bodemkundige, geomorfologische en geologische elementen of kenmerken, afzonderlijk of in onderlinge samenhang, aan een gebied toegekende of toe te kennen waarde;
Een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;
Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste artikel, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;
Een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;
Een door middel van een afscheiding van een perceel afgezonderd stuk grond ingericht en bedoeld voor het africhten en/of trainen van paarden, het uitoefenen van de paardensport;
Een agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij met daaraan ondergeschikt het trainen en africhten van ter plaatse gefokte paarden;
Een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het houden van paarden van derden, waaronder tevens wordt begrepen de verhuur van stalling met accommodatie en-/of weiland en het verzorgen van paarden maar daaronder niet begrepen het geven van les ten behoeve van het leren berijden van paarden;
Een door middel van een afscheiding van een perceel afgezonderd stuk grond ingericht en bedoeld voor het vrij laten loslopen van paarden meestal als uitloop van een stal;
Voor kampeermiddelen is er sprake van permanente bewoning indien:
Nadrukkelijk zij opgemerkt, dat al sprake is van permanente bewoning indien niet wordt voldaan aan het bepaalde onder a.
Voor recreatieterreinen, recreatieappartementen en recreatiewoningen is er sprake van permanente bewoning indien betrokkene niet elders beschikt over een hoofdwoonverblijf;
Woning die voorheen een agrarische bedrijfswoning was, maar welke is afgesplitst van het agrarisch bedrijf en gebruikt mag worden als woning voor personen die niet (meer) functioneel verbonden zijn met het agrarisch bedrijf waar de woning toebehoorde;
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
Een gedeelte van een gebouw, bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;
De periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
Een gebouw, geen woonkeet, geen (sta)caravan, geen bouwwerk of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;
De bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
Opslagplaats voor stort- of bulkgoederen met één of meer rechtopstaande wanden;
Het afbreken of laten afbreken van een bouwwerk of een gedeelte daarvan;
Een gebouw, dat wordt gekenmerkt door een piramidevormig, dan wel nagenoeg piramidevormig dak, waarbij de verhouding goothoogte:bouwhoogte ten minste 1:3 bedraagt;
Een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
Een caravan of soortgelijk onderkomen (chalet), dat mede gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;
Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
Uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
Een uitwerking als bedoeld in artikel 3.6 eerste artikel onder b van de Wet ruimtelijke ordening;
De voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
Een duurzaam agrarisch bedrijf met de omvang van ten minste één volledige arbeidskracht die binding heeft met het agrarische bedrijf, met een daarbij passende bedrijfsomvang;
Gedeelte van een erf dat aan de voorkant van het gebouw is gelegen;
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;
Denkbeeldige lijn die strak loopt in het verlengde van de voorgevel van de voorste bebebouwing van een perceel, gezien vanaf de weg;
Een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste artikel onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
Een gebruik van agrarische gronden ten behoeve van bollenteelt gedurende maximaal één jaar en met tussenpozen van minimaal 4 jaar;
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
De periode van 1 maart tot en met 31 oktober;
Een bedrijf waar naast agrarische activiteiten ook zorg wordt verleend aan mensen met een verstandelijke en-/of fysieke beperking;
Gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
Tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen;
De diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
Tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, balkonhekken en overstekende daken en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen en -hoogten niet meer dan 1 meter bedraagt.
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt:
met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde tuinen en erven, bergingen en andere nevenruimten, parkeervoorzieningen en in- en uitritten met dien verstande dat lichtmasten niet zijn toegestaan.
In aanvulling op artikel 3.1.1 zijn de voor Agrarisch aangewezen gronden bestemd voor nevenactiviteiten, onder de volgende voorwaarden:
a. | aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit als bedoeld in artikel 22.1; |
b. | bedrijfsfuncties in categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of categorie 2 indien deze qua uitstraling en milieuhinder vergelijkbaar zijn met bedrijven in categorie 1; |
c. | ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten; |
d. | paardenstalling; |
e. | inpandige opslag van volumineuze goederen tot een maximale oppervlakte van 1.000 m2; |
a. | kleinschalig kamperen, waarbij maximaal 30 kampeermiddelen zijn toegestaan, met dien verstande dat: | |
- | kleinschalig kamperen uitsluitend binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak (maximale kleinste afstand tot bouwvlak bedraagt 5 m) is toegestaan; | |
- | buiten de periode van 1 maart tot en met 31 oktober geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn; | |
- | sanitaire voorzieningen uitsluitend binnen het bouwvlak zijn toegestaan tot een maximale oppervlakte van 100 m2; | |
b. | recreatiewoningen onder de volgende voorwaarden: | |
- | de oppervlakte per recreatiewoning bedraagt maximaal 35 m2; | |
- | de hoogte van de recreatiewoning bedraagt maximaal 4 m; | |
- | per recreatiewoning zijn twee kampeerplekken minder toegestaan; | |
- | recreatiewoningen zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan (als onderdeel van de maximale 650 m2 aan bebouwing voor nevenactiviteiten); | |
- | per agrarisch bedrijf (dus ook per bouwvlak) zijn of ten hoogste 3 recreatiewoningen of één groepsaccommodatie toegestaan; | |
- | permanente bewoning is verboden; | |
- | Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en landschappelijke inpassing van de recreatiewoningen; | |
c. | groepsaccommodatie onder de volgende voorwaarden: | |
- | maximaal 4 slaapkamers en 8 slaapplaatsen zijn toegestaan; | |
- | de oppervlakte van de groepsaccommodatie bedraagt maximaal 105 m2; | |
- | de hoogte van de groepsaccommodatie bedraagt maximaal 4 m; | |
- | per groepsaccommodatie zijn zes kampeerplekken minder toegestaan; | |
- | de groepsaccommodatie is uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan (als onderdeel van de maximale 650 m2 aan bebouwing voor nevenactiviteiten); | |
- | per agrarisch bedrijf (dus ook per bouwvlak) is of ten hoogste één groepsaccommodatie of 3 recreatiewoningen toegestaan; | |
- | permanente bewoning is verboden; | |
- | Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en landschappelijke inpassing van de recreatiewoningen; | |
d. | verhuur van recreatieve middelen, zoals fietsen en kano's; | |
e. | Bed & Breakfastvoorzieningen, met dien verstande dat maximaal 4 slaapkamers en 8 slaapplaatsen zijn toegestaan. |
In aanvulling op artikel 3.1.1 zijn de voor Agrarisch aangewezen gronden bestemd voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders met dien verstande dat:
Binnen het bouwvlak mogen uitsluitend de volgende gebouwen die noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering worden gebouwd:
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
met dien verstande dat:
Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de woning mogen zowel in als buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:
Paardenrijbak, paddock(s), longeercirkel(s) en stapmolen(s) voldoen aan de volgende kenmerken:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van paardenrijbakken en landschappelijke inpassing indien en voor zover dat noodzakelijk is om de karakteristieke landschappelijke waarden te beschermen.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.2 voor het verhogen van de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot maximaal 8 respectievelijk 11 m, met dien verstande dat:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.6 sub a en 3.2.7 sub a voor het realiseren van bruggen en dammen mits de landschappelijke karakteristiek niet onevenredig wordt aangetast en de hoogte niet meer bedraagt dan 2 m.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.5a voor een paardenrijbak, paddock(s), longeercirkel(s) en stapmolen buiten het bouwvlak met dien verstande dat:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.2 voor een agrarische zorgboerderij tot een maximale oppervlakte van 200 m2.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.1 voor het hobbymatig houden van paarden buiten het bouwvlak met dien verstande dat:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.2 voor nevenactiviteiten in de vorm van een agrarisch hulpbedrijf met dien verstande dat:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.5 voor een toename van de bestaande ammoniakemissie indien wordt aangetoond dat de als gevolg van bij de toename van ammoniakemissie behorende ammoniakdepositie geen significante effecten heeft op een voor stikstofgevoelig habitat en/of leefgebied in Natura 2000-gebieden.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 3.1 bedoelde gronden, voor zover gelegen buiten een bouwvlak de volgende andere-werken uit te voeren:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.7.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.7.1 wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van een deskundige op het gebied van natuur en landschap.
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 3.1 bedoelde gronden te wijzigen voor het toestaan van een tweede bedrijfswoning mits:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 3.1 bedoelde gronden te wijzigen voor het veranderen van bouwgrenzen, al dan niet in verband met het vergroten van de oppervlakte van het bouwperceel, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' en met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 3.1 bedoelde gronden te wijzigen in de bestemming Agrarisch - Tuinbouw (zonder bouwvlak) voor het toestaan van een uitbreiding bij een bestaand bollenbedrijf met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 3.1 bedoelde gronden te wijzigen ten behoeve van het opnemen van een nieuw bouwvlak voor een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 3.1 bedoelde gronden, voor zover het betreft de gronden gelegen binnen een bouwvlak en de gronden gelegen aan de voorzijde van een bouwvlak, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', na volledige bedrijfsbeëindiging te wijzigen, in de bestemming Wonen ten behoeve van één of meerdere wooneenheden, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 3.1 bedoelde gronden voor zover gelegen binnen een bouwvlak en aan de voorzijde van een bouwvlak, na bedrijfsbeëindiging, te wijzigen in de bestemming Bedrijf met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 3.1 bedoelde gronden voor zover gelegen binnen een bouwvlak en aan de voorzijde van een bouwvlak, na bedrijfsbeëindiging, te wijzigen in de bestemming Recreatie met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 3.1 bedoelde gronden voor zover gelegen binnen een bouwvlak en aan de voorzijde van een bouwvlak, na bedrijfsbeëindiging, te wijzigen in de bestemming Bedrijf met een aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - paardenstalling' met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 3.1 bedoelde gronden voor zover gelegen binnen een bouwvlak en aan de voorzijde van een bouwvlak, na bedrijfsbeëindiging, te wijzigen in de bestemming Maatschappelijk - Zorg met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 3.1 bedoelde gronden te wijzigen in de bestemming Natuur, met dien verstande dat:
De voor Agrarisch - Tuinbouw aangewezen gronden zijn bestemd voor:
alsmede voor:
met daaraan ondergeschikt:
met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde tuinen en erven, bergingen en andere nevenruimten, parkeervoorzieningen en in- en uitritten met dien verstande dat lichtmasten, bruggen en dammen niet zijn toegestaan.
In aanvulling op artikel 4.1.1 zijn de voor Agrarisch - Tuinbouw aangewezen gronden bestemd voor nevenactiviteiten, onder de volgende voorwaarden:
a. | aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit als bedoeld in artikel 22.1; |
b. | bedrijfsfuncties in categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of categorie 2 indien deze qua uitstraling en milieuhinder vergelijkbaar zijn met bedrijven in categorie 1; |
c. | ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten; |
d. | paardenstalling; |
e. | inpandige opslag van volumineuze goederen tot een maximale oppervlakte van 1.000 m2; |
a. | kleinschalig kamperen, waarbij maximaal 30 kampeermiddelen zijn toegestaan, met dien verstande dat: | |
- | kleinschalig kamperen uitsluitend binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak (maximale kleinste afstand tot bouwvlak bedraagt 5 m) is toegestaan; | |
- | buiten de periode van 1 maart tot en met 31 oktober geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn; | |
- | sanitaire voorzieningen uitsluitend binnen het bouwvlak zijn toegestaan tot een maximale oppervlakte van 100 m2; | |
b. | recreatiewoningen onder de volgende voorwaarden: | |
- | de oppervlakte per recreatiewoning bedraagt maximaal 35 m2; | |
- | de hoogte van de recreatiewoning bedraagt maximaal 4 m; | |
- | per recreatiewoning zijn twee kampeerplekken minder toegestaan; | |
- | recreatiewoningen zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan (als onderdeel van de maximale 650 m2 aan bebouwing voor nevenactiviteiten); | |
- | per agrarisch bedrijf (dus ook per bouwvlak) zijn of ten hoogste 3 recreatiewoningen of één groepsaccommodatie toegestaan; | |
- | permanente bewoning is verboden; | |
- | Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en landschappelijke inpassing van de recreatiewoningen; | |
c. | groepsaccommodatie onder de volgende voorwaarden: | |
- | maximaal 4 slaapkamers en 8 slaapplaatsen zijn toegestaan; | |
- | de oppervlakte van de groepsaccommodatie bedraagt maximaal 105 m2; | |
- | de hoogte van de groepsaccommodatie bedraagt maximaal 4 m; | |
- | per groepsaccommodatie zijn zes kampeerplekken minder toegestaan; | |
- | de groepsaccommodatie is uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan (als onderdeel van de maximale 650 m2 aan bebouwing voor nevenactiviteiten); | |
- | per agrarisch bedrijf (dus ook per bouwvlak) is of ten hoogste één groepsaccommodatie of 3 recreatiewoningen toegestaan; | |
- | permanente bewoning is verboden; | |
- | Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en landschappelijke inpassing van de recreatiewoningen; | |
d. | verhuur van recreatieve middelen, zoals fietsen en kano's; | |
e. | Bed & Breakfastvoorzieningen, met dien verstande dat maximaal 4 slaapkamers en 8 slaapplaatsen zijn toegestaan. | |
f. | in afwijking van sub a mag het aantal kampeerplaatsen met bijbehorende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' de bestaande omvang bedragen; deze mogen tevens jaarrond aanwezig zijn; |
In aanvulling op artikel 4.1.1 zijn de voor Agrarisch - Tuinbouw aangewezen gronden bestemd voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders met dien verstande dat:
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen (waaronder begrepen kassen) gelden de volgende regels:
met dien verstande dat:
Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de woning mogen zowel in als buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:
Paardenrijbak, paddock(s) en longeercirkel(s) voldoen aan de volgende kenmerken:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van paardenrijbakken en landschappelijke inpassing indien en voor zover dat noodzakelijk is om de karakteristieke landschappelijke waarden te beschermen.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.2 voor het verhogen van de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot maximaal 8 respectievelijk 11 m, met dien verstande dat:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.6 sub a en 4.2.7 sub a voor het realiseren van bruggen en dammen mits de landschappelijke karakteristiek niet onevenredig wordt aangetast en de hoogte niet meer bedraagt dan 2 m.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.3 onder a voor een paardenrijbak, paddock(s) en longeercirkel(s) buiten het bouwvlak met dien verstande dat:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 4.2.1 voor het realiseren van permanente kassen zoals rolkassen, schuurkassen en gewone kassen binnen en buiten het bouwvlak tot 2000 m2 mits de landschappelijke karakteristiek niet onevenredig wordt aangetast en de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1.2 voor een agrarische zorgboerderij tot een maximale oppervlakte van 200 m2.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1.1 voor het hobbymatig houden van paarden buiten het bouwvlak met dien verstande dat:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1.2 voor nevenactiviteiten in de vorm van een agrarisch hulpbedrijf met dien verstande dat:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 4.1 bedoelde gronden, voor zover gelegen buiten een bouwvlak de volgende andere-werken uit te voeren:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.7.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - diepwortelende beplanting' wordt geen omgevingsvergunning verleend voor het aanbrengen van diepwortelende beplanting.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.7.1 wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van een deskundige op het gebied van natuur en landschap.
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 4.1 bedoelde gronden te wijzigen naar de bestemming Agrarisch met waarden met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 4.1 bedoelde gronden te wijzigen voor het veranderen van bouwgrenzen, al dan niet in verband met het vergroten van de oppervlakte van het bouwperceel, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' en gronden met de aanduiding 'glastuinbouw' en met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 3.1 bedoelde gronden, voor zover het betreft de gronden gelegen binnen een bouwvlak en de gronden gelegen aan de voorzijde van een bouwvlak, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', na volledige bedrijfsbeëindiging te wijzigen in de bestemming Wonen ten behoeve van één of meerdere wooneenheden, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 4.1 bedoelde gronden voor zover gelegen binnen een bouwvlak en aan de voorzijde van een bouwvlak, na bedrijfsbeëindiging, te wijzigen in de bestemming Bedrijf met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 4.1 bedoelde gronden voor zover gelegen binnen een bouwvlak en aan de voorzijde van een bouwvlak, na bedrijfsbeëindiging, te wijzigen in de bestemming Recreatie met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 4.1 bedoelde gronden voor zover gelegen binnen een bouwvlak en aan de voorzijde van een bouwvlak, na bedrijfsbeëindiging, te wijzigen in de bestemming Bedrijf met aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - paardenstalling' inachtneming van de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 4.1 bedoelde gronden voor zover gelegen binnen een bouwvlak en aan de voorzijde van een bouwvlak, na bedrijfsbeëindiging, te wijzigen in de bestemming Maatschappelijk - Zorg met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 4.1 bedoelde gronden te wijzigen in de bestemming Natuur, met dien verstande dat:
De voor Agrarisch met waarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
alsmede voor:
met daaraan ondergeschikt:
met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde tuinen en erven, bergingen en andere nevenruimten, parkeervoorzieningen en in- en uitritten met dien verstande dat lichtmasten, bruggen en dammen niet zijn toegestaan.
In aanvulling op artikel 5.1.1 zijn de voor Agrarisch met waarden aangewezen gronden bestemd voor nevenactiviteiten, onder de volgende voorwaarden:
a. | aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit als bedoeld in artikel 22.1; |
b. | bedrijfsfuncties in categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of categorie 2 indien deze qua uitstraling en milieuhinder vergelijkbaar zijn met bedrijven in categorie 1; |
c. | ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten; |
d. | paardenstalling; |
e. | inpandige opslag van volumineuze goederen tot een maximale oppervlakte van 1.000 m2; |
a. | kleinschalig kamperen, waarbij maximaal 30 kampeermiddelen zijn toegestaan, met dien verstande dat: | |
- | kleinschalig kamperen uitsluitend binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak (maximale kleinste afstand tot bouwvlak bedraagt 5 m) is toegestaan; | |
- | buiten de periode van 1 maart tot en met 31 oktober geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn; | |
- | sanitaire voorzieningen uitsluitend binnen het bouwvlak zijn toegestaan tot een maximale oppervlakte van 100 m2; | |
b. | recreatiewoningen onder de volgende voorwaarden: | |
- | de oppervlakte per recreatiewoning bedraagt maximaal 35 m2; | |
- | de hoogte van de recreatiewoning bedraagt maximaal 4 m; | |
- | per recreatiewoning zijn twee kampeerplekken minder toegestaan; | |
- | recreatiewoningen zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan (als onderdeel van de maximale 650 m2 aan bebouwing voor nevenactiviteiten); | |
- | per agrarisch bedrijf (dus ook per bouwvlak) zijn of ten hoogste 3 recreatiewoningen of één groepsaccommodatie toegestaan; | |
- | permanente bewoning is verboden; | |
- | Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en landschappelijke inpassing van de recreatiewoningen; | |
c. | groepsaccommodatie onder de volgende voorwaarden: | |
- | maximaal 4 slaapkamers en 8 slaapplaatsen zijn toegestaan; | |
- | de oppervlakte van de groepsaccommodatie bedraagt maximaal 105 m2; | |
- | de hoogte van de groepsaccommodatie bedraagt maximaal 4 m; | |
- | per groepsaccommodatie zijn zes kampeerplekken minder toegestaan; | |
- | de groepsaccommodatie is uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan (als onderdeel van de maximale 650 m2 aan bebouwing voor nevenactiviteiten); | |
- | per agrarisch bedrijf (dus ook per bouwvlak) is of ten hoogste één groepsaccommodatie of 3 recreatiewoningen toegestaan; | |
- | permanente bewoning is verboden; | |
- | Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en landschappelijke inpassing van de recreatiewoningen; | |
d. | verhuur van recreatieve middelen, zoals fietsen en kano's; | |
e. | Bed & Breakfastvoorzieningen, met dien verstande dat maximaal 4 slaapkamers en 8 slaapplaatsen zijn toegestaan. |
In aanvulling op artikel 5.1.1 zijn de voor Agrarisch met waarden aangewezen gronden bestemd voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders met dien verstande dat:
Binnen het bouwvlak mogen uitsluitend de volgende gebouwen die noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering worden gebouwd:
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
met dien verstande dat:
Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de woning mogen zowel in als buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:
Paardenrijbak, paddock(s), longeercirkel(s) en stapmolen(s) voldoen aan de volgende kenmerken:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van paardenrijbakken en landschappelijke inpassing indien en voor zover dat noodzakelijk is om de karakteristieke landschappelijke waarden te beschermen.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.2 voor het verhogen van de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot maximaal 8 respectievelijk 11 m, met dien verstande dat:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.5j sub a en 5.2.7 sub a voor het realiseren van bruggen en dammen mits de landschappelijke karakteristiek niet onevenredig wordt aangetast en de hoogte niet meer bedraagt dan 2 m.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.3 sub a voor een paardenrijbak, paddock(s) en longeercirkel(s) buiten het bouwvlak met dien verstande dat:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.1.1 voor het realiseren van een paardenfokkerij met dien verstande dat:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.1.2 voor een agrarische zorgboerderij tot een maximale oppervlakte van 200 m2.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.1.1 voor het hobbymatig houden van paarden buiten het bouwvlak met dien verstande dat:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.1.2 voor nevenactiviteiten in de vorm van een agrarisch hulpbedrijf met dien verstande dat:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.4.3h voor een toename van de bestaande ammoniakemissie indien wordt aangetoond dat de als gevolg van bij de toename van ammoniakemissie behorende ammoniakdepositie geen significante effecten heeft op een voor stikstofgevoelig habitat en/of leefgebied in Natura 2000-gebieden.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 5.1 bedoelde gronden, voor zover gelegen buiten een bouwvlak de volgende andere-werken uit te voeren:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.7.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.7.1 wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van een deskundige op het gebied van natuur en landschap.
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 5.1 bedoelde gronden te wijzigen voor het toestaan van een tweede bedrijfswoning mits:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 5.1 bedoelde gronden te wijzigen voor het veranderen van bouwgrenzen, al dan niet in verband met het vergroten van de oppervlakte van het bouwperceel, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' en met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 5.1 bedoelde gronden te wijzigen in de bestemming Agrarisch - Tuinbouw (zonder bouwvlak) voor het toestaan van een uitbreiding bij een bestaand bollenbedrijf met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 5.1 bedoelde gronden, voor zover het betreft de gronden gelegen binnen een bouwvlak en de gronden gelegen aan de voorzijde van een bouwvlak, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', na volledige bedrijfsbeëindiging te wijzigen, in de bestemming Wonen ten behoeve van één of meerdere wooneenheden, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 5.1 bedoelde gronden voor zover gelegen binnen een bouwvlak en aan de voorzijde van een bouwvlak, na bedrijfsbeëindiging, te wijzigen in de bestemming Bedrijf met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 5.1 bedoelde gronden voor zover gelegen binnen een bouwvlak en aan de voorzijde van een bouwvlak, na bedrijfsbeëindiging, te wijzigen in de bestemming Recreatie met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 5.1 bedoelde gronden voor zover gelegen binnen een bouwvlak en aan de voorzijde van een bouwvlak, na bedrijfsbeëindiging, te wijzigen in de bestemming Bedrijf met aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - paardenstalling' met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 5.1 bedoelde gronden voor zover gelegen binnen een bouwvlak en aan de voorzijde van een bouwvlak, na bedrijfsbeëindiging, te wijzigen in de bestemming Maatschappelijk - Zorg met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 5.1 bedoelde gronden te wijzigen in de bestemming Natuur, met dien verstande dat:
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met dien verstande dat:
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de woning mogen zowel in als buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:
Paardenrijbak, paddock(s), longeercirkel(s) en stapmolen(s) voldoen aan de volgende kenmerken:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2.1 voor het verhogen van de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot maximaal 8 respectievelijk 11 m, met dien verstande dat:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2.4k sub a en 6.2.6 sub a voor het realiseren van bruggen en dammen mits de landschappelijke karakteristiek niet onevenredig wordt aangetast en de hoogte niet meer bedraagt dan 2 m.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2.2 sub a voor een paardenrijbak buiten het bouwvlak met dien verstande dat:
Op de in artikel 6.1 bedoelde gronden is buitenopslag toegestaan vanaf 1 meter achter (het verlengde van de) voorgevelrooilijn.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.1 voor een Bed & Breakfast, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en met uitzondering van geluidshinderlijke inrichtingen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
Gebouwen dienen te voldoen aan de volgende kenmerken:
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning dienen te voldoen aan de volgende kenmerken:
Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, maximaal:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
Afwijking als bedoeld in artikel 7.3.1 kan slechts worden verleend, mits:
Voor de gronden gelden de volgende regels:
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden ten behoeve van buitenopslag als bedoeld in artikel 7.1b, onder 3:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
Afwijking als bedoeld in artikel 7.5.1 kan slechts worden verleend, mits:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het toestaan van een bedrijf dat is opgenomen in de naasthogere categorie van de Staat van bedrijfsactiviteiten dan ter plaatse is toegestaan, dan wel een bedrijf dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk gesteld kan worden met een bedrijf van die naasthogere categorie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt:
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden met dien verstande dat steigers niet zijn toegestaan.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 8.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.1 wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van een onafhankelijk natuur- en landschapsdeskundige.
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
De voor Recreatie - Volkstuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
alsmede voor:
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
De bouwhoogte van overige bouwwerk, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal:
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van uitbouwen in de vorm van erkers bij de hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen, mits:
Paardenrijbak en paddock(s) voldoen aan de volgende kenmerken:
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal:
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Gebouwen mogen niet worden gebouwd met uitzondering van nutsvoorzieningen ter plaatse van een bouwvlak.
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding of tolheffing, bedraagt maximaal:
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met uitzondering van paardenrijbakken), tuinen en erven.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen (de woning) gelden de volgende regels:
met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - molen' de bestaande maten gelden.
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de woning mogen zowel in als buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:
Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.2.4 sub a voor het realiseren van één paardenrijbak en/of één paddock mits deze voldoen aan de volgende kenmerken:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 0 voor het vergroten van de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen uitsluitend ten behoeve van hobbyboer-activiteiten, met dien verstande dat:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 0 voor het verkleinen van de afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.1 voor een Bed & Breakfast, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 12.1 bedoelde gronden te wijzigen ten behoeve van het realiseren van één extra woning in stolpen, met inachtneming van de volgende bepalingen:
De voor Leiding - Leidingstrook aangewezen gronden zijn, naast voor de andere daar geldende bestemming(en) die gelden op grond van het bestemmingsplan NL.IMRO.0383.BPBuitengebied-VS02, tevens bestemd voor ondergrondse leidingen met daarbij behorende belemmeringenstrook voor:
In afwijking van het bepaalde in de andere bestemmingen (artikel 3 tot en met 12) mogen op of in de in artikel 13.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd. Overige nieuwe gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen, zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 13.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verkleinen of verwijderen van de bestemming Leiding - Leidingstrook dan wel te wijzigen in de bestemming Leiding - Gas, indien dit Rijksbelangen niet schaadt.
De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
In geval van een aanvraag van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wabo en
betreffende de gronden als bedoeld in artikel 14.1 kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de verplichting worden verbonden dat alvorens de bouwvergunning wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek wordt overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
Een archeologisch onderzoek als bedoeld in artikel 14.2.1 is niet vereist, indien:
Indien uit het archeologisch onderzoek als bedoeld in artikel 14.2.1 blijkt dat het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag in ieder geval voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning, inhoudende een verplichting:
Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologische deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 14.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologische deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
Het in artikel 14.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming Waarde - Archeologie 1, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn en het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
In geval van een aanvraag van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wabo en
betreffende de gronden als bedoeld in artikel 15.1 kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de verplichting worden verbonden dat alvorens de bouwvergunning wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek wordt overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
Een archeologisch onderzoek als bedoeld in artikel 15.2.1 is niet vereist, indien:
Indien uit het archeologisch onderzoek als bedoeld in artikel 15.2.1 blijkt dat het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag in ieder geval voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning, inhoudende een verplichting:
Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologische deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 15.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologische deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
Het in artikel 15.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming Waarde - Archeologie 2, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn en het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
In geval van een aanvraag van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wabo en
betreffende de gronden als bedoeld in artikel 16.1 kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de verplichting worden verbonden dat alvorens de bouwvergunning wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek wordt overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
Een archeologisch onderzoek als bedoeld in artikel 16.2.1 is niet vereist, indien:
Indien uit het archeologisch onderzoek als bedoeld in artikel 16.2.1 blijkt dat het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag in ieder geval voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning, inhoudende een verplichting:
Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologische deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 16.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologische deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
Het in artikel 16.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming Waarde - Archeologie 3, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn en het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
De voor Waarde - Archeologie 5 aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
In geval van een aanvraag van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wabo en
betreffende de gronden als bedoeld in artikel 17.1 kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de verplichting worden verbonden dat alvorens de bouwvergunning wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek wordt overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
Een archeologisch onderzoek als bedoeld in artikel 17.2.1 is niet vereist, indien:
Indien uit het archeologisch onderzoek als bedoeld in artikel 17.2.1 blijkt dat het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag in ieder geval voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning, inhoudende een verplichting:
Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologische deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 17.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologische deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
Het in artikel 17.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming Waarde - Archeologie 5, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn en het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
De voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden zijn, naast voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel van de cultuurhistorische waarden van het gebied en zijn bebouwing.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 18.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de deskundige, omtrent de vraag of de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
Het in artikel 18.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning één of meer gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of onderdelen daarvan te slopen.
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals duikers, keerwanden en merktekens en andere werken, geen bouwwerken zijnde.
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen nieuwe bouwwerken alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.
Nieuwe gebouwen mogen niet worden gebouwd.
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 3 m.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 19.2.1 voor het bouwen van nieuwe gebouwen in overeenstemming met de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de waterbeheerder.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 19.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 19.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid en/of de mogelijkheden tot beheer en onderhoud van de waterkering en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en/of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en/of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Gebruik van ruimten binnen een woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald:
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn, naast voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelig gebouw worden gebouwd.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 23.1.2 voor het bouwen van nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' zijn, naast voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in verband met de leiding.
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gebouwen worden gebouwd.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 23.2.2 voor het toestaan van beperkt kwetsbare objecten en het bouwen van gebouwen ten behoeve van die functies, mits ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verwijderen van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding', mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de betreffende risicovolle inrichting wordt beëindigd.
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de functie van de molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen gelden de volgende bouwregels:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 23.3.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, mits daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende molen en advies is verkregen van de beheerder van de molen.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 23.3.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23.3.4 wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de molen.
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied', het bestemmingsplan wijzigen in de bestemming Sport - Manege voor zover de gronden gelegen zijn binnen een bouwvlak met de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden of Agrarisch - Tuinbouw, na volledige bedrijfsbeëindiging van het agrarisch bedrijf met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Het telen van maïs is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'maïs', met dien verstande dat:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 23.5.1 voor het uitbreiden van de gronden ten behoeve van maïsteelt indien dit de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en-/of cultuurhistorische waarden niet onevenredig schaadt.
Schuilstallen voor vee en paarden zijn uitsluitend op agrarische bouwvlakken toegestaan, alsmede - na afwijking - toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - schuilstallen'.
Aan de afwijking als bedoeld in artikel 23.6.1 voor het bouwen van schuilstallen voor vee en paarden gebruik buiten het bouwvlak wordt slechts meegewerkt indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - weidevogelleefgebied' zijn, naast voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het leefklimaat van de weidevogels.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 23.7.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23.7.2 wordt niet eerder verleend dan nadat is aangetoond dat de gebruikswaarde als weidevogelleefgebied niet onevenredig wordt aangetast.
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - wisselteelt uitgesloten' is wisselteelt niet toegestaan.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
Afwijking als bedoeld in artikel 24.1 is slechts toegestaan, mits:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het wijzigen van de gronden in de bestemming Leiding - Leidingstrook indien Rijksbelangen daartoe aanleiding geven.
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bollenconcentratiegebied' het plan wijzigen ten behoeve van de vestiging van een bollenbedrijf met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 artikel 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 27.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 27.1.1 met maximaal 10%.
Artikel 27.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 27.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 27.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Artikel 27.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Castricum, partiële herziening'.