direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Heer Derckplantsoen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0383.BPA13HeerDerckplsn-VS01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan het Heer Derckplantsoen te Akersloot, gemeente Castricum, stonden voorheen 16 seniorenwoningen, verdeeld over drie woningblokken. Één blok met 6 woningen staat nog aan de zuidzijde van het Heer Derckplantsoen. De reeds gesloopte drie blokken stonden in een U-vorm aan de noordzijde van de weg. Woningcorporatie Kennemer Wonen heeft de woningen laten slopen en is voornemens om een nieuw appartementenblok en twee rijen grondgebonden woningen te realiseren. Het plan past niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Op basis van het inrichtingsplan, de bijbehorende randvoorwaarden en de benodigde onderzoeken is een passende bestemmingsregeling ontworpen, waarbij de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk wordt gemaakt.

1.2 Ligging plangebied

In het noordoostelijke deel van Akersloot ligt het Heer Derckplantsoen. Het plangebied beslaat zowel de zuidelijke als de noordelijke zijde van het Heer Derckplantsoen en wordt begrensd door de Beatrixlaan en de Julianaweg. Parallel aan de Beatrixlaan ligt de Geesterweg, deze doorgaande weg loopt dwars door Akersloot in zuidelijke richting tot aan Uitgeest. De exacte begrenzing en ligging van het plangebied is in figuur 1.1 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0383.BPA13HeerDerckplsn-VS01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Vigerende regeling

Ter plaatse vigeert het bestemmingsplan 'Akersloot' dat in 2011 is vastgesteld. Voor het zuidelijk deel van het projectgebied geldt de bestemming 'Gemengd' en voor het noordelijk deel geldt de bestemming 'Wonen'. De bestaande wegen zijn tot 'Verkeer-Verblijfsgebied' bestemd. De beoogde ontwikkelingen passen niet binnen deze bestemming omdat onder andere de nieuwe ligging, de functie, het bouwtype en de bouwhoogtes van de bouwblokken afwijken.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is een omschrijving gegeven van de huidige situatie, de omgeving van het plangebied en de beoogde ontwikkelingen. In hoofdstuk 3 komt het beleidskader aan bod waarin de relevante beleidsplannen die de verschillende overheden hebben opgesteld, wordt beschreven. De sectorale aspecten ten behoeve van het aantonen van de uitvoerbaarheid van het plan worden in hoofdstuk 4 behandeld. In dit hoofdstuk worden achtereenvolgens de aspecten verkeer en verkeerslawaai, milieu, waterhuishouding, ecologie en archeologie beschreven. In hoofdstuk 5 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. In hoofdstuk 6 ten slotte wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de juridische regeling, zoals deze op de verbeelding en in de regels is opgenomen.

Hoofdstuk 2 Planopzet

2.1 Plangebied en omgeving

Het plangebied ligt in het noordoosten van de kern Akersloot in de gemeente Castricum. De kern wordt in het oosten begrensd door het Alkmaarder Meer. Ten westen van de kern ligt de snelweg A9 tussen Amsterdam en Alkmaar. De kern Akersloot wordt verder voornamelijk omgeven door weilanden die worden doorkruist door verschillende soorten watergangen. De kern zelf kan worden verdeeld in twee delen met verschillende bouwstijlen. Doordat Akersloot is gelegen op twee strandwallen van waaruit de kern is gegroeid is er sprake van een duidelijke scheiding tussen de oostelijke en de westelijke dorpskom. Door de ligging van de Geesterweg tussen deze twee delen in wordt deze scheiding versterkt.

Het deel ten oosten van de Geesterweg, waar het Heer Derckplantsoen in ligt, wordt gekenmerkt door voornamelijk solistische woningbouw terwijl in het deel ten westen van de Geesterweg voornamelijk rijenwoningen staan. In het oostelijke deel is de laatste grote uitbreiding tussen de Koningsweg en de Boschweg in het zuiden van dit deel duidelijk anders door de planmatige opzet van de buurt.

Rondom het Heer Derckplantsoen is veel vrijstaande bebouwing te vinden van verschillende types waarin voornamelijk wordt gewoond. In de omgeving van het Heer Derckplantsoen zijn echter ook verschillende voorzieningen en maatschappelijke functies. Zo zijn er verschillende winkelvoorzieningen te vinden aan de Kerklaan en de Julianaweg. Ten zuiden van het Heer Derckplantsoen was een peuterspeelzaal gevestigd. Over de invulling van dit perceel wordt nog nagedacht. Direct naast het plangebied (aan oostelijke zijde) ligt een kerk.

Direct aan de westzijde van de Geesterweg bevinden zich grootschaligere functies zoals winkels en een bank. Deze functies bevinden zich in het winkelcentrum Akerhof, wat bestaat uit één laag winkels en dienstverlening met daarboven drie lagen wonen.


Verder naar het oosten, langs het Alkmaarder Meer, liggen voornamelijk jachthavens en op recreatie georiënteerde bedrijven.


Het Heer Derckplantsoen is een korte straat tussen de Julianaweg en de Geesterweg. Het plantsoen kenmerkt zich door een ruime en open opzet, een brede straat met aan beide zijde parkeerplaatsen. Op de plaats waar voorheen een gazon aanwezig was is momenteel sprake een braakliggende terrein. De bebouwing bestond uit vier rijen seniorenwoningen van één laag met een kleine kap. Drie van de vier rijen waren gesitueerd in een u-vorm aan het noordelijke deel van het Heer Derckplantsoen. In de kom van de bebouwing lag een rondvormig jeu de boulesveldje met daaromheen een gazon. De woningen stonden hier met de voorzijde op gericht. De vierde rij woningen staat aan het zuidelijke deel van het Heer Derckplantsoen. In vergelijking met omliggende bebouwing ogen de woningen aan het Heer Derckplantsoen eentonig en verouderd. Ten tijde van het opstellen van het plan is de bebouwing op het noordelijke deel van het Heer Derckplantsoen reeds gesloopt.

2.2 Beschrijving plan

Kennemer Wonen heeft een nieuwbouwplan ontwikkeld waarin 31 tot 33 woningen, verdeeld over drie blokken, worden gerealiseerd (zie ook figuur 3.1). In blok A, aan de westzijde, komen 13 tot 15 appartementen in 3 bouwlagen. Blok B bevindt zich aan de oostzijde van het plangebied en zal bestaan uit 8 grondgebonden eengezinswoningen. Het zuidelijke blok C bevat 10 grondgebonden eengezinswoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0383.BPA13HeerDerckplsn-VS01_0002.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0383.BPA13HeerDerckplsn-VS01_0003.png"

Figuur 3.1 Globaal overzicht positionering woningen

Parallel aan de Beatrixlaan in het noordelijke deel staat blok A met 13 tot 15 appartementen verdeeld over 3 bouwlagen. De entree's van de appartementen op de begane grond bevinden zich aan de binnenzijde van het heer Derckplantsoen. Aan de noordkant van het blok is een centrale opgang voor de ontsluiting van de appartementen op de 1e en 2e bouwlaag. Naast deze centrale entree bevinden zich de bergingen van blok B in een losse, lage bouwmassa, die het plantsoen een fysieke afsluiting geeft richting de parkeerplaats aan de noordzijde van het projectgebied. De balkons van de appartementen zijn gericht op de Beatrixlaan.

Het bouwblok wordt voorzien van een flauw hellende kap of plat dak, die voorkeur zo laag mogelijk uit komt bijvoorbeeld door een geknikt dakvlak. De vorm van het dak en de uitstraling van de gevels zullen op hun eigen wijze aansluiten op de bouwstijlen die voorkomen in het oude Akersloot.

De grotere bouwmassa in drie bouwlagen die langs de Geesterweg/Beatrixlaan aan de rotonde ontstaat door het appartementenblok sluit goed aan bij bouwmassa van de tegenoverliggende bebouwing. Ook resulteert dit in een fysieke versterking van het centrum gebied van Akersloot.

Blok B bevindt zich op het noordelijke deel van het plangebied parallel aan de Julianaweg en wordt gevormd door 8 grondgebonden eengezinswoningen. De woningen zullen bestaan uit 2 bouwlagen met een kap. De entree's en de voortuinen van de woningen grenzen aan de Julianaweg. De achtertuinen van de woningen zijn gericht op het plantsoen.

De privétuinen van blok A en B worden in de nieuwe situatie dusdanig vorm gegeven dat er een groen uitstraling blijft bestaan. Ook het open karakter zal zoveel mogelijk gehandhaafd blijven, met een evenwichtige scheiding tussen privé en openbaar. Zo krijgen alle erfafscheidingen een groene uitstraling door middel van bijvoorbeeld een haag of een hekwerk met klimbeplanting. De bergingen van de woningen van blok B bevinden zich niet in de (achter)tuinen maar in een losse lage bouwmassa als afscheiding tussen het plantsoen en de parkeerplaatsen.

Aan de zuidzijde van het projectgebied komen eveneens grondgebonden woningen. Dit is blok C waarin 10 eengezinswoningen worden opgenomen. Net als bij blok B worden deze woningen uitgevoerd in twee bouwlagen met een kap. Echter de beukmaten van blok C zullen kleiner zijn dan de beukmaten van blok B wat resulteert in wat kleinere woningen dan blok B.

Blok C krijgt een kleine strook als voortuin. Deze woningen grenzen direct aan het heer Derckplantsoen.

De afscheidingen van de achtertuinen krijgen overal een hoogte van 1,8 m. Hier worden wel bergingen in de achtertuinen gerealiseerd.

De keuze voor grondgebonden woningen aan de Julianaweg en het heer Derckplantsoen sluit goed aan bij de schaal van de reeds aanwezige bebouwing van het dorpslint, wat veel kleinschaliger is dan de schaal rondom de Geesterweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0383.BPA13HeerDerckplsn-VS01_0004.png"

Figuur 3.2 Artistimpression uit het Beeld- en kwaliteitsplan 'Herinrichting heer Derkplantsoen' (bron: Kerssens de Ruiter architecten)

In het noorden van het plangebied komt een parkeerterrein met 40 parkeerplaatsen. Dit parkeerterrein is bereikbaar vanaf de Beatrixlaan. Vanaf dit parkeerterrein is het mogelijk om het binnengebied van het plantsoen te voet te bereiken.

Aan de Beatrixlaan worden 10 haakse parkeerplaatsen gerealiseerd ter hoogte van de appartementen van blok A.

Aan de zuidzijde van het heer Derckplantsoen komen 6 langsparkeerplaatsen.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door landelijke, provinciale, regionale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleidskader weergegeven. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar beleid of beleidsnotities die in deze paragraaf niet worden behandeld.

3.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR is in 2012 vastgesteld. Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid.

Daarnaast verstevigt de SVIR het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. De verantwoordelijkheid om te sturen in de ruimtelijke ordening wordt door de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte nog meer bij de provincie en gemeenten gelegd. Dit houdt in dat de betekenis van de nationale structuurvisie voor het projectgebied zodoende zeer beperkt blijft. Het relevante beleidskader wordt gevormd door provincie en vooral de gemeente.

AMvB Ruimte (2012)

De nationale belangen uit de SVIR die juridische borging vragen, worden geborgd in de AMvB Ruimte. Deze AMvB wordt in juridische termen aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De AMvB is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. Met de AMvB Ruimte geeft het Rijk aan dat ingezet wordt op zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast.

Conclusie

Gezien de ligging van het plangebied en de aard van de ontwikkeling vormt het rijksbeleid geen belemmering voor deze ontwikkeling.

3.3 Provinciaal en regionaal beleid

3.3.1 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (2010)

De Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vloeit voort uit het Uitvoeringsprogramma van de Provinciale Structuurvisie. In de PRVS worden voor een aantal onderwerpen regels gesteld die door de rijksoverheid bij de provincies zijn neergelegd ter verdere uitwerking en/of aanvulling in een provinciale verordening. Op deze wijze komen de rijksregels 'getrapt' in bestemmingsplannen terecht. Het gaat hierbij om de volgende onderwerpen:

  • bundeling van verstedelijking en locatiebeleid economische activiteiten;
  • rijksbufferzones;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • nationale landschappen;
  • het kustfundament;
  • het regionale watersysteem.


De regeling die is opgesteld in de PRVS heeft betrekking op de volgende onderwerpen:

  • de aanwijzing van bestaand bebouwd gebied;
  • mogelijkheden, kwaliteitseisen en Ruimte-voor-Ruimte voor het landelijk gebied;
  • werkfuncties en grootschalige detailhandel in Bestaand Bebouwd Gebied en landelijk gebied;
  • de Groene ruimte;
  • de Blauwe ruimte;
  • energie (windturbines).


Conclusie

Omdat de herontwikkeling van de bebouwing aan het Heer Derckplantsoen binnen bestaand bebouwd gebied plaatsvindt, worden er geen bijzondere eisen gesteld aan de ontwikkeling.

3.3.2 Structuurvisie Noord-Holland 2040

De provincie Noord-Holland heeft in het kader van de nieuwe Wro een structuurvisie voor de gehele provincie vastgesteld: Structuurvisie Noord-Holland 2040. Hierin vormen de volgende drie hoofdbelangen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie.

  • 1. Ruimtelijke kwaliteit: hiervoor wordt vooral gefocust op behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad.
  • 2. Duurzaam ruimtegebruik: waarbij milieukwaliteiten, behoud en ontwikkeling van verkeers- en vervoersnetwerken, voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting en voldoende en gedifferentieerde ruimte voor landbouw, visserij en andere economische activiteiten een belangrijke rol spelen.
  • 3. Klimaatbestendigheid: voor voldoende bescherming tegen overstroming en wateroverlast, schoon drink-, grond- en oppervlaktewater en ruimte voor het opwekken van duurzame energie.


De provincie vindt het belangrijk om de beperkte en onder druk staande ruimte goed en duurzaam te gebruiken. Onder duurzaam verstaat men het plaatsen van de juiste functies op de juiste plekken. De juiste plek wordt bepaald door een aantal factoren waaronder de behoefte aan voorzieningen ter plaatse en de bereikbaarheid van de locatie. Binnenstedelijke mogelijkheden worden hierbij geprefereerd. De provincie wil ervoor zorgen dat gemeenten en andere partijen zoveel mogelijk gebruikmaken van de mogelijkheden voor binnenstedelijk bouwen en verdichting. Bovendien moet rekening gehouden worden met de toenemende vergrijzing in Noord-Holland. Het aantal ouderen zal sterk toenemen waardoor ook de woningbehoefte verandert, dit gaat gepaard met een kwalitatieve en kwantitatieve verschuiving. De woningbehoefte is vooral groot bij ouderen en één- en tweepersoonshuishoudens.


Conclusie

Het plan van de woningcorporatie Kennemer Wonen voorziet in de uitgangspunten van de structuurvisie door binnenstedelijke mogelijkheden te benutten en door meer woningen voor ouderen en kleine huishoudens aan te bieden. De locatie kan worden gezien als een ideale plek voor ouderen en kleine huishoudens omdat het binnen het stedelijke gebied van de kern Akersloot ligt en de bereikbaarheid en de nabijheid van voorzieningen goed is.

3.3.3 Regionale Woonvisie Noord-Kennemerland 2005-2015

In deze woonvisie wordt een afstemming gemaakt van het aanbod aan woonmilieus van de verschillende gemeenten in de regio Noord-Kennemerland. De visie geldt als leidraad bij de invulling van de regionale en lokale woningbouwprogramma's, geeft richting aan regionale ontwikkelingen en signaleert kansen en bedreigingen op de woningmarkt.


De minimale bouwopgave in de regio bestaat uit 15.100 woningen. De locaties die voor deze opgave in aanmerking komen, liggen voor de helft in bestaand bebouwd gebied en voor de helft daarbuiten (uitleglocaties). Uit een woningmarktanalyse dat ten behoeve van de Woonvisie is uitgevoerd, blijkt dat er de komende jaren met name een opgave ligt voor starters en ouderen. Voor starters is de locatie van de woning zeer belangrijk (nabij centrumvoorzieningen). Het type woning doet er hierbij niet toe, zolang het maar betaalbaar is. Ouderen hechten niet alleen veel waarde aan de locatie van de woning (bijvoorbeeld nabij voorzieningen), ook de kwaliteit van de woning en de mogelijkheid van zorg in of nabij de woning is van belang. Dit maakt ouderen kritische woonconsumenten, die alleen verhuizen als de woning naar hun smaak is, of als het echt moet.


Conclusie

De gemeenten hebben naar aanleiding van deze woonvisie afspraken gemaakt met corporaties om de kwalitatieve en kwantitatieve opgaven te behalen. Woningcorporatie Kennemer Wonen brengt deze opgaven onder andere door middel van dit plan ter realisatie.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Buiten Gewoon Castricum 2030 (2010)

De gemeente Castricum heeft in 2010 de structuurvisie vastgesteld. De basis voor deze structuurvisie is gelegd in 'Actualisatie Buitengewoon Castricum' uit 2010. In dit document is de strategische visie Buitengewoon Castricum uit 2005 geactualiseerd. In de strategische visie wordt de gewenste koers van de gemeente op de lange termijn weergegeven.

In de structuurvisie wordt niet alleen teruggekeken op de strategische visie maar worden ook de kerndoelen geactualiseerd en wordt de ontwikkelingsstrategie als uitgangspunt voor de op te stellen structuurvisie vastgesteld. Het markeert de start van een nieuwe bestuurlijke periode. Sleutelwoorden daarbij zijn: vooruitgang, ontwikkeling en een flexibele en dynamische instelling. Ook in de structuurvisie wordt ingegaan op grotendeels dezelfde kernpunten. Hieruit worden vier wensbeelden geschetst:

  • 1. versterken van de centra van de kernen;
  • 2. verbeteren van de openbare ruimte;
  • 3. afronden van de kernen;
  • 4. creëren van een gemeentelijke life cycle balance.


Conclusie

Het plan zoals in dit bestemmingsplan opgenomen, voldoet voor een groot gedeelte aan deze wensbeelden. Het versterkt namelijk het centrum van Akersloot door ruimte te creëren voor diverse woningtypes in verschillende prijsklasses.

3.4.2 Lokale Woonvisie 2009-2030 Wonen tussen strand en polder

De lokale woonvisie is een doorvertaling van de Regionale Woonvisie Noord-Kennemerland 2005-2015 (zie paragraaf 3.3.3) en een uitwerking van de Strategische visie Buiten Gewoon Castricum, die een toekomstbeeld van de gemeente tot 2030 schetst. De gemeente Castricum wil haar inwoners goed en passend huisvesten in een aantrekkelijke woonomgeving, waarbij het nieuwbouwprogramma tevens is gericht op het in stand houden van het voorzieningenniveau en het voorkomen van bovenmatige vergrijzing. Deze doelstelling betekent dat Castricum voor vier beleidsopgaven staat:

  • 1. een nieuwbouwprogramma dat leidt tot voldoende woningaanbod met toekomstwaarde dat aansluit bij de vraag van starters, kleine huishoudens, gezinnen en senioren;
  • 2. integrale en gecoördineerde aanpak van de bestaande voorraad en de bestaande wijken door beheer en waar nodig herstructurering;
  • 3. een sluitend netwerk van wonen, zorg en welzijn;
  • 4. zorgen voor keuzevrijheid op de woningmarkt, met name voor huishoudens met lagere inkomens.


De vier geformuleerde beleidsopgaven worden elk in een hoofdstuk van de woonvisie uitgewerkt. Voor elke opgave wordt achtereenvolgens een analyse, een visie en een agenda opgesteld. In samenwerking met de regio Noord-Kennemerland, de woningcorporaties, marktpartijen en zorg- en welzijnsinstellingen wordt getracht uitvoering te geven van het gewenste beleid van de gemeente. Nauwe betrokkenheid van deze partijen wordt daarom nagestreefd.


Conclusie

De ontwikkeling aan het Heer Derckplantsoen voldoet aan alle vier de punten van de woonvisie en past hierdoor binnen het gevoerde beleid van de gemeente.

3.4.3 Masterplan Inbreidingen (2009)

Het Masterplan Inbreidingen beschrijft de zoektocht naar mogelijke inbreidingslocaties binnen de kernen Castricum, Bakkum, Limmen en Akersloot. Het betreft locaties die kunnen worden beschouwd als mogelijke woningbouwlocaties, al dan niet na sloop van de bestaande bebouwing. Per locatie zijn uitgangspunten en randvoorwaarden voor bebouwing opgenomen ten aanzien van doelgroepen, type woningen en capaciteit.


De ontwikkeling aan het Heer Derckplantsoen wordt genoemd in dit Masterplan en maakt deel uit van de voorzieningenzone van Akersloot. Deze zone ligt in oost-westrichting en herbergt diverse functies, zoals een kerk, zorgwoningen en een sporthal. De aanpak van de voorzieningenzone zal vooral zijn gericht op een algehele verbetering van de beeldkwaliteit van bebouwing en ruimte, met name in de omgeving van de sporthal en de rotonde. De ontwikkeling aan het Heer Derckplantsoen wordt omschreven als ouderenhuisvesting met een nog onbekende capaciteit, maar dient tevens te voorzien in de woningbehoefte van starters en kleine gezinnen.


Conclusie

In het Masterplan Inbreiding wordt al ruimschoots ingegaan op de ontwikkeling aan het Heer Derckplantsoen. De realisatie van dit plan kan gezien worden als een concrete stap ter uitwerking van het beleid.

3.5 Conclusie

De ontwikkeling die Kennemer Wonen voornemens is te realiseren voldoet aan en is een gevolg van het gevoerde beleid van de verschillende overheden. De gemeente heeft de verschillende doelstellingen van het Rijk, de provincie en de regio vertaald in uitvoeringsgerichte projecten die onder meer beschreven staan in het Masterplan Inbreidingen. De achterliggende gedachten zijn voornamelijk een opwaardering van de ruimtelijke kwaliteit en voorzien in de kwalitatieve en kwantitatieve vraag naar woningen voor senioren, starters, kleine huishoudens en gezinnen. De ontwikkeling voldoet in dezen zeer goed.

 

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Inleiding

Op grond van de wet en jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan te worden aangetoond en moet worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit bestemmingsplan relevant zijn. De resultaten en conclusies van de onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.

4.2 Verkeer

Verkeersstructuur

Ontsluiting gemotoriseerd verkeer

De locatie is gelegen in Akersloot en wordt primair ontsloten vanaf het Heer Derckplantsoen. Het Heer Derckplantsoen is een erftoegangsweg (ETW) binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/h. De ontsluiting voor het gemotoriseerd verkeer loopt in zuidwestelijke richting via de Geesterweg. Het Heer Derckplantsoen sluit door middel van een rotonde aan op de Geesterweg. De Geesterweg is een gebiedsontsluitingsweg (GOW) met een maximumsnelheid van 50 km/h en is een belangrijke ontsluitingsroute richting de autosnelweg A9. De locatie is binnen 2 á 3 km aangesloten op de A9. Gezien de ontsluiting via gebiedsontsluitingswegen en de korte afstand naar de A9 is de ontsluiting voor het gemotoriseerd verkeer goed.


Ontsluiting fietsverkeer

Per fiets is de locatie via het Heer Derckplantsoen ontsloten. Vanaf Het Heer Derckplantsoen kan het fietsverkeer via de Churchillplein richting het centrum van Akersloot en via de Geesterweg richting Uitgeest. Het fietsverkeer maakt op de 30 km/h-wegen gebruik van dezelfde wegen als het gemotoriseerd verkeer. Er zijn geen aparte fietsvoorzieningen. Op de gebiedsontsluitingswegen zoals de Geesterweg wordt het fietsverkeer gescheiden van het doorgaande gemotoriseerd verkeer afgewikkeld. De ontsluiting voor het fietsverkeer is goed.


Ontsluiting openbaar vervoer

De locatie wordt per openbaar vervoer ontsloten door een busverbinding. De dichtstbijzijnde bushalte ligt aan de Geesterweg op ongeveer 120 m van de locatie. De bushalte wordt bediend door lijnbussen richting Alkmaar en Uitgeest waar wordt aangesloten op de trein. De frequentie van de busdienst is 1x per uur per richting. De ontsluiting van de locatie per openbaar vervoer is matig.


Verkeersveiligheid
De ontsluitende wegen zijn gecategoriseerd conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig. Er vindt een gemengde afwikkeling van het verkeer plaats op de erftoegangswegen met een maximumsnelheid van 30 km/h. Binnen het 30 km/h-regime is dit vanuit verkeersveiligheid aanvaardbaar, terwijl er op de gebiedsontsluitingswegen (zoals de Geesterweg en de rotonde Geesterweg/Heer Derckplantsoen) sprake is van een gescheiden afwikkeling, dus aparte paden voor langzaam verkeer. Derhalve is de verkeersveiligheid goed te noemen.


Parkeren

Nieuwe situatie

In de beoogde ontwikkelingen worden 31 tot 33 woningen gerealiseerd verdeeld over 2 rijen eengezinswoningen en één blok appartementen. In totaliteit worden in het plangebied 18 grondgebonden woningen en 13 tot 15 appartementen gerealiseerd.

Aan de noordzijde van het plangebied wordt een parkeerterrein aangelegd met 40 parkeerplaatsen. Aan de Beatrixlaan komen 10 haakse parkeervakken. Middels langsparkeervakken zijn er 6 parkeermogelijkheden aan het heer Derckplantsoen.


Parkeernorm
De gemeente Castricum behoort op basis van informatie van het CBS tot een matig stedelijk gebied. Het Heer Derckplantsoen is gelegen in schil/rest bebouwde kom. Voor de woningen gelden op basis van CROW publicatie 317 de volgende parkeerkencijfers:

  • grondgebonden woningen: 1,2 - 2,0 pp/woning
  • appartementen: 1,0 - 1,8 pp/woning.

De marges van de kencijfers zijn groot. In overleg met de gemeente en KennemerWonen is afgesproken dat er een parkeernorm van 1,7 pp/woning zal worden gehanteerd. Uitgaande van deze norm bedraagt de parkeerbehoefte 56 parkeerplaatsen. In het noorden van het plangebied komt een parkeerterrein met 40 parkeerplaatsen. Dit parkeerterrein is bereikbaar vanaf de Beatrixlaan. Vanaf dit parkeerterrein is het mogelijk om het binnengebied van het plantsoen te voet te bereiken. Aan de Beatrixlaan worden 10 haakse parkeerplaatsen gerealiseerd ter hoogte van de appartementen van blok A. Aan de zuidzijde van het heer Derckplantsoen komen 6 langsparkeerplaatsen. In totaal worden 56 parkeerplaatsen gerealiseerd. Daarmee wordt voldaan aan de parkeerbehoefte op basis van de gemiddelde parkeerkencijfers. Er zullen geen knelpunten met betrekking tot parkeren ontstaan.

Verkeersgeneratie

De verkeersgeneratie van de 18 grondgebonden woningen bedraagt 125 mvt/etmaal op basis van CROW-publicatie 317. Hierbij is uitgegaan van gemiddeld 6,9 mvt/etmaal per woning. De verkeersgeneratie van 13 tot 15 appartementen bedraagt circa 70 mvt/etmaal, uitgaande van 4,6 mvt/etmaal per woning. De totale verkeersgeneratie bedraagt hierdoor circa 195 mvt/etmaal. Dit zal naar verwachting niet leiden tot een verslechtering van de doorstroming op de ontsluitende wegen.

Verkeersgegevens

De verkeersgegevens (in mvt/etmaal) die ten grondslag liggen aan de milieuonderzoeken staan vermeld in tabel 4.1. In de nabijheid van de locatie zijn de verkeersintensiteiten bekend op de Geesterweg. De verkeersintensiteit op de Geesterweg tussen rotonde Churchillplein en Roemersdijk bedraagt circa 3.700 mvt/weekdagetmaal op basis van tellingen in 2013. De verkeersintensiteit op de Geesterweg tussen kruispunt Raadhuisweg en rotonde Churchillplein bedraagt circa 5.000 mvt/weekdagetmaal op basis van schattingen. De schatting is in overeenstemming met de gemeente Castricum bepaald en is gebaseerd op een telling in 2012 ten zuiden van de rotonde met de Veldbloemenlaan, net buiten de bebouwde kom. De intensiteit op dit wegvak bedraagt circa 6.000 mvt/etmaal. Omdat de intensiteit ter hoogte van het plangebied lager ligt, mede gelet op de intensiteit ten noorden van de rotonde, is een correctie van 1.000 mvt/etmaal op deze intensiteit toegepast. Voor de 30 km/h-wegen zijn verkeerstellingen uit 2013 bekend. Voor de extrapolatie naar het maatgevende jaar 2024 (voor wegverkeerslawaai) is uitgegaan van een autonome groei van 1,5% per jaar op de Geesterweg en 1,0% op de 30 km/h-wegen. Verder is aangenomen dat 35% van de verkeersgeneratie zal afwikkelen over de Geesterweg richting het zuiden, 35% over de Geesterweg richting het noorden, 15% over de Churchillplein en 15% over de Julianaweg. In tabel 4.1 is een overzicht opgenomen. De intensiteiten zijn afgerond op 100-tallen.

Tabel 4.1 Overzicht verkeersintensiteiten (mvt/etmaal), afgerond op 100-tallen

weg   2012   2013   2024 excl. ontwikkeling   2024 incl. ontwikkeling*  
Geesterweg (tussen rotonde Churchillplein en Roemersdijk)     3.730   4.394   4.500  
Geesterweg (tussen kruispunt Raadhuisweg en rotonde Churchillplein)   5.046     6.033   6.100  
Heer Derckplantsoen   -   692   772   1.000  
Beatrixlaan   -   201   224   400  
Julianaweg   -   606   676   700  
Churchillplein   -   1.455   1.623   1.700  

* afgerond op 100-tallen

Voor de Geesterweg is een standaardvoertuigverdeling gehanteerd voor een wijkverzamelweg. Voor de 30 km/h-wegen is uitgegaan van een standaardvoertuigverdeling voor een buurtverzamelweg. Er is geen reden om aan te nemen dat de daadwerkelijke voertuigverdeling afwijkt van de standaardverdeling. In tabel 4.2 staat de voertuigverdeling weergegeven en in tabel 4.3 de wegdekverharding.

Tabel 4.2 Voertuigverdeling

voertuigverdeling   Geesterweg   Heer Derckplantsoen, Beatrixlaan, Julianaweg, Churchillplein  
  dag   avond   nacht   dag   avond   nacht  
lichte motorvoertuigen   94,46%   94,46%   94,46%   94,59%   94,59%   94,59%  
middelzware motorvoertuigen   5,08%   5,08%   5,08%   4,76%   4,76%   4,76%  
zware motorvoertuigen   1,46%   1,46%   1,46%   0,65%   0,65%   0,65%  
etmaalverdeling   6,54%   3,76%   0,81%   6,54%   3,76%   0,81%  

Tabel 4.3 Wegdekverharding

weg   wegdekverharding  
Geesterweg   DAB (fijn asfalt)  
Heer Derckplantsoen   klinkers (keperverband)  
Beatrixlaan   klinkers (keperverband)  
Julianaweg   klinkers (keperverband)  
Churchillplein   klinkers (keperverband)  

4.3 Wegverkeerslawaai

Beoogde ontwikkeling

In het plangebied zullen 31 tot 33 woningen gerealiseerd worden. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geluidsgevoelige functies waarvoor akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden.

Toetsingskader

Normstelling

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De woningen liggen binnen de wettelijke geluidszone van de Geesterweg. De geluidszone bedraagt 200 m. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.

De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Nieuwe situaties

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. Voor de beoogde binnenstedelijke ontwikkeling geldt een uiterste grenswaarde van 63 dB. De geluidswaarde binnen de geluidsgevoelige bestemming (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB. Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een snelheid lager dan 70 km/h geldt een aftrek van 5 dB. Van deze aftrek is gebruikgemaakt.

30 km/h-wegen

Zoals gesteld zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h of lager op basis van de Wgh niet-gezoneerd. Akoestisch onderzoek zou achterwege kunnen blijven. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Indien dit niet het geval is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en/of doelmatig zijn. Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting wordt bij gebrek aan wettelijke normen aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB en de uiterste grenswaarde van 63 dB uit de Wgh als referentiekader gehanteerd. Daarnaast is van belang dat zodanige gevelmaatregelen worden genomen dat de maximaal aanvaardbare binnenwaarde op grond van het Bouwbesluit ten hoogste 33 dB bedraagt.

Onderzoek

Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode II (SRM II) conform het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2012 (RMG 2012). Voor de berekeningen is voor de betreffende wegen uitgegaan van de verkeersgegevens zoals weergegeven in tabel 4.1 en 4.2. De berekeningen zijn uitgevoerd voor het prognosejaar 2024. Om een representatief beeld te krijgen van de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van de omliggende straten, is de geluidsbelasting berekend op een hoogte van 1,5, 4,5 en 7,5 m ten opzichte van het maaiveld. Deze waarneemhoogten zijn gebaseerd op de hoogte van de woningen (3 bouwlagen). Bovendien wordt in de SRM II-berekening rekening gehouden met de objectfractie, bodemgebieden en omliggende bebouwing. De invoergegevens zijn opgenomen in Bijlage 1.

Resultaten gezoneerde weg

In figuur 4.1 zijn de resultaten van de Geesterweg weergegeven. Hierbij is rekening gehouden met de correctie ex artikel 110g Wgh. Uit de berekeningen blijkt dat op alle verdiepingen van gebouw A de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De geluidsbelasting bedraagt 51 tot 53 dB. De uiterste grenswaarde van 63 dB wordt niet overschreden. Op de gevels van gebouw B is geen overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Op gebouw C treedt de hoogste geluidsbelasting op ter plaatse van de kopse gevel en bedraagt 52 tot 53 dB. De voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, de uiterste grenswaarde niet. Op de gevels langs het Heer Derckplantsoen en aan de achterzijde van het pand is deels sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van de Geesterweg. De hoogste geluidsbelasting bedraagt aan die zijden 50 dB. De gedetailleerde berekeningsresultaten zijn opgenomen in Bijlage 2.

Figuur 4.1 Geluidsbelasting Geesterweg incl. correctie ex artikel 110g Wgh

afbeelding "i_NL.IMRO.0383.BPA13HeerDerckplsn-VS01_0005.png"

Maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting gezoneerde wegen

De geluidsbelasting op de gevels van de ontwikkeling kan worden gereduceerd door maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied. Er is een aantal maatregelen aan de bron denkbaar. De eerste mogelijkheid is het beperken van de verkeersomvang, de snelheid of wijziging van de samenstelling van het verkeer. Deze maatregelen zijn alleen mogelijk als de functie van de weg wordt gewijzigd. Dit stuit op overwegende bezwaren van verkeers- en vervoerskundige aard. De Geesterweg behoort tot de hoofdverkeerstructuur van Akersloot. De functie als ontsluitingsweg dient ten behoeve van een goede bereikbaarheid te worden behouden.

Een andere maatregel aan de bron is het toepassen van een geluidsreducerende wegdekverharding bijvoorbeeld het asfalteren van de Geesterweg met het geluidsreducerend asfalttype dunne deklagen. Toepassen van een geluidsreducerende wegdekverharding stuit vanwege de kosten op overwegende bezwaren van financiële aard.

Maatregelen in het overdrachtsgebied in de vorm van geluidsafschermende voorzieningen (scherm of wal) stuiten op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige aard. Ook stuit een geluidsafschermende voorziening op overwegende bezwaren van financiële aard. Een andere maatregel zoals het vergroten van de afstand tussen wegas is niet mogelijk. Het bouwplan is dan niet meer inpasbaar.

Geconcludeerd kan worden dat redelijkerwijs geen maatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting op de gevel van de ontwikkeling ten gevolge van de Geesterweg te reduceren. Daarnaast overschrijdt de geluidsbelasting de uiterste grenswaarde niet. Bovendien is door de situering van het bouwvlak aan de andere zijde van het bouwplan sprake van een geluidsluwe gevel, zie Bijlage 4.

Gezien het bovenstaande kan worden gesteld dat het akoestisch klimaat aanvaardbaar is.

Resultaten niet-gezoneerde wegen

In tabel 4.4 zijn de maximale geluidsbelastingen aan de gevels ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de niet-gezoneerde wegen weergegeven. Hieruit blijkt dat de richtwaarde van 48 dB ten gevolge van het Heer Derckplantsoen, Julianaweg en Churchillplein wordt overschreden. Er is geen overschrijding van de maximaal aanvaardbare waarde van 63 dB. Ten gevolge van de Beatrixlaan is er geen overschrijding van de richtwaarde van 48 dB. De uitgebreide resultaten zijn opgenomen in Bijlage 3.

Tabel 4.4 Resultaten niet-gezoneerde wegen

weg
 
maximale geluidsbelasting (inclusief aftrek artikel 110 g Wgh)  
Heer Derckplantsoen   54 dB  
Beatrixlaan   45 dB  
Julianaweg   52 dB  
Churchillplein   40 dB  

Maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting niet-gezoneerde wegen

Bezien is of met maatregelen de geluidsbelasting doelmatig kan worden teruggedrongen. Er is een aantal maatregelen ter reductie van de geluidshinder denkbaar. Een mogelijkheid is om de functie van de weg, samenstelling van het verkeer of de maximumsnelheid te wijzigen. De functie als erftoegangsweg met de daarbij behorende maximumsnelheid van 30 km/h dient behouden te blijven voor de ontsluiting van het omliggende gebied. Erftoegangswegen behoren tot de laagste wegcategorie. Wijziging hiervan of van de samenstelling van het verkeer leidt derhalve niet tot verdere geluidsreductie.

Verder zijn erftoegangswegen hoofdzakelijk voorzien van klinkerverharding in halfsteensverband of keeperverband. Asfalteren van deze wegen is om onder andere verkeerskundige redenen niet wenselijk. Klinkerverharding draagt bij aan het verblijfskarakter en heeft een snelheidsremmend effect. Een asfaltverharding is om die reden niet wenselijk. Bovendien past asfaltverharding niet binnen het stedenbouwkundig karakter van de omgeving. Toepassing van akoestisch stille betonstraatstenen is wel een mogelijkheid. Stille betonstraatstenen geven een geluidsreductie van 5 dB (bron: www.stillerverkeer.nl). Bij herbestrating (in het kader van groot onderhoud) kan toepassing van dergelijke klinkers eventueel worden overwogen.

Maatregelen in het overdrachtsgebied zoals geluidsschermen zijn niet inpasbaar. Ook is het vergroten van de afstand tussen de wegas en de ontwikkeling niet mogelijk. Gesteld kan worden dat redelijkerwijs geen maatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting te reduceren. Verder overschrijdt de geluidsbelasting de uiterste grenswaarde van 63 dB, zoals die zou gelden voor nieuwe gezoneerde wegen, niet. De hoogste geluidsbelasting ten opzichte van het Heer Derckplantsoen treedt op aan de kopse kant van bouwblok A en de noordkant van bouwblok C. Ten gevolge van de Julianaweg treedt de hoogste geluidsbelasting op aan de oostzijde. Alle gebouwen beschikken echter over minimaal één zijde waar sprake is van een geluidsluw klimaat (geluidsbelasting < 48 dB). Bovendien zijn maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting niet mogelijk of doelmatig. Het akoestisch klimaat is aanvaardbaar.

Beleidsnotitie Procedure hogere waarden

De Milieudienst Regio Alkmaar heeft een beleidsnotitie 'Procedure hogere grenswaarden' opgesteld. Hierin is een methode weergegeven om de geluidsbelasting te beoordelen. Daarbij wordt uitgegaan van de geluidsbelasting, niet gecorrigeerd op grond van artikel 110g Wgh. Op grond van de berekende geluidsbelasting is er ten gevolge van de Geesterweg sprake van een matig en het Heer Derckplantsoen sprake van een zeer matig akoestisch klimaat aan de hoogstbelaste zijde. Bron- en overdrachtsmaatregelen dienen uitdrukkelijk meegewogen te worden. Ook moet er aandacht zijn voor geluidluwe gevels en/of geluidsluwe buitenruimen.

Geconcludeerd wordt dat bron- en overdrachtsmaatregelen in voldoende mate zijn meegewogen. Stedenbouwkundig gezien is het niet wenselijk dat er geluidsluwe buitenruimten komen bij het appartementencomplex aan de zijde van de Geesterweg, vanwege privacyoverwegingen naar de achtergelegen woningen. Wel voorziet het plan in een geluidsluwe zijde. Het plan kan daarom voldoen aan de beleidsnotitie van de Milieudienst Regio Alkmaar.

Conclusie

Gezoneerde wegen

De geluidsbelasting aan de gevels van de appartementen en de woningen in de bouwblokken A en C overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ten gevolge van de Geesterweg. Daarnaast wordt op enkele gevels de richtwaarde van 48 dB ten gevolge van 30 km/h-wegen overschreden. Maatregelen om de geluidsbelasting ten gevolge van de onderhavige wegen te reduceren zijn niet mogelijk of doelmatig of ontmoeten overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, landschappelijke, verkeerskundige, vervoerskundige of financiële aard. De uiterste grenswaarde wordt niet overschreden en het plan kan voldoen aan de beleidsnotitie 'Procedure hogere waarden' van de Milieudienst Regio Alkmaar. Voor in onderstaande tabel aangegeven woningen dient een hogere waarde te worden vastgesteld.

Tabel 4.5 Hogere waarden ten gevolge van de Geesterweg

  begane grond (1,5 m)   1e verdieping (4,5 m)   2e verdieping (7,5 m)  
bouwblok A (appartementen)   52 dB (3 woningen)   53 dB (6 woningen)   53 dB (6 woningen)  
bouwblok B   geen hogere waarde  
bouwblok C   53 dB (1 woning), 50 dB (2 woningen)  

4.4 Bedrijven en milieuhinder

Normstelling en beleid
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient ten aanzien van de voorgestelde ontwikkeling rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder door omliggende bedrijven.


Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarvoor wordt gebruikgemaakt van de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering. In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Voor andere omgevingstypen dan een rustige woonwijk kunnen kleinere richtafstanden worden gehanteerd. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Onderzoek

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt de realisatie van grondgebonden woningen en appartementen mogelijk gemaakt. In het vigerende bestemmingsplan is reeds sprake van een woonbestemming. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig waarvoor aandacht moet worden besteed aan het aspect bedrijven en milieuzonering. Wel komen andere functies voor waarvoor richtafstanden gelden ten opzichte van woningen. Ten oosten van het plangebied is een kerk aanwezig en een begraafplaats met een bijbehorende richtafstand van 30 m en 10 m. Aan de richtafstand tot de begraafplaats kan worden voldaan. Voor de kerk geldt dat de afstand tot de beoogde woningen circa 25 m bedraagt. In de huidige situatie is reeds sprake van woningen op deze afstand van de kerk en dit vormt geen overlast. Gelet op de afstand, het feit dat de ingang van de kerk aan de andere zijde van het gebouw is gelegen en dat er in de huidige situatie geen sprake is van overlast wordt geconcludeerd dat er sprake is van een aanvaardbare situatie.

Ten zuiden van het plangebied is een kapperszaak. De kapperszaak is geen inrichting die milieuhinder voor de omwonende veroorzaakt. Tevens was ten zuiden van het plangebied een peuterspeelzaal gelegen. Deze is inmiddels verhuisd. Bij een eventuele nieuwe invulling van deze locatie, dient rekening te worden gehouden met de (nieuwe) woningen aan het Heer Derckplantsoen.

Ten westen van de Geesterweg zijn enkele centrumvoorzieningen aanwezig zoals detailhandel en maatschappelijke voorzieningen. De menging met wonen is in deze gebieden gewenst. De aanwezigheid van deze voorzieningen is niet relevant voor het voorliggende bestemmingsplan aangezien de afstand tot het plangebied circa 50 m bedraagt.


Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het aspect bedrijven en milieuhinder de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

4.5 Externe veiligheid

Normstelling en beleid
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.


In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.


Onderzoek

In de omgeving van het plangebied zijn geen Bevi-inrichtingen aanwezig of inrichtingen die anderszins als risicovol zijn aan te merken. Er zijn ook geen buisleidingen aanwezig voor het transport van gevaarlijke stoffen. Verder zijn de omliggende wegen niet opgenomen in een routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen zodat in de omgeving van deze wegen geen sprake zal zijn van externe veiligheidsrisico's als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg. Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid niet relevant is voor de uitvoering van het plan.


Conclusie

Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.6 Luchtkwaliteit

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.6 weergegeven.

Tabel 4.6 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde   geldig  
stikstofdioxide (NO2) 1)   jaargemiddelde concentratie   60 µg/m³   2010 tot en met 2014  
  jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 2015  
fijn stof (PM10) 2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  

De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO 2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO 2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd in of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

NIBM

In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg.

Onderzoek

Het bestemmingsplan maakt 18 grondgebonden woningen en 15 appartementen mogelijk. Deze ontwikkeling valt daarmee in de categorie van woningebouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg en is daarmee vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. De ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt wel inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied. Met behulp van de monitoringstool (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer) die behoort bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) kan inzicht worden gegeven in de achtergrondconcentraties en in de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 langs relevante wegen. In dit geval is nagegaan wat de concentraties zijn in de directe omgeving van de Geesterweg aangezien dit een maatgevende weg is voor luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied. Uit de monitoringstool zoals weergegeven in figuur 4.2 blijkt dat in 2011 de jaargemiddelde concentratie NO2 langs de Geesterweg 21,2 µg/m³ bedraagt. Voor PM10 geldt dat de jaargemiddelde concentratie in 2011 maximaal 24,4 µg/m³ bedraagt. Het aantal overschrijdingsdagen van het 24-uursgemiddelde bedraagt maximaal 16. Daarmee kan geconcludeerd worden dat in de directe omgeving van de Geesterweg ruimschoots aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0383.BPA13HeerDerckplsn-VS01_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0383.BPA13HeerDerckplsn-VS01_0007.png"

Figuur 4.2: NSL-monitoringstool Geesterweg


Conclusie

De Wet luchtkwaliteit staat de uitvoering van het plan niet in de weg. Ter plaatse van de beoogde woningen is vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.7 Bodemkwaliteit

Normstelling en beleid

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het projectgebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe functies dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Indien een omgevingsvergunning een functiewijziging of herinrichting mogelijk maakt dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch bodemonderzoek, te worden verricht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op bodemverontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Conclusie

Ter plaatse van het projectgebied is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing gevoegd en is terug te vinden als Bijlage 6.

Op basis van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat de bodemkwaliteit het verlenen van de omgevingsvergunning voor de ontwikkeling niet in de weg staat.

4.8 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het projectgebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Het Hoogheemraadschap heeft de waterparagraaf beoordeeld en hun bevindingen terug gekoppeld. Deze bevindingen zijn verwerkt in de onderbouwing.


Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het projectgebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.


Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW).
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21).
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).
  • Waterwet.


Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan 2010-2015.


Waterschapsbeleid

In het Waterbeheersplan 2010-2015 beschrijft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier de doelstellingen voor de periode 2010-2015 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. Hiermee wil het Hoogheemraadschap anticiperen op de voorspelde extra wateroverlast, droogte en het verhoogde overstromingsrisico en het bewerkstelligen van een betere waterkwaliteit.


De Keur van het Waterschap is een vastgestelde verordening waar gedoogplichten, geboden en verboden in staan. In dit kader is het van belang te weten dat langs hoofd- en overige watergangen een zone ligt van respectievelijk 5 m en 2 m ter bescherming van het profiel en onderhoud. Ook langs waterkeringen ligt een (variabele) zone voor bescherming en onderhoud van de waterkeringen, voor het realiseren van bouwwerken en het uitvoeren van werken binnen deze zone dient ontheffing van de Keur te worden aangevraagd.


Gemeentelijk beleid

Het Hoogheemraadschap en de gemeenten Bergen, Castricum en Heiloo hebben gezamenlijk in kaart gebracht welke maatregelen noodzakelijk zijn om wateroverlast te beperken en het water in de gemeenten schoner en aantrekkelijker te maken. Dit is gedaan door het opstellen van het regionaal waterplan Bergen, Castricum, Heiloo getiteld "Water boven water". Het waterplan is in 2011 vastgesteld. De looptijd van het waterplan bedraagt 5 jaar, van 2012 t/m 2016, wat met name overeenkomt met de uitvoeringperiode van maatregelen. Verder is er een visie op het regionale watersysteem geformuleerd welke vooruit kijkt naar 2050. Veiligheid, WB21, KRW, grondwater, herinrichting en uitbreiding stedelijk gebied, recreatie, duurzaamheid en verbetering van de belevingswaarde van water zijn de hoofdthema's waarop het waterplan zich richt. De relatie tussen water en ruimtelijke ordening komt bij verschillende van deze thema's aan de orde. Er zal nog worden bezien in hoeverre de overdracht van het stedelijk oppervlaktewater in de komende planperiode in deze regio al aan de orde is. Beheer en onderhoud van het oppervlaktewatersysteem zal, ongeacht welke route wordt gekozen, zo veel mogelijk in het maatregelenplan worden meegenomen. Voorbeelden van maatregelen zijn het graven van extra ruimte voor water, de aanleg van natuur- en kindvriendelijke oevers en het saneren van riooloverstorten.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied is gelegen aan het Heer Derckplantsoen tussen de Beatrixlaan en de Julianalaan in te Akersloot. In de huidige situatie bestaat het plangebied uit woningen, braakliggend terrein en een (voormalige) plantsoen.


Bodem en grondwater

Conform de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit klei. Er is sprake van grondwatertrap II. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand minder dan 0,40 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,50 m en de 0,80 m beneden maaiveld. De maaiveldhoogte ter plaatse bedraagt circa NAP + 0,20 m.


Waterkwantiteit

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewateraanwezig.


Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied ligt niet in de kern- of beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is aangesloten op het gemengd rioleringsstelsel.


Toekomstige situatie

Algemeen

De omgevingsvergunning maakt de realisatie van 15 appartementen en 18 grondgebonden woningen mogelijk.


Waterkwantiteit

De hoeveelheid verharding zal als gevolg van deze ontwikkeling toenemen met 1.015 m2. Met name door de aanleg van de parkeerkoffer aan de noordkant van het plangebied neemt het oppervlakte aan verharding toe.

Bij een toename van 800 m2 aan verhard oppervlak zal volgens het beleid van het waterschap watercompensatie nodig zijn. Dit betreft 10% van de totale toename van het verhard oppervlak. Gezien de beperkte mogelijkheid tot compensatie binnen het plangebied, zal compensatie buiten het plangebied plaatsvinden, waarbij dit wel binnen hetzelfde peilgebied moet plaatsvinden.

De gemeenten en het HHNK zijn bezig met de (voorbereiding van de) aanleg van natuurvriendelijke oevers bij de watergang aan de westzijde langs de Geesterweg. Deze watergang staat in rechtstreekse verbinding met de sloot waarin de afvoer van het hemelwater zal plaatsvinden. Geconstateerd is dat er ruimte is in dit project natuurvriendelijke oevers om de 102 m² watercompensatie voor de toename van het verhard oppervlakte plaats te laten vinden. De financiering hiervan wordt door middel van een overeenkomst tussen Kennemer Wonen en de gemeente gewaarborgd. Hiermee wordt voldaan aan het beleid van het HHNK om 10% van het verhard oppervlak te compenseren. Het HHNK heeft aangegeven in te kunnen stemmen met deze werkwijze.


Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terechtkomt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.


Indien hemelwater niet kan worden hergebruikt zal het afgevoerd worden middels een gescheiden rioleringsstelsel. Vanwege de bodemopbouw kan het hemelwater niet geïnfiltreerd worden.


Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen. Dit geldt zowel voor de bouwfase als voor de gebruiksfase.


Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.9 Ecologie

Samenvatting

Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in Bijlage 5 en het verkennend veldonderzoek, zoals is opgenomen in Bijlage 8.


Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit woningen, braakliggend terrein en een (voormalige) plantsoen.


Beoogde ontwikkelingen

In het plangebied worden grondgebonden woningen en een appartementengebouw gerealiseerd. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:

  • verwijderen beplanting en bomen;
  • sloopwerkzaamheden
  • bouwrijp maken;
  • bouwwerkzaamheden.


Resultaten onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ten westen en oosten van Akersloot liggen wel gebieden die deel uitmaken van de EHS. Vanwege de buffer van tussenliggende bebouwing en de relatief kleinschalige ingreep worden deze gebieden niet negatief beïnvloed. De Natuurbeschermingswet en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.


Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna Ffw) nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.


Het plan voorziet in de realisatie van een appartementencomplex en grondgebonden woningen. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden. In het projectgebied komen naar verwachting de volgende beschermde soorten voor:

vrijstellingsregeling Ffw   tabel 1     mol, egel en veldmuis

bruine kikker, gewone pad en de middelste groene kikker  
ontheffingsregeling Ffw   tabel 2     geen  
  tabel 3   bijlage 1 AMvB   geen  
    bijlage IV HR   alle vleermuizen  
  vogels   cat. 1 t/m 4   geen  

  • Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Ffw waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt.
  • De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten.
  • Vanwege de mogelijke aanwezigheid van vleermuizen, is een verkennend veldonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 8). Uit dit onderzoek blijkt dat effecten op vleermuizen kunnen worden uitgesloten als gevolg van de plannen.
  • Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door de ontwikkeling, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.

4.10 Archeologie

Regelgeving en beleid

Wet archeologische monumentenzorg

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.


Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.


Onderzoek

De gemeente Castricum heeft voor de bescherming van de archeologisch waardevolle gebieden eigen beleid ontwikkeld, waarbij de (verwachtings)waarde per locatie inzichtelijk is gemaakt met behulp van een gemeentelijke archeologische waardenkaart. In figuur 4.2 is te zien dat het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan binnen twee verschillende zones is gelegen. Afhankelijk van de locatie en omvang van de werkzaamheden (oppervlak en diepte) is voorafgaand aan werkzaamheden archeologisch onderzoek en/of een vergunning benodigd:

  • Categorie 2 (gewaardeerde vindplaatsen/AMK-terreinen): onderzoekseis in plangebieden groter dan 100 m² en bodemingreep dieper dan 40 cm -mv
  • Categorie 4 (verwachtingszone 2 tot en met 7 en 9 tot en met 11): onderzoekseis in plangebieden groter dan 500 m² en bodemingreep dieper dan 40 cm -mv.

afbeelding "i_NL.IMRO.0383.BPA13HeerDerckplsn-VS01_0008.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0383.BPA13HeerDerckplsn-VS01_0009.png"

Figuur 4.2 Uitsnede gemeentelijke archeologische waardenkaart

Gezien de omvang van de werkzaamheden, is In het plangebied een kans op het aantreffen van archeologische sporen. Hiervoor is voorafgaand aan de werkzaamheden in het plangebied een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd door een hiertoe archeologisch gecertificeerd bureau. Het onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 7.

Uit het archeologisch onderzoek blijkt dat het noodzakelijk is om vervolgonderzoek te laten uitvoeren indien ingrepen in de bodem dieper reiken dan 1,0 m onder maaiveld en de verstoring over het hele plangebied verdeeld zijn.

Conclusie

Afgezien van de heiwerkzaamheden zullen er geen verstoringen dieper dan 1 m gaan plaats vinden. Een vervolgonderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

Eventuele vondsten gedaan tijdens bijvoorbeeld de planuitvoering vallen onder de meldingsplicht zoals vastgelegd in artikel 53 van de Wet op de archeologische monumentenzorg.

4.11 Conclusie

De sectorale aspecten zijn in dit hoofdstuk uitgelicht en onderzocht. Algemeen kan worden geconcludeerd dat er geen belemmeringen zijn voor de ontwikkeling van de woningen. Op het gebied van verkeer en parkeren, verkeerslawaai, milieu, water en ecologie voldoet het aan de gestelde eisen voor een goede ruimtelijke ordening.

In paragraaf 4.9 worden aanvullende voorwaarden gesteld waaraan tijdens uitvoering moet worden voldaan.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Ten aanzien van de economische uitvoerbaarheid dient tussen de gemeente en de ontwikkelaar (Kennemer Wonen) een (anterieure) overeenkomst te worden opgesteld, waarin de kosten en de eventuele planschadeaanspraken ten gevolge van of samenhangend met de realisatie van het project worden verhaald. Omdat de ontwikkeling buiten de erfgrenzen van de grond van Kennemer Wonen komt, dient in de overeenkomst grondruil of grondaankoop te worden meegenomen.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In de voorbereiding van de planvorming zijn 2 informatieavonden (Ateliersessies) georganiseerd, waar gezamenlijk met de omwonenden en andere belanghebbenden de randvoorwaarden voor het plan zijn bepaald. Deze zijn gehouden op 16 april 2012 en 18 september 2012. Gezien het positieve verloop van deze Ateliersessies, heeft inspraak op dit plan al in deze vorm plaatsgevonden. Het bestemmingsplan is daarom niet als voorontwerp terinzage gelegd, maar direct als ontwerp. Eenieder kon zijn zienswijze op dit bestemmingsplan bij de gemeente naar voren brengen tijdens de periode van tervisielegging. Hiervan is geen gebruikt gemaakt.

Hoofdstuk 6 Juridische plantoelichting

6.1 Verantwoording planvorm

Dit bestemmingsplan vormt het juridische kader voor het plangebied. Op basis van dit bestemmingsplan zal de beoogde ontwikkeling zonder verdere uitwerking van de bestemmingen of andere planologisch-juridische procedures kunnen worden uitgevoerd. Daarnaast vervult het plan, na realisatie van het plan, een belangrijke beheer- en gebruiksfunctie. Iedere functie in het plangebied is voorzien van een daarop toegesneden bestemmingsregeling. Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is enige flexibiliteit in het plan ingebracht door middel van de opname van algemene afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden.

Deze planvorm biedt enige flexibiliteit voor de beoogde functiewijziging en tegelijkertijd rechtszekerheid voor de gebruikers van de aangrenzende gebieden. De in het plan vastgelegde omvang van de functies zijn vastgelegd in de bestemmingsregeling. Door deze wijze van bestemmen zijn de functies ruimtelijk begrensd.

Ingevolge de Wro, het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de daarbij behorende ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) dienen bestemmingsplannen op vergelijkbare wijze opgebouwd en gepresenteerd te worden en tevens digitaal uitwisselbaar gemaakt te worden. Er is een aantal standaarden door het Ministerie van VROM/I&M ontwikkeld, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). In dit bestemmingsplan is van deze standaarden voor zover van toepassing gebruikgemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend. Het bestemmingsplan is tevens afgestemd op de terminologie en regelgeving zoals opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Hiernaast is het plan afgestemd op de huidige bestemmingsplanregeling en de gemeentelijke standaard.

6.2 Opbouw regels

De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten. In hoofdstuk twee wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene regels. De overgangs- en slotregel maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.

6.3 Artikelsgewijze toelichting

In het bestemmingsplan zijn verschillende bestemmingen gegeven aan het plangebied. Hieronder wordt ingegaan op de inhoud van deze bestemmingen. De inhoud van de bestemmingen zijn in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan.

Artikel 1: Begrippen

In dit artikel is een aantal begrippen verklaard die genoemd worden in de regels. Een en ander voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van de regels.

Artikel 2: Wijze van meten

In dit artikel is bepaald hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moeten worden. De regels inzake de wijze van meten voorkomen interpretatieverschillen bij de toepassing van de regels over maatvoeringen.

Artikel 3: Tuin

De voortuinen bij een deel van de woningen zijn voorzien van de bestemming Tuin. Hier zijn beperkt bouwmogelijkheden toegestaan.

Artikel 4: Verkeer - Verblijfsgebied

De te realiseren parkeervoorzieningen en ontsluitingswegen zijn opgenomen in de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

Artikel 5: Wonen

Voor de nieuw te realiseren woningen is de bestemming 'Wonen' opgenomen, waarbij de standaard bebouwingsregels van de gemeente Castricum is opgenomen. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen bebouwing ten behoeve van het hoofdgebouw, bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde. Vanzelfsprekend is de uitoefening van een beroep aan huis mogelijk.

Op de verbeeldingen staan aanduiding waarmee onder meer het maximum aantal woningen en de maximale goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen zijn geregeld. In de regels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om meer woningen toe te staan. Dit is gedaan, omdat regelmatig blijkt dat bij verder planuitwerking er sprake is van een verdichting van het aantal woningen. Aan de afwijkingsmogelijkheid is wel een aantal voorwaarden gesteld (voldoende parkeergelegenheid, maar ook voldoen aan de Wet geluidhinder, wat betekent dat de voorkeursgrenswaarde niet mag worden overschreden of een hogere waarde moet worden aangevraagd).

Op de verbeelding (plankaart) is een bouwvlak opgenomen. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Buiten het bouwvlak mogen geen hoofdgebouwen worden gebouwd. Verder gelden buiten het bouwvlak restricties aan de oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Zo mag de totale oppervlakte van deze gebouwen buiten het bouwvlak ten hoogste 75 m² bedragen en mogen buiten het bouwvlak uitsluitend aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, zo lang ten hoogste 50% van het bouwperceel is bebouwd. Dit laatste betekent overigens in de praktijk dat bij sommige percelen waar een relatief groot bouwvlak is opgenomen en het bouwvlak volledig is bebouwd, er geen ruimte meer over kan zijn voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak. Dit is mede om ervoor te zorgen dat de percelen niet te veel verstenen.

Artikel 6 en 7: Waarde - Archeologie 1 en 2

Met deze dubbelbestemmingen wordt invulling gegeven aan de Wet op de archeologische monumentenzorg. De dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 regelt de bescherming van gebieden met een bekende hoge archeologische waarde (archeologische monumenten). De dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 is toegekend aan de rest van het plangebied. Dit is gedaan op basis van de hoge archeologische verwachtingswaarden in Akersloot.

Het doel van de dubbelbestemming is te voorkomen dat eventueel aanwezige waarden als gevolg van de uitvoering van grondwerken worden verstoord. De dubbelbestemmingen hebben door de formulering van de bouwregels voorrang op de andere bestemmingen (Wonen). Hierdoor kunnen de bouwplannen pas uitgevoerd worden als de archeologische belangen voldoende zijn gewaarborgd.

Artikel 8: Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel voorkomt dat dezelfde gronden meerdere keren in aanmerking mogen worden genomen bij het verlenen van (verschillende) bouwvergunningen, waardoor bebouwingsmogelijkheden onbedoeld kunnen worden verruimd. Het opnemen van deze regel is verplicht op grond van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 9: Algemene gebruiksregels

De algemene gebruiksregels regelen als eerste de toelaatbaarheid van aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten. Daarnaast wordt geregeld welke vormen van gebruik van onbebouwde gronden respectievelijk bouwwerken in ieder geval moeten worden aangemerkt als een verboden gebruik, zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening respectievelijk de Woningwet.

Ook is in dit artikel opgenomen dat het aantal parkeerplaatsen per woning ten minste 1,7 moet bedragen. Deze parkeerplaatsen kunnen gerealiseerd worden binnen de bestemming Wonen of Verkeer - Verblijfsgebied.

Artikel 10: Algemene afwijkingsregels

De algemene afwijkingsregels bevatten bevoegdheden voor burgemeester en wethouders om af te wijken van de regels van het plan ten behoeve van afwijkingen van ondergeschikte aard. Ook zijn conform het beleid voor bed & breakfast afwijkingsregels opgenomen.

Artikel 11: Overgangsrecht

Het overgangsrecht is van toepassing op bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. Het opnemen van deze regel is verplicht op grond van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 12: Slotregel

De slotregel geeft aan hoe de regels van het plan worden aangehaald.