direct naar inhoud van Regels
Plan: Vitaal Vogelenzang
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0377.Vitaal-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Vitaal Vogelenzang met identificatienummer NL.IMRO.0377.Vitaal-va01 van de gemeente Bloemendaal.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aan-huis-verbonden beroep

Een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is, zoals arts, notaris of advocaat; evenwel met uitzondering van prostitutie.

1.4 Aanbouw

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt.

1.5 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 Bebouwing

Één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde

1.8 Bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.9 Bestaand
  • Bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
1.10 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.11 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.13 Bijgebouw

Een met het hoofdgebouw verbonden (wel of niet vanuit het hoofdgebouw te bereiken) of daarvan vrijstaand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw, in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht ten dienste staat van het hoofdgebouw.

1.14 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.15 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.16 Bouwlaag

Een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.17 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 Bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.19 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.20 Bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.21 Carport

Een overkapping bedoeld als overdekte stallingsruimte voor personenauto's.

1.22 Erker

Uitbouw aan een gevel waardoor een gedeelte van die gevel voor de woning is gelegen.

1.23 Escortbedrijf

Het bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbieden door een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

1.24 Functie

Doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan, is toegestaan.

1.25 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 Gestapelde woning

Een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat al dan niet met daarbij behorende bergingen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is.

1.27 Hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn architectonische verschijningsvorm en functie als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.28 Jongerenontmoetingsplaats (JOP)

Een door de gemeente als zodanig aangewezen of ingerichte voor jongeren bedoelde openbare locatie, al dan niet met voorzieningen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.29 Nutsvoorziening

Voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, waterbeheer, afvalinzameling, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.30 Ondergronds bouwwerk

Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen beneden peil.

1.31 Overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder eigen wanden dat aan maximaal een deel van één zijde een gesloten wand kent, waaronder begrepen een carport.

1.32 Parkeernormenbeleid

De door de gemeente Bloemendaal vastgestelde Beleidsnotitie parkeernormen gemeente Bloemendaal 2019, met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze notitie.

1.33 Parkeervoorzieningen

Elke, al dan niet overdekte, stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer;

1.34 Peil
  • Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.35 Perceelsgrens

Een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.

1.36 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.37 Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische- of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.38 Straatmeubilair

Openbare, op of bij de weg behorende voorzieningen c.q. bouwwerken, van geringe afmetingen, zoals verkeersgeleiders, rampalen, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, telefooncellen, abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut en daarmee vergelijkbare objecten.

1.39 Terras

Een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen worden genuttigd voor directe consumptie ter plaatse.

1.40 Tussenwoning

Een woning die aan beide zijden begrensd is door woningen.

1.41 Uitbouw

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt.

1.42 Verbeelding

De verbeelding van het bestemmingsplan 'NL.IMRO.0377.Vitaal-ow01'.

1.43 Voorgevellijn

De lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

1.44 Voorgevelrooilijn

De naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak, of indien het een bouwvlak betreft met meer dan één naar de weg gekeerde grenzen, die grens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.45 Woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Afstand tot de bouwperceelsgrens

Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 Dakkapel

Indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden, waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte, wordt de goothoogte van de dakkapel als goothoogte aangemerkt.

2.5 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 De horizontale diepte van een gebouw

De diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.7 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 Meten

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de (digitale) verbeelding.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', een nutsvoorziening;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. openbare nutsvoorzieningen;
  • c. infrastructurele voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • d. bedrijfsgebouwen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak gebouwd te worden;
  • b. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', tevens voor een jongerencentrum en buurttuin;
  • c. spel- en speelvoorzieningen;
  • d. straatmeubiliair;
  • e. bermen en beplanting;
  • f. paden;
  • g. waterlopen en waterpartijen;
  • h. (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. verharding;

met de daarbij behorende:

  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' mag een jongerencentrum worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de maximum oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2 bvo;
    • 2. de maximum bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • b. op of in de gronden, anders dan bedoeld in lid 4.2.1 sub a, mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  • a. de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 meter bedragen.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 4.1 bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden;
  • b. het aanleggen van onder- en bovengrondse kabels en leidingen;
  • c. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen;
  • d. het aanleggen van waterlopen of waterpartijen, het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen of waterpartijen;
  • e. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas, voor zover de Wet natuurbescherming of de Algemene Plaatselijke Verordening niet van toepassing zijn dan wel ten behoeve van de vergunningverlening op grond van de genoemde wet en verordening de cultuurhistorische waarden van de bestemming niet als belangrijkste toetsingscriteria gelden;
  • f. het aan- en verplanten van bomen en ander opgaand houtgewas;
  • g. het bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van de grond.

4.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 4.3.1 is niet van toepassing op andere werken die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

4.3.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de landschappelijke en cultuurhistorische (en eventuele archeologische) waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • b. ten aanzien van de in lid 4.3.1 sub e en f genoemde werkzaamheden vooraf een positief boomdeskundig advies is ontvangen.

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen waaronder gebouwen ten behoeve van het verenigingsleven, gezondheidszorg, welzijnsinstellingen, kinderopvang, jongerencentra, activiteitencentra, openbare dienstverlening en ondergeschikte horeca;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – brede school', tevens een brede school;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • e. wegen en paden;
  • f. tuinen, erven en terrassen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. water;
  • i. bijbehorende bouwwerken;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak gebouwd te worden;
  • b. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan.

5.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 5 meter.

5.2.3 Bouwwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • b. de hoogte van de overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.

Artikel 6 Sport

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld', uitsluitend sportvelden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan', tevens tennisbanen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', tevens een dorpshuis;
  • e. voorzieningen ten behoeve van sportieve doeleinden, zoals een kantine;
  • f. geluidwerende voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • h. wegen en paden;
  • i. straatmeubilair;
  • j. water;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. bijbehorende bouwwerken;
  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • n. terrassen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak gebouwd te worden;
  • b. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.

6.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub a zijn dug-outs buiten het bouwvlak toegestaan, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mogen ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan' niet meer dan 4 meter bedragen;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor het naar de weg toe gekeerde deel van het perceel niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • c. de hoogte van lichtmasten mag niet meer dan 12 meter bedragen;
  • d. de hoogte van vlaggenmasten en ballenvangers mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • e. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregel
6.3.1 Voorwaardelijke verplichting geluidwerende voorziening

Het in gebruik nemen en gebruikt houden van de gronden en/of bebouwing voor de in lid 6.1 onder a. tot en met e. bedoelde doeleinden, is uitsluitend toegestaan onder de voorwaarde dat ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' een aaneengesloten geluidwerende voorziening met een hoogte van ten minste 2 meter is gerealiseerd en als zodanig in stand wordt gehouden.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 6.1 bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden;
  • b. het aanleggen van onder- en bovengrondse kabels- en leidingen;
  • c. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen;
  • d. het aanleggen van waterlopen of waterpartijen, het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen of waterpartijen;
  • e. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas, voor zover de Wet natuurbescherming of de Algemene Plaatselijke Verordening niet van toepassing zijn dan wel ten behoeve van de vergunningverlening op grond van de genoemde wet en verordening de cultuurhistorische waarden van de bestemming niet als belangrijkste toetsingscriterium gelden;
  • f. het aan- en verplanten van bomen en ander opgaand houtgewas;
  • g. het bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van de grond;
  • h. het omzetten van grasvelden naar kunstgrasvelden;
  • i. het verharden van de gronden, met een oppervlakte groter dan 50m².

6.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 6.4.1 is niet van toepassing op andere werken die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

6.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de landschappelijke en cultuurhistorische (en eventuele archeologische) waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • b. ten aanzien van de in lid 6.4.1 sub h en i genoemde werkzaamheden vooraf een positief advies is ontvangen van het Gemeentelijk beleidsteam Groen en een externe landschapsdeskundige waarvan het laatstgenoemde advies door de aanvrager dient te worden overlegd.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. straatmeubilair;
  • e. geluidwerende voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • f. (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. water.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen hoofdgebouwen worden gebouwd.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 3 meter bedragen.
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en bewegwijzeringsborden mag niet meer dan 9 meter bedragen;
  • c. een carport mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'overkapping' worden gebouwd, waarbij de hoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen.

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterlopen;

met de daarbij behorende:

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/ of duikers.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 8.1 bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen;
  • b. het aanleggen van onder- en bovengrondse kabels- en leidingen;
  • c. het aanleggen van waterlopen of waterpartijen, het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen of waterpartijen;
  • d. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;
  • e. het verwijderen van waardevolle oever- en watervegetatie dan wel het verrichten van andere werkzaamheden welke een ernstige beschadiging van de waardevolle vegetatie ten gevolge kunnen hebben.
  • f. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas, voor zover de Wet natuurbescherming of de Algemene Plaatselijke Verordening niet van toepassing zijn dan wel ten behoeve van de vergunningverlening op grond van de genoemde wet en verordening de cultuurhistorische waarden van de bestemming niet als belangrijkste toetsingscriterium gelden;
  • g. het aan- en verplanten van bomen en ander opgaand houtgewas;
  • h. het bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van de grond.

8.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 8.3.1 is niet van toepassing op andere werken die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

8.3.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 8.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • b. ten aanzien van de in lid 8.3.1 sub f en g genoemde werkzaamheden, vooraf een positief boomdeskundig advies is ontvangen.

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep met inachtneming van lid 9.4.1;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. vijvers;
  • d. ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’, uitsluitend voor gestapelde woningen;

met de daarbij behorende:

  • e. tuinen;
  • f. (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouw

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • b. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak gebouwd te worden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan.

9.2.2 Aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van aangebouwde bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning mag niet meer bedragen dan 30 m2, hieronder worden zowel aangebouwde als vrijstaande bijbehorende bouwwerken begrepen;
  • b. bij tussenwoningen mag de bouwhoogte van aan- en uitbouwen niet meer dan 3 meter of de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen;
  • c. bij overige woningen waarbij het hoofdgebouw voorzien is van een kap mag de aan- en uitbouw eveneens voorzien worden van een kap. De goothoogte van aan- en uitbouwen niet meer dan 3 meter of de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen;
  • d. bij overige woningen waarbij het hoofdgebouw niet voorzien is van een kap mag de bouwhoogte van aan- en uitbouwen niet meer dan 3 meter of de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen.

9.2.3 Vrijstaande bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning mag niet meer bedragen dan 30 m2, hieronder worden zowel aangebouwde als vrijstaande bijbehorende bouwwerken begrepen;
  • b. bij woningen, niet zijnde tussenwoningen, waarbij het hoofdgebouw voorzien is van een kap mag het bijgebouw eveneens voorzien worden van een kap. De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 meter of de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen;
  • c. bij woningen waarbij het hoofdgebouw niet voorzien is van een kap mag de bouwhoogte van bijgebouwen niet meer dan 3 meter of de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen.

9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zjinde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijken ten behoeve van een open zwembad

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.4 en een open zwembad toestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. per bouwperceel is één open of overdekt zwembad toegestaan;
  • b. de afstand tot de grens van de (openbare) weg bedraagt minimaal 15 meter;
  • c. tussen het bouwwerk en de perceelsgrens dient een groenbuffer gerealiseerd te worden met een breedte van minimaal 5 meter voor percelen met een oppervlakte tot 2.500m² en een breedte van minimaal 10 meter voor percelen met een oppervlakte groter dan 2.500m².
  • d. de oppervlakte mag maximaal 4% van de oppervlakte van het perceel bedragen tot een maximum van:
    • 1. 80m² bij een perceel tot en met 5.000m²;
    • 2. 110m² bij een perceel groter dan 5.000m²;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan het maaiveld;
  • f. de bouwhoogte van de afdekking mag niet meer bedragen dan 0,5m hoger dan het maaiveld.

9.3.2 Afwijken ten behoeve van een overdekt zwembad

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2 of 9.2.3 en een open zwembad toestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. per bouwperceel is één open of overdekt zwembad toegestaan;
  • b. de afstand tot de grens van de (openbare) weg bedraagt minimaal 15 meter;
  • c. tussen het bouwwerk en de perceelsgrens dient een groenbuffer gerealiseerd te worden met een breedte van minimaal 5 meter;
  • d. het zwembad wordt aangebouwd aan de woning, uitgezonderd bij gebruik van bestaande bijgebouwen als zwembad;
  • e. de oppervlakte mag maximaal 4% van de oppervlakte van het perceel bedragen tot een maximum van:
    • 1. 60m² bij een perceel tot en met 5.000m²;
    • 2. 90m² bij een perceel groter dan 5.000m²;
  • f. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning, uitgezonderd bij gebruik van bestaande bijgebouwen als zwembad.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Aan-huis-verbonden beroep

Het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep binnen de bestemming 'Wonen' is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de vloeroppervlakte van een aan-huis-verbonden beroep mag niet groter dan 30% zijn van de vloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende bebouwing met een maximum van 60m²;
  • b. ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 13.1;
  • c. de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd.

Artikel 10 Waarde - Archeologie 4

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemming(en) dient de aanvrager van een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 50 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

10.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in 10.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een gecertificeerde dienst, bedrijf of instelling zoals bedoeld in de Erfgoedwet 2016.

10.2.3 Bouwverbod

Indien uit het in lid 10.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 10.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Verbod

Het is verboden voor de ‘Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 250m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt en de betreffende leiding geen vervanging is van een reeds aanwezige leiding;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 centimer;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 250m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 centimer;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 centimer;
  • i. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 centimeter;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 centimeter , waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt.

10.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 10.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

10.3.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 10.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.

  • a. voor zover de in lid 10.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende regels wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • b. de omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

10.3.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden voor de ‘Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte groter is dan 250m² en de diepte meer dan 50 centimeter bedraagt gemeten vanaf 30 centimeter boven het maaiveld;
  • b. aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige;
  • c. indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning;
  • d. de omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de bestemming ‘Waarde - Archeologie 4' , als bedoeld in artikel 10.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. aan gronden zonder of met een andere archeologische waarde de bestemming ‘Waarde - Archeologie 4' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Parkeren
12.1.1 Aanbrengen ruimte voor parkeren

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of bouwwerk, staat vast dat voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het Parkeernormenbeleid, zoals dat geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning, wordt gerealiseerd.

12.1.2 Beleidsregels

Het bevoegd gezag past de in lid 12.1.1 genoemde regels toe met inachtneming van de parkeernormen uit de 'Beleidsnotitie parkeernormen gemeente Bloemendaal 2019' of een wijziging of opvolger van deze beleidsregels zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

12.1.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte is aangebracht en in stand wordt gehouden op eigen terrein voor het genoemde in lid 12.1.1 overeenkomstig de beleidsregels als bedoeld in lid 12.1.2.

12.1.4 Afwijken

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1.1 overeenkomstig de afwijkingsmogelijkheden die vastliggen in de beleidsregels als bedoeld in lid 12.1.2.

12.2 Overschrijding bouwgrenzen
  • a. De in deze regels opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot:
    • 1. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
    • 2. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de voorgevelrooilijn niet meer dan 12cm bedraagt;
    • 3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, erkers, balkons, galerijen en luifels, mits zij de voorgevelrooilijn met niet meer dan 50cm overschrijden;
    • 4. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 meter overschrijden;
    • 5. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevelrooilijn met meer dan 1 meter overschrijden;
    • 6. vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen;
    • 7. dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties
  • b. Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden opgericht en mogen de voor dat gebouw toegestane maximale hoogte met niet meer dan 5 meter overschrijden.
  • c. Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,50m, gemeten vanaf bovenkant van de dakconstructie, en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.
12.3 Afwijken ten behoeve van overschrijding bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het in de regels bepaalde ten aanzien van bouwgrenzen en een overschrijding van maximaal 1,5 meter toestaan, indien het betreft:

  • a. overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee gebouwen;
  • b. toegangen van bouwwerken;
  • c. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen;
  • d. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
  • e. balkons en galerijen;
  • f. luifels, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame;
  • g. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen;
  • h. kelderingangen en kelderkoekoeken.
12.4 Ondergronds bouwen
  • a. Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
    • 1. ondergrondse bouwwerken mogen worden gerealiseerd binnen de aangegeven bouwvlakken en binnen de direct omringende erven waar de bijgebouwen mogen worden opgericht, enkel onder de gebouwen die daar zijn of worden opgericht; indien onder de bestemming is aangegeven dat ondergronds bouwen niet is toegestaan, mag niet ondergronds worden gebouwd;
    • 2. indien onder de bestemming is aangegeven dat ondergronds bouwen niet is toegestaan, mag niet ondergronds worden gebouwd;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' (s) geldt dat ondergronds bouwwerken mogen worden gerealiseerd binnen de aangegeven bouwvlakken.
  • b. Het bevoegd gezag kan afwijken ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogte van kelders bedraagt maximaal 10 centimeter beneden peil;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1m, met dien verstande dat in geval van kelderbouw in belendende percelen in de zijdelingse perceelgrens mag worden gebouwd;
    • 3. kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel.
  • c. Ondergrondse bouwwerken die meer dan 1 meter buiten het buitenwerk van het bovengronds gelegen gebouw worden gerealiseerd, tellen mee in de oppervlakteregeling voor bijgebouwen.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

13.1 Parkeren
13.1.1 Aanbrengen ruimte voor parkeren

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het veranderen van de functie van een bouwperceel, staat vast dat voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het Parkeernormenbeleid, zoals dat geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning, wordt gerealiseerd.

13.1.2 Aanbrengen ruimte voor laden/lossen

Indien de bestemming van een gebouw of bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw of bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw of bouwwerk behoort.

13.1.3 Beleidsregels

Het bevoegd gezag past de in lid 13.1.1 en 13.1.2 genoemde regels toe met inachtneming van de parkeernormen uit de 'Beleidsnotitie parkeernormen gemeente Bloemendaal 2019' of een wijziging of opvolger van deze beleidsregels zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

13.1.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte is aangebracht en in stand wordt gehouden op eigen terrein voor het genoemde in lid 13.1.1 en 13.1.2 overeenkomstig de beleidsregels als bedoeld in lid 13.1.3.

13.1.5 Afwijken

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1.1 en 13.1.2 overeenkomstig de afwijkingsmogelijkheden die vastliggen in de beleidsregels als bedoeld in lid 13.1.3.

13.2 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden de in hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te doen of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving, of met een gebruik waarvoor ingevolge de bepalingen van dit plan een omgevingsvergunning is verleend.
  • b. Onder verboden gebruik als bedoeld onder sub a wordt in ieder geval verstaan het gebruik ten behoeve van:
    • 1. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
    • 2. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
    • 3. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
    • 4. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen op de niet daarvoor aangegeven percelen;
    • 5. het gebruik van grond en bouwwerken voor de uitoefening van prostitutie, een seksinrichting of escortbedrijf;

een en ander behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Afwijken algemeen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de planregels:

  • a. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen en wachthuisjes voor verkeersdiensten mits deze niet groter zijn dan 50m³ en de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
  • b. voor het oprichten van voorzieningen ten dienste van de telecommunicatie of het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de zendinstallatie:
    • 1. een masthoogte heeft die boven het maaiveld niet meer bedraagt dan 40m;
    • 2. in de vorm van een transparante constructie wordt gerealiseerd;
    • 3. door meerdere operators wordt medegebruikt;
    • 4. de daarbij behorende apparatuurkasten ingepast worden in het landschap;
    • 5. de cultuurhistorische, de natuur- en /of landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. voor de op de verbeelding dan wel in de regels aangegeven maten en getallen, voor zover deze afwijking niet meer dan 10% bedraagt;
  • d. voor de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen. De overschrijdingen mag echter niet meer dan 1,50 meter bedragen en geen vergroting van bestemmings- of bouwvlakken inhouden anders dan bedoeld onder c.
14.2 Afwegingskader
  • a. Bij de beoordeling van een verzoek om een omgevingsvergunning wordt rekening gehouden met eerder verleende vergunningen op basis van Artikel 14, om te beoordelen of maximale afwijkingsmogelijkheden al dan niet worden overschreden.
  • b. de in lid 14.1 genoemde omgevingsvergunning mag slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. de in lid 14.1 onder c en d genoemde omgevingsvergunningen mogen voorts slechts worden verleend indien zulks in het belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bouwwerken dan welvoor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, en hierdoor:
    • 1. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. de structurele opzet van het plan hierdoor niet aanmerkelijk zal worden aangetast;
    • 3. het karakter van de bebouwing niet aanmerkelijk wordt aangetast;
    • 4. de cultuurhistorische, de natuur- en /of landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van hetgeen bepaald onder a en een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Hetgeen bepaald onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in hetgeen bepaald onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Hetgeen bepaald onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Vitaal Vogelenzang'.