direct naar inhoud van Regels
Plan: Blekersveld
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0377.Bveld-ow01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Blekersveld met identificatienummer NL.IMRO.0377.Bveld-ow01 van de gemeente Bloemendaal.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 Aan huis verbonden bedrijf

Een bedrijfsmatige activiteit voorkomend in milieucategorie 1 of 2, dan wel een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis, met behoud van de woonfunctie door de hoofdbewoner kan worden uitgeoefend, zoals een kapsalon of schoonheidssalon; evenwel met uitzondering van een seksinrichting.

1.4 Aan huis verbonden beroep

Een dienstverlenend beroep, dat door de hoofdbewoner in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en waarbij de ruimtelijke uitstraling met de woonfunctie in overeenstemming is, zoals arts, notaris of advocaat; evenwel met uitzondering van prostitutie;

1.5 Aanbouw

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt.

1.6 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 Aaneengebouwde woning

Een woning die onderdeel uitmaakt van minimaal drie aaneengebouwde woningen.

1.9 Archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde gebaseerd op de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.10 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.11 Bebouwingspercentage

Een aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak en/of bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.12 Bed & breakfast

Kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is een aan het wonen ondergeschikte functie, gevestigd in een woonhuis of bijhuis en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis.

1.13 Bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.14 Bestaand
  • bij bebouwing: bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning;
  • bij gebruik: gebruik zoals dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.15 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.16 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.18 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.19 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.20 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van zolder en kelder.

1.21 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 Bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.23 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.24 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.25 Dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.26 Eerste bouwlaag

De bouwlaag op de begane grond van een hoofdgebouw, niet zijnde een souterrain of kelder.

1.27 Erf

Gebied ten behoeve van erfbebouwing.

1.28 Erker

Een ondergeschikte uitbouw aan de voor of zijkant van de woning die strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is aan drie zijden geheel of gedeeltelijk voorzien van glas.

1.29 Escortbedrijf

Het bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbieden door een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

1.30 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 Gestapelde woning

Een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat al dan niet met daarbij behorende bergingen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is.

1.32 Hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn architectonische verschijningsvorm en functie als het belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.33 Horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie;

1.34 Huishouden

Een persoon of groep personen die een (duurzame) gemeenschappelijke huishouding voert. Indien het huishouden uit twee of meer personen bestaat, betreft het een leefvorm of samenlevingsvorm met een continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid. Kenmerken van de continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid zijn:

  • voor onbepaalde tijd samenleven;
  • een ieder neemt deel aan het gezinsleven, bijvoorbeeld samen eten en verdeling huishoudelijke taken;
  • eigen kamer, maar gemeenschappelijk sanitair, keuken en woonkamer;
  • personen worden niet door instelling geplaatst, er vindt geen behandelingstraject plaats.

Bedrijfsmatige kamerverhuur en bijzondere woonvormen vallen niet onder het begrip 'huishouden'.

1.35 Maaiveld

De gemiddelde hoogte van het terrein, grenzende aan de gevels, op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;

1.36 Maatschappelijke voorzieningen

Educatieve, sociale, medische, culturele, religieuze en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede soortgelijke voorzieningen, of een combinatie daarvan, alsook ondersteunende horeca, detailhandel, sport en recreatieve voorzieningen ten dienste van deze voorzieningen;

1.37 NAP

Normaal Amsterdams Peil;

1.38 Normaal onderhoud, gebruik en beheer

Werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden en bouwwerken, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.39 Parkeernormenbeleid

De door de gemeente Bloemendaal vastgestelde Beleidsnotitie parkeernormen gemeente Bloemendaal 2019, met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze notitie;

1.40 Parkeervoorzieningen

Elke, al dan niet overdekte, stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer;

1.41 Peil
  • a. Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende maaiveld, ter plaatse van de naar het openbaar toegankelijke gebied gerichte grens van het bouwvlak;
  • c. voor een woonwagen, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van de bestaande verharding van de standplaats;
  • d. voor een bouwwerk ten behoeve van spoorwegdoeleinden: de bovenkant van de spoorstaaf;
1.42 Perceelsgrens

Een grenslijn tussen (bouw)percelen onderling;

1.43 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.44 Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische- of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.45 Seksuele dienstverlening

Een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen;

1.46 Uitbouw

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.47 Voorgevel

De naar de weg en/of fiets- en voetpad gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt.

1.48 Voorgevellijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.49 Voorgevelrooilijn

De naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde grens van het bouwvlak, of indien het een bouwvlak betreft met meer dan één naar de weg gekeerde grenzen, die grens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.50 Vrijstaande woning

Een hoofdgebouw zonder gemeenschappelijke wand(en) met een ander hoofdgebouw;

1.51 Wet/wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.52 Woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van een huishouden, niet zijnde een wooneenheid in een intramurale zorginstelling.

1.53 Zorgwoning

Een zelfstandige woning voor mensen met een zorgbehoefte waar thuis verzorging en begeleiding wordt geleverd.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. De goothoogte wordt gemeten daar waar de goot het hoogst is.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, trappenhuizen, liftkokers, installaties t.b.v. het reinigen van het gebouw (glazen wassen) en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 De verticale diepte van een bouwwerk

De diepte van een bouwwerk, gemeten vanaf het peil tot aan het diepste punt van het gebouw.

2.7 De afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

Tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.8 Bruto vloeroppervlak (BVO)

De bruto vloeroppervlakte van de ruimte(n) van een gebouw wordt gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen over alle bouwlagen van het gebouw, met uitzondering van parkeergarages en/of bergingen bij gestapelde woningen.

2.9 Bebouwd grondoppervlak (BGO)

Het bebouwd grondoppervlak wordt gemeten tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren die de betreffende ruimte(n) omhullen.

2.10 De horizontale diepte van een gebouw

De diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.11 De breedte van een gebouw

Gemeten tussen de buitenkanten van twee tegenover elkaar gelegen zijgevels van hetzelfde gebouw en/of het hart van de twee tegenover elkaar gelegen scheidsmuren die de desbetreffende ruimte(n) omhullen.

2.12 De oppervlakte van een overkapping

Tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.13 Meten

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de (digitale) verbeelding.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. fiets- en voetpaden en toegangswegen;
  • d. parkeervoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • e. speelvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. extensief recreatief medegebruik;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. straatmeubilair.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op of in de gronden met mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. gebouwen ten behoeve van de waterhuishouding met een maximum oppervlakte van 5 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,5 meter;
  • b. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen met een maximale grondoppervlakte van 5 m² en een maximale bouwhoogte van 3 meter;
3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer dan 4 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1,20 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de verlichting en bewegwijzering mag niet meer dan 9 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 9 meter bedragen.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en pleinen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. fiets- en voetpaden;
  • d. nutsvoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. straatmeubilair;
  • g. groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in de gronden met mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. gebouwen ten behoeve van de waterhuishouding met een maximum oppervlakte van 5 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,5 meter;
  • b. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen met een maximale grondoppervlakte van 5 m² en een maximale bouwhoogte van 3 meter.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 9 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1,20 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 9 meter bedragen.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Water ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen en waterpartijen;
  • b. duinrellen;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. de ontwikkeling en het behoud van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

met daarbij behorende:

  • e. dagrecreatieve voorzieningen;
  • f. bruggen, stuwen, steigers, dammen en/of duikers;
  • g. kades, oevers en groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op of in deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, waarvan de hoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag op de in lid 5.1 bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden, aanleg- of ligplaatsen en vlonders;
  • b. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds bestaande taluds;
  • c. het aanleggen van nieuwe waterlopen of het vergraven, verbreden, uitdiepen en/of dempen van reeds bestaande waterlopen;
  • d. het bemalen of draineren van de grond, alsmede het winnen, toevoeren, afdammen of stuwen van water;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse kabels en leidingen;
  • f. het verwijderen van waardevolle oever- en watervegetatie dan wel het verrichten van andere werkzaamheden welke een ernstige beschadiging van de waardevolle vegetatie ten gevolge kunnen hebben;
  • g. het aanleggen van inrichtingen ten behoeve van aan de bestemming ondergeschikte recreatieve voorzieningen.

5.3.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld bij 5.3.1 is niet van toepassing op andere werken die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de vaststelling van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

5.3.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

5.3.4 Advies

Het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 5.3.1 advies in bij een ter zake deskundige.

Artikel 6 Woongebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woning, met dien verstande dat het aantal woningen dient te voldoen aan het bepaalde in lid 10.1;

met daarbij behorende:

  • b. tuinen, terreinen en erven;
  • c. fiets- en voetpaden en toegangswegen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het maximum bebouwingspercentage van het bestemmingsvlak bedraagt zoals is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)';
  • b. de maximum bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt zoals is aangegeven ter plaatste van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Op of in de gronden mogen geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn en van erf- en terreinafscheidingen die naar het openbaar toegankelijk gebied zijn gericht, mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. achter de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter bedragen, mits de erf- of terreinafscheidingen niet naar het openbaar toegankelijk gebied zijn gericht;
  • c. de bouwhoogte van toegangshekken voor de voorgevelrooilijn mag ten hoogste 1,50 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 6 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • f. de bouw van open zwembaden is niet toegestaan;
  • g. de bouw en aanleg van tennisbanen is niet toegestaan.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 4

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Waarde - Archeologie 4 ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.
7.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 7.1 aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, ten behoeve van het bepaalde in de overige regels, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, gelegen op minder dan 1 meter boven peil, niet wordt vergroot of veranderd;
  • b. de bouw van een (bij)gebouw of een uitbreiding van een bestaand gebouw van ten hoogste 250 m² en graafwerkzaamheden dieper dan 50 centimeter.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verlenen van het bepaalde in lid 7.2 en kan worden toegestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de (basis)bestemming, mits voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord.
  • b. wanneer uit het onderzoek zoals bedoeld in 7.3 onder a blijkt dat archeologische waarden kunnen worden verstoord kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Indien uit het in lid 7.3 onder a genoemde onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 7.3 onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag op de in lid 7.1 bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt en de betreffende leiding geen vervanging is van een reeds aanwezige leiding;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 centimeter;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 centimeter;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 centimeter;
  • i. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 centimeter;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 centimeter, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt.
7.4.2 Uitzonderingen

Het in 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, en werkzaamheden, welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
7.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.

7.4.4 Advies

Het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 7.4.1 advies in bij een ter zake deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Overschrijding bouwgrenzen
  • a. De in deze regels opgenomen regels ten aanzien van bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot:
    • 1. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
    • 2. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de gevelrooilijn niet meer dan 12 cm bedraagt;
    • 3. gevel- en kroonlijsten, oversterkende daken en overbouwingen, mits zij de voorgevelrooilijn met niet meer dan 50 cm overschrijden;
    • 4. erkers, balkons, galerijen en luifels mits zij de bouw- en bestemmingsgrens met niet meer dan 1 meter overschrijden;
    • 5. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouw- en bestemmingsgrenzen met niet meer dan 1 meter overschrijden;
    • 6. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevelrooilijn met meer dan 1 meter overschrijden;
    • 7. vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen;
    • 8. dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties.
  • b. Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor dat gebouw toegestane maximale bouwhoogte met niet meer dan 5 meter overschrijden;
  • c. Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,50 meter, gemeten vanaf de bovenkant van de dakconstructie, en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst;
  • d. Overige ondergeschikte dakopbouwen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 20% van het bouwvlak en mogen de voor dat gebouw toegestane maximale bouwhoogte met niet meer dan 3 meter overschrijden;

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Aantal woningen

Binnen het plangebied zijn maximaal 80 woningen toegestaan.

10.2 Parkeernormen
10.2.1 Aanbrengen ruimte voor parkeren

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of bouwwerk en/of voor het veranderen van de functie van een bouwperceel, staat vast dat voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het Parkeernormenbeleid , zoals dat geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning, wordt gerealiseerd.

10.2.2 Aanbrengen ruimte voor laden/lossen

Indien de bestemming van een gebouw of bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw of bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw of bouwwerk behoort.

10.2.3 Beleidsregels

Het bevoegd gezag past de in lid 10.2.1 en 10.2.2 genoemde regels toe met inachtneming van de parkeernormen uit de 'Beleidsnotitie parkeernormen gemeente Bloemendaal 2019' of een wijziging of opvolger van deze beleidsregels zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

10.2.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte is aangebracht en in stand wordt gehouden op eigen terrein voor het genoemde in lid 10.2.1 en 10.2.2 overeenkomstig de beleidsregels als bedoeld in lid 10.2.3.

10.2.5 Afwijken

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.1 en 10.2.2 overeenkomstig de afwijkingsmogelijkheden die vastliggen in de beleidsregels als bedoeld in lid 10.2.3.

10.3 Strijdig gebruik
10.3.1 Strijdig gebruik onbebouwde gronden

Onder een gebruik van onbebouwde gronden in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • b. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  • c. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • d. het gebruik ten behoeve van een sport- of wedstrijdterrein, zweefvliegveld, dagcamping, lig- of speelweide met dien verstande dat dit verbod niet geldt wanneer er sprake is van een evenement.
10.3.2 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt in ieder geval verstaan het gebruik ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en voor detailhandelsdoeleinden.

10.4 Uitzonderingen strijdig gebruik

Het bepaalde in 10.3.1 is niet van topeassing op:

  • a. het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
  • b. het tijdelijk gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van 3 evenementen per jaar en een duur van ten hoogste 15 dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan van de in het plan genoemde regels een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verlenen voor:

  • a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, en wachthuisjes voor verkeersdiensten mits deze niet groter zijn dan 50 m³ en de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
  • b. het oprichten van voorzieningen ten dienste van de telecommunicatie of het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de zendinstallatie:
    • 1. een masthoogte heeft die boven het maaiveld niet meer bedraagt dan 40 meter;
    • 2. in de vorm van een open constructie wordt gerealiseerd;
    • 3. door meerdere operators wordt medegebruikt;
    • 4. de daarbij behorende apparatuurkasten ingepast worden in het landschap;
    • 5. de cultuurhistorische, de natuur- en/of de landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 1,50 meter bedragen en geen vergroting van het bestemmingsvlak inhouden;
  • d. het aanpassen van het beloop of het profiel van wegen indien de verkeersafwikkeling, de verkeersveiligheid en/of de parkeerdruk daartoe aanleiding geeft en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 meter wordt overschreden.
11.2 Voorwaarden aan het verlenen van afwijking
  • a. De in 11.1 genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. De in 11.1 onder c genoemde afwijking mag voorts slechts worden verleend indien zulks in het belang is van een technisch of esthetisch betere realiseren van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, en hierdoor:
    • 1. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. de structurele opzet van het plan hierdoor niet aanmerkelijk zal worden aangetast;
    • 3. het karakter van de bebouwing niet aanmerkelijk wordt aangetast;
    • 4. de cultuurhistorische, de natuur- en/of de landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een verzoek om afwijking ten aanzien van het bepaalde in 11.2 onder b, sub 2, 3 en 4 advies in bij een of meerdere ter zake deskundigen.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Algemeen

Het bevoegd is, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het oprichten van gebouwen ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 150 m³ en een goothoogte van ten hoogste 3 meter, dit voor zover deze op grond van artikel 11 niet kunnen worden gebouwd;
  • b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, bestemmingsvlak dan wel bouwvlak niet wordt vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Blekersveld'.