| Plan: | Wijkertoren-Overbos |
|---|---|
| Status: | vastgesteld |
| Plantype: | beheersverordening |
| IMRO-idn: | NL.IMRO.0375.BVWijkertOverbos-VG01 |
De beheersverordening "Wijkertoren-Overbos" van de gemeente Beverwijk;
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO. 0375.BVWijkertOverbos-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een aan een hoofdgebouw gebouwd bouwwerk dat ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat hoofdgebouw;
woning in een blok van meer dan twee-aaneengebouwde woningen;
het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en waarbij de woonfunctie blijft behouden en waarvan de activiteiten behoren tot categorie 1 van de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten;
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 3 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw;
de aan een gebied toegekende waarde, verband houdende met de aanwezigheid van archeologische relicten (artefacten) in hun oorspronkelijke ruimtelijke context, dan wel in de bodem (ondergronds) dan wel onder water;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
de bouwlaag van een gebouw waarvan de vloer op (nagenoeg) gelijke hoogte als het peil is gelegen;
besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Besluit omgevingsrecht), Staatsblad 2010, 143;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een besluit(sub)vlak indien het een vlak betreft;
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
woonvorm waarbij, al dan niet zelfstandige, woningen zijn opgenomen met bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen, zoals een bejaardenhuis, een woonzorgcomplex, een begeleid-wonen complex of daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een grens van een bouwperceel;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
een constructie van geringe omvang ter vergroting van een gebouw, waarbij het karakter van het dak niet intact blijft en waarbij deze constructie (gedeeltelijk) boven de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van (milieu)-omgevingsvergunningplichtige bedrijven en instellingen en een seksinrichting;
een woning in of bij een gebouw of op een terrein bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huishouding daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
een activiteit die bepalend is voor het gebruik van gronden en (delen van) bouwwerken als toegestaan in deze beheersverordening, zoals wonen, dienstverlening horeca, enzovoort;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
zelfstandige woning die boven (of nagenoeg boven) andere woningen of functies is gesitueerd, daaronder begrepen de onderliggende woningen;
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn functie, constructie en/of afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, maar met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige, financiële, technische, organisatorische- en/of zakelijke dienstverlening, niet zijnde detailhandel, al dan niet met een publieksgerichte baliefunctie;
voorzieningen voor educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke activiteiten en activiteiten ten behoeve van kinderdagverblijven/naschoolse opvang en openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze activiteiten;
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
het bedrijfsmatig opslaan, verpakken en verhandelen van goederen;
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven;
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
gebouwde en ongebouwde voorzieningen voor sportieve activiteiten, waaronder ondergeschikte detailhandels- en horecavoorzieningen worden begrepen;
bebouwing bestaande uit twee aaneengebouwde grondgebonden woningen die samen een bouwblok vormen;
de bouwlagen van een gebouw die boven de begane grond zijn gelegen;
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of "uitstraling" als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;
niet-aaneengebouwde woning;
permanente huisvesting van één of meerdere personen in een woning;
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde een woonwagen;
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. In aanvulling hierop geldt dat bij toepassen van het meten van de goothoogte van een bouwwerk dakkapellen buiten beschouwing worden gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de (gezamenlijke) breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
De voor "Zone Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor de functies die zijn aangegeven op de bij deze regels behorende verbeelding, te weten:
met de daarbij behorende:
in afwijking van het bepaalde onder a en b uitsluitend voor de onder e t/m h genoemde functies, met dien verstande dat wonen op de verdiepingen tevens is toegestaan:
alsmede op de begane grond voor:
met de daarbij behorende:
Ten behoeve van:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt dat;
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
Ten behoeve van de in 4.1, onder e t/m k bedoelde functies zijn aan-, uit- en bijgebouwen, alsmede overkappingen toegestaan, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.38, lid 4 van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van de in deze verordening gegeven bouwhoogte voor het realiseren van dakopbouwen, met dien verstande dat:
het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.38, lid 4 van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van het bepaalde in 3.2.3, onder a voor het realiseren van erkers op het voorerf, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.38, lid 4 van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van het bepaalde onder 3.2.5, onder a voor een uitbreiding van maximaal 10% van het gezamenlijke oppervlak van aan-, uit- en bijgebouwen, alsmede overkappingen.
De in 3.1, onder c bedoelde aan huis verbonden beroepen mogen uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:
Ten behoeve van de in 3.1, onder e en f bedoelde bedrijven zijn slechts bedrijfsactiviteiten toegestaan voor zover deze behoren tot de genoemde categorieën van de in Bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht en de bijbehorende bijlage 1, onderdeel D (categorieën inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken).
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1, onder c voor het kunnen toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, onder de voorwaarden dat:
De in 3.5.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegepast, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
De voor "Waarde - Archeologie 1" aangegeven gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de ter plaatse te verwachten, dan wel voorkomende, archeologische waarden.
Het is verboden bouwwerken ten behoeve van samenvallende besluitvlakken te realiseren.
Het bevoegd gezag kan, op grond van het bepaalde in artikel 3.38, lid 4 van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken bij een omgevingsvergunning van het bepaalde in 4.2.1 indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (versie 3.1), is vastgesteld dat:
In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige dan wel naar verwachting aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in 4.4.2, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod als bedoeld in 4.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
Een vergunning als bedoeld in 4.4.1 kan alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (versie 3.1), is vastgesteld dat:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning of in afwijking van de bij zodanige omgevingsvergunning gegeven voorwaarden gebouwen of delen van gebouwen te slopen, anders dan ter uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend of ter vernieuwing van onderdelen, welke uit oogpunt van onderhoud noodzakelijk is.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 5.5.1 kan slechts worden verleend, indien door de sloop van het gebouw, hetzij direct hetzij indirect, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bouwhistorische en cultuurhistorische waarde van het gebouw.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 5.5.1 wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen bij de gemeentelijke monumentencommissie omtrent de mogelijke aantasting van de bouwhistorische en cultuurhistorische waarde van het gebouw.
De voor "Waarde - Archeologie 2" aangegeven gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de ter plaatse te verwachten, dan wel voorkomende, archeologische waarden.
Het is verboden bouwwerken ten behoeve van samenvallende besluitvlakken te realiseren.
Het bevoegd gezag kan, op grond van het bepaalde in artikel 3.38, lid 4 van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken bij een omgevingsvergunning van het bepaalde in 5.2.1 indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (versie 3.1), is vastgesteld dat:
In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige dan wel naar verwachting aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in 5.4.2, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod als bedoeld in 5.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
Een vergunning als bedoeld in 5.4.1 kan alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (versie 3.1), is vastgesteld dat:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning of in afwijking van de bij zodanige omgevingsvergunning gegeven voorwaarden gebouwen of delen van gebouwen te slopen, anders dan ter uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend of ter vernieuwing van onderdelen, welke uit oogpunt van onderhoud noodzakelijk is.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 5.5.1 kan slechts worden verleend, indien door de sloop van het gebouw, hetzij direct hetzij indirect, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bouwhistorische en cultuurhistorische waarde van het gebouw.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 5.5.1 wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen bij de gemeentelijke monumentencommissie omtrent de mogelijke aantasting van de bouwhistorische en cultuurhistorische waarde van het gebouw.
De voor "Waarde - Archeologie 3" aangegeven gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de ter plaatse te verwachten, dan wel voorkomende, archeologische waarden.
Het is verboden bouwwerken ten behoeve van samenvallende besluitvlakken te realiseren.
Het bevoegd gezag kan, op grond van het bepaalde in artikel 3.38, lid 4 van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken bij een omgevingsvergunning van het bepaalde in 6.2.1 indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (versie 3.1), is vastgesteld dat:
In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige dan wel naar verwachting aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in 6.4.2, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod als bedoeld in 6.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
Een vergunning als bedoeld in 6.4.1 kan alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (versie 3.1), is vastgesteld dat:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning of in afwijking van de bij zodanige omgevingsvergunning gegeven voorwaarden gebouwen of delen van gebouwen te slopen, anders dan ter uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend of ter vernieuwing van onderdelen, welke uit oogpunt van onderhoud noodzakelijk is.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 6.5.1 kan slechts worden verleend, indien door de sloop van het gebouw, hetzij direct hetzij indirect, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bouwhistorische en cultuurhistorische waarde van het gebouw.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 6.5.1 wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen bij de gemeentelijke monumentencommissie omtrent de mogelijke aantasting van de bouwhistorische en cultuurhistorische waarde van het gebouw.
De voor "Waterstaat - Waterkering" aangegeven gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de ter plaatse aanwezige waterkering.
Het is verboden bouwwerken te realiseren, dan wel werken of werkzaamheden uit te (laten) voeren ten behoeve van samenvallende bestemmingen.
Het bevoegd gezag kan, op grond van het bepaalde in artikel 3.38, lid 4 van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken bij een omgevingsvergunning van het bepaalde in 7.2.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 7.3.1 wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Ondergronds bouwen ten behoeve van de bestemming is toegestaan binnen de begrenzing van bestaande hoofdgebouwen.
Bestaande legale afwijkingen van de in deze beheersverordening aangegeven situering van gebouwen, alsmede legale afwijkingen van de in deze beheersverordening aangegeven goot- en bouwhoogte, worden geacht te voldoen aan de regels van deze beheersverordening.
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en / of bouwwerken ten behoeve van:
Bestaande legale afwijkingen van het in deze beheersverordening aangegeven gebruik worden geacht te voldoen aan de regels van deze beheersverordening.
Deze regels kunnen worden aangehaald als "Regels beheersverordening Wijkertoren-Overbos".