direct naar inhoud van 4.13 Vormvrije mer-beoordeling
Plan: Kagerweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0375.BPKagerweg-VG01

4.13 Vormvrije mer-beoordeling

Beleid en normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen.

Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Indien niet aan de drempelwaarden uit onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r wordt voldaan, dient een zogenaamde vormvrije mer-beoordeling te worden uitgevoerd. Op een vormvrije mer-beoordeling is geen mer-beoordelingsprocedure van toepassing. Tegelijkertijd met de vaststelling van het bestemmingsplan neemt het bevoegd gezag een besluit over de uitgevoerde mer-beoordeling.

Onderzoek

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een bedrijfsbestemming voor enkele delen van het bedrijventerrein waar sprake is van zogenaamde 'niet benutte terreindelen'. In het vigerende bestemmingsplan is voor deze gronden een bedrijfsbestemming opgenomen. Het gaat om delen aan de noordzijde en de zuidzijde van het plangebied. De oppervlakte van deze terreindelen bedraagt bijna 6 ha. Het feit dat voor deze gronden opnieuw een bedrijfsbestemming wordt opgenomen, kan in termen van de mer-regelgeving eveneens worden aangemerkt als een uitbreiding van een bedrijventerrein. Het plan biedt immers ontwikkelingsmogelijkheden ten opzichte van de huidige situatie.

Bovenstaande kenmerken van het bestemmingsplan zijn relevant in verband met de mer-regelgeving. Op een bestemmingsplan dat voorziet in de aanleg, wijziging of uitbreiding van een bedrijventerrein is namelijk de mer-beoordelingsplicht van toepassing (categorie D 11.3 van de bijlage bij het Besluit m.e.r). Omdat de oppervlakte van de uitbreiding (totaal circa 6 ha) ruim minder dan de drempelwaarde van 75 ha bedraagt en er geen bijzondere omstandigheden zijn (zoals de gevoeligheid van het gebied), kan worden volstaan met een zogenaamde vormvrije mer-beoordeling.

In de onderbouwing van een bestemmingsplan voor een bedrijventerrein wordt aan dezelfde milieuaspecten aandacht besteed die ook worden onderzocht in een vormvrije mer-beoordeling. Er is wel een verschil in conclusies die worden getrokken op basis van de (onderzoeks)informatie. In een bestemmingsplan worden conclusies getrokken ten aanzien van het beleid en de normstelling voor een bepaald milieuaspect. In een vormvrije mer-beoordeling wordt geconcludeerd of er sprake is van belangrijke negatieve effecten voor het milieu die de uitvoering van een projectmer noodzakelijk maken. Omdat de beschrijving van de milieuaspecten grotendeels samenvalt, is ervoor gekozen om het milieuhoofdstuk in dit bestemmingsplan op een zodanige manier vorm te geven dat het tevens als vormvrije mer-beoordeling fungeert. Hiermee wordt bereikt dat de milieu-informatie op één plek in het bestemmingsplan aanwezig is, in plaats van in verschillende paragrafen.

De voorgaande paragrafen bevatten daarom niet alleen een toetsing aan de geldende beleidskaders voor diverse sectorale aspecten in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Deze toetsing vormt tevens de basis voor de vormvrije-merbeoordeling. Daarvoor is ook de structuur van het voorliggende hoofdstuk aangepast.

Beschrijving milieueffecten

De resultaten van de milieuonderzoeken zijn systematisch beschreven aan de hand van de mer-(beoordelings)methodiek. In elke paragraaf (met uitzondering van paragraaf 4.3) is daarom onderscheid gemaakt in de beschrijving van de referentiesituatie en de beoordeling van de milieueffecten van het voornemen. Dit wordt de plansituatie genoemd.

Referentiesituatie

De referentiesituatie beschrijft de huidige situatie inclusief de autonome ontwikkelingen. Autonome ontwikkelingen zijn ontwikkelingen die ook zullen plaatsvinden indien de uitvoering van het bestemmingsplan geen doorgang vindt.

Plansituatie: milieueffecten voorgenomen activiteit

Op het bedrijventerrein komt een variatie aan bedrijfsactiviteiten voor waarvan de uitoefening met het voorliggende bestemmingsplan wordt gecontinueerd. Het betreft groothandelsbedrijven, autobedrijven en bedrijven uit de staal en kunststofindustrie. In het bestemmingsplan is gewerkt met een milieuzonering met daaraan gekoppeld een algemene toelaatbaarheid voor bepaalde categorieën bedrijven. Ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan is nog niet bekend welke mogelijke bedrijven zich in de toekomst binnen het plangebied zullen vestigen en op welke locatie. Ook is logischerwijs nog niet bekend hoe de bedrijfsvoering van het bedrijf zal zijn (capaciteit productie, lay-out bebouwing, maatregelen om milieubelasting op de omgeving zoveel mogelijk tegen te gaan). In het kader van de vormvrije mer-beoordeling is dan ook geen uitgebreid kwantitatief onderzoek verricht naar de effecten van specifieke bedrijfsactiviteiten. Op basis van beschikbare informatie over de milieusituatie in het gebied, is inzicht gegeven in mogelijke gevolgen en noodzakelijke randvoorwaarden die bij toekomstige vestiging van bedrijfsactiviteiten in acht dienen te worden genomen. Waar nodig is gebruikgemaakt van kentallen om de effecten te beoordelen. De resultaten van de onderzoeken zijn opgenomen in de betreffende paragrafen.

Uit de onderzoeken die zijn uitgevoerd voor de sectorale aspecten en waarvan de resultaten zijn weergegeven in hoofdstuk 4 wordt het volgende geconcludeerd:

  • de cumulatieve geluidsbelasting van de bestaande en toekomstige bedrijfsactiviteiten binnen de gezoneerde terreinen Haven, De Pijp, Wijkermeerpolder en Kagerweg (gedeeltelijk) wordt gezamenlijk beheerd door middel van het provinciale zonebeheersmodel. Hiermee is een aanvaardbaar geluidsklimaat ter plaatse van geluidsgevoelige objecten in de omgeving geborgd;
  • het ontstaan van nieuwe milieuhinder is voorkomen door het uitwerken van een milieuzonering en een algemene toelaatbaarheid voor bedrijfsactiviteiten die is gebaseerd op richtafstanden tot milieugevoelige functies in de omgeving;
  • er is nauwelijks sprake van een effect op de luchtkwaliteit;
  • in de toekomst is sprake van een goede verkeersafwikkeling, er is tevens geen sprake van knelpunten ten aanzien van wegverkeerslawaai;
  • er is geen sprake van belangrijke negatieve effecten voor de overige onderzochte aspecten.

Conclusie

Gelet op de criteria zoals genoemd in bijlage III van de EEG-richtlijn en de effecten van de ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan, in samenhang met de autonome ontwikkelingen, is het opstellen van een MER niet noodzakelijk.