Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Herstel bestemmingsplan 2021
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0373.bpHerstel2021-B001

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan:

Het Herstel bestemmingsplan 2021 met planidentificatiecode NL.IMRO.0373.bpHerstel2021-B001 van de gemeente Bergen;

1.2 Bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het gml-bestand NL.IMRO.0373.bpHerstel2021-B001 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 Verbeelding:

De analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 Aan- en uitbouw:

Een aan een hoofdgebouw aangebouwd (deel van het) gebouw dat in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 Aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 Aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 Aan-huis-gebonden beroep:

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, (para)medisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, niet zijnde thuisprostitutie, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft;

1.8 Achtererf:

De gronden die behoren bij het hoofdgebouw, niet zijnde gronden met de bestemming Tuin, en
gelegen zijn achter de achtergevellijn van het hoofdgebouw of achter de denkbeeldige lijn van
het verlengde daarvan;

1.9 Agrarisch bedrijf:

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
  1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen bosbouw, sier- en fruitteelt;
  2. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond (waaronder ook paardenfokkerij verstaan wordt);
  3. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
  4. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  5. sierteelt: de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
  6. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  7. bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen;
  8. bosbouw: de teelt van bomen vanwege de houtproductie;
  9. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  10. boomkwekerij: een bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan.

1.10 Agrarisch deskundige:

Een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van landbouw en tuinbouw;

1.11 Ambachtelijk bedrijf:

Een bedrijf in hoofdzaak gericht op het door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en leveren van goederen, die ter plaatse worden vervaardigd als niet-zelfstandig onderdeel van de onderneming;

1.12 Archeologisch deskundige:

Een deskundige met opgravingbevoegdheid of met gekwalificeerde kennis op het gebied van de
archeologie;

1.13 Archeologisch onderzoek:

Onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning
beschikt;

1.14 Archeologische waarde:

De in een gebied aanwezige waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen
in de bodem en uit het verleden;

1.15 Bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.16 Bed & Breakfast:

Het verstrekken van logies met ontbijt binnen een gedeelte van de bestaande (bedrijfs)woning of het hoofdgebouw;

1.17 Bebouwingspercentage:

Een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in dit plan anders is bepaald;

1.18 Bedrijfsvloeroppervlakte:

De totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.19 Bedrijfswoning:

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of de gronden;

1.20 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen:

Afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.21 Bestaande bouwwerken:

Bouwwerken, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan zijn, zullen of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.22 Bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak;

1.23 Bestemmingsplan Bergen Dorpskern Zuid:

Het bestemmingsplan met IDcode NL.IMRO.03730000BPG01dorpskernz zoals vastgesteld op 24 maart 2009.

1.24 Bestemmingsplan Landelijk Gebied Noord:

Het bestemmingsplan met IDcode NL.IMRO.03730000BPG06landgebnoo zoals vastgesteld op 7 juli 2011.

1.25 Bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.26 Bevoegd gezag:

Bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.27 Bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.28 Bijgebouw:

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand, gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en dat en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.29 Bouwgrens:

De grens van een bouwvlak;

1.30 Bouwlaag:

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, bijzondere bouwlagen niet inbegrepen;

1.31 Bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.32 Bouwperceelgrens:

Een grens van een bouwperceel;

1.33 Bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten;

1.34 Bouwvlakgrens:

De grens van een bouwvlak;

1.35 Bouwwerk:

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.36 Bouwwerk, geen gebouw zijnde:

Ieder bouwwerk dat niet kan worden aangemerkt als gebouw.

1.37 Brutovloeroppervlak:

De totale vloeroppervlakte van winkels, (ondergeschikte) horeca, dienstverlening, kantoren of bedrijven met inbegrip van daartoe behorende magazijnen en overige dienst-ruimten gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren;

1.38 Consumentenvuurwerk

Vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.39 Cultuurhistorische deskundige:

Een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake cultuurhistorie.

1.40 Cultuurhistorische waarde:

De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid;

1.41 Dakkapel:

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.42 Dakopbouw:

Een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij
deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie
in één of beide dakvlak(ken) van het dak is (zijn) geplaatst;

1.43 Dakoverstek:

De breedte van de dakrand (inclusief de goot) welke zich buiten de verticale projectie van de
gevel bevindt;

1.44 Detailhandel:

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf;

1.45 Dienstverlening:

Het bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en/of leveren van diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons en wasserettes;

1.46 Erf:

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en
dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van dat gebouw en voor zover de regels deze inrichting
niet verbieden;

1.47 Evenement:

Een gebeurtenis, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur;

1.48 Extensieve dagrecreatie

Niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie;

1.49 Gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.50 Geluidhinderlijke inrichtingen

Bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken;

1.51 Gevelopbouw:

Elke verhoging van de gevel boven de maximaal toelaatbare goothoogte;

1.52 Hoofdgebouw:

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.53 Hoofdverblijf

De plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokken(en) en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfplaats is, dat ten minste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid en op grond van de Wet gemeentelijke basisgegevens moet worden gezien als het woonadres;

1.54 Horecabedrijf:

Een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf;

1.55 Kampeermiddelen:

  1. tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans;
  2. enige andere onderkomens of enige andere voertuigen of gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk en geen stacaravan zijnde, waarvoor geen omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vereist is;
een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.56 Kap:

Een constructie van dakvlakken met een helling van ten minste 30° en ten hoogste 65°;

1.57 Kas:

Een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, groenten, bloemen of planten;

1.58 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

Het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, niet zijnde thuisprostitutie, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.59 Kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen:

Voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken;

1.60 Landschapswaarde:

De in een gebied aanwezige waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak,
welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang
en beïnvloeding van niet-levende natuur, levende natuur en cultuur;

1.61 Landschapsontwikkelingsplan:

Het landschapsontwikkelingsplan van de gemeente Bergen uit 2011;

1.62 Manege:

Een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen;
 

1.63 Mantelzorg:

Langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.64 Natuur- en landschapsdeskundige:

Een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen
inzake natuur en landschap;

1.65 Natuurwaarde:

De in een gebied aanwezige waarden in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.66 Neventak/nevenfunctie:

Onderdelen van een agrarisch bedrijf, waarvan de gezamenlijke productieomvang een ondergeschikt deel uitmaakt van de totale productieomvang van het bedrijf, met dien verstande dat de productieomvang van de neventakken/-activiteiten afzonderlijk in geen geval meer dan 70% van de minimale omvang van een zelfstandig volwaardig bedrijf in de desbetreffende bedrijfstak mag bedragen;

1.67 Nutsvoorzieningen:

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.68 Overkapping:

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste
één zijde een gesloten wand;

1.69 Paardenbak:

Een door middel van een afscheiding van een perceel afgezonderd stuk grond kennelijk ingericht
en bedoeld voor het africhten en/of trainen van paarden, het uitoefenen van de paardensport
danwel het vrij laten loslopen van paarden, meestal als uitloop van een stal;

1.70 Paardenfokkerij:

Een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij;

1.71 Paardenhouderij:

Een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden;

1.72 Paardenstalling:

Het houden van paarden en pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's in pension te stallen en te weiden; onder paardenstalling worden geen maneges verstaan;

1.73 Peil:

  1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

1.74 Platte afdekking:

Een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.

1.75 Plattelandswoning:

Een voormalige agrarische bedrijfswoning die voorheen deel uitmaakte van een agrarisch bedrijf, zoals bedoeld in de Wet plattelandswoning;

1.76 Recreatieverblijf:

Een recreatiewoning of stacaravan;

1.77 Recreatiewoning:

Een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;

1.78 Risicovolle inrichtingen:

Inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.79 Seksinrichting:

Het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen;

1.80 Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten:

De Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten die onderdeel is van deze regels;

1.81 Stacaravan:

Een gebouw dat dient als recreatief woonverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben, dat geplaatst is op een standplaats en in zijn geheel kan worden verplaatst;

1.82 Trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen:

Teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van verplaatsbare en gemakkelijk te demonteren constructies overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, bestemd voor agrarisch gebruik als trek- of kweekkas;

1.83 Thuisprostitutie:

Het in de eigen woning bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander;

1.84 Verblijfsrecreatie:

Het met recreatief oogmerk verblijven met overnachting in een kampeermiddel, stacaravan, chalet, recreatiewoning of -appartement, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.85 Verkoopvloeroppervlakte:

De vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten;

1.86 Verkoop streekeigen producten:

Het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf zijn geteeld en op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf of in de regio bij een bedrijf zijn verwerkt of bewerkt;

1.87 Volwaardig agrarisch bedrijf:

Een duurzaam agrarisch bedrijf met de omvang van ten minste één volledige arbeidskracht die binding heeft met het agrarische bedrijf, met een daarbij passende bedrijfsomvang;

1.88 Voorgevel:

De gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.89 Voorgevelrooilijn:

De (denkbeeldige) lijn in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw alsmede de (denkbeeldige) lijn in het verlengde van de andere naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel;

1.90 Wonen:

Het verblijven in een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld als de huisvesting van één afzonderlijke huishouden, met dien verstande dat groepswonen wordt beschouwd als één huishouden indien daarbij sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van verbondenheid tussen de bewoners;

1.91 Woning:

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.92 Zomerseizoen:

De periode van 15 maart tot en met 31 oktober;

1.93 Zorgwoning:

Een woning bedoeld voor de huisvesting en verzorging van mensen met een lichamelijke beperking en/of een verstandelijke beperking;

1.94 Zijerf:

De gronden, niet zijnde gronden met de bestemming Tuin, die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen van het verlengde van de voor- en achtergevel;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstanden:

Afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 De bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 De breedte, lengte en diepte van een gebouw:

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren;

2.4 Dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 Dakoverstek:

Tussen de verticale projectie van de buitenzijde van de gevel en de buitenzijde van de dakoverstek;

2.6 Goothoogte van een gebouw:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 Inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 Oppervlakte van een gebouw:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 Vloeroppervlakte:

De gebruiksoppervlakte volgens NEN2580;

2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

 De op de plankaart voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het uitoefenen van een agrarisch bedrijf, zoals genoemd in artikel 1 lid 9;
  2. archeologisch waardevol gebied zoals bedoeld in artikel 28 van het bestemmingsplan Bergen Dorpskern-Zuid;
  3. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer,waterberging en sierwater; met dien verstande dat:
  4. een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

3.2 Bouwregels

 
3.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
  1. bedrijfsgebouwen;
  2. een bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding (bw);
3.2.2 Specifiek
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen, zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  2. per bedrijf is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan;
  3. de inhoud van een bedrijfswoning mag – voor zover er sprake is van een zelfstandig gebouw – ten hoogste 450 m³, inclusief aan- en uitbouwen, bedragen;
  4. de goothoogte en bouwhoogte bedraagt maximaal de goothoogte respectievelijk bouwhoogte bedragen zoals op de verbeelding aangegeven;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'stolp' is vergroting en verandering van de stolp niet toegestaan.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 3.2 teneinde de bestaande stolp te vergroten en/of te veranderen mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het beeldbepalende karakter van de stolp en voorts de overige bepalingen in dit artikel in acht worden genomen.

3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming van het agrarisch bouwperceel, met inachtneming van het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen in de bestemmingen Wonen-2 en Tuin, met inachtneming van het volgende:
  1. het agrarisch gebruik dient te zijn beëindigd;
  2. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de belangen van omliggende functies, daaronder begrepen de belangen van omliggende (agrarische) bedrijven;
  3. wijziging mag niet plaatsvinden indien er sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
  4. de bestaande stolp dient behouden te blijven;
  5. het oprichten van nieuwe gebouwen is niet toegestaan;
  6. in afwijking van het bepaalde onder e mogen ten behoeve van de woonfunctie nieuwe bijgebouwen worden opgericht indien alle bestaande voormalige bedrijfsgebouwen, met uitzondering van de bedrijfswoning, worden gesloopt, waarbij ten hoogste 50% van de gesloopte oppervlakte mag worden teruggebouwd tot een maximum van 150 m²;
  7. per agrarisch bouwperceel is in de stolp ten hoogste 1 woning toegestaan, tenzij het bepaalde in artikel 24 (Wonen-2) meer mogelijkheden biedt; de overige bestaande gebouwen staan ten dienste van de woning.

Artikel 4 Agrarisch - Landschapsbehoud

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor Agrarisch-Landschapsontwikkeling (A-LO) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het uitoefenen van een agrarisch bedrijf, zoals genoemd in Agrarisch bedrijf 1.9;
  2. een schuilstal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch -  schuilstal';
  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater; alsmede voor: 
  4.  behoud, herstel en ontwikkeling van: - de aan water en oevers gebonden natuurwaarden als vissen, amfibieën en oever- en waterplanten en natuurwaarden in de vorm van botanische waarden van zoete en zilte kwel en schrale en matig vochtige graslanden; - de aan het open landschap gebonden natuurwaarden in de vorm van weidevogels en overwinterende eenden, ganzen en zwanen; - de landschapswaarden in de vorm van reliëf, landschappelijke openheid en waardevolle doorzichten; - de waardevolle landschappelijke en cultuurhistorisch patronen in de vorm van kenmerkende kavelpatronen, watergangen en dijken.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend erfscheideingen en andere hekwerken, alsmede een schuilstal worden gebouwd:
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen en (andere) hekwerken mag ten hoogste 1,2 m bedragen;
  2. de hoogte en inhoud van een schuilstal bedraagt maximaal de bestaande hoogte en inhoud.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 ten behoeve van het realiseren van paardenbakken buiten bouwvlakken, met dien verstande dat:
  1. de omgevingsvergunning uitsluitend kan worden verleend voor paardenbakken behorende bij aangrenzende percelen met de bestemming Wonen waarvan het bouwperceel ten minste 2.000 m² bedraagt en indien en voor zover binnen de bestemming Tuin geen of niet voldoende beschikbare ruimte is voor de aanleg van een paardenbak;
  2. de omgevingsvergunning uitsluitend kan worden verleend indien er geen afbreuk wordt gedaan aan de bestaande stedenbouwkundige en cultuurhistorische kwaliteiten en karakteristieken van het gebied;
  3. er sprake dient te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  4. de oppervlakte van een paardenbak ten hoogste 800 m² bedraagt;
  5. de paardenbak zich op een afstand van ten minste 25 m van woningen van derden bevindt en ten minste 5 m van de perceelgrenzen;
  6. in afwijking van het onder e bepaalde mag de afstand tot woningen van derden ten minste 15 m bedragen indien tussen de paardenbakken en de aangrenzende percelen gebiedseigen gesloten beplanting wordt gerealiseerd;
  7. er mag geen sprake zijn van buitenverlichting van de paardenbak;
  8. de hoogte van de omheining van de paardenbak bedraagt ten hoogste 1,5 m

4.4 Specifieke gebruiksregels

 Het is niet toegestaan gronden te gebruiken of te laten gebruiken voor de teelt van ruwvoeder (niet zijnde gras).

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.5.1 Verbod
 Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  2. het aanleggen of verharden van wegen, paden (niet zijnde kavelpaden), banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  4. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  5. het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  6. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  7. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen; h. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen.
4.5.2 Uitzondering
Het verbod als bedoeld in artikel 4 lid 5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken;
  2. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  4. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
4.5.3 Verlening
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 4 lid 5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de cultuurhistorische, natuur- en landschapswaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden wordt in ieder geval niet verleend indien hierdoor significante verstoring optreedt van het leefgebied van de soorten die bepalend zijn geweest voor de aanwijzing van de Natura 2000-gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998.
4.5.4 Advies
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 4 lid 5.1 wordt uitsluitend verleend indien uit een advies van de deskundige op het gebied van cultuurhistorie en landschap en de natuur- en landschapsdeskundige blijkt dat voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 4 lid 5.3.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

4.6.1 Vergroten agrarische bouwvlakken:
Burgemeester en wethouders zijn – met toepassing van artikel 3.6 Wro – bevoegd ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven de op de kaart aangegeven begrenzing van het bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van het volgende:
  1. planwijziging wordt uitsluitend toegestaan, indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is; hiervan is in ieder geval sprake indien wijziging van het bouwvlak op grond van de milieuwetgeving of uit oogpunt van dierwelzijn noodzakelijk is;
  2. planwijziging wordt uitsluitend toegepast indien aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden niet in onevenredige mate worden geschaad;
  3. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  4. planwijziging mag niet leiden tot onaanvaardbare milieuhinder ter plaatse van omliggende gevoelige functies;
  5. het oppervlak van het bouwvlak mag met maximaal 50% worden vergroot tot een maximum van 1,5 ha;
  6. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder a van deze regel wordt voldaan;
  7. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de natuur- en landschapsdeskundige;
  8. een verzoek om toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de waterbeheerder.
4.6.2 Nieuwe natuur in de vorm van ecologische verbindingszones en natuurgebieden
Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 3.6 Wro - bevoegd om ten behoeve van natuurontwikkeling en de realisering van ecologische verbindingszones de bestemming Agrarisch -Landschapsbehoud te wijzigen in de bestemming Natuur (N), met inachtneming van het volgende:
  1. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden als natuurgebied of als ecologische verbindingszone in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie;
  2. indien verwerving door een terreinbeherende instantie niet aan de orde is, de afspraken met betrekking tot de inspanningsverplichtingen en vergoedingen om tot bepaalde natuurdoeltypen te komen, in een notariële akte zijn vastgelegd;
  3. planwijziging mag niet leiden tot aantasting van de belangen van de agrarische bedrijfsvoering.

Artikel 5 Bedrijf - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor Bedrijf-2 (B-2) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; alsmede voor:
  2. ter plaatse van de aanduiding 'aannemer (an)': een bouw- en aannemersbedrijf alsmede een electrotechnisch bouwinstallatiebedrijf voor zover voorkomend in categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  3. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  4. archeologisch waardevol gebied zoals bedoeld in artikel 28 van het bestemmingsplan Bergen Dorpskern Zuid;
  5. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
    met dien verstande dat:
  6. een groothandel in consumentenvuurwerk met opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk niet is toegestaan;
  7. geluidshinderlijke inrichtingen niet zijn toegestaan;
  8. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
  9. per bedrijf het kantoorvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 400 m²; 
  10. benzineservicestations niet zijn toegestaan

5.2 Bouwregels

 
5.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
  1. bedrijfsgebouwen;
  2. maximaal één bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 
5.2.2 Specifiek
Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de verbeelding, de bepalingen in hoofdstuk III van het bestemmingsplan Bergen Dorpskern Zuid en de volgende bepalingen:
  1. gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  2. per bedrijf is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan;
  3. de inhoud van een bedrijfswoning mag – voor zover er sprake is van een zelfstandig gebouw – ten hoogste 450 m3 , inclusief aan- en uitbouwen, bedragen;
  4. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden geplaatst;
  5. de gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50 m² bedragen;
  6. in afwijking van het bepaalde onder sub e mag de maximale oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bouwpercelen met een oppervlakte:
    1. - tussen de 500 m² en 600 m² : ten hoogste 55 m² bedragen;
    2. - tussen de 600 m² en 700 m² : ten hoogste 60 m² bedragen; -
    3.  tussen de 700 m² en 800 m² : ten hoogste 65 m² bedragen;
    4. - tussen de 800 m² en 900 m² : ten hoogste 70 m² bedragen;
    5. - vanaf 900 m² : ten hoogste 75 m² bedragen;
  7. de oppervlakte per bijgebouw mag ten hoogste 50 m² bedragen;
  8. de diepte van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw en aangebouwde overkapping aan de achtergevel van een hoofdgebouw mag ten hoogste 3 m bedragen gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw;
  9. de breedte van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw en aangebouwde overkapping mag ten hoogste 3,5 m bedragen gemeten vanuit de zijgevel van het hoofdgebouw;
  10. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw en aangebouwde overkapping mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 25 cm tot een maximum van 4 m;
  11. bij vrijstaande woningen mag de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen ten hoogste 3 m en de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedragen;
  12. bij niet-vrijstaande woningen mag de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen ten hoogste 3 m bedragen;
  13. vrijstaande bijgebouwen dienen indien niet gekozen wordt voor een platte afdekking te worden voorzien van een kap zoals bedoeld in artikel 1 lid 50; 
  14. bijgebouwen mogen niet voorzien worden van dakkapellen, dakopbouwen of gevelopbouwen;
  15. bij een platte afdekking mogen de maximale hoogten zoals bepaald in sub j, k en l worden overschreden ten behoeve van lichtkappen met een oppervlakte van ten hoogste van de oppervlakte van het dakvlak en tot een hoogte van 1 m; bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
  16. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag binnen het bouwvlak niet meer dan 2 m bedragen en buiten het bouwvlak niet meer dan 1 m bedragen;
  17. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden om:
  1. de gronden gelegen voor de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak te gebruiken of te laten gebruiken voor de opslag van goederen;
  2. de overige onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken voor de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 1:
  1. om bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 1 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals in lid 1 genoemd; met dien verstande dat risicovolle inrichtingen en geluidshinderlijke inrichtingen niet zijn toegestaan.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming met inachtneming van het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen in de bestemmingen Wonen-1, Wonen-2 en/ of Tuin, met inachtneming van het volgende:
  1. wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van bestemmingsvlakken met de aanduiding 'bedrijfswoning';
  2. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de belangen van omliggende functies, daaronder begrepen de belangen van omliggende bedrijven;
  3. wijziging mag niet plaatsvinden indien er sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
  4. er mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht;
  5. per bouwperceel is ten hoogste 1 woning toegestaan; de overige bestaande gebouwen staan ten dienste van de woning.

Artikel 6 Horeca

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een hotel of een pension, ter plaatse van de aanduiding 'hotel'; 
  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen
  3. water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
  1. een hoofgebouw ten behoeve van een hotel/pension;
  2. bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
6.2.1 Algemeen
  1. een hoofdgebouw is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  2. de maximale goothoogte en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt niet meer dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte';
  
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden geplaatst;
  2. de gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50 m² bedragen;
  3. in afwijking van het bepaalde onder sub b mag de maximale oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bouwpercelen met een oppervlakte:
    1. tussen de 500 m² en 600 m² : ten hoogste 55 m² bedragen; 
    2. tussen de 600 m² en 700 m² : ten hoogste 60 m² bedragen; 
    3. tussen de 700 m² en 800 m² : ten hoogste 65 m² bedragen;
    4. tussen de 800 m² en 900 m² : ten hoogste 70 m² bedragen;
    5. vanaf 900 m² : ten hoogste 75 m² bedragen;
  4. de oppervlakte per bijgebouw mag ten hoogste 50 m² bedragen;
  5. de diepte van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw en aangebouwde overkapping aan de achtergevel van een hoofdgebouw mag ten hoogste 3 m bedragen gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw;
  6. de breedte van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw en aangebouwde overkapping mag ten hoogste 3,5 m bedragen gemeten vanuit de zijgevel van het hoofdgebouw;
  7. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw en aangebouwde overkapping mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 25 cm tot een maximum van 4 m; 
  8. bijgebouwen mogen niet voorzien worden van dakkapellen, dakopbouwen of gevelopbouwen; 
  9. bij een platte afdekking mogen de maximale hoogten zoals bepaald in sub g, worden overschreden ten behoeve van lichtkappen met een oppervlakte van ten hoogste van de oppervlakte van het dakvlak en tot een hoogte van 1 m;
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag binnen het bouwvlak niet meer dan 2 m bedragen en buiten het bouwvlak niet meer dan 1 m bedragen;
  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

6.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 1:
  1. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 1 aangegeven, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de in lid 1 genoemde categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten;
  2. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten, zoals in lid 1 genoemd.

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. alsmede voor: ter plaatse van de aanduiding "recreatiewoning (rw)": één recreatiewoning met bijbehorende tuin
  3. archeologisch waardevol gebied zoals bedoeld in artikel 22 van het bestemmingsplan Landelijk Gebied Noord.

7.2 Bouwregels

Op de gronden zijn ten behoeve van de bestemming toegestaan:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van paardenbakken, bouwwerken ten behoeve van mestopslag, tredmolens, lichtmasten ten behoeve van paardenbakken en zwembaden; 
  2. ter plaatse van de aanduiding (rw): een recreatiewoning.
  3. voor het bouwen gelden de aanduidingen op de verbeelding en de volgende regels:
    1. de hoogte van erf- en perceelafscheidingen voor de voorgevellijn mag ten hoogste 1 m bedragen en elders ten hoogste 2 m;
    2. in afwijking van het bepaalde in sub a mag de hoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen voor de voorgevellijn, voor zover de voorgevellijn is gelegen in het verlengde van een zijgevel van het hoofdgebouw, ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat:
      • de hoogte van 2 m uitsluitend is toegestaan achter (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw;
      • indien de afstand tussen de voorgevellijn en de zijdelingse perceelgrens minder dan 5 m bedraagt, de afstand tot de perceelsgrens minimaal 1 m moet bedragen;
      • indien de afstand tussen de voorgevellijn en de zijdelingse perceelgrens tussen de 5 m en 10 m bedraagt, de afstand tot de perceelsgrens minimaal 2 m moet bedragen;
      • indien de afstand tussen de voorgevellijn en de zijdelingse perceelgrens ten minste 10 m bedraagt, de afstand tot de perceelsgrens minimaal 3 m moet bedragen;
    3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 1 m bedragen; d. ter plaatse van de aanduiding (rw) mag de oppervlakte van de recreatiewoning maximaal 60 m² bedragen, de goothoogte maximaal 3 m en de bouwhoogte maximaal 5 m;
    4. ter plaatse van de aanduiding (rw) mag de recreatiewoning niet worden voorzien van dakkapellen, dakopbouwen of gevelopbouwen;
    5.  ter plaatse van de aanduiding (rw) mogen de maximale hoogten bij een platte afdekking van de recreatiewoning worden overschreden ten behoeve van lichtkappen met een oppervlakte van ten hoogste ⅓ van de oppervlakte van het dakvlak en tot een hoogte van 1 m.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van aan- en uitbouwen aan het hoofdgebouw, met dien verstande dat:
  1. de diepte van aan- en uitbouwen bij vrijstaande woningen ten hoogste 1,5 m mag bedragen gemeten vanuit de voor- en/of zijgevel van het hoofdgebouw;
  2. de diepte van aan- en uitbouwen bij niet vrijstaande woningen ten hoogste 1 m mag bedragen gemeten vanuit de voor- en/of zijgevel van het hoofdgebouw; 
  3.  de breedte van aan- en uitbouwen aan de voorgevel van het hoofdgebouw bij vrijstaande woningen ten hoogste 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw mag bedragen;
  4. de breedte van aan- en uitbouwen aan de voorgevel van het hoofdgebouw bij niet-vrijstaande woningen ten hoogste 60% van de voorgevel van het hoofdgebouw mag bedragen;
  5. de lengte van aan- en uitbouwen aan de zijgevel bij v
  6. de lengte van aan- en uitbouwen aan de zijgevel bij niet-vrijstaande woningen ten hoogste 60% mag bedragen van de lengte van de zijgevel van het hoofdgebouw;
  7. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw;
  8. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig mag worden aangetast door het verlenen van de omgevingsvergunning.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Het is niet toegestaan om: 
  1. gronden in gebruik te nemen/hebben voor paardenbakken en mestopslag;
  2. gronden te gebruiken als erf.

Artikel 8 Wonen - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen -1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning'.
  2. voor het overige gelden de regels zoals opgenomen in het bestemmingsplan Bergen Dorpskern Zuid.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, naast het bepaalde in het bestemmingsplan Bergen Dorpkern Zuid,ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
  1. een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  2. de oppervlakte per per recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 50 m2;
  3. de diepte van een aangebouwde recreatiewoning aan de achtergevel van een hoofdgebouw mag ten hoogste 3 m bedragen gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw; 
  4. de breedte van een aangebouwde recreatiewoning, mag ten hoogste 3,5 m bedragen gemeten vanuit de zijgevel van het hoofdgebouw;
  5. de aangebouwde recreatiewoningen, mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 25 cm tot een maximum van 4 m;
  6. de goothoogte van  vrijstaande recreatiewoningen mag ten hoogste 3 m en de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedragen;
  7. vrijstaande bijgebouwen dienen te worden voorzien van een kap met een hellingshoek van ten minste 300 en ten hoogste 650;
  8. recreatiewoningen mogen niet voorzien worden van dakkapellen, dakopbouwen of gevelopbouwen; 
  9. bij een platte afdekking mogen de maximale hoogten, zoals bepaald in sub t en u worden overschreden ten behoeve van lichtkappen met een oppervlakte van ten hoogste van de oppervlakte van het dakvlak en tot een hoogte van 1 m.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden om recreatiewoningen te gebruiken of te laten gebruiken voor permanente bewoning.

Artikel 9 Wonen - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen -2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning'.
  2. voor het overige gelden de regels zoals opgenomen in het bestemmingsplan Bergen Dorpskern Zuid.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, naast het bepaalde in het bestemmingsplan Bergen Dorpkern Zuid, ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
  1. een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  2. de oppervlakte per per recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 50 m2;
  3. de diepte van een aangebouwde recreatiewoning aan de achtergevel van een hoofdgebouw mag ten hoogste 3 m bedragen gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw; 
  4. de breedte van een aangebouwde recreatiewoning, mag ten hoogste 3,5 m bedragen gemeten vanuit de zijgevel van het hoofdgebouw;
  5. de aangebouwde recreatiewoningen, mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 25 cm tot een maximum van 4 m;
  6. de goothoogte van  vrijstaande recreatiewoningen mag ten hoogste 3 m en de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedragen;
  7. vrijstaande bijgebouwen dienen te worden voorzien van een kap met een hellingshoek van ten minste 30
    0 en ten hoogste 650;
  8. recreatiewoningen mogen niet voorzien worden van dakkapellen, dakopbouwen of gevelopbouwen; 
  9. bij een platte afdekking mogen de maximale hoogten, zoals bepaald in sub t en u worden overschreden ten behoeve van lichtkappen met een oppervlakte van ten hoogste van de oppervlakte van het dakvlak en tot een hoogte van 1 m.

9.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden om recreatiewoningen te gebruiken of te laten gebruiken voor permanente bewoning.

Artikel 10 Wonen - 3

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen -3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning'.
  2. voor het overige gelden de regels zoals opgenomen in het bestemmingsplan Bergen Dorpskern Zuid.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, naast het bepaalde in het bestemmingsplan Bergen Dorpkern Zuid, ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
  1. een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  2. de oppervlakte per per recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 50 m2;
  3. de diepte van een aangebouwde recreatiewoning aan de achtergevel van een hoofdgebouw mag ten hoogste 3 m bedragen gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw; 
  4. de breedte van een aangebouwde recreatiewoning, mag ten hoogste 3,5 m bedragen gemeten vanuit de zijgevel van het hoofdgebouw;
  5. de aangebouwde recreatiewoningen, mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 25 cm tot een maximum van 4 m;
  6. de goothoogte van  vrijstaande recreatiewoningen mag ten hoogste 3 m en de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedragen;
  7. vrijstaande bijgebouwen dienen te worden voorzien van een kap met een hellingshoek van ten minste 30
    0 en ten hoogste 650;
  8. recreatiewoningen mogen niet voorzien worden van dakkapellen, dakopbouwen of gevelopbouwen; 
  9. bij een platte afdekking mogen de maximale hoogten, zoals bepaald in sub t en u worden overschreden ten behoeve van lichtkappen met een oppervlakte van ten hoogste van de oppervlakte van het dakvlak en tot een hoogte van 1 m.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden om recreatiewoningen te gebruiken of te laten gebruiken voor permanente bewoning.

Artikel 11 Wonen - Westdorp

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen -3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning'.
  2. voor het overige gelden de regels zoals opgenomen in het bestemmingsplan Bergen Dorpskern Zuid.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, naast het bepaalde in het bestemmingsplan Bergen Dorpkern Zuid, ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
  1. een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  2. de oppervlakte per per recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 50 m2;
  3. de diepte van een aangebouwde recreatiewoning aan de achtergevel van een hoofdgebouw mag ten hoogste 3 m bedragen gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw; 
  4. de breedte van een aangebouwde recreatiewoning, mag ten hoogste 3,5 m bedragen gemeten vanuit de zijgevel van het hoofdgebouw;
  5. de aangebouwde recreatiewoningen, mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 25 cm tot een maximum van 4 m;
  6. de goothoogte van  vrijstaande recreatiewoningen mag ten hoogste 3 m en de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedragen;
  7. vrijstaande bijgebouwen dienen te worden voorzien van een kap met een hellingshoek van ten minste 300 en ten hoogste 650;
  8. recreatiewoningen mogen niet voorzien worden van dakkapellen, dakopbouwen of gevelopbouwen; 
  9. bij een platte afdekking mogen de maximale hoogten, zoals bepaald in sub t en u worden overschreden ten behoeve van lichtkappen met een oppervlakte van ten hoogste van de oppervlakte van het dakvlak en tot een hoogte van 1 m.

11.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden om recreatiewoningen te gebruiken of te laten gebruiken voor permanente bewoning.

3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing;

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd  tenzij op grond van hoofdstuk II ter zake reedsontheffing kan worden verleend af te wijken van de bepalingen in het plan voor:
    • afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
    • overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
    • de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
  2. Afwijking wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 15 Overige regels

Voor het overige gelden de regels zoals opgenomen in artikel artikel 31-35 zoals opgenomen in het bestemmingsplan Dorpskern Zuid.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken:

 
16.1.1 Algemeen:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a     gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b     na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
16.1.2 Afwijking:
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 16 lid 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 16 lid 1 met maximaal 10%;
16.1.3 Uitzondering:
artikel 16 lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

16.2 Overgangsrecht gebruik:

16.2.1 Algemeen:
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
16.2.2 Strijdig gebruik:
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 16 lid 2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
16.2.3 Onderbroken gebruik:
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 16 lid 2.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
16.2.4 Uitzondering:
artikel 16 lid 2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Veegplan 2021.