4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding “natuur- en landschapswaarden” zijn bestemd voor:
-
tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
-
natuur- en landschapswaarden;
-
water ten behoeve van wateraanvoer en –afvoer, waterberging, sierwater en infiltratievoorzieningen, met dien verstande dat binnen de bestemming uit het oogpunt van waterberging ten minste 192 m³ aan water of infiltratievoorzieningen moet worden gerealiseerd;
-
ontsluitingswegen, met dien verstande dat ten behoeve van de auto-ontsluiting ten hoogste 1 toerit wordt gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding “ontsluiting”;
-
groenvoorzieningen, met dien verstande dat in ieder geval op de overgang naar het perceel Renbaanlaan 8 een afschermende en opgaande groenvoorziening wordt gerealiseerd, zodanig dat het zicht op het terrein vanaf dit perceel permanent onttrokken wordt;
-
parkeervoorzieningen, met dien verstande dat binnen de bestemming uitsluitend parkeervoorzieningen worden gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding “parkeerterrein” waarbij in ten minste 26 parkeerplaatsen wordt voorzien;
-
educatie gerelateerd aan kunst en cultuur uitsluitend binnen het gebouw genoemd in artikel 4.2 sub a. .
4.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
er mag ten hoogste één gebouw gebouwd worden;
-
het gebouw staat op een afstand van ten minste 25 meter uit de perceelgrens van belendende woonpercelen;
-
de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste 3, respectievelijk 5 m;
-
de oppervlakte van het gebouw bedraagt ten hoogste 50 m².
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de bepalingen in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 m bedragen en elders niet meer dan 2 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1 mag de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen op zijerven grenzend aan wegen niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat:
-
de bouwhoogte van 2 m uitsluitend is toegestaan achter (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw;
-
indien de afstand tussen de voorgevelrooilijn die is gelegen in het verlengde van de zijgevel en de zijdelingse perceelsgrens minder dan 5 m bedraagt, de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m moet bedragen;
-
indien de afstand tussen de voorgevelrooilijn die is gelegen in het verlengde van de zijgevel en de zijdelingse perceelsgrens tussen de 5 en 10 m bedraagt, de afstand tot de perceelsgrens ten minste 2 m moet bedragen;
-
indien de afstand tussen de voorgevelrooilijn die is gelegen in het verlengde van de zijgevel en de zijdelingse perceelsgrens minimaal 10 m bedraagt, de afstand tot de perceelgrens ten minste 3 m moet bedragen.
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen en overkappingen, met dien verstande dat:
-
het een bijgebouw of overkapping betreft ten behoeve van fietsen- en of materialenberging ten behoeve van de bestemming ‘Cultuur en ontspanning’;
-
een bijgebouw of overkappingen op een afstand van ten minste 5 m van de plangrens wordt gerealiseerd
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen die ten gevolge van de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid ontstaat, niet meer dan 30 m² mag bedragen;
-
de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 3 m, respectievelijk 5 m mag bedragen;
-
bijgebouwen, indien niet gekozen wordt voor een platte afdekking, worden voorzien van een kap zoals bedoeld in artikel 1;
-
het straat- en bebouwingsbeeld, de waarde van het monument, de cultuurhistorische waarde van de tuin en de waarde van de in de tuin voorkomende volgroeide bomen niet onevenredig mogen worden aangetast door het verlenen van de omgevingsvergunning.
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van toegangspoorten voor de voorgevelrooilijn met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m, met dien verstande dat:
-
de afstand tussen de toegangspoort en de straat voldoende dient te zijn voor het veilig opstellen van een auto;
-
de volgende criteria worden afgewogen bij het toepassen van de afwijkingsmogelijkheid:
-
de breedte van de weg (inclusief voet- en fietspaden en bermen) waarop de toegangspoort invloed heeft;
-
de breedte van de toegangspoort;
-
de mate van transparantie boven een bouwhoogte van 1 m;
-
de mate waarin sprake is van een zorgvuldige vormgeving;
-
de mate waarin de toegangspoort wordt afgeschermd door groen, dan wel de mate waarin groen rondom de toegangspoort wordt toegepast.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor toegangspaden en hellingsbanen naar ondergrondse ruimten met een breedte van meer dan 3,5 m;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor het in artikel 3.1 omschreven gebruik zonder dat op de gronden ten minste 26 parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding “parkeerterrein” zijn gerealiseerd, overeenkomstig artikel 4, lid 4.1 onder f. De voorwaardelijke verplichting is niet van toepassing op bestaand legaal gebruik zoals bedoeld in artikel 3 en artikel 4.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding “natuur- en landschapswaarden” zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
-
het rooien en/of vellen van houtgewassen met een grotere hoogte dan 3 m en/of een oppervlakte van meer dan 5 m²;
-
het aanbrengen van verhardingen met een grotere oppervlakte dan 50 m²;
-
het ophogen en/of afgraven van gronden.
-
Het gestelde in sub a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
-
normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
-
reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende (omgevings)vergunning.
-
Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in sub a wordt uitsluitend verleend indien uit een advies van de deskundige op het gebied van natuur en landschap blijkt dat de natuur- en landschapswaarden ter plaatse niet onevenredig worden aangetast.
