HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
het plan:
het Bestemmingsplan "Bergen Nieuw-Kranenburg" van de gemeente Bergen;
-
het bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0373.NieuwKranenburg-0401 met de bijbehorende regels;
-
de verbeelding:
de kaart van het Bestemmingsplan "Bergen Nieuw-Kranenburg";
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bebouwingsoppervlak:
het totale oppervlak aan gebouwen op een bouwperceel;
-
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein;
-
bestaande bouwwerken:
bouwwerken, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan zijn, zullen of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en Besluit omgevingsrecht;
-
bestaande afstands-, hoogte-, breedte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen:
afstands-, hoogte-, breedte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en Besluit omgevingsrecht tot stand zijn gekomen of zullen komen;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand, gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en dat niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, met inbegrip van de bestemming 'Tuin', waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
bouwwerk, geen gebouw zijnde:
ieder bouwwerk dat niet kan worden aangemerkt als gebouw;
-
centrum voor kunst en cultuur:
een centrum waarin de volgende activiteiten gehouden kunnen worden:
-
museale tentoonstellingen;
-
podiumactiviteiten en lezingen gerelateerd aan kunst en cultuur;
-
educatie gerelateerd aan kunst en cultuur;
-
ontvangstruimte, winkel en horeca ter ondersteuning van het centrum voor kunst en cultuur;
-
bijeenkomsten gerelateerd aan kunst en cultuur;
-
atelier;
-
dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
-
dakopbouw:
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) van het dak is (zijn) geplaatst;
-
dakoverstek:
de breedte van de dakrand (inclusief de goot) welke zich buiten de verticale projectie van de gevel bevindt;
-
detailhandel:
het ter plaatse bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van dat gebouw en voor zover de regels deze inrichting niet verbieden;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
gevelopbouw:
elke verhoging van de gevel boven de maximaal toelaatbare goothoogte;
-
hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
-
horeca:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;
-
kantoor:
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten, al dan niet met ondergeschikte baliefunctie, op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied;
-
kap:
een constructie van dakvlakken met een helling van meer dan 30 en minder dan 65 graden;
-
landschapswaarde:
de in een gebied aanwezige waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende natuur, levende natuur en cultuur;
-
monument:
een rijksmonument zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
-
natuur- en landschapsdeskundige:
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake natuur en landschap;
-
natuurwaarde:
de in een gebied aanwezige waarden in verband met de aanwezige flora en fauna;
-
nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
-
overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand;
-
platte afdekking:
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw;
-
voorgevel:
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
-
voorgevelrooilijn:
de (denkbeeldige) lijn in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw alsmede de (denkbeeldige) lijn in het verlengde van de andere naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel;
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
-
zijerf:
de gronden, niet zijnde gronden met de bestemming 'Tuin', die behoren bij het hoofdgebouw en de gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen van het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot- c.q. druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
-
de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren;
-
afstanden:
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;
-
dakoverstek:
tussen de verticale projectie van de buitenzijde van de gevel en de buitenzijde van de dakoverstek.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Cultuur en ontspanning
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Cultuur en ontspanning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een centrum voor kunst en cultuur;
-
bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater,
met dien verstande dat:
-
dienstwoningen niet zijn toegestaan;
-
detailhandel uitsluitend is toegestaan voor zover dit deel uitmaakt van en ondergeschikt is aan de functie van centrum voor kunst en cultuur;
-
horeca uitsluitend is toegestaan voor zover dit deel uitmaakt van en ondergeschikt is aan de functie van centrum voor kunst en cultuur, en deze functie een maximale oppervlakte heeft van niet meer dan 51 m²;
-
podiumactiviteiten en lezingen uitsluitend zijn toegestaan voor zover deze deel uitmaken van en ondergeschikt zijn aan de functie van centrum voor kunst en cultuur, en uitsluitend binnen gebouwen plaatsvinden binnen een ruimte met een maximale oppervlakte van niet meer dan 259 m².
3.2 Bouwregels
-
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
-
gebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
-
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de aanduidingen als aangegeven ter plaatse van de op de verbeelding opgenomen aanduidingen, de bepalingen in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
-
hoofdgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
-
de goot- en bouwhoogte van het monument mogen niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte bedragen;
-
de goot- en bouwhoogte van overige gebouwen mag niet meer dan de aangegeven goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” bedragen;
-
de goothoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
ruimten waar muziekoptredens plaatsvinden dienen op zodanige wijze te worden gebouwd dat de geluiddemping naar buiten ten minste 28 dB(A) bedraagt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de aanduidingen als aangegeven ter plaatse van de op de verbeelding opgenomen aanduidingen, de bepalingen in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag binnen het bouwvlak niet meer dan 2 m bedragen en buiten het bouwvlak niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding “natuur- en landschapswaarden” zijn bestemd voor:
-
tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
-
natuur- en landschapswaarden;
-
water ten behoeve van wateraanvoer en –afvoer, waterberging, sierwater en infiltratievoorzieningen, met dien verstande dat binnen de bestemming uit het oogpunt van waterberging ten minste 192 m³ aan water of infiltratievoorzieningen moet worden gerealiseerd;
-
ontsluitingswegen, met dien verstande dat ten behoeve van de auto-ontsluiting ten hoogste 1 toerit wordt gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding “ontsluiting”;
-
groenvoorzieningen, met dien verstande dat in ieder geval op de overgang naar het perceel Renbaanlaan 8 een afschermende en opgaande groenvoorziening wordt gerealiseerd, zodanig dat het zicht op het terrein vanaf dit perceel permanent onttrokken wordt;
-
parkeervoorzieningen, met dien verstande dat binnen de bestemming uitsluitend parkeervoorzieningen worden gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding “parkeerterrein” waarbij in ten minste 26 parkeerplaatsen wordt voorzien;
-
educatie gerelateerd aan kunst en cultuur uitsluitend binnen het gebouw genoemd in artikel 4.2 sub a. .
4.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
er mag ten hoogste één gebouw gebouwd worden;
-
het gebouw staat op een afstand van ten minste 25 meter uit de perceelgrens van belendende woonpercelen;
-
de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste 3, respectievelijk 5 m;
-
de oppervlakte van het gebouw bedraagt ten hoogste 50 m².
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de bepalingen in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 m bedragen en elders niet meer dan 2 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1 mag de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen op zijerven grenzend aan wegen niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat:
-
de bouwhoogte van 2 m uitsluitend is toegestaan achter (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw;
-
indien de afstand tussen de voorgevelrooilijn die is gelegen in het verlengde van de zijgevel en de zijdelingse perceelsgrens minder dan 5 m bedraagt, de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m moet bedragen;
-
indien de afstand tussen de voorgevelrooilijn die is gelegen in het verlengde van de zijgevel en de zijdelingse perceelsgrens tussen de 5 en 10 m bedraagt, de afstand tot de perceelsgrens ten minste 2 m moet bedragen;
-
indien de afstand tussen de voorgevelrooilijn die is gelegen in het verlengde van de zijgevel en de zijdelingse perceelsgrens minimaal 10 m bedraagt, de afstand tot de perceelgrens ten minste 3 m moet bedragen.
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen en overkappingen, met dien verstande dat:
-
het een bijgebouw of overkapping betreft ten behoeve van fietsen- en of materialenberging ten behoeve van de bestemming ‘Cultuur en ontspanning’;
-
een bijgebouw of overkappingen op een afstand van ten minste 5 m van de plangrens wordt gerealiseerd
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen die ten gevolge van de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid ontstaat, niet meer dan 30 m² mag bedragen;
-
de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 3 m, respectievelijk 5 m mag bedragen;
-
bijgebouwen, indien niet gekozen wordt voor een platte afdekking, worden voorzien van een kap zoals bedoeld in artikel 1;
-
het straat- en bebouwingsbeeld, de waarde van het monument, de cultuurhistorische waarde van de tuin en de waarde van de in de tuin voorkomende volgroeide bomen niet onevenredig mogen worden aangetast door het verlenen van de omgevingsvergunning.
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van toegangspoorten voor de voorgevelrooilijn met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m, met dien verstande dat:
-
de afstand tussen de toegangspoort en de straat voldoende dient te zijn voor het veilig opstellen van een auto;
-
de volgende criteria worden afgewogen bij het toepassen van de afwijkingsmogelijkheid:
-
de breedte van de weg (inclusief voet- en fietspaden en bermen) waarop de toegangspoort invloed heeft;
-
de breedte van de toegangspoort;
-
de mate van transparantie boven een bouwhoogte van 1 m;
-
de mate waarin sprake is van een zorgvuldige vormgeving;
-
de mate waarin de toegangspoort wordt afgeschermd door groen, dan wel de mate waarin groen rondom de toegangspoort wordt toegepast.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor toegangspaden en hellingsbanen naar ondergrondse ruimten met een breedte van meer dan 3,5 m;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor het in artikel 3.1 omschreven gebruik zonder dat op de gronden ten minste 26 parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding “parkeerterrein” zijn gerealiseerd, overeenkomstig artikel 4, lid 4.1 onder f. De voorwaardelijke verplichting is niet van toepassing op bestaand legaal gebruik zoals bedoeld in artikel 3 en artikel 4.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding “natuur- en landschapswaarden” zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
-
het rooien en/of vellen van houtgewassen met een grotere hoogte dan 3 m en/of een oppervlakte van meer dan 5 m²;
-
het aanbrengen van verhardingen met een grotere oppervlakte dan 50 m²;
-
het ophogen en/of afgraven van gronden.
-
Het gestelde in sub a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
-
normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
-
reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende (omgevings)vergunning.
-
Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in sub a wordt uitsluitend verleend indien uit een advies van de deskundige op het gebied van natuur en landschap blijkt dat de natuur- en landschapswaarden ter plaatse niet onevenredig worden aangetast.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene afwijkingsregels
Omgevingsvergunning ten behoeve van geringe afwijkingen
-
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 ter zake reeds een omgevingsvergunning kan worden verleend – bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen in het plan voor:
-
afwijkingen van maten (waaronder percentages) met niet meer dan 10%;
-
overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
-
Een omgevingsvergunning wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 7 Algemene wijzigingsregels
Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken, waaronder de mogelijkheid tot isoleren van gebouwen, dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
Artikel 8 Algemene procedureregels
8.1 Afwijken bij omgevingsvergunning
Op de voorbereiding van een besluit tot afwijking bij een omgevingsvergunning is de in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde procedure van toepassing.
8.2 Wijzigingsbevoegdheden
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de in de Wet ruimtelijke ordening genoemde procedure van toepassing.
Artikel 9 Overige regels
9.1 Bestaande afstanden en andere maten
-
De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, breedte, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die meer bedragen dan in het plan is voorgeschreven, mogen ter plaatse van de overschrijding als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
-
De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die minder bedragen dan in het plan is voorgeschreven, mogen ter plaatse van de afwijking, als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
-
Ingeval van herbouw is het bepaalde in de sub a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
9.2 Hoogteaanduidingen
-
Voor de ten hoogste toelaatbare hoogte van gebouwen dienen - onverminderd hetgeen in hoofdstuk 2 van de regels is bepaald - de op aangegeven hoogten ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” in acht genomen te worden.
-
Voor zover een goothoogte door middel van een aanduiding op de verbeelding is aangegeven dienen de hoofdgebouwen (inclusief bedrijfswoningen) met een kap te worden afgedekt. Voor zover op de verbeelding uitsluitend een aanduiding voorzien van een bouwhoogte is aangegeven mogen de hoofdgebouwen worden voorzien van een platte afdekking. Indien op de verbeelding geen aanduiding voor de toegestane goot- of bouwhoogte is aangegeven, mogen de hoofdgebouwen zowel met kap als plat worden afgedekt.
9.3 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de kaart en hoofdstuk 2 worden overschreden door:
-
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
-
tot gebouwen behorende erkers, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt en de oppervlakte niet meer dan 6 m²;
-
andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
9.4 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als "Regels van het bestemmingsplan Bergen Nieuw-Kranenburg".
