direct naar inhoud van 4.7 Bodemkwaliteit
Plan: MAG-complex
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0373.BPG9006magcomplex-C001

4.7 Bodemkwaliteit

Normstelling en beleid

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht, maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Doorgaans wordt bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, uitgevoerd. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.

Onderzoek en conclusie

De gronden in het plangebied hebben deel uitgemaakt van een inrichting van het Ministerie van Defensie. Het ligt voor de hand dat bij de grondoverdracht een bodemonderzoek wordt uitgevoerd in het kader van due diligence. Ook is het mogelijk dat bij beƫindiging van de bedrijfsactiviteiten binnen het complex een eindonderzoek bodemkwaliteit wordt uitgevoerd in de zin van de Wet milieubeheer. Vooralsnog is er voor de gronden van de voorgenomen ontwikkeling geen bodemonderzoek uitgevoerd. Dit moet alsnog worden uitgevoerd om te kunnen aantonen dat er geen sprake is van een kans op ernstige verontreiniging.

Vanuit het oogpunt van de functiewijziging is een bodemonderzoek niet noodzakelijk, vanuit het beoogd gebruik worden geen strengere eisen gesteld aan de bodemkwaliteit dan in de huidige situatie, ernstige verontreinigingen moeten echter worden gesaneerd.