direct naar inhoud van 2.2 Provinciaal en regionaal beleid
Plan: MAG-complex
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0373.BPG9006magcomplex-C001

2.2 Provinciaal en regionaal beleid

Structuurvisie Noord-Holland 2040

De provincie Noord-Holland heeft in het kader van de Wro een structuurvisie voor de gehele provincie vastgesteld. In de structuurvisie Noord-Holland 2040 vormen drie hoofdbelangen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie.

  • 1. Ruimtelijke kwaliteit: hiervoor wordt vooral gefocust op behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad.
  • 2. Duurzaam ruimtegebruik: waarbij milieukwaliteiten, behoud en ontwikkeling van verkeers- en vervoersnetwerken, voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting en voldoende en gedifferentieerde ruimte voor landbouw, visserij en andere economische activiteiten een belangrijke rol spelen.
  • 3. Klimaatbestendigheid: voor voldoende bescherming tegen overstroming en wateroverlast, schoon drink, grond- en oppervlaktewater en ruimte voor het opwekken van duurzame energie.

Relevant voor dit bestemmingsplan is dat het plangebied is gelegen in het landelijk gebied en dat gemeenten van nieuwe ontwikkelingen in het landelijk gebied eerst nut en noodzaak moeten aantonen. Ook moeten gemeenten laten zien dat de beoogde ontwikkelingen niet binnen het stedelijk gebied kunnen worden gerealiseerd. Als dan blijkt dat een nieuwe ontwikkeling niet gerealiseerd kan worden binnen het stedelijke gebied, dan kan dat alleen in het landelijk gebied als wordt gebouwd 'met behoud van kwaliteit en identiteit'. Gedeputeerde Staten hebben daarom een Leidraad Landschap en Cultuurhistorie opgesteld en de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkelingen ingesteld voor advies over ontwikkelingen in het landelijk gebied van Noord-Holland.

Het voorgaande is nader uitgewerkt in concrete regels in de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie 2010 (zie hierna).

Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie 2011

De Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vloeit voort uit het Uitvoeringsprogramma van de Provinciale Structuurvisie. In de PRVS wordt voor een aantal onderwerpen regels gesteld die door rijksoverheid bij de provincies zijn neergelegd ter verdere uitwerking en/of aanvulling in een provinciale verordening. Op deze wijze komen de rijksregels 'getrapt' in bestemmingsplannen terecht. Het gaat hierbij om de volgende onderwerpen:

  • bundeling van verstedelijking en locatiebeleid economische activiteiten;
  • rijksbufferzones;
  • Ecologische Hoofdstructuur;
  • Nationale landschappen;
  • het kustfundament;
  • het regionale watersysteem.

De regeling die is opgesteld in de PRVS heeft betrekking op de volgende onderwerpen:

  • de aanwijzing van bestaand bebouwd gebied;
  • mogelijkheden, kwaliteitseisen en Ruimte voor Ruimte voor het landelijk gebied;
  • werkfuncties en grootschalige detailhandel in bestaand bebouwd gebied en landelijk gebied;
  • de Groene ruimte;
  • de Blauwe ruimte;
  • energie (windturbines).

Het plangebied is gelegen buiten bestaand stedelijk gebied en de regels die relevant zijn voor het onderhavige bestemmingsplan zijn de volgende:

Artikel 11 Locaties voor bedrijventerreinen en kantoorlocaties binnen bestaand bebouwd gebied

Lid 1

Een bestemmingsplan binnen bestaand bebouwd gebied kan voorzien in een nieuw bedrijventerrein en kantoorlocatie of een uitbreiding van een bestaand terrein voor zover deze in overeenstemming zijn met de geldende provinciale planningsopgave.

Lid 2

Gedeputeerde Staten stellen een provinciale planningsopgave vast en jaarlijks een regionale bedrijventerreinmonitor ten behoeve van het opstellen/actualiseren ervan.

Lid 3

De toelichting bij het bestemmingsplan dat voorziet in transformatie van bedrijfsterrein geeft een verantwoording over de wijze waarop in het verlies aan bedrijfsterrein wordt voorzien zowel wat betreft oppervlakte als beschikbaarheid van voldoende terrein voor specifieke milieubelastende bedrijfssoorten.

Artikel 12 Verbod tot aanleg van bedrijventerreinen en kantoorlocaties in landelijk gebied)

Lid 1

Een bestemmingsplan voorziet niet in een nieuw bedrijventerrein en kantoorlocatie of een uitbreiding van een bestaand terrein in het landelijk gebied.

Lid 2

Gedeputeerde Staten kunnen - gehoord de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling - ontheffing verlenen van het verbod, genoemd in het eerste lid, voor de aanleg van een nieuw bedrijventerrein en kantoorlocatie of de uitbreiding van een bestaand terrein indien het nieuwe bedrijventerrein of kantoorlocatie of de uitbreiding van het bestaande terrein in overeenstemming is met de geldende provinciale planningsopgave, als bedoeld in artikel 11 eerste en tweede lid.

Lid 3

Artikel 15 is van overeenkomstige toepassing.

Lid 4

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuw bedrijventerrein of kantoorlocatie mogelijk maakt, na toepassing van het bepaalde in het tweede lid, geeft aan in hoeverre de nieuwe locatie of de uitbreiding van een bestaand terrein in overeenstemming is met en gebaseerd is op afspraken van de gemeente met de andere gemeenten in regioverband en duidelijk is:

  • op welke wijze het bedrijventerrein of de kantoorlocatie of de uitbreiding past in de regionale verdeling van deze terreinen over de gemeenten;
  • op welke wijze het bedrijventerrein of de uitbreiding past in de afgesproken vestigingsmilieus;
  • dat op bestaande terreinen binnen bestaand bebouwd gebied geen ruimte meer beschikbaar is of kan worden verkregen na herstructurering of intensivering;
  • op welke wijze het bedrijventerrein of de kantoorlocatie past in een af te spreken tijdsfasering;
  • dat in voldoende mate is aangetoond dat behoefte bestaat aan een nieuw bedrijfsterrein of kantoorlocatie of uitbreiding van bestaand terrein; en
  • op welke wijze de vestigingsmilieus zich verhouden tot de bereikbaarheid van het bedrijventerrein of kantoorlocatie.

Lid 5

Gedeputeerde Staten zijn bevoegd tot het vaststellen van nadere regels omtrent de relatie van bedrijventerreinen en kantoorlocaties met verschillende vestigingsmilieus en de bereikbaarheid daarvan door middel van goede aansluitingen op verkeers- en vervoersverbindingen.

Artikel 15 Ruimtelijke kwaliteitseisen ingeval van verstedelijking in het landelijk gebied

Lid 1

Een bestemmingsplan dat voorziet in nieuwe of uitbreiding van bestaande verstedelijking, als bedoeld in de artikelen 12, 13 en 14 in het landelijk gebied houdt rekening met:

  • de kernkwaliteiten van de verschillende landschapstypen en aardkundige waarden als bedoeld in artikel 8;
  • de kernkwaliteiten van de bestaande dorpsstructuur waaraan wordt gebouwd;
  • de openheid van het landschap daarbij inbegrepen stilte en duisternis;
  • de historische structuurlijnen;
  • cultuurhistorische objecten;

overeenkomstig de in het tweede lid genoemde Leidraad Landschap en Cultuurhistorie.

Daartoe geeft de toelichting bij het bestemmingsplan ten minste een verantwoording van de mate waarin deze nieuwe functies rekening houden met:

  • de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap;
  • de ordeningsprincipes van het landschap;
  • de bebouwingskarakteristieken (architectuur, stedenbouw, openbare ruimte) ter plaatse;
  • de inpassing van de nieuwe functies in de wijdere omgeving (grotere landschapseenheid);
  • de bestaande kwaliteiten van het gebied (inclusief de ondergrond) als hiervoor bedoeld en de maatregelen die nodig zijn om negatieve effecten op deze kwaliteiten op te heffen in relatie tot de nieuwe functies.

Lid 2

Provinciale Staten stellen de landschapstypen en kernkwaliteiten als bedoeld in het eerste lid vast in een Leidraad Landschap en Cultuurhistorie.

Toetsing

In hoofdstuk 4 wordt uitgebreid ingegaan op 'nut en noodzaak' van de bedrijfsvestiging op het MAG-complex en wordt bovendien verslag gedaan van het beeldkwaliteitplan dat is opgesteld en waarin de relevante aspecten van landschap en cultuurhistorie aan de orde komen.

Regionale bedrijventerreinvisie voor Noord-Kennemerland (2007)

De regionale bedrijventerreinvisie is door de provincie op advies van de regio vastgesteld. De kern van de visie is dat bedrijvigheid moet worden gevestigd op een bedrijventerrein. In de regio is een geleding opgesteld rond de grootte en functie van het bedrijf. Bedrijven boven een bepaalde milieucategorie worden gevestigd op daartoe bestemde terreinen. De Boekelermeer (Alkmaar) is daartoe de aangewezen vestigingsplaats. Voorts wordt bij bedrijven die een regionale functie hebben, dus niet lokaal bedienend zijn, doorverwezen naar de Boekelermeer. De gemeente Bergen heeft in de visie geen taakstelling gekregen voor de ontwikkeling van bedrijventerreinen.

In deze visie van enkele jaren geleden zou de vestigingsbehoefte moeten worden opgevangen op terrein bij buurgemeenten of in de regio.