Plan: | MAG-complex |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0373.BPG9006magcomplex-C001 |
Structuurvisie Noord-Holland 2040
De provincie Noord-Holland heeft in het kader van de Wro een structuurvisie voor de gehele provincie vastgesteld. In de structuurvisie Noord-Holland 2040 vormen drie hoofdbelangen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie.
Relevant voor dit bestemmingsplan is dat het plangebied is gelegen in het landelijk gebied en dat gemeenten van nieuwe ontwikkelingen in het landelijk gebied eerst nut en noodzaak moeten aantonen. Ook moeten gemeenten laten zien dat de beoogde ontwikkelingen niet binnen het stedelijk gebied kunnen worden gerealiseerd. Als dan blijkt dat een nieuwe ontwikkeling niet gerealiseerd kan worden binnen het stedelijke gebied, dan kan dat alleen in het landelijk gebied als wordt gebouwd 'met behoud van kwaliteit en identiteit'. Gedeputeerde Staten hebben daarom een Leidraad Landschap en Cultuurhistorie opgesteld en de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkelingen ingesteld voor advies over ontwikkelingen in het landelijk gebied van Noord-Holland.
Het voorgaande is nader uitgewerkt in concrete regels in de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie 2010 (zie hierna).
Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie 2011
De Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vloeit voort uit het Uitvoeringsprogramma van de Provinciale Structuurvisie. In de PRVS wordt voor een aantal onderwerpen regels gesteld die door rijksoverheid bij de provincies zijn neergelegd ter verdere uitwerking en/of aanvulling in een provinciale verordening. Op deze wijze komen de rijksregels 'getrapt' in bestemmingsplannen terecht. Het gaat hierbij om de volgende onderwerpen:
De regeling die is opgesteld in de PRVS heeft betrekking op de volgende onderwerpen:
Het plangebied is gelegen buiten bestaand stedelijk gebied en de regels die relevant zijn voor het onderhavige bestemmingsplan zijn de volgende:
Artikel 11 Locaties voor bedrijventerreinen en kantoorlocaties binnen bestaand bebouwd gebied
Lid 1
Een bestemmingsplan binnen bestaand bebouwd gebied kan voorzien in een nieuw bedrijventerrein en kantoorlocatie of een uitbreiding van een bestaand terrein voor zover deze in overeenstemming zijn met de geldende provinciale planningsopgave.
Lid 2
Gedeputeerde Staten stellen een provinciale planningsopgave vast en jaarlijks een regionale bedrijventerreinmonitor ten behoeve van het opstellen/actualiseren ervan.
Lid 3
De toelichting bij het bestemmingsplan dat voorziet in transformatie van bedrijfsterrein geeft een verantwoording over de wijze waarop in het verlies aan bedrijfsterrein wordt voorzien zowel wat betreft oppervlakte als beschikbaarheid van voldoende terrein voor specifieke milieubelastende bedrijfssoorten.
Artikel 12 Verbod tot aanleg van bedrijventerreinen en kantoorlocaties in landelijk gebied)
Lid 1
Een bestemmingsplan voorziet niet in een nieuw bedrijventerrein en kantoorlocatie of een uitbreiding van een bestaand terrein in het landelijk gebied.
Lid 2
Gedeputeerde Staten kunnen - gehoord de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling - ontheffing verlenen van het verbod, genoemd in het eerste lid, voor de aanleg van een nieuw bedrijventerrein en kantoorlocatie of de uitbreiding van een bestaand terrein indien het nieuwe bedrijventerrein of kantoorlocatie of de uitbreiding van het bestaande terrein in overeenstemming is met de geldende provinciale planningsopgave, als bedoeld in artikel 11 eerste en tweede lid.
Lid 3
Artikel 15 is van overeenkomstige toepassing.
Lid 4
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuw bedrijventerrein of kantoorlocatie mogelijk maakt, na toepassing van het bepaalde in het tweede lid, geeft aan in hoeverre de nieuwe locatie of de uitbreiding van een bestaand terrein in overeenstemming is met en gebaseerd is op afspraken van de gemeente met de andere gemeenten in regioverband en duidelijk is:
Lid 5
Gedeputeerde Staten zijn bevoegd tot het vaststellen van nadere regels omtrent de relatie van bedrijventerreinen en kantoorlocaties met verschillende vestigingsmilieus en de bereikbaarheid daarvan door middel van goede aansluitingen op verkeers- en vervoersverbindingen.
Artikel 15 Ruimtelijke kwaliteitseisen ingeval van verstedelijking in het landelijk gebied
Lid 1
Een bestemmingsplan dat voorziet in nieuwe of uitbreiding van bestaande verstedelijking, als bedoeld in de artikelen 12, 13 en 14 in het landelijk gebied houdt rekening met:
overeenkomstig de in het tweede lid genoemde Leidraad Landschap en Cultuurhistorie.
Daartoe geeft de toelichting bij het bestemmingsplan ten minste een verantwoording van de mate waarin deze nieuwe functies rekening houden met:
Lid 2
Provinciale Staten stellen de landschapstypen en kernkwaliteiten als bedoeld in het eerste lid vast in een Leidraad Landschap en Cultuurhistorie.
Toetsing
In hoofdstuk 4 wordt uitgebreid ingegaan op 'nut en noodzaak' van de bedrijfsvestiging op het MAG-complex en wordt bovendien verslag gedaan van het beeldkwaliteitplan dat is opgesteld en waarin de relevante aspecten van landschap en cultuurhistorie aan de orde komen.
Regionale bedrijventerreinvisie voor Noord-Kennemerland (2007)
De regionale bedrijventerreinvisie is door de provincie op advies van de regio vastgesteld. De kern van de visie is dat bedrijvigheid moet worden gevestigd op een bedrijventerrein. In de regio is een geleding opgesteld rond de grootte en functie van het bedrijf. Bedrijven boven een bepaalde milieucategorie worden gevestigd op daartoe bestemde terreinen. De Boekelermeer (Alkmaar) is daartoe de aangewezen vestigingsplaats. Voorts wordt bij bedrijven die een regionale functie hebben, dus niet lokaal bedienend zijn, doorverwezen naar de Boekelermeer. De gemeente Bergen heeft in de visie geen taakstelling gekregen voor de ontwikkeling van bedrijventerreinen.
In deze visie van enkele jaren geleden zou de vestigingsbehoefte moeten worden opgevangen op terrein bij buurgemeenten of in de regio.