Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Herenweg 57
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0373.BPG09003herenweg57-C001

Artikel 4 Wonen-1

4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen-1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
b. ter plaatse van de aanduiding "twee-aaneen": twee-aaneen geschakelde woning (twee-onder-één-kap);
c. ter plaatse van de aanduiding "stolp": tevens voor behoud van de karakteristieke stolpvorm;
d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.
 
4.1.1 Onder de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, in samenhang met het wonen, wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen en de daarbij behorende bebouwing ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:
a. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 50 m²;
b. ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien;
c. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is en gelieerd aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
 
4.2 Bouwregels
4.2.1 Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a. hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen;
b. bijgebouwen;
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
d. in afwijking van lid c zijn paardenbakken, bouwwerken voor mestopslag, tredmolens en lichtmasten niet toegestaan.
 
4.2.2 Voor het bouwen gelden de volgende regels:
 
algemeen
a. het bouwperceel mag ten hoogste voor 40% bebouwd worden met gebouwen en overkappingen bij twee-aaneengebouwde woningen;
 
hoofdgebouwen
b. ter plaatse van de aanduiding "twee-aaneen (tae)" zijn ten hoogste twee woningen toegestaan;
c. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen – stolp (sw – st)” mag de bebouwing niet veranderd of vergroot worden ter bescherming van de karakteristieke eigenschappen van een stolpboerderij;
d. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
e. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringaanduiding aangegeven bebouwingspercentage;
f. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven bouwhoogte;
g. de dakhelling bedraagt minimaal 40° en maximaal 45°;
 
 
bijgebouwen en overkappingen
h. bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden geplaatst;
i. de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 2 m te bedragen;
j. vrijstaande bijgebouwen dienen in of op een afstand van ten minste 1 m tot de zijdelingse perceelgrenzen worden gebouwd;
k. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen mag per woning niet meer bedragen dan 50 m², met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het gezamenlijke zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
l. in afwijking van het bepaalde onder sub i mag de maximale oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bouwpercelen met een oppervlakte:
- tussen de 500 m² en 600 m² : ten hoogste 55 m² bedragen;
- tussen de 600 m² en 700 m² : ten hoogste 60 m² bedragen;
- tussen de 700 m² en 800 m² : ten hoogste 65 m² bedragen;
- tussen de 800 m² en 900 m² : ten hoogste 70 m² bedragen;
- vanaf 900 m² : ten hoogste 75 m² bedragen;
m. de oppervlakte per vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 50 m²;
n. de diepte van een aangebouwd bijgebouw en aangebouwde overkapping aan de achtergevel van een hoofdgebouw mag ten hoogste 3 m bedragen gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw;
o. de breedte van een aangebouwd bijgebouw en aangebouwde overkapping mag ten hoogste 3,5 m bedragen gemeten vanuit de zijgevel van het hoofdgebouw;
p. de bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen, mag niet meer bedragen dan de hoogte van de beganegrondlaag van het hoofdgebouw + 25 cm tot een maximum van 4 m;
q. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen, vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3 m en de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedragen;
r. bijgebouwen mogen niet voorzien worden van dakkapellen, dakopbouwen of gevelopbouwen;
s. bij een platte afdekking mogen de maximale hoogten, zoals bepaald in sub n en o worden overschreden ten behoeve van lichtkappen met een oppervlakte van ten hoogste 1/3 van de oppervlakte van het dakvlak en tot een hoogte van 1 m;
 
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
t. de hoogte van erf- en perceelafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag ten hoogste 1 m bedragen en elders ten hoogste 2 m;
u. zwembaden zijn niet toegestaan binnen bouwpercelen kleiner dan 700 m²;
v. zwembaden dienen op een afstand van ten minste 5 m tot de perceelgrenzen te worden
gesitueerd, met dien verstande dat de afstand tot de bestemming "Natuur" ten minste
10 m moet bedragen;
w. zwembaden dienen op een afstand van ten minste 3 m achter (het verlengde van) de
voorgevel van het hoofdgebouw te worden geplaatst;
x. de oppervlakte van een zwembad mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 50 m²;
y. de bouwhoogte van zwembaden mag niet meer bedragen dan 50 cm;
z. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag ten
hoogste 3 m bedragen.
 
4.3Afwijking van de bouwregels
4.3.1 Paardenbakken en bijgebouwen voor het stallen van paarden
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 sub c ten behoeve van het realiseren van paardenbakken en bijgebouwen voor het stallen van paarden, met dien verstande dat:
a. de grootte van het bouwperceel ten minste 2.000 m² bedraagt;
b. de paardenbak uitsluitend is toegestaan achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw;
c. de oppervlakte van een paardenbak ten hoogste 800 m² bedraagt;
d. ten hoogste 25% van het bouwperceel mag worden ingericht als paardenbak;
e. de paardenbak zich op een afstand van ten minste 25 m van woningen van derden bevindt en ten minste 5 m van de perceelgrenzen;
f. in afwijking van het onder e bepaalde mag de afstand tot woningen van derden ten minste
15 m bedragen indien tussen de paardenbakken en de aangrenzende percelen gebiedseigen gesloten beplanting wordt gerealiseerd;
g. er mag geen sprake zijn van buitenverlichting van de paardenbak;
h. de hoogte van de omheining van de paardenbak bedraagt ten hoogste 1,5 m;
i. het bijgebouw voor maximaal 2 paarden mag worden gebruikt;
j. in afwijking van het bepaalde onder b mag het bijgebouw voor maximaal 5 paarden worden gebruikt indien de gronden grenzen aan het landelijk gebied en indien voorts meer dan 1,5 ha weidegrond aanwezig is aansluitend aan het woonperceel;
k. de afstand van het bijgebouw tot woningen van derden ten minste 15 m bedraagt.