direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Werf eo
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0373.BPG08002dewerf-C003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding

In overleg met een aantal verschillende partijen bereidt de gemeente Bergen de herinrichting van het gebied van De Werf en omgeving in Egmond aan Zee voor. Hierbij wordt een aantal verschillende initiatieven in de omgeving met elkaar gecombineerd om zo de aantrekkelijkheid van het gebied te vergroten. De randvoorwaarden van de ontwikkeling zijn vastgelegd in een stedenbouwkundig plan dat op 26 september 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld.

Een aantal onderdelen van deze herinrichting past in het vigerende bestemmingsplan Egmond aan Zee Centrum en Boulevard (zoals shared space ter plaatse van de Boulevard Zuid en de herinrichting van het Nijntjeplein). Andere onderdelen van de herinrichting zijn echter niet mogelijk binnen de kaders van dit bestemmingsplan. Het gaat hierbij om:

  • bundeling van de loods van de KNRM, de Egmondse Reddingsbrigade en de Pinck;
  • realisatie appartementen en horeca op de locatie van de bowling;
  • aanpassing breedte strandopgangen.

Voor deze onderdelen dient een nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld. Dit bestemmingsplan dient de ontwikkelingen mogelijk te maken.

1.2 Amendement bij raadsbesluit

Via een amendement bij het raadsbesluit is ervoor gekozen één ontwikkeling die was opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan niet als zodanig vast te stellen. Dit betreft de verhoging van de bebouwing van restaurant Van Speijk om een aantal recreatieve appartementen toe te voegen. De raad is van oordeel dat de verhoging te veel impact heeft op de zichtlijnen van de boulevard. Om die reden leidt het amendement ertoe dat de bouwhoogte van 12 m uit het ontwerp wordt teruggebracht naar 9 m. Voor een nadere toelichting op het amendement wordt verwezen naar de bijlage bij het Vaststellingsbesluit.

Waar mogelijk is de toelichting op dit amendement aangepast. Teksten die betrekking hadden op de extra recreatieve appartementen zijn uit de toelichting verwijderd.

1.3 Tussenuitspraak

Tegen het vastgestelde bestemmingsplan heeft Taverne B.V. beroep ingesteld (zaaknr 201506723/1/R1). Op 18 mei 2016 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een tussenuitspraak gedaan inzake het beroep. In haar tussenuitspraak geeft de Afdeling aan dat het bestreden besluit op drie punten gebreken vertoont en dat deze gebreken dienen te worden hersteld.

Naar aanleiding van deze uitspraak heeft het college de raad voorgesteld om de gronden voor het perceel Westeinde 1, die zijn gelegen binnen het bouwvlak, te bestemmen conform het ontwerpbestemmingsplan 'De Werf e.o.' zoals deze ter visie is gelegd, met voor een gedeelte van het gebouw een goot- en bouwhoogte van 12 meter. Op 10 november 2016 heeft de raad het voorstel ondertekend.

1.4 Ligging plangebied

Het plangebied betreft die delen in Egmond aan Zee van de ontwikkeling van De Werf en omgeving die niet passen in het vigerende bestemmingsplan, zoals beschreven in paragraaf 1.1. In figuur 1.1 is globaal de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG08002dewerf-C003_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.5 Vigerende bestemmingsplan

Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan Egmond aan Zee Centrum en Boulevard, dat op 15 mei 2012 is vastgesteld door de gemeenteraad van Bergen. In figuur 1.2 is een uitsnede van de plankaart van dit bestemmingsplan opgenomen. Hieruit blijkt dat voor de locatie van de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij (KNRM), de Egmondse Reddingsbrigade (ERB) en de Pinck een andere specifieke bestemming is opgenomen, dat voor de locatie van de bowling een discotheek is toegestaan met een beperkte hoogte en dat de strandopgangen specifiek zijn aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG08002dewerf-C003_0002.png"Figuur 1.2 Uitsnede plankaart bestemmingsplan Egmond aan Zee

1.6 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de huidige situatie en wordt aangegeven wat het plan inhoudt. Vervolgens vindt in hoofdstuk 3 een toetsing aan het beleid plaats. Hoofdstuk 4 bevat een beschrijving van de verschillende omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische regeling. Tot slot komt in hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van het plan aan bod.

Hoofdstuk 2 Het plan

2.1 Bredere context

De gemeente Bergen wil de omgeving van De Werf in Egmond aan Zee verbeteren. De bedoeling is dat de waarden van Egmond aan Zee als kustplaats worden versterkt. Het totale project bestaat uit een aantal onderdelen waarbij de openbare ruimte wordt versterkt en uit een aantal specifieke bouwplannen dat moet bijdragen aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Het doel is om de totale ruimtelijke kwaliteit van het hele gebied te versterken. In figuur 2.1 is een schetsontwerp opgenomen dat als basis heeft gediend voor de verschillende plannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG08002dewerf-C003_0003.jpg"

Figuur 2.1 Schetsontwerp herinrichting

Dit schetsontwerp gaat uit van een aantal verschillende onderdelen:

  • shared space met autoroute voor de Boulevard Zuid;
  • De Werf blijft parkeerterrein, parkeren naast Kennedyflat in samenhang met plein;
  • bowling vervangen door restaurant en appartementen;
  • bundeling initiatieven van maritiem centrum;
  • verplaatsen toegang parkeerterrein richting KNRM;
  • duinroute versterken;
  • uitkijkpunt, eventueel in combinatie met betaalde fietsenstalling;
  • inrichting in samenhang met eerdere heringerichte delen zeereep en oude dorp.

Door deze aanpassingen ontstaat een gebied met verschillende routes vol betekenis (zie ook figuur 2.2). Er ontstaat een brede boulevard met duinbalkons. Vanaf de vuurtorenduin komt een uitzichtpunt waar vandaan een breder uitzicht is. De aantrekkelijkheid van een duinwandeling wordt versterkt door de Dr. Helleboulevard. Rondom De Werf wordt het eigene versterkt. Daarnaast wordt met het project de waterhuishouding van het gebied versterkt. De maatregelen die hiervoor worden getroffen, kunnen gelijktijdig met de herinrichting van de openbare ruimte worden vormgegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG08002dewerf-C003_0004.png"

Figuur 2.2 Routes vol betekenis

De Werf functioneert als een schakel in het hart van Egmond aan Zee. Het plein is een multifunctioneel plein, waar in principe sprake is van parkeren, maar waar ook festiviteiten kunnen worden georganiseerd. Vanaf het plein komt er een betere aansluiting op de wandelroute langs de kust. De beleving van de strandafgang moet worden verbeterd: hier komt meer ruimte, waardoor er sprake is van een hoofdmoment in de beleving van Egmond aan Zee als kustplaats. Tot slot worden de achterkanten zo veel mogelijk opgeheven.

2.2 Projecten binnen dit bestemmingsplan

Uit paragraaf 2.1 blijkt dat de versterking van De Werf en omgeving uit een aantal verschillende aspecten bestaat. Verschillende onderdelen kunnen hiervan worden uitgevoerd binnen de kaders van het vigerende bestemmingsplan Egmond aan Zee Centrum en Boulevard. Voor een aantal onderdelen is er echter strijdigheid met het bestemmingsplan. Onderhavig bestemmingsplan heeft tot doel om de gewenste ontwikkeling van De Werf en omgeving in zijn geheel juridisch-planologisch mogelijk te maken. In deze paragraaf worden de verschillende onderdelen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt nader uitgelicht.

Strandopgangen

De centrale strandopgang en de opgang Bad Zuid worden versterkt. Concreet houdt dit in dat de strandopgangen worden verbreed en van een andere ondergrond worden voorzien, zodat de toegankelijkheid van het strand toeneemt. In figuur 2.3 is de ligging van de toekomstige strandopgangen aangegeven. Om dit te kunnen realiseren, dienen de naastgelegen strandpaviljoenen iets te verschuiven. Deze verschuivingen passen niet geheel binnen de kaders van het vigerende bestemmingsplan. De exacte verplaatsing is echter nog niet uitgekristalliseerd. Daarom worden voor de strandpaviljoens die mogelijk te maken krijgen met verschuivingen en waar het vigerende bestemmingsplan een belemmering voor de verschuiving kan betekenen (De Schelp, Bad Zuid en Zeezicht) groter bouwvlakken opgenomen. De bouwvlakken komen gedeeltelijk te liggen over de stroken waar de strandcabines zijn geplaatst. De ligging van deze stroken wordt niet aangepast. Voor de volledigheid zijn de aangrenzende stroken met het bijbehorende strand ook opgenomen in dit bestemmingsplan.

De breedte van de strandopgangen past niet binnen het bestemmingsplan. Het zal echter niet nodig zijn om de duinen ter plaatse af te graven. Hierdoor zal er geen aantasting zijn van de natuurwaarden ter plaatse.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG08002dewerf-C003_0005.png"

Figuur 2.3 Inrichting strandopgangen

Maritieme hoek

Aan de zuidkant van De Werf zijn een gebouw van de KNRM en de ERB en een gebouw voor de Pinck naast elkaar gelegen. De bedoeling is beide gebouwen met elkaar te combineren. Hierdoor kan de beschikbare ruimte efficiënter worden benut en is een minder groot oppervlak aan bebouwing noodzakelijk. Bovendien wordt op deze manier de functie van de Maritieme hoek versterkt. In figuur 2.4 is een impressie van het nieuwe gebouw opgenomen. Doordat de functies in één gebouw worden opgenomen, ontstaat ruimtelijk ook een betere eenheid. Dit komt de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse ten goede.

Daarnaast bestaat de behoefte om de zichtlijnen richting Bad Zuid en de strandopgang ter plaatse te versterken. Deze zichtlijn is op dit moment niet optimaal en kan worden versterkt door de bouwing minder ver naar het noorden door te laten steken. Door de bebouwing met elkaar samen te voegen, ontstaat deze mogelijkheid. In figuur 2.5 is een bovenaanzicht aangegeven, waarbij de nieuwe positionering van het gebouw is aangegeven ten opzichte van het huidige gebouw. Aan de zijde van het duin zal sprake zijn van een aanvulling van het duin.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG08002dewerf-C003_0006.png"

Figuur 2.4 Impressie nieuw gebouw Maritieme hoek

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG08002dewerf-C003_0007.png"

Figuur 2.5 Positionering nieuwe gebouw Maritieme hoek

Locatie voormalige bowling

De bebouwing op de locatie van de voormalige bowling wordt gesloopt. In het huidige bestemmingsplan is hier de mogelijkheid opgenomen voor een discotheek, op basis van de vigerende mogelijkheden van deze locatie. De gemeente is van mening dat een discotheek op deze locatie niet de voorkeur verdient, gezien de overlast die een dergelijke functie met zich kan meebrengen. In overleg met de eigenaar wordt daarom minder zware horeca toegestaan, in de vorm van horeca uit ten hoogste categorie 2 (zoals een café-restaurant). Voorts wordt ter plaatse een aantal appartementen toegestaan, die 1,6 meter hoger worden dan de naastgelegen Kennedyflat. Door aan de kopse kant ten opzichte van het strand en de zee hier bebouwing toe te voegen, wordt de beleving van Egmond vanaf het strand en de zee versterkt: er staat hier nu geen hoge blinde muur meer, maar een aantrekkelijk woongebouw. Dit past bij de uitstraling van Egmond. In figuur 2.6 is een aanzicht van het nieuwe gebouw opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG08002dewerf-C003_0008.png"

Figuur 2.6 Aanzicht voormalige locatie bowling

In dit gebouw wordt in principe op de begane grond een parkeergarage gebouwd. Hier bovenop komt een verdieping met een restaurant. Bij dit restaurant is een terras aanwezig. De hoogte van dit terras komt overeen met de hoogte van het duin. Op deze manier wordt goed ingespeeld op het hoogteverschil dat feitelijk aanwezig is. In de verdiepingen hier bovenop worden appartementen gerealiseerd. Deze verdiepingen hebben een kleiner oppervlak dan de horecagelegenheid. De mogelijkheden voor de indeling van het gebouw wordt flexibel gehouden in dit bestemmingsplan.

Om na te gaan wat de gevolgen zijn voor de omgeving, is een bezonningsstudie uitgevoerd. Hierbij is nagegaan wat de schaduwwerking is van de nieuwbouw om zo de ruimtelijke impact op de omgeving te kunnen bepalen. De bezonningsstudie is opgenomen in bijlage 1. Uit deze studie blijkt dat de gevolgen voor de bestaande bebouwing zeer beperkt zijn. Dit wordt met name veroorzaakt doordat er enige afstand is aangehouden tussen de bestaande bebouwing en de nieuwe bebouwing.

   

 

Hoofdstuk 3 Beleid

In dit hoofdstuk wordt getoetst aan het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Hierbij is uitsluitend dit beleid opgenomen dat een relatie heeft met de onderwerpen die in dit bestemmingsplan aan bod komen. Beleidsthema's die geen invloed hebben op dit bestemmingsplan, zijn achterwege gelaten.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR is gericht op een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar streeft het Rijk met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid.

In de SVIR wordt het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

De SVIR verstevigt het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. De verantwoordelijkheid om te sturen in de ruimtelijke ordening wordt door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte nog meer bij de provincie en gemeenten gelegd. Dit houdt in dat de betekenis van de nationale structuurvisie voor het bestemmingsplangebied zodoende zeer beperkt blijft. Het relevante beleidskader wordt gevormd door provincie en vooral door de gemeente.

De SVIR staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

3.1.2 AMvB Ruimte (2012)

De nationale belangen uit de SVIR die juridische borging vragen, worden geborgd in de AMvB Ruimte. Deze AMvB wordt in juridische termen aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De AMvB is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. Met de AMvB Ruimte geeft het Rijk aan dat ingezet wordt op zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast.

Voor dit gebied is het van belang dat in de AMvB Ruimte de ecologische hoofdstructuur wordt benoemd. In de AMvB is geregeld dat de verantwoordelijkheid voor de aanwijzing hiervan aan de provincie wordt overgelaten. In de volgende paragraaf (3.2.1) wordt op dit onderwerp nader ingegaan.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Dit is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Deze stappen volgen de ladder voor duurzame verstedelijking. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1. de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • 2. indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt nagegaan in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • 3. als de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt nagegaan in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

In dit bestemmingsplan wordt een aantal ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De aanpassing van de strandopgang valt niet binnen de definitie van een stedelijke ontwikkeling. Bij de maritieme hoek is sprake van herstructurering van een bestaande stedelijike functie, waardoor ook geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De nieuwe horecagelegenheid zou in het huidige bestemmingplan ook mogelijk zijn, vanwege de bestemming ter plaatse en is daarom niet aan te merken als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De appartementen zijn in principe aan te merken als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Gezien de beperkte omvang van het aantal appartementen, blijkt uit jurisprudentie dat de nieuwbouw van woningen niet als stedelijke ontwikkeling in de zin van het Bro hoeft te worden aangemerkt. Voor de volledigheid wordt wel op de behoefte van woningen op deze locatie ingegaan.

In Egmond aan Zee zijn de verschillende strandgerelateerde functies gewild, waarbij woningen met uitzicht op zee een bijzondere aantrekkingskracht hebben en in het algemeen gewild zijn. Hiermee is de regionale behoefte van deze functies voldoende aangetoond.

Ten aanzien van de tweede stap van de ladder voor duurzame verstedelijking kan worden gesteld dat sprake is van herstructurering. Hierdoor blijft de derde stap buiten beschouwing en kan, ondanks dat hieraan niet hoeft te worden getoetst vanwege de beperkte omvang van de ontwikkeling, worden gesteld dat wordt voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking uit het Bro.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Provinciale Ruimtelijke Verordening

De Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vloeit voort uit het Uitvoeringsprogramma van de Provinciale Structuurvisie. In de PRV wordt voor een aantal onderwerpen regels gesteld dat door de rijksoverheid bij de provincies is neergelegd ter verdere uitwerking en/of aanvulling in een provinciale verordening. Op deze wijze komen de rijksregels 'getrapt' in bestemmingsplannen terecht. Het gaat hierbij om de volgende onderwerpen:

  • bundeling van verstedelijking en locatiebeleid economische activiteiten;
  • rijksbufferzones;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • nationale landschappen;
  • het kustfundament;
  • het regionale watersysteem.

De regeling die is opgesteld in de PRVS heeft betrekking op de volgende onderwerpen: 

  • de aanwijzing van bestaand bebouwd gebied;
  • mogelijkheden, kwaliteitseisen en Ruimte voor Ruimte-regeling voor het landelijk gebied;
  • werkfuncties en grootschalige detailhandel in BBG en landelijk gebied
  • de Groene ruimte;
  • de Blauwe ruimte;
  • energie (windturbines).

Voor dit bestemmingsplan zijn de regels ten aanzien van het BBG (Bestaand Bebouwd Gebied), EHS (ecologische hoofdstructuur) en het kustfundament van belang. Het plangebied ligt grotendeels binnen BBG. Alleen de strandopgangen vallen gedeeltelijk buiten de begrenzing van het BBG. Omdat dit geen stedelijke functie betreft, staat de PRV dit onderdeel niet in de weg. In figuur 3.1 is de ligging van het BBG aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG08002dewerf-C003_0009.jpg"

Figuur 3.1 Ligging Bestaand Bebouwd Gebied (BBG)

Overigens is de ecologische hoofdstructuur (EHS) niet in de nabije omgeving van het plangebied gelegen. In figuur 3.2 is de begrenzing van de EHS aangegeven. Gezien de afstand van de ontwikkelingen binnen dit plangebied tot de EHS, kunnen de onderdelen uit het bestemmingsplan worden gerealiseerd zonder dat de EHS dit in de weg staat. In paragraaf 4.10 wordt nader ingegaan op de ecologische waarden van het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG08002dewerf-C003_0010.jpg"

Figuur 3.2 Ligging Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

Tot slot is het gehele plangebied aangewezen als onderdeel van het kustfundament. Binnen dit gebied moet rekening worden gehouden met het belang van de duinen als primaire waterkering. Met dit aspect wordt rekening gehouden (zie ook paragraaf 4.9). Tevens wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder ten aanzien van dit onderwerp. Overigens is een dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering opgenomen in het bestemmingsplan om de waterstaatkundige functie te borgen.

Al met al kan worden geconcludeerd dat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg wordt gestaan door de PRV.

3.2.2 Structuurvisie Noord-Holland 2040 (2010)

De provincie Noord-Holland heeft in het kader van de Wro een structuurvisie voor de gehele provincie vastgesteld. In de structuurvisie Noord-Holland 2040 vormen drie hoofdbelangen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie:

  • 1. ruimtelijke kwaliteit: hiervoor wordt vooral gefocust op behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad;
  • 2. duurzaam ruimtegebruik: waarbij milieukwaliteiten, behoud en ontwikkeling van verkeers- en vervoersnetwerken, voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting en voldoende en gedifferentieerde ruimte voor landbouw, visserij en andere economische activiteiten een belangrijke rol spelen;
  • 3. klimaatbestendigheid: voor voldoende bescherming tegen overstroming en wateroverlast, schoon drink-, grond- en oppervlaktewater en ruimte voor het opwekken van duurzame energie.

Binnen het totale project van de herinrichting wordt rekening gehouden met een duurzaam waterbeheer om zo de wateroverlast te beperken. De ontwikkeling vindt voorts plaats met aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit. Zoals in hoofdstuk 2 is aangegeven, is een belangrijk doel van de totale herinrichting van De Werf e.o. dat de ruimtelijke kwaliteit wordt versterkt.

3.3 Gemeentelijk beleid

Visie op toerisme en recreatie (2005)

De visie op toerisme en recreatie in de gemeente Bergen geeft de centrale doelstellingen voor toerisme en recreatie weer en dient als leidraad voor het te ontwikkelen beleid en de uit te voeren uitwerkingspunten voor dit beleidsveld. De visie heeft als belangrijkste doelstellingen:

  • het verhogen van de kwaliteit op het gebied van mobiliteit, ruimtelijke ordening, openbare ruimte, cultuurhistorische beleving en natuur;
  • verlenging van het toeristisch-recreatieve seizoen;
  • efficiënte samenwerking met alle bij het toerisme betrokken partijen;
  • voldoende draagvlak onder de inwoners van Bergen;
  • toerisme meer regionaal benaderen;
  • afstemming van activiteiten en visie met andere werkterreinen (bijvoorbeeld natuur, kunst en cultuur en ruimtelijke ordening), zowel intern als extern;
  • streven naar meer bestedingen van de toerist;
  • behoud en/of versterking van de toeristische positie van de verschillende kernen binnen de gemeente Bergen.

Om deze doelstellingen te bereiken zullen concrete maatregelen worden voorbereid waarbij gebruik gemaakt wordt van de unieke kwaliteiten en potenties van Bergen als geheel (het strand, de duinen en het achterland) en waarbij de aanwezige voorzieningen optimaal worden benut.

Woonbeleidsnota, van woonwens tot maatwerk

Belangrijke speerpunten in het woonbeleid zijn huisvesting voor starters en senioren. Starters hebben een zwakke positie op de woningmarkt en er is grote vraag naar seniorenhuisvesting in combinatie met welzijn en zorg.

Om goed aan te kunnen sluiten bij de woningbehoefte, houdt de gemeente rekening met de kwalitatieve woningbehoefte per kern, de spreiding over de kernen en spreiding in de tijd. Dit wordt uitgewerkt in een woningbouwprogramma per kern.

Er wordt rekening gehouden met een groei van 40 woningen per jaar.

Daarnaast heeft de gemeente voor de periode tot 2015 onder andere als uitgangspunt:

  • zorggeschikte woningen toevoegen;
  • door doorstroming en in mindere mate nieuwbouw, woningen voor starters beschikbaar krijgen;
  • door aanpassing van de bestaande voorraad en nieuwbouw woningen voor ouderen beschikbaar krijgen;
  • de huursector moderniseren door bestaande woningen op te plussen, te slopen of te verkopen;
  • bij nieuwbouw is aanpasbaar, duurzaam en veilig bouwen uitgangspunt;
  • versterken van welzijnsdiensten.

De woningen die worden gerealiseerd, moeten er (deels) voor zorgen dat de doorstroming wordt versterkt. Het past daarmee binnen de Woonbeleidsnota.

Regionaal Aktieprogramma (RAP)

De provincie streeft in haar provinciale woonvisie 2010-2020 'Goed wonen in Noord-Holland' (vastgesteld op 27 september 2010 door Provinciale Staten) naar voldoende woningen in een aantrekkelijk woonmilieu en met een passende kwaliteit in het jaar 2020. De provincie wil dit bereiken door onder andere samen met de regio's regionale actieprogramma's (RAP's) te ontwikkelen met duidelijke afspraken over de regionale woningbouwprogramma's, ingrepen in de woningmarkt en in het woningaanbod.

In het RAP worden (publiekrechtelijke) afspraken tussen provincie en regio's over gewenste woningbouwproductie, passend bij de vraag in kwantitatieve en kwalitatieve zin vastgelegd. De gemeente Bergen is onderdeel van de subregio Regio Alkmaar in de RAP Noord-Holland Noord. Als gemeenten en regio's van elkaar weten wat de plannen zijn en daar afspraken over maken, kunnen unieke lokale kansen beter benut worden zonder dat er ongewenste concurrentie ontstaat.

Gedeputeerde Staten gaan onder andere uit van het RAP bij hun beoordeling van nieuwbouw buiten Bestaand Bebouwd Gebied (BBG).

Het totaal aan woningbouwplannen, dat in de regio in voorbereiding is, sluit niet volledig aan bij de behoefte, zowel in aantal als in samenstelling van het woningbouwprogramma. Een overplanning (van 30%) is echter noodzakelijk. In de praktijk blijkt namelijk dat er regelmatig planuitval is door procedures of afzetproblemen. Uiteindelijk is de totale planning als regionaal acceptabel uitgangspunt in het RAP benoemd.

Tussen de gemeenten onderling zijn er verschillen. In de besprekingen over het RAP is dit reeds geconstateerd en zijn de gemeenten geadviseerd om, waar nodig, in overleg te treden met de ontwikkelende partijen (zij bouwen, niet de gemeenten) om zo tot aanpassing van het programma te komen. De gemeente Bergen heeft binnen de regio de grootste overplanning. Er zijn ook gemeentes (Alkmaar, Heerhugowaard en Langedijk) die minder gaan bouwen dan de behoefte aangeeft. Regionaal worden deze verschillen geaccepteerd. De gemeente Bergen heeft een geplande productie van 1.068 woningen tot 2020 aangegeven.

Cultuurhistorische Nota Bergen 2009-2018

De Nota beoogt richtinggevend te zijn voor het beleid op het gebied van de nog aanwezige, tastbare cultuurhistorische waarden in het landschap en in de dorpen. Het beleid heeft betrekking op de drie pijlers van de cultuurhistorie: archeologie, landschap en bebouwing. De hoofduitgangspunten van de gemeente zijn:

  • naarmate de ontwikkelingslocatie een grotere cultuurhistorische waarde heeft, wordt de cultuurhistorie eerder in de besluitvorming betrokken; alle betrokkenen weten van te voren waar ze aan toe zijn;
  • bij ruimtelijke ingrepen wordt niet alleen onderzocht welke archeologische, maar ook welke andere cultuurhistorische waarden in het geding zijn;
  • Bergen is rijk aan cultuurhistorie. De cultuurhistorie is belangrijk voor de identiteit binnen de gemeente. Behoud en versterking van de cultuurhistorische waarden van de gemeente Bergen zijn de hoofduitgangspunten in het cultuurhistorische beleid;
  • cultuurhistorie betreft een zaak van de hele samenleving; toegankelijkheid en ontsluiting van de cultuurhistorie is voor bewoners en bezoekers;
  • cultuurhistorie betreft het object in zijn omgeving, maar ook de omgeving als zodanig;
  • de diverse kernen van Bergen hebben elk een eigen karakter of identiteit. De kernen staan niet los van het landschap, maar zijn daarin opgenomen. Het landschap heeft ook een identiteit. Tezamen vormen deze componenten de identiteit van Bergen. In de doelstelling en ambitie wordt geen hiërarchie van de componenten aangebracht, maar een gericht beleid op maat aangehouden.

Met dit plan wordt het karakter van de kern Egmond aan Zee verder versterkt. Er zijn geen cultuurhistorische waarden die worden aangetast met dit bestemmingsplan. Doordat zichtlijnen worden versterkt en de beleving van de duinen door het gehele project wordt versterkt, kan worden gesteld dat sprake is van een verbetering van de beleving van de cultuurhistorische waarden.

Welstandsnota (2004)

Voor het gehele grondgebied van de gemeente Bergen heeft de gemeenteraad (juni 2004) een Welstandsnota vastgesteld. In deze nota zijn de criteria beschreven die ten grondslag liggen aan de welstandsbeoordeling bij het beoordelen van bouwplannen. In de nota komen, na een hoofdstuk over het ruimtelijke welstandsbeleid in Bergen, de welstandscriteria aan de orde. Allereerst komen daarbij de algemene welstandscriteria aan de orde, vervolgens de 'relatieve' welstandscriteria voor specifieke gebieden en objecten. Tot slot komen de 'absolute' criteria aan bod voor de sneltoets van veel voorkomende kleine bouwwerken.

De bouwplannen worden op basis van de Welstandsnota nader getoetst.

Ruimtelijke visie op hotels en pensions (2008)

In de visie is het beleid voor de vestiging en uitbreiding van hotels en pensions opgenomen. Ook is beleid opgenomen voor het tegengestelde, namelijk omzetten van hotels naar woningen. Voor Egmond aan Zee geldt dat deze kern in de hotel- en pensionsector de grootste aanbieder is. Ook op het gebied van particuliere verhuur is Egmond aan Zee de grootste kern in de gemeente. Kenmerkend is de boulevard met haar grootschalige bebouwing en in verhouding tot de rest van Egmond; hoge bebouwing. De boulevard is dan ook het gebied waar uitbreiding van bestaande hotels en nieuwvestiging van nieuwe hotels kan plaatsvinden. Buiten dit gebied is hotelontwikkeling niet wenselijk. Het voornoemde ontwikkelingskader voorziet in een gewenste ruimtelijke structuur van hotels en pensions. Daarmee wordt ook richting gegeven aan de (on)mogelijkheid voor de functieverandering van hotel naar woningen of appartementen. Binnen de zogenoemde concentratiegebieden (de boulevard) is het in principe niet toegestaan hotels en pensions te sluiten of slopen voor de omzetting of nieuwbouw van woningen en/of appartementen. Het omgekeerde, het veranderen van een woonfunctie naar een hotel of pension, wordt binnen deze gebieden in beginsel gestimuleerd. In de gemengde gebieden is functieverandering slechts toegestaan als er een duidelijke kwaliteitsslag gemaakt wordt in de omgeving. Dat betekent dat ook hinderlijke, niet-passende bebouwing gesloopt moet worden.

Horecanota (2010)

Op 29 juni 2010 is de nota Gastvrij Bergen vastgesteld. Vanwege het belang van en de aandacht voor dit onderwerp is het van belang dat de uitgangspunten uit voornoemde nota verwerkt worden in het onderhavige bestemmingsplan.

De gemeente Bergen is een toeristische gemeente. De diversiteit van de omgeving en het aanbod van voorzieningen maken de gemeente aantrekkelijk voor zowel haar bewoners als bezoekers. Horeca speelt hierin een belangrijke rol. Daarnaast is de aanwezige horeca één van de belangrijkste economische factoren binnen de gemeente Bergen. Echter, de aanwezigheid van horeca levert, naast een aantrekkelijk voorzieningenniveau, ook een zekere belasting op voor de omgeving.

In de nota Gastvrij Bergen worden onderwerpen zoals uitgaansgebieden, ontnuchteringszaken, exploitatievergunningen, sluitingstijden, terrassen, muziekvolume, ruimtelijke ordening en handhaving behandeld. In het plangebied wordt één horecagelegenheid mogelijk gemaakt. De horecanota staat een horecagelegenheid op deze locatie niet in de weg.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Verkeer en parkeren

Voorliggend plan voorziet in ontwikkelingen in de kern Egmond aan Zee. Op locatie van de voormalige bowling worden een horecafunctie (restaurant) en appartementen mogelijk gemaakt.

Ontsluiting gemotoriseerd verkeer

De locatie bowling wordt primair ontsloten op de Zeeweg. Deze weg gaat in westelijke richting over in de Boulevard Zuid en de Westeinde. De Westeinde gaat in noordelijke richting verder langs de kustlijn en takt via de Doctor Wiardi Beckmanlaan en de Sportlaan aan op de Egmonderstraatweg. De Zeeweg sluit in oostelijke richting via de Admiraal de Ruyterweg / Prins Hendrikstraat en de Voorstraat ook aan op de Egmonderstraatweg. Hiermee vormen deze wegen een ring om Egmond aan Zee vanwaar verschillende wijken en het centrum bereikt kan worden. De Egmonderstraatweg verzorgt de verdere ontsluiting richting de kern Egmond aan den Hoef en de provinciale weg N512.

De gemeente Bergen is voornemens om ter hoogte van beide locaties de Zeeweg en Westeinde uit te voeren als erftoegangsweg binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/u. De ontsluiting van de locatie is voor het gemotoriseerd verkeer goed.

Verder is van belang dat de vrije doorgang van voertuigen van de KNRM en de ERB richting het strand gewaarborgd blijft. Het plan staat hieraan niet in de weg.

Ontsluiting langzaam verkeer

Ook voor het langzaam verkeer vindt de ontsluiting primair plaats op de Zeeweg en de Westeinde. Deze wegen hebben aan beide zijden van de weg fietsstroken. Deze fietsstroken leiden in noordelijke richting naar de boulevard en het centrumgebied en in oostelijke richting (via de Admiraal de Ruyterweg / Prins Hendrikstraat en de Voorstraat) naar de vrijliggende fietsinfrastructuur parallel langs de Egmonderstraatweg. Voor fietsers zijn binnen de kern van Egmond aan Zee trottoirs aanwezig. De ontsluiting van de locatie is voor het langzaam verkeer goed.

Ontsluiting openbaar vervoer

Ter hoogte van de locatie van de voormalige bowling is een bushalte aanwezig. Vanaf hier rijden busdiensten in de richting van busstation Egmond aan Zee, Castricum (via Egmond aan den Hoef, Egmond Binnen en Bakkum), Alkmaar en Schoorl. Deze bussen rijden met een frequentie van één of twee keer per uur. De ontsluiting door het openbaar vervoer is goed.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

Op de locatie van de voormalige bowling wordt de realisatie van een restaurant (circa 450 m2) en vier ruime appartementen juridisch planologisch mogelijk gemaakt. Deze ontwikkeling heeft een toename van de verkeersintensiteiten tot gevolg. De verkeersgeneratie van de ontwikkeling is bepaald op basis van kencijfers van het CROW. Deze zijn per functie en gebiedstype opgenomen in CROW publicatie 317 ('Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', 2012).

Gemeente Bergen heeft in de Nota Ruimtelijk Parkeren vastgelegd dat de kern Egmond aan Zee valt onder een matig stedelijke omgeving (Bergen, 2014). Gezien de ligging van beide locaties dicht bij het centrum van Egmond aan Zee is uitgegaan van schil centrum.

Locatie voormalig bowling

Voor de appartementen geldt op basis van deze uitgangspunten een verkeersgeneratie van 6,5 tot 7,3 mvt/etmaal per appartement. In totaal genereren de appartementen afgerond circa 30 mvt/etmaal.

Voor restaurants heeft CROW geen kencijfers voor de verkeersgeneratie. De verkeersgeneratie is bepaald aan de hand van het aantal benodigde parkeerplaatsen. Uitgaande van de parkeernorm van 9,0 parkeerplaatsen per 100 m² bvo (Parkeernota Bergen, 2014), een turn over van 2 (aantal maal per etmaal dat een parkeerplaats bezet is) en 2 verplaatsingen per parkeerplaats (heen en terug) bedraagt de verkeersgeneratie (4,5*9,0*2*2) is afgerond 160 mvt/etmaal.

Dit verkeer zal worden afgewikkeld over de wegen rondom de locatie. Deze wegen zijn voldoende ingericht om dit geringe aandeel extra verkeer goed te kunnen afwikkelen, zeker gezien het feit dat de beide locaties in de huidige situatie ook verkeer genereren.

Parkeren

Door de ontwikkeling zal ook de parkeerbehoefte wijzigen. Hiervoor zijn de parkeernormen van de gemeente Bergen gehanteerd die opgenomen zijn in de Nota Ruimtelijk Parkeren.

Om in de parkeerbehoefte van de ontwikkelingen te voorzien worden extra parkeerplaatsen gerealiseerd op beide locaties.

Locatie voormalig bowling

Voor appartementen in Egmond aan Zee geldt een parkeernorm van 1,7 parkeerplaats per woning. Voor 4 appartementen komt dit afgerond uit op 7 parkeerplaatsen. Voor een restaurant wordt een parkeernorm gehanteerd van 9 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo. Aangezien het restaurant circa 450 m2 bvo komt dit uit op 41 parkeerplaatsen. Hiermee is de totale parkeerbehoefte voor deze locatie 48 parkeerplaatsen

In de huidige situatie zijn 46 parkeerplaatsen aanwezig op het naastgelegen parkeerterrein. Voor de nieuw te ontwikkelen appartementen worden garageboxen gerealiseerd die voorzien in de parkeerbehoefte voor de appartementen. Aangezien de parkeerbehoefte voor het restaurant 46 parkeerplaatsen bedraagt wordt geconcludeerd dat er voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn.

KNRM, ERB en De Pinck

Ten behoeve van de Maritieme Hoek worden 12 parkeerplaatsen gerealiseerd, 6 op het voorterrein en 6 op straat. De parkeerplaatsen zullen als zodanig herkenbaar worden gemaakt.

Conclusie

De bereikbaarheid van het plangebied is voor verschillende modaliteiten goed te noemen. Gezien de geringe toename van het verkeer door de ontwikkeling is de verkeersafwikkeling gewaarborgd. In de parkeerbehoefte wordt op locaties voorzien. Geconcludeerd wordt dat het aspect verkeer de ontwikkeling niet in de weg staat.

4.2 Wegverkeerslawaai

Beoogde ontwikkeling

Binnen het plangebied worden (recreatieve) appartementen mogelijk gemaakt. Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) is een woning een geluidsgevoelige functie en dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd.

Toetsingskader

Normstelling

Op grond van de Wgh bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Binnen de geluidszone van een gezoneerde weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. Volgens artikel 74 van de Wgh is de breedte van een geluidszone afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (stedelijk of buitenstedelijk).

Aftrek ex artikel 110g Wgh

Krachtens artikel 110g van de Wgh mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Op alle in het rapport genoemde geluidsbelastingen is deze aftrek conform artikel 3.4 uit het Reken- en Meetvoorschrift toegepast, tenzij anders vermeld.

Nieuwe situatie

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg gelden bepaalde voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. Voor woningen geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Indien deze waarde wordt overschreden, is in bepaalde gevallen vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is vastgesteld dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de maximale ontheffingswaarde van 63 dB niet te boven gaan.

De geluidswaarde binnen de woningen (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm.

30 km/u wegen

Zoals gesteld zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h of lager op basis van de Wgh niet gezoneerd. Akoestisch onderzoek zou achterwege kunnen blijven. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Indien dit niet het geval is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en/of doelmatig zijn.

Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting wordt bij gebrek aan wettelijke normen aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt wordt de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde als referentiekader gehanteerd. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB geldt hierbij als richtwaarde en de maximale ontheffingswaarde van 63 dB als maximaal aanvaardbare waarde.

Onderzoek

Rekenmethodiek en invoergegevens

Voorliggend akoestisch onderzoek is uitgevoerd middels Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2012. De berekeningen zijn opgenomen in bijlage 2.

Locatie voormalig bowling

De locatie voormalige bowling is gelegen binnen de geluidszone van de Zeeweg (gedeelte 50 km/u). Deze gezoneerde weg met twee rijstroken heeft in binnenstedelijk gebied een geluidszone van 200 m. Op basis van jurisprudentie dient voor woonerven en 30 km/u-wegen ook akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Zodoende zijn de niet-gezoneerde wegen direct aanliggend aan het plangebied meegenomen in het onderzoek. Dit zijn de niet-gezoneerde weg Zeeweg (gedeelte 30 km/u), Boulevard Zuid en de Kennedyboulevard.

Verkeersgegevens

Ten behoeve van dit onderzoek zijn verkeersgegevens noodzakelijk voor het jaar 2025. De verkeersintensiteiten voor de verschillende wegen zijn gebaseerd op verkeerstellingen uitgevoerd in augustus 2007. Voor de verkeersintensiteiten van 2025 zijn de verkeersintensiteiten opgehoogd met een autonome verkeersgroei van 1% per jaar. Naast de autonome groei neemt het verkeer op de wegen ook toe door de ontwikkelingen op de twee locaties, zie verkeersparagraaf. Aangenomen is dat het verkeer van de locatie bowling geheel wordt afgewikkeld via de Zeeweg.

Het 30 km/u gedeelte van de Zeeweg (wegvak Kennedyboulevard – Dokter Helleboulevard), Boulevard Zuid en de Westeinde liggen in elkaars verlengde. Deze zijn in het akoestisch onderzoek meegenomen als één weg. De Boulevard Ir. De Vassy en de Zeeweg gedeelte 50 km/u liggen ook in het verlengde van deze wegen maar hebben een maximumsnelheid van 50 km/u en zijn zodoende gezoneerde wegen. Daarom zijn de Boulevard Ir. De Vassy en de Zeeweg gedeelte 50 km/u apart meegenomen in het onderzoek.

De verkeersgegevens die ten grondslag liggen aan het akoestisch onderzoek zijn opgenomen in tabel 4.1.

Tabel 4.1 Verkeersintensiteiten in mvt/etmaal (afgerond op 10-tal)

    2007   2025  
Gezoneerde wegen   weekdag   weekdag  
Zeeweg (afgeleid van Pr. Hendriklaan)   6.090   7.480  
Boulevard Ir. De Vassy (afgeleid van Boulevard Zuid)   3.230   3.880  
           
Niet-gezoneerde wegen          
Zeeweg – Boulevard Zuid en Westeinde (afgeleid van Boulevard Zuid)   3.230   3.880  
Kennedyboulevard (afgeleid van Boulevard Zuid)   3.230   3.880  
Vuurtorenplein (afgeleid van Dr. W. Beckmanlaan)   3.430   4.120  

Naast de verkeersintensiteiten zijn de voertuig- en etmaalverdeling nodig. Ook deze zijn afgeleid van de verkeerstellingen uit 2007, zie tabel 4.2.

Tabel 4.2 Voertuig- en etmaalverdeling en verharding

    Voertuigverdeling   Etmaalverdeling   Verharding  
Gezoneerde wegen   Lichte mvt   Middelzware mvt   Zware mvt   dag   avond   nacht    
Zeeweg (afgeleid van Pr. Hendriklaan)   94,9   3,3   1,8   6,3   5,0   0,6   DAB  
Boulevard Ir. De Vassy (afgeleid van Boulevard Zuid)   93,9   3,9   2,2   6,3   5,2   0,5   DAB  
                 
Niet-gezoneerde wegen                
Zeeweg – Boulevard Zuid - Westeinde   93,9   3,9   2,2   6,3   5,2   0,5   DAB  
Kennedyboulevard (afgeleid van Dr. W. Beckmanlaan)   93,9   3,9   2,2   6,3   5,2   0,5   DAB  
Vuurtorenplein (afgeleid van Dr. W. Beckmanlaan)   98,2   1,0   0,8   6,4   5,7   0,4   Klinkers in keperverband  

Naast de verharding is de kleinste afstand van de woningen tot de as van de weg en breedte per weg nodig. In tabel 4.3 zijn voor beide locaties de afmetingen opgenomen

Tabel 4. 3 Kleinste afstand tot de weg en wegbreedte, afgerond op hele meters

  Kleinste afstand tot de as van de weg [m]   Verhardingsbreedte vanaf de as van de weg [m]  
Locatie Bowling      
Gezoneerde wegen      
Zeeweg   78 m   78 m  
     
Niet-gezoneerde wegen      
Zeeweg – Boulevard Zuid - Westeinde   43 m   43 m  
Kennedyboulevard   68 m   68 m  

Tot slot is de objectfractie van belang. De objectfractie is het aandeel bebouwing aan de overzijde van de weg waardoor geluid weerkaatst wordt. Vanwege de geringe bebouwing langs de wegen is uitgegaan van een objectfractie van 0,5.

Door de ligging van de wegen is een zichthoekcorrectie uitgevoerd. Voor locatie bowling is voor de Zeeweg gedeelte 50 km/u een zichthoekcorrectie van 5 graden meegenomen meegenomen in de geluidsberekening.

Woningen

Voor het akoestische onderzoek is de hoogte van de woningen van belang. De toekomstige bebouwing voor de appartementen op de locatie bowling telt 6 bouwlagen (kelder, horeca en vier verdiepingen appartementen). Aangezien alleen de appartementen geluidsgevoelige functies zijn is de geluidsbelasting berekend op waarneemhoogtes, 7,5; 10,5; 13,5 en 16,5.

Resultaten

Locatie voormalig bowling

Gezoneerde wegen

Op basis van de SRM-I geluidsberekening blijkt dat de geluidsbelasting ter hoogte van de nieuwe geluidgevoelige bestemming ten gevolge van het verkeer op de Zeeweg (gedeelte 50 km/u) 37 dB bedraagt op een maatgevende hoogte van 7,5 m. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt niet overschreden.

Niet-gezoneerde wegen
Uit de geluidsberekeningen voor de niet-gezoneerde weg blijkt dat ten gevolge van verkeer op de Zeeweg – Boulevard Zuid – Westeinde de geluidsbelasting 48 dB bedraagt op een maatgevende hoogte van 1,5 m. De richtwaarde van 48 dB wordt niet overschreden. Ten gevolge van verkeer op de Kennedyboulevard bedraagt de geluidsbelasting 46 dB bedraagt op een maatgevende hoogte van 13,5 m. De richtwaarde van 48 dB wordt niet overschreden.

Voor het overzicht zijn alle resultaten in tabel 4.4 opgenomen.

Tabel 4.4 Resultaten akoestisch onderzoek

  Geluidsbelasting   Maatgevende hoogte  
Locatie voormalig Bowling      
Gezoneerde wegen      
Zeeweg (gedeelte 50 km/u)   37 dB   7,5 m  
     
Niet-gezoneerde wegen      
Zeeweg – Boulevard Zuid - Westeinde   48 dB   1,5 m  
Kennedyboulevard   46 dB   13,5 m  

Conclusie

Locatie voormalig bowling

Ten gevolge van het verkeer op de gezoneerde Zeeweg (gedeelte 50 km/u) wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden. Ten gevolge van verkeer de niet-gezoneerde wegen Zeeweg – Boulevard Zuid – Westeinde en de Kennedyboulevard wordt de richtwaarde niet overschreden. Geconcludeerd wordt het aspect wegverkeerslawaai de ontwikkeling op de locatie voormalig bowling niet in de weg staat.

4.3 Bodemkwaliteit

Beleid en normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek en conclusie

De voorgestelde ontwikkeling past niet in het vigerende bestemmingsplan, er is sprake van een functiewijziging. Uit het Bodemloket (www.bodemloket.nl) blijkt dat ter plaatse van het plangebied geen historische activiteiten bekend zijn die mogelijk hebben geleid tot bodemvervuiling. De aanwezige bodemkwaliteit levert hierdoor geen belemmering op voor de beoogde ontwikkelingen. In het kader van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt een actueel bodemonderzoek uitgevoerd.

4.4 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Onderzoek en conclusie

Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in (de omgeving van) het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Daarnaast vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het water, het spoor of door buisleidingen. Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.5 Kabels en leidingen

Afwegingskader 

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18”;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18”.

Onderzoek en conclusie

Er zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

4.6 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde   geldig  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   60 µg/m³   2010 tot en met 2014  
  jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 2015  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³    

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

NIBM

In het Besluit niet in betekenende mate (nibm) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen.

Onderzoek

Door de ontwikkeling is er een toename van verkeer van 225 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde). Hierbij wordt uitgegaan van een aandeel vrachtverkeer van 2%. Uit de Nimb-tool blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht van 0.25 µg/m³ en van fijn stof van 0.05 µg/m³. Beide toenames blijven beneden de 1,2 µg/m³. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat voor de wegen direct rondom het plangebied geen concentraties luchtverontreinigende stoffen bekend zijn. De dichtstbijzijnde weg waar de concentraties wel voor bekend zijn is de Heereweg. De jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs deze weg waren in 2012 ruimschoots onder de grenswaarden uit de wetgeving gelegen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.

Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.

4.7 Bedrijven en milieuhinder

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

Onderzoek en conclusies

Binnen het plangebied zijn verschillende ontwikkelingen beoogd:

  • verbreden van de duinopgang en daarmee samenhangend het verplaatsen van strandpaviljoens;
  • realisatie van horeca, appartementen en recreatieve appartementen;
  • samenvoegen van locatie KNRM, ERB en De Pinck.

In onderstaande tabel zijn voor de verschillende activiteiten de richtafstand tot een rustige woonwijk en gemengd gebied, en de daadwerkelijke afstand tot het dichtstbijzijnde gevoelige object weergegeven. Door de menging van de functies maatschappelijk, gemengd, horeca en wonen is het gebied te categoriseren als gemengd gebied. Er kan dus worden uitgegaan van de verkorte richtafstanden. Op de nieuw te realiseren horeca en de nieuwe recreatieve appartementen die boven de horeca mogelijk worden gemaakt, wordt in de paragraaf Horeca (4.8) ingegaan.

Activiteit   Richtafstand rustige woonwijk   Richtafstand gemengd gebied   Aspect   Afstand tot gevoelig object  
De Pinck (museum)   10 m   0 m   Geluid   Circa 30 m  
KNRM / ERB   50 m   30 m   Geluid   Circa 30 m  

Te zien is dat voor alle activiteiten wordt voldaan aan de richtafstand. Daarnaast is het zo dat De Pinck, de KNRM en ERB in de huidige situatie reeds aanwezig zijn. Door de beoogde ontwikkeling komen deze activiteiten niet dichterbij gevoelige functies te liggen. Als gevolg van de beoogde ontwikkelingen zal door deze activiteiten dan ook geen overlast in de omgeving ontstaan. Er is ter plaatse van de omliggende woningen dan ook sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.8 Horeca

Beleid en regelgeving

Bij de aanwezigheid of realisatie van horecavoorzieningen is het van belang dat ter plaatse van woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd en dat horecavoorzieningen op een gewenste locatie hun bedrijf kunnen uitoefenen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een Staat van Horeca-activiteiten (SvH). De SvH bestaat uit een lijst van horeca-activiteiten die is gerangschikt naar mate van hinderlijkheid waarbij vooral is gekeken naar het aspect geluidshinder en de verkeersaantrekkende werking van de onderscheiden categorieën. De Staat is opgenomen in bijlage 1 van de regels. Voor een nadere toelichting op de regeling van Horecavoorzieningen met de Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar bijlage 4 van de toelichting.

Onderzoek en conclusie

Ter plaatse van de voormalige locatie van de bowling (in het bestemmingsplan Egmond aan Zee Centrum en Boulevard voorzien van de bestemming Gemengd-2 met een aanduiding voor discotheek) wordt horeca uit categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten mogelijk gemaakt. Het gaat hierbij om bedrijven die, gelet op hun activiteiten en de aard van de omgeving, overwegend ook delen van de nacht zijn geopend, zoals café-restaurant en bar.

De horeca zal direct aansluitend aan reeds bestaande en nieuwe woningen worden gerealiseerd. Horeca uit categorie 2 wordt hier aanvaardbaar geacht vanwege het gemengde karakter van de omgeving. Door de menging van verschillende functies is er ter plaatse reeds sprake van verhoogd achtergrondgeluid. Daarnaast is in de huidige situatie ter plaatse zware horeca zoals een discotheek mogelijk. Met voorliggende plan wordt dan ook teruggeschaald in horeca-categorie.

Geconcludeerd wordt dat er ter plaatse van woningen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat dat past bij het gebied. Het aspect horeca staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.9 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan 2010-2015

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheersplan 2010-2015 beschrijft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier de doelstellingen voor de periode 2010-2015 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. Hiermee wil het Hoogheemraadschap anticiperen op de voorspelde extra wateroverlast, droogte en het verhoogde overstromingsrisico en het bewerkstelligen van een betere waterkwaliteit.

De Keur van het Waterschap is een vastgestelde verordening waar gedoogplichten, geboden en verboden in staan. In dit kader is het van belang te weten dat langs hoofd- en overige watergangen een zone ligt van respectievelijk 5 m en 2 m ter bescherming van het profiel en onderhoud. Ook langs waterkeringen ligt een (variabele) zone voor bescherming en onderhoud van de waterkeringen, voor het realiseren van bouwwerken en het uitvoeren van werken binnen deze zone dient ontheffing van de Keur te worden aangevraagd.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied is gelegen aan de Boulevard-Zuid te Egmond aan Zee en bestaat uit een bowlingcentrum, De Pinck, de KNRM, de ERB, een strandopgang en strandpaviljoens.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit zandgrond. Er is sprake van grondwater trap VII. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand op meer dan 1,4 m beneden maaiveld ligt en de gemiddelde laagste grondwaterstand op meer dan 1,6 m beneden maaiveld. De maaiveldhoogte is variabel en loopt op tot circa NAP +16 m.

Waterkwantiteit- en kwaliteit

In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig en het gebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied is gelegen binnen de kernzone van de zandige kust. Binnen deze zone gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG08002dewerf-C003_0011.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG08002dewerf-C003_0012.png"

Figuur 4.1 Legger zandige kust

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is aangesloten op een gemengd rioolstelsel.

Toekomstige situatie

Algemeen

De beoogde ontwikkelingen bestaan uit het verbreden van de duinopgang en daarmee samenhangend de verplaatsing van strandpaviljoens, de realisatie van een horecagelegenheid met appartementen en het samenvoegen van het museum en de reddingsbrigade.

Waterkwantiteit

Bij een toename in verharding dient deze toename te worden gecompenseerd. Omdat als gevolg van de ontwikkeling de aanwezige strandpaviljoens iets worden verplaatst en omdat de locatie van de nieuw te bouwen appartementen, horecavoorziening en het museum reeds zijn verhard, hebben de ontwikkelingen geen toename in verharding tot gevolg. Watercompensatie is dan ook niet vereist.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.

Veiligheid en waterkeringen

De Maritieme hoek, met De Pinck, de KNRM en de ERB, wordt zeewaarts uitgebreid. Zeewaartse uitbreiding wordt in principe niet toegestaan tenzij compenserende maatregelingen getroffen worden. Bij het realiseren van de bebouwing wordt er een hoeveelheid zand zeewaarts verplaatst. Deze hoeveelheid is van zodanige omvang dat de nadelige invloed van de zeewaartse uitbreiding op de waterkerende veiligheid volledig wordt gecompenseerd en de situatie ter plaatse zelfs wordt verbeterd. Na het verplaatsen van zand moet direct daarna helm in geplant worden, het zand mag niet weg stuiven. De werkzaamheden worden in een watervergunning vastgelegd.

Het verbreden van de strandopgangen is niet van invloed op de waterveiligheid. Er vindt geen afgraving van het duin plaats.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat het waterstaatswerk voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de zone van het waterstaatswerk niet zonder ontheffing van het Hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Gezien de ligging van het hele plangebied binnen de zone van het waterstaatswerk, dient hiermee rekening te worden gehouden. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Omdat het plangebied geheel is gelegen binnen de kernzone van de zandige kust is voor voorliggende plan een vergunning op basis van de Keur noodzakelijk.

Water en Waterstaat in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan wordt voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszone de dubbelbestemming "Waterstaat – Waterkering" opgenomen.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.10 Ecologie

In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit twee duinopgangen en gebouwen.

Beoogde ontwikkelingen

Het bestemmingsplan voorziet in het verbreden van de duinopgang, de realisatie van horeca en 5 appartementen en samenvoeging van De Pinck, de KNRM en de ERB. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:

  • sloopwerkzaamheden;
  • bouwrijp maken;
  • (ver)bouwwerkzaamheden.

Normstelling

Provinciale Verordening

De bescherming van gebieden die deel uitmaken van de EHS, alsmede de bescherming van belangrijke weidevogelgebieden, is geregeld via de provinciale Verordening Ruimte. Wanneer er ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden plaatsvinden die onderdeel zijn van de EHS of in belangrijke weidevogelgebieden, geldt het nee, tenzij-principe. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet compensatie plaatsvinden, wanneer er effecten optreden.

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang;
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • b. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a en b) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ten noorden en zuiden van Egmond aan Zee ligt het Natura 2000-gebied Noordhollands Duinreservaat. Dit Natura 2000-gebied maakt tevens deel uit van de EHS.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG08002dewerf-C003_0013.png"

Figuur 4.2: Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: gisviewer provincie Noord-Holland)

Het Natura 2000-gebied Noordhollands Duinreservaat omvat het duingebied vanaf het Noordzeekanaal bij Wijk aan Zee tot aan de noordgrens van de gemeente Bergen. Samen met de Schoorlse Duinen staan deze duinen ook wel bekend als Noord-Kennemerland. Het Noordhollands Duinreservaat bestaat grofweg uit drie landschapstypen, die gezamenlijk een grote variatie aan habitattypen herbergen. In de directe omgeving van de dorpen Egmond, Wijk aan Zee en Bergen bevinden zich enkele van de beste voorbeelden van het zeedorpenlandschap. Het duingebied tussen Wijk aan Zee en Egmond is een typisch voorbeeld van een kalkrijk duinlandschap. Tussen Egmond en Bergen ligt ten slotte de beroemde kalkgrens van de Hollandse duinen, het overgangsgebied van het kalkrijke naar het kalkarme duindistrict.

De ontwikkelingen zijn buiten en op enige afstand van de beschermde natuurgebieden gelegen. Directe effecten zoals areaalverlies, versnippering en verandering waterhuishouding zijn dan ook uitgesloten. Ter plaatse van de voormalige bowling worden een horecavoorziening en 5 appartementen gerealiseerd. Deze ontwikkeling leidt niet tot een toename van de stikstofdepositie in het Noordhollands Duinreservaat. De bouwwerkzaamheden leiden zeer tijdelijk tot een intensivering van de verstoring in de rand van het Natura 2000-gebied. Significant negatieve effecten worden uitgesloten.

De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere Ravon en www.waarneming.nl). Ter plaatse van de flat aan de Kennedylaan en het voormalige bowlingcentrum is een quick scan uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 3.

Vaatplanten

Ter plaatse van de te verbreden strandopgang en de bestaande bebouwing komen geen beschermde plantensoorten voor.

Vogels

In de duinen komt waarschijnlijk de roodborsttapuit voor. Uit de quick scan blijkt dat in de bebouwing zijn geen nestplaatsen van jaarrond beschermde vogels aanwezig.

Zoogdieren

Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als muizen en konijn. Uit de quick scan blijkt dat de bebouwing ongeschikt is voor vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Incidenteel kan op de locatie wel een vleermuis rondvliegen.

Overige soorten

Er zijn, gezien de aanwezige biotopen, geen beschermde amfibieën, reptielen, vissen en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.

In tabel 4.2 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) aanwezig zijn en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 4.2 Naar verwachting aanwezige beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime (niet limitatief)

  Nader onderzoek nodig  
Vrijstellingsregeling Ffw   tabel 1     spitsmuizen spec. en konijn   Nee  
Ontheffingsregeling Ffw   tabel 2     -   Nee  
  tabel 3   bijlage 1 AMvB   -   Nee  
    bijlage IV HR   vleermuizen, incidenteel rond vliegend   Nee  
  vogels   cat. 1 t/m 4   -   Nee  

Het bestemmingsplan voorziet in het verbreden van de duinopgang, de realisatie van horeca met appartementen en samenvoeging van De Pinck, de KNRM en de ERB. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

  • Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: website vogelbescherming).
  • De incidenteel rond vliegende vleermuizen kunnen dit in de toekomstige situatie blijven doen, negatieve effecten worden uitgesloten.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.11 Archeologie

Wet op de Archeologische Monumentenzorg (2007)

Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de nieuwe Monumentenwet, stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

Gemeentelijk beleid

Op basis van verschillende bureauonderzoeken van de Stichting Steunpunt Cultureel Erfgoed Noord-Holland is een algemene beleidskaart opgesteld voor de hele gemeente Bergen, waarin de verschillende archeologische regimes zijn opgenomen. Dit betekent dat bij werken en werkzaamheden in de bodem eerst archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd, voordat de werken en werkzaamheden kunnen starten. Afhankelijk van de verwachtingen zijn de verschillende regimes opgesteld. Uit de beleidskaart blijkt dat voor het hele plangebied dezelfde archeologische verwachtingswaarde geldt. Dit betekent dat bij grondroerende werkzaamheden die groter zijn dan 250 m² voor een diepte van meer dan 40 cm archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. De dieptebeperking geldt overigens niet voor werkzaamheden die niet dieper reiken dan 6 m boven NAP. Voorts is door de Stichting Steunpunt Cultureel Erfgoed Noord-Holland aangegeven dat voor het strand geen archeologische verwachtingswaarde geldt.

Om de archeologische verwachtingswaarde te beschermen is een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' opgenomen. Deze naamgeving komt overeen met de archeologische dubbelbestemming die elders in de gemeente wordt gehanteerd voor gebieden met dezelfde archeologische verwachtingswaarde.

Conclusie

Door het opnemen van de archeologische dubbelbestemming, voldoet het plan aan het archeologische beleid en staat dit aspect de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.12 Vormvrije mer-beoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). Daarnaast is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van werken ter beperking van overstromingen mer-beoordelingsplichtig is (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D3.2).

De beoogde ontwikkeling beslaat slechts een klein oppervlak en omvat onder andere de bouw van een beperkt aantal appartementen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Daarnaast is voor het verbreden van de strandopgang geen afgraving van de duin noodzakelijk. Een mer-beoordeling is dan ook niet noodzakelijk.

Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

Voor dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van een gedetailleerd bestemmingsplan, in die zin dat de positionering van de bebouwing en de functies duidelijk is en wordt vastgelegd. Het plangebied bestaat uitsluitend uit die onderdelen van de herinrichting van De Werf en omgeving die niet mogelijk zijn binnen het huidige bestemmingsplan. Dit betekent dat een aantal kleine plangebieden samen het bestemmingsplan vormen.

Voor de regels wordt aangesloten bij de regels van het bestemmingsplan Egmond aan Zee Centrum en Boulevard dat op 15 mei 2012 is vastgesteld. Daarnaast is ook rekening gehouden met de wijze van presenteren door gebruik te maken van het Standaard Vergelijkbaar Bestemmingsplan 2012 (SVBP20012). De regels zijn als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 1 komen de Inleidende regels aan bod. Het betreft hier de Begrippen en de Wijze van meten. In hoofdstuk 2 Bestemmingsregels zijn de regels behorende bij de verschillende bestemmingen opgenomen. Hoofdstuk 3 Algemene regels, bevat verschillende algemene bepalingen die van toepassing zijn. Tot slot zijn de Overgangs- en slotregels opgenomen in hoofdstuk 4.

In paragraaf 5.2 wordt een toelichting gegeven op de wijze van bestemmen en de keuzes die zijn gemaakt ten aanzien van de bestemmingslegging. Hierbij wordt allereerst ingegaan op de verschillende bestemmingen. Vervolgens wordt ingegaan de overige bepalingen.

5.2 Juridische planbeschrijving

5.2.1 Bestemmingen

Artikel 3 Gemengd - 2

Deze bestemming sluit aan bij de bestemming Gemengd - 2 uit het bestemmingsplan Egmond aan Zee Centrum en Boulevard. Binnen deze bestemming zijn de functies wonen, horeca en appartementenverhuur mogelijk. Het gebouw dient in het bouwvlak te worden gebouwd. Ten aanzien van de hoogte zijn specifieke bepalingen opgenomen, waarbij niet wordt gerefereerd aan het peil, maar aan het naastgelegen gebouw. Er is hiervoor gekozen, omdat het maaiveld ter plaatse afloopt en zo discussie of onduidelijkheid kan ontstaan over de daadwerkelijke hoogte die is toegestaan. De hoogte die wordt toegestaan, is echter bepaald aan de hand van de naastgelegen flat. Voor de hoogte wordt hier specifiek aan gerefereerd. De maximale bouwhoogte van het gebouw mag iets hoger zijn dan de bouwhoogte van de naastgelegen flat (1,6 m). Niet het hele gebouw mag tot deze hoogte hebben. Voor een deel van het gebouw is daarom een lagere hoogte toegestaan, waarbij eveneens wordt gerefereerd aan de bouwhoogte van het bestaande gebouw. Deze hoogte is 10,4 m lager. Hierdoor ontstaat een hoogteverschil van 12 m tussen het hoogste punt van de appartementen en het deel van het gebouw met een lagere bouwhoogte (wat ter plaatse van de toekomstige horecagelegenheid zal zijn).

Om de overlast van de horecavoorziening te beperken, is uitsluitend horeca uit categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan. In bijlage 1 van de regels is opgenomen wat dit inhoudt. In bijlage 4 van deze toelichting is een toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten opgenomen.

Het is niet gewenst dat de horecavoorziening in het hele gebouw wordt gerealiseerd. Daarom is aangegeven dat deze uitsluitend op de begane grond of de eerste verdieping is toegestaan, waarbij de horecavoorziening niet op beide verdiepingen gewenst is, maar uitsluitend op één van beide verdiepingen. Het is wel toegestaan om ondergeschikte onderdelen van de horeca (zoals toiletten, bergingen, entree) op een andere verdieping te realiseren.

De locatie ligt tegen de duinen aan. Voor de bepaling wat de begane grond en eerste verdieping is, dient te worden gekeken naar de entree van het gebouw, aan de zijde van de parkeervoorziening.

Artikel 4 Gemengd - 4

Voor de Maritieme hoek is een specifieke bestemming opgenomen, waarmee de KNRM, de ERB en de tentoonstellingsruimte van de Pinck mogelijk wordt gemaakt. Er is een specifiek bouwvlak opgenomen waarbinnen de bebouwing is toegestaan.

Ten aanzien van de bouwhoogte is voor deze functie ook een specifieke regeling opgenomen (net zoals bij de voormalige locatie van de bowling), omdat ter plaatse van het gebouw tevens sprake is van een aflopend maaiveld. Hiervoor dient het bestaande hoogste deel van het gebouw van de KNRM als uitgangspunt. Voor dit gedeelte is de 'specifieke bouwaanduiding - 7' opgenomen. De bestaande bouwhoogte is hier toegestaan. De bouwhoogte die is toegestaan loopt vervolgens af: ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 8' is een bouwhoogte toegestaan die ten minste 1 m lager is en ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 9' is een bouwhoogte toegestaan die ten minste 3 m lager is dan het bestaande hoogste deel van het gebouw. Op deze manier is voor iedereen duidelijk wat de toegestane bouwhoogte van de gebouwen is.

Artikel 5 Horeca

De locatie Van Speijk blijft voorzien van de bestemming Horeca. Hiermee zijn horecavoorzieningen uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan. Deze Staat is opgenomen in bijlage 1 van de regels. Binnen de bestemming is een bouwvlak opgenomen. Op de plankaart zijn goot- en bouwhoogte opgenomen (in dit geval zijn deze twee hoogtes gelijk). Tevens zijn verblijfsrecreatieve appartementen toegestaan.

Artikel 6 Natuur

Met het verleggen van de bestemmingen, zijn er een paar kleine stukjes die aansluiten voor de bestemmingslegging bij de omliggende bestemming. Dit is het geval bij de locatie van de voormalige bowling. Hier is voor twee snippers de bestemming Natuur opgenomen. De inhoud van de bestemming komt overeen met de bestemming Natuur die in de omgeving voorkomt in het bestemmingsplan Egmond aan Zee Centrum en Boulevard.

Artikel 7 Recreatie - Dagrecreatie 

Deze bestemming is opgenomen voor het gedeelte van het strand waar de strandopgangen zijn beoogd. Vanwege een mogelijk verplaatsing van de strandpaviljoens, zijn de bouwvlakken hiervan eveneens opgenomen en vergroot. Deze vergroting is deels ter plaatse van de strandcabines. De strandcabines zijn eveneens opgenomen binnen het plangebied.

Bij alle paviljoens in het plangebied is jaarrond strandexploitatie mogelijk. De ligging van de strandpaviljoens wordt begrensd door de opgenomen bouwvlakken. De maximale oppervlaktemaat is op de verbeelding opgenomen. Deze is afgestemd op mogelijkheden voor uitbreiding van strandpaviljoens en verkooppunten, zoals voortvloeit uit de Strandnota en komt overeen met de oppervlakte die in het bestemmingsplan Egmond aan Zee Centrum en Boulevard is opgenomen. Voorts is horeca toegestaan uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten. In de begrippen is voor strandpaviljoen opgenomen dat het een strandpaviljoen is in niet-permanente bebouwing. Hiermee wordt beoogd dat de strandpaviljoens demontabel zijn, zodat ze binnen korte tijd weggehaald kunnen worden, bijvoorbeeld in geval van (extreem) hoog water. Overigens mogen alle strandpaviljoens binnen het plangebied jaarrond aanwezig zijn. Dit is in het begrip voor strandpaviljoen opgenomen.

De ligging van de strandcabines is specifieke aangegeven. Het aantal is op de verbeelding aangegeven of in de regels opgenomen.

Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied 

De locatie van het gebouw ten behoeve van de Pinck is iets aangepast. De gronden waar deze functie in het vorige bestemmingsplan mogelijk was, zijn nu bestemd tot Verkeer - Verblijfsgebied, aansluitend bij de rest van De Werf.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 3

Voor het plangebied geldt regime 3 (Waarde - Archeologie 3) (Overig gebied) zoals dit binnen het bestemmingsplan Egmond aan Zee Centrum en Boulevaard is toegepast. In dit archeologieregime dient bij grondroerende werkzaamheden dieper dan 40 cm binnen een planomvang van 500 m² of groter met de aanwezigheid van archeologische waarden rekening gehouden te worden en een archeologisch vooronderzoek plaats te vinden. Indien de grondroerende werkzaamheden niet dieper raken dan 6 m boven NAP, dan geldt de diepte van 40 cm niet.

Hiervan kan worden afgeweken op het moment dat uit archeologisch onderzoek blijkt dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of niet worden aangetast door de werkzaamheden. Hetzelfde geldt voor een aantal werken en werkzaamheden. Er geldt een aanlegvergunningplicht indien grondroerende werkzaamheden op een bepaalde diepte worden uitgevoerd.

Artikel 10 Waterstaat - Waterkering

Ten behoeve van de bescherming van de waterstaatsbelangen is de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering opgenomen. Bouwen is hier niet zonder meer toegestaan.

5.2.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.2.3 Algemene-, overgangs- en slotregels

Artikel 11 Antidubbeltelregel

Het doel van de antidubbeltelregel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 12 Algemene bouwregels

De op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen worden overschreden met kleine bouwdelen. In dit artikel is geregeld hoe groot de overschrijding mag zijn en onder welke voorwaarden.

Ook is in deze bouwregels bepaald dat alleen mag worden gebouwd indien wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Deze bepaling sluit aan op hetgeen voorheen via de Bouwverordening was geregeld. De werkwijze en het bepalen van wat onder voldoende parkeergelegenheid wordt verstaan, blijft dan ook ongewijzigd ten opzichte van de situatie onder de Bouwverordening.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

Voor ondergeschikte afwijkingen van het bestemmingsplan is een algemene afwijkingsbevoegdheid opgenomen. De onderhavige regeling voorziet in verband met de gewenste duidelijkheid, in een objectieve begrenzing van het toepassingsbereik van de afwijkingsmogelijkheid.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van kleine overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen.

Artikel 15 Overige regels

Werking wettelijke regeling

In de regels bij bestemmingsplannen wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. Zo ook in dit bestemmingsplan.

Sinds jaar en dag mag van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wro worden gewijzigd en heeft de Afdeling er bezwaren tegen dat een plan impliciet kan worden gewijzigd, zoals het geval kan zijn als zonder verdere aanduiding een van-toepassing-verklaring van een wettelijke regeling in de planregels is opgenomen.

Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold. Wordt dit nagelaten dan bestaat het risico dat de ABRS een vastgesteld bestemmingsplan alsnog vernietigt.

Artikel 16 Overgangsrecht

Bouwwerken 

In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van bouwen neergelegd. Uitbreiding van de bebouwing is slechts mogelijk met ontheffing van burgemeester en wethouders.

Gebruik 

De eerste drie delen van dit artikel betreffen de (reducerende) overgangsregels met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken voor zover dat gebruik afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht krijgt. Hiervan is uitgezonderd strijdig gebruik dat al in strijd was met het voorheen tot dat tijdstip geldende plan en waartegen wordt of alsnog kan worden opgetreden. Dit sluit aan bij de vaste jurisprudentie van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waaruit blijkt dat, indien de gemeente strijdig gebruik gewraakt heeft, er geen beroep op het overgangsrecht mogelijk is.

Artikel 17 Slotregel

Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderhavige bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het plan bestaat uit een aantal onderdelen. Voor de herinrichting van de strandopgangen heeft de gemeente middelen gereserveerd. De herontwikkeling van de locatie van de bowling komt voor rekening van de eigenaar. De herontwikkeling van De Pinck en de KNRM komt eveneens voor rekening van deze organisaties. Zij hebben hiermee rekening gehouden in hun begroting. De financiële uitvoerbaarheid is hiermee voldoende aangetoond.

Met dit bestemmingsplan worden nieuwe woningen toegestaan, waardoor sprake is van een aangewezen bouwplan. Op basis van de Wro zou een exploitatieplan moeten worden vastgesteld ten behoeve van dit bestemmingsplan, tenzij de kosten anderszins worden verzekerd. Met de initiatiefnemer van de herontwikkeling van de voormalige locatie van de bowling wordt een anterieure overeenkomst gesloten, waarmee de kosten anderszins zijn geregeld.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het kader van de hele herinrichting van De Werf en omgeving is op verschillende momenten gesproken met omwonenden en/of zijn deze geïnformeerd. De ontwikkeling is vastgelegd in een stedenbouwkundig plan dat op 26 september 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad. In de voorbereiding van dit stedenbouwkundig plan is een brede klankbordgroep geformeerd, met 20 deelnemers. Deze klankbordgroep is vier keer bij elkaar gekomen. Tijdens de laatste bijeenkomst op 5 februari 2013 is het stedenbouwkundig plan (dat uiteindelijk is vastgesteld) gepresenteerd en positief ontvangen.

Tevens zijn er twee inloopavonden georganiseerd over de plannen rondom De Werf. De eerste is georganiseerd voor vaststelling van het stedenbouwkundig plan. De tweede na vaststelling.

Vanwege deze uitgebreide voorbereiding, heeft de gemeente ervoor gekozen geen voorontwerpbestemmingsplan terinzage te leggen. Het ontwerpbestemmingsplan zal zes weken tervisie worden gelegd. Eventuele zienswijzen worden betrokken bij de vaststelling.