direct naar inhoud van 4.3 Planregels
Plan: Herziening Egmond aan Zee Centrum en Boulevard
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0373.BPG08001corrherz-C001

4.3 Planregels

4.3.1 Inleidende regels

Begripsbepalingen

In dit artikel (Hoofdstuk 1, artikel 1) zijn de in de regels gehanteerde begrippen verklaard.

Wijze van meten

In artikel 2 is vastgelegd hoe onder andere hoogte oppervlakte en inhoud moet worden gemeten.

4.3.2 Bestemmingen

Recreatie

Dagrecreatie

Het strand wordt bestemd voor Dagrecreatie. Bij alle paviljoens en verkooppunten in het plangebied is jaarrond strandexploitatie mogelijk. Op de verbeelding wordt tevens een ruim bouwvlak opgenomen waarbinnen de strandpaviljoens (waaronder de voormalige verkooppunten) zijn toegestaan. De maximale oppervlaktemaat is op de verbeelding opgenomen. Horeca is toegestaan uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten. In de begrippen is voor strandpaviljoen opgenomen dat het een strandpaviljoen is in niet-permanente bebouwing. Hiermee wordt beoogd dat de strandpaviljoens demontabel zijn, zodat ze binnen korte tijd weggehaald kunnen worden, bijvoorbeeld in geval van (extreem) hoog water. Overigens mogen alle strandpaviljoens binnen het plangebied jaarrond aanwezig zijn. Dit is in het begrip voor strandpaviljoen opgenomen.

Wonen

Wonen-1

De bestemming Wonen-1 wordt opgenomen voor woongebieden en percelen met uitsluitend aaneengebouwde woningen (twee-aaneengebouwde- of rijtjeswoningen) en vrijstaande woningen in een strakke stedenbouwkundige setting. Dit komt voor in het hele plangebied. Uitzondering zijn de vrijstaande woningen op de kop van de boulevard in het noorden van het plangebied. Deze gebieden krijgen de bestemming Wonen-2 (zie hierna).

Daar waar vrijstaande woningen aanwezig zijn dan wel twee-aaneengebouwde woningen, worden deze aangeduid met (vrij) respectievelijk met (tae). Het aantal woningen mag ter plaatse niet toenemen.

Met betrekking tot de bebouwing op de percelen (zowel hoofdgebouwen als erfbebouwing) geldt een maximaal bebouwingspercentage ten opzichte van het bouwperceel. Voor vrijstaande woningen bedraagt dit percentage 35%, voor twee-aaneengebouwde en hoekwoningen 40% en voor tussenwoningen 45%. Door de kleine erven in het plangebied is bovenstaande regeling niet overal reëel. Voor percelen met een kleinere oppervlakte dan 100 m² is een aparte bebouwingsregeling opgenomen (meer hierover onder kopje Erfbebouwing).

Vanuit ruimtelijk oogpunt is ervoor gekozen dat aan- en uitbouwen op minimaal 3 m achter de voorgevel moeten worden gebouwd (zie ook hierna onder het kopje erfbebouwing).

Wonen-2 (W-2)

Deze bestemming is bedoeld voor vrijstaande woningen met variërende afstanden van de voorgevels tot de weg, zoals in de vrijstaande woningen op de kop van de boulevard in het noorden van het plangebied. Om deze opzet te behouden, zijn alleen vrijstaande woningen toegestaan en is door de ligging van het bouwvlak de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen vastgelegd (minimaal 3 m, tenzij deze afstand nu reeds minder is). Zo blijven de open ruimten tussen de hoofdgebouwen gewaarborgd. Het bouwvlak wordt zodanig gekozen, dat de huidige afstand tot de weg gewaarborgd blijft. De voorgevel van de woning dient gebouwd te worden in de voorgevelrooilijn. De breedte en de diepte van het bouwvlak bedraagt niet meer dan 15 m.

Door de hierboven uiteengezette keuze voor het projecteren van de bouwvlakken, is de oppervlakte van hoofdgebouwen gereguleerd (hoofdgebouwen mogen niet buiten het bouwvlak). Een tweede beperking betreft het bebouwingspercentage van maximaal 35% (heeft betrekking op zowel het hoofdgebouw als de erfbebouwing). Tot slot is voor de woonpercelen binnen deze bestemming een maximale oppervlakte van 120 m² voor het hoofdgebouw opgenomen.

Vanuit ruimtelijk oogpunt is ervoor gekozen dat aan- en uitbouwen op minimaal 3 m achter de voorgevel moeten worden gebouwd (zie ook hierna onder het kopje erfbebouwing).

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' binnen de bestemming Wonen-2 is een bedrijf aan huis toegestaan. Hiervoor geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen behorend bij het hoofdgebouw tot ten hoogste 160 m² mag worden uitgebreid mits dit ten behoeve van de uitoefening van de bedrijfsvoering is.

Erfbebouwing

Gebouwen en overkappingen

Binnen de woonbestemmingen is naast het hoofdgebouw erfbebouwing toegestaan in de vorm van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen (al dan niet aan het hoofdgebouw gebouwd) en overkappingen onder een aantal voorwaarden. De gronden bestemd voor Tuin, komen in beginsel niet voor gebouwen en overkappingen in aanmerking (zie ook kopje Tuin). Hierna wordt ingegaan op een aantal aspecten met betrekking tot erfbebouwing.

Oppervlakte

De maximale oppervlakte van erfbebouwing bedraagt 50 m², mits een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt blijft. Dit om voldoende buitenruimte te garanderen. Voor percelen vanaf 500 m² geldt voorts dat een grotere oppervlakte is toegestaan. Het betreft een gestaffelde regeling. De maximale oppervlakte mag bij percelen:

  • tussen de 500 m² en 600 m² : 55 m² bedragen;
  • tussen de 600 m² en 700 m² : 60 m² bedragen;
  • tussen de 700 m² en 800 m² : 65 m² bedragen;
  • tussen de 800 m² en 900 m² : 70 m² bedragen;
  • vanaf 900 m² : 75 m² bedragen.

Overigens dient tevens het bebouwingspercentage dat geldt voor het betreffende bouwperceel in acht te worden genomen (zie onder het kopje Wonen). Het percentage heeft betrekking op zowel het hoofdgebouw als de erfbebouwing.

Bovenstaande regeling is niet op ieder perceel in het plangebied toepasbaar. In de dorpskern komen in vergelijking met andere gebieden kleine percelen voor. Het bebouwingspercentage is hier vaak hoger dan 50-60%. Bij percelen kleiner dan 100 m² is een bebouwingspercentage van 70% opgenomen. Hierbij dient 20 m² van het erf onbebouwd te blijven.

Recreatiewoningen 

Als gevolg van het raadsbesluit van 27 juni 2007 met betrekking tot recreatiewoningen op particuliere erven bij woningen, is op de kaart met de aanduiding (sr-2) aangegeven waar recreatiewoningen zijn toegestaan, in dit geval 2 per perceel. De recreatiewoning wordt gezien als behorend bij de erfbebouwing van het woonperceel. Dit betekent dat de maximaal toegestane oppervlakte aan erfbebouwing niet mag worden overschreden. Er mag een vrijstaand bijgebouw worden opgericht met een oppervlak van maximaal 50 m².

Hoogte

De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen, vrijstaande recreatiewoningen en vrijstaande overkappingen, mag bij vrijstaande woningen niet meer bedragen dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m. Dakkapellen, gevelopbouwen en dakopbouwen zijn niet toegestaan. Voor aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bij niet-vrijstaande woningen geldt dat de bouwhoogte niet hoger mag zijn dan 25 cm boven de begane grondlaag van het hoofdgebouw met een maximum van 4 m. Dit betekent dat de aan- en uitbouwen in beginsel niet voorzien mogen worden van een kap (tenzij er sprake is van een flauwe kap die binnen de toegestane bouwhoogte mogelijk is). Er wordt een bevoegdheid tot afwijken opgenomen om indien dit vanwege de afstemming op het hoofdgebouw wenselijk is, een kap op een aan- of uitbouw of een bijgebouw bij een niet-vrijstaande woning te realiseren.

Afstanden

Erfbebouwing dient altijd op een afstand van minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden opgericht. Zo blijft het karakter van de erfbebouwing ondergeschikt aan het hoofdgebouw. Voor bestaande gebouwen voor de voorgevel van het hoofdgebouw wordt een uitzondering gemaakt. Deze worden specifiek op de verbeelding aangeduid.

Om overlast voor naastgelegen percelen dan wel anderszins ongewenste situaties te voorkomen, wordt bepaald dat de diepte van aan- en uitbouwen aan de achtergevel niet meer mag bedragen dan 3 m en de breedte van aan- en uitbouwen aan de zijgevel niet meer dan 3,5 m (dit is voldoende breed voor een garage). Bovendien wordt bepaald dat de afstand van erfbebouwing tot de zijdelingse perceelsgrens bij vrijstaande woningen niet minder mag bedragen dan 2 m. Voor smalle percelen wordt een uitzondering gemaakt Bij andere dan vrijstaande woningen dient de erfbebouwing of in de zijdelingse perceelgrens of op een afstand van ten minste 1 m van de zijdelingse perceelgrens te worden gebouwd. Vrijstaande bijgebouwen mogen in of op een afstand van tenminste de perceelgrens.

Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen de woonbestemmingen zijn tevens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals erf- en terreinafscheidingen. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevelrooilijn (bij hoekpercelen is er sprake van twee voorgevelrooilijnen) mag niet meer bedragen dan 1 m en voor het overige niet meer dan 2 m. Op voor- en zijtuinen die grenzen aan de weg mogen de afscheidingen dus niet hoger zijn dan 1 m. Afhankelijk van de breedte van de zijtuin die grenst aan een weg, zijn er mogelijkheden voor erf- en terreinafscheidingen van 2 m. De hoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.

Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Binnen de woonbestemming worden mogelijkheden opgenomen voor het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen. Onder een aan-huis-gebonden beroep wordt verstaan het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing wordt uitgeoefend.

Tevens wordt toegestaan dat binnen de woonbestemming onder een aantal voorwaarden kleinschalige bedrijvigheid kan worden uitgeoefend. Het betreft hier activiteiten waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van de milieuwetgeving geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend. Het gaat hier om bedrijvigheid die verenigbaar is met de woonfunctie en welke niet leidt tot aantasting van de woonkwaliteit en welke niet leidt tot parkeeroverlast. Voorbeelden van de toegestane bedrijvigheid is een kapper aan huis, een kunstenaar, bed & breakfast of een kleinschalig ambachtelijk bedrijfje (bijvoorbeeld maken van sieraden). Horeca en detailhandel worden - vanwege de mogelijke negatieve effecten op de omgeving - uitgesloten.

De activiteit dient te worden uitgevoerd door de bewoner van de woning. De oppervlakte die gebruikt mag worden voor een aan-huis-gebonden beroep of kleinschalige bedrijvigheid, is aan een maximum (25% van het woonoppervlak met een maximum van 50 m²) gebonden om te voorkomen dat het woonkarakter wordt verdrongen door de niet-woonfunctie.

Waterstaat-Waterkering

Omdat de duinen en de kust onderdeel zijn van de zeewering is ter plaatse van deze gronden de dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering opgenomen. Binnen de dubbelbestemming mogen geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd. Wel mogen bestaande bouwwerken worden vervangen. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bovenstaande. Hierbij moet worden aangetoond dat het waterstaatsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

Waarde- Archeologie

De archeologische waarden in plangebied worden beschermd door middel van de dubbelbestemming Waarde-Archeologie-3. Deze wordt opgenomen vanwege de mogelijke aanwezigheid van belangwekkende archeologische bodemsporen en voorwerpen. Aan dit archeologieregime is een bouw- en aanlegverbod gekoppeld, evenals een onderkelderingsverbod met bevoegdheid tot afwijken. In dit archeologieregime dient bij alle grondroerende werkzaamheden binnen een planomvang groter dan 500 m2 een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Deze verplichting geldt niet indien de grondroerende werkzaamheden niet dieper dan 40 cm reiken.