In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Plan
Het bestemmingsplan Heereweg 128, van de gemeente Bergen (NH).
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 Aan- en uitbouw
Een aan een hoofdgebouw aangebouwd (deel van het) gebouw dat in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 Aan-huis-gebonden beroep
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, (para)medisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, niet zijnde thuisprostitutie, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en de activiteiten door de bewoner van de woning worden uitgeoefend.
1.5 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 Achtererf
De gronden die behoren bij het hoofdgebouw, niet zijnde gronden met de bestemming Tuin, gelegen achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter de denkbeeldige lijn van het verlengde daarvan.
1.8 Agrarisch bedrijf
Een bedrijf gericht op het voortbrengen van producten d.m.v. het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond (waaronder ook paardenfokkerij wordt verstaan).
1.9 Archeologisch deskundige
Een deskundige met opgravingsbevoegdheid of met gekwalificeerde kennis op het gebied van de archeologie.
1.10 Archeologisch onderzoek
Onderzoek verricht door of namens een desbetreffende dienst of instelling die over een certificeringssysteem beschikt. Uitvoerders van archeologische werkzaamheden moeten beschikken over een certificaat voor archeologische werkzaamheden zoals geregeld in de Erfgoedwet.
1.11 Archeologische waarde
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen in de bodem en uit het verleden.
1.12 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.14 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.15 Bijgebouw
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand, gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw.
1.16 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.17 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.18 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.19 Bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.20 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.21 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.22 Cultuurhistorisch deskundige
Een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake cultuurhistorie.
1.23 Cultuurhistorische waarde
De waarde van een object of terrein, die is ontstaan door menselijke activiteit in het verleden en die daardoor kenmerkend of typerend is voor een bepaald tijdvak.
1.24 Dakkapel
Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.25 Dakoverstek
De breedte van de dakrand (inclusief de goot) welke zich buiten de verticale projectie van de gevel bevindt.
1.26 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.27 Hoofdgebouw
Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.28 Kap
Een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.
1.29 Kelder
Dat gedeelte van een gebouw dat onder de grond (onder het maaiveld) is gelegen.
1.30 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, niet zijnde thuisprostitutie, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeen- stemming is.
1.31 Kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoe?n en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken.
1.32 Mantelzorg
Langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan eenhulp-behoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
1.33 Natuurwaarde
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.34 Nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling.
1.35 Overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.
1.36 Paardenbak
Een door middel van een afscheiding van een perceel afgezonderd stuk grond kennelijk ingericht en bedoeld voor het africhten en/of trainen van paarden, meestal als uitloop van een stal.
1.37 Peil
Voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: De hoogte van de weg.
In andere gevallen en voor bouwwerken geen gebouw zijnde: De gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.38 Sociale koopwoning
Een woning waarbij de in de Doelgroepenverordening Bergen 2020 van de gemeente Bergen (NH.) of diens rechtsopvolger gestelde regels voor "sociale koopwoning" van toepassing zijn.
1.39 Stolp
Gebouwtype dat typerend is voor Noord-Holland. De stolp heeft een kenmerkende vierkante of rechthoekige basisvorm van één bouwlaag met lage goot rondom met daarboven een hoog opgaand piramidedak. De hoofdvorm wordt in de meeste gevallen bepaald door een compacte groepering van woon- en stalruimten rondom het 'vierkant', de hoofddraagconstructie.
1.40 Voorgevel
De gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.41 Waterkering
Waterstaatswerken en beschermingszones van de primaire waterkeringen.
Samenvallende bestemmingen zijn ondergeschikt.
1.42 Woning
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.