Plan: | Heereweg 128, Schoorl. |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0373.BPG04017Heerewg128-B001 |
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Plan
Het bestemmingsplan Heereweg 128, van de gemeente Bergen (NH).
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 Aan- en uitbouw
Een aan een hoofdgebouw aangebouwd (deel van het) gebouw dat in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 Aan-huis-gebonden beroep
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, (para)medisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, niet zijnde thuisprostitutie, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en de activiteiten door de bewoner van de woning worden uitgeoefend.
1.5 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 Achtererf
De gronden die behoren bij het hoofdgebouw, niet zijnde gronden met de bestemming Tuin, gelegen achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter de denkbeeldige lijn van het verlengde daarvan.
1.8 Agrarisch bedrijf
Een bedrijf gericht op het voortbrengen van producten d.m.v. het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond (waaronder ook paardenfokkerij wordt verstaan).
1.9 Archeologisch deskundige
Een deskundige met opgravingsbevoegdheid of met gekwalificeerde kennis op het gebied van de archeologie.
1.10 Archeologisch onderzoek
Onderzoek verricht door of namens een desbetreffende dienst of instelling die over een certificeringssysteem beschikt. Uitvoerders van archeologische werkzaamheden moeten beschikken over een certificaat voor archeologische werkzaamheden zoals geregeld in de Erfgoedwet.
1.11 Archeologische waarde
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen in de bodem en uit het verleden.
1.12 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.14 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.15 Bijgebouw
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand, gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw.
1.16 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.17 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.18 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.19 Bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.20 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.21 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.22 Cultuurhistorisch deskundige
Een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake cultuurhistorie.
1.23 Cultuurhistorische waarde
De waarde van een object of terrein, die is ontstaan door menselijke activiteit in het verleden en die daardoor kenmerkend of typerend is voor een bepaald tijdvak.
1.24 Dakkapel
Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.25 Dakoverstek
De breedte van de dakrand (inclusief de goot) welke zich buiten de verticale projectie van de gevel bevindt.
1.26 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.27 Hoofdgebouw
Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.28 Kap
Een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.
1.29 Kelder
Dat gedeelte van een gebouw dat onder de grond (onder het maaiveld) is gelegen.
1.30 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, niet zijnde thuisprostitutie, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeen- stemming is.
1.31 Kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoe?n en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken.
1.32 Mantelzorg
Langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan eenhulp-behoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
1.33 Natuurwaarde
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.34 Nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling.
1.35 Overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.
1.36 Paardenbak
Een door middel van een afscheiding van een perceel afgezonderd stuk grond kennelijk ingericht en bedoeld voor het africhten en/of trainen van paarden, meestal als uitloop van een stal.
1.37 Peil
Voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: De hoogte van de weg.
In andere gevallen en voor bouwwerken geen gebouw zijnde: De gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.38 Sociale koopwoning
Een woning waarbij de in de Doelgroepenverordening Bergen 2020 van de gemeente Bergen (NH.) of diens rechtsopvolger gestelde regels voor "sociale koopwoning" van toepassing zijn.
1.39 Stolp
Gebouwtype dat typerend is voor Noord-Holland. De stolp heeft een kenmerkende vierkante of rechthoekige basisvorm van één bouwlaag met lage goot rondom met daarboven een hoog opgaand piramidedak. De hoofdvorm wordt in de meeste gevallen bepaald door een compacte groepering van woon- en stalruimten rondom het 'vierkant', de hoofddraagconstructie.
1.40 Voorgevel
De gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.41 Waterkering
Waterstaatswerken en beschermingszones van de primaire waterkeringen.
Samenvallende bestemmingen zijn ondergeschikt.
1.42 Woning
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
1 De breedte, lengte en diepte van een gebouw
Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2 De oppervlakte van een gebouw
Tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels of indien het een scheidsmuur betreft het hart van de scheidsmuren. Indien de maat van de verticale projectie van de dakoverstekken meer bedraagt dan 1 m, dient het meerdere te worden meegerekend in de oppervlakte. Vergunningsvrije bouwwerken worden niet meegerekend.
3 De inhoud van een gebouw
Tussen het afgewerkte maaiveld of, indien het gebouw direct aan de weg grenst, de hoogte van de kruin van de weg, de buitenzijde van de gevels en/of indien het een scheidsmuur betreft het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van de daken en dakkapellen, exclusief van het betrokken gebouw deel uitmakende kelders en andere ondergrondse ruimten en exclusief vergunningsvrije bouwwerken.
4 De goot (- of boeibord)hoogte van een gebouw
Tussen de horizontale snijlijn van elk dakvlak met de daaronder gelegen buitenzijden van de gevels en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren en:
van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
Indien zich op enige zijde van een gebouw een of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 1/3 van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 2/3), wordt de goot of boeibord van de dakkapel als goot- of boeibordhoogte aangemerkt.
5 De bouwhoogte van een gebouw
Tussen het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftkokers, trappenhuizen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, niet zijnde dakterrasafscheidingen, en:
6 De bouwhoogte van een ander bouwwerk/bouwwerk, geen gebouw zijnde
Tussen het hoogste punt van het bouwwerk en de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld dan wel het waterniveau ingeval het bouwwerk boven water wordt gebouwd; bij constructies worden de onderdelen in verticale stand meegerekend.
7 Afstanden
Afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgren- zen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
8 De dakhelling
Langs (ieder punt van) het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
9 Dakoverstek
Tussen de verticale projectie van de buitenzijde van de gevel en de buitenzijde van de dakoverstek.
10 Bedrijfsvloeroppervlakte
De oppervlakte gemeten op vloerniveau tussen de binnenzijde van de scheidsmuren die de be- treffende ruimte of groep van ruimten omhullen, met uitzondering van ruimten voor verticaal verkeer, ruimten voor gebouwinstallaties, dragende binnenmuren, vrijstaande draagconstructies en delen van vloeren waarboven de vrije hoogte lager is dan 1,5 m.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden op de kaart aangewezen voor Groen (G) zijn bestemd voor:
alsmede voor:
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen ge- bouwen en overkappingen zijnde, en nutsgebouwen worden gebouwd met een maximale hoogte van 2,5 m en 9 m voor lantaarnpalen. Paardenbakken, bouwwerken ten behoeve van mestopslag, tredmolens en lichtmasten ten behoeve van paardenbakken zijn niet toegestaan.
3.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemmingen Tuin, Wonen-1 en Wonen-2, indien in het kader van een verzoek om additionele gronduitgifte positief is beslist. Door de wijziging mogen geen woningen worden toegevoegd en mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden op de kaart aangewezen voor Tuin (T) zijn bestemd voor:
alsmede voor:
4.2 Bouwregels
Op de gronden zijn ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan alsmede bestaande gebouwen, met uitzondering van paardenbakken, bouwwerken voor mestopslag, tredmolens en onoverdekte zwembaden.
Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende regels:
4.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van aan- en uitbouwen aan het hoofdgebouw, met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van het maken van een verbinding tussen een bestaand gebouw in de voortuin en het hoofdgebouw, met dien verstande dat:
4.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden om gronden in gebruik te nemen/hebben of te laten gebruiken voor paarden- bakken en mestopslag.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6. van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemming "Wonen-2" ten behoeve van het projecteren van nieuwe bouwvlakken met de bestemming "Wonen-2" en het verplaatsen, aanpassen of vergroten van bestaande bouwvlakken binnen de bestemming "Wonen-2" met inachtneming van de volgende bepalingen:
5.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden op de kaart aangewezen voor Verkeer zijn bestemd voor:
alsmede voor:
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen ge- bouwen en overkappingen zijnde, en nutsgebouwen worden gebouwd met een maximale hoog- te van 2,5 m en 9 m voor lantaarnpalen.
5.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6. van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming te wijzigen in de bestemmingen Tuin, Wonen-1 en Wonen-2, indien in het kader van een verzoek om additionele gronduitgifte positief is beslist. Door de wijziging mogen geen woningen worden toegevoegd en mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen.
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Bestemming
De gronden op de kaart aangewezen voor Wonen - 2 (W-2) zijn bestemd voor:
alsmede voor:
6.1.2 Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Onder de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, in samenhang met het wonen wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen en de daarbij behorende bebouwing ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de plankaart en de volgende regels:
6.2.2 Hoofdgebouwen
6.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen, kelders en overkappingen
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 6.2.1 sub c ten behoeve van het realiseren van paardenbakken, met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 6.2.3 sub e en f ten behoeve van een groter gezamenlijk oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen indien het bestaande gezamenlijke oppervlak groter is dan ingevolge lid 4 sub e en f is toegestaan, met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 6.2.3 sub j. ten behoeve van een kap op aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met dien verstande dat:
6.3.2 Vergroten en/of te veranderen van een stolp
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder i in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling mits:
6.3.3 Uitzondering vergunningplicht
Het bepaalde onder 6.2.2 lid e is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die normaal onderhoud betreffen.
6.3.4 Toetsingscriteria vergunning
Het bepaalde onder 6.2.2 lid e, een omgevingsvergunning voor het slopen van de stolp, kan worden verleend, mits:
De bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
Het delen van een stolp betreft, die blijkens een bouwhistorische quickscan op zichzelf niet als waardevol aan te merken valt, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de waardevolle hoofdvorm van de stolp plaatsvindt.
6.3.5 Meerdere woningen in hoofdgebouwen voorzien van de aanduiding “stolp"
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.2 lid b ten behoeve van het realiseren van meerdere woningen in hoofdgebouwen ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding "stolp", met dien verstande dat:
6.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
6.4.1 Verbodsbepaling
Het is verboden om:
6.4.2 Woningbouwcategorieën
Van de binnen het plangebied te realiseren woningen dient, onder verwijzing naar de gemeentelijke Doelgroepenverordening Bergen 2020 of opvolgende regeling, te worden gebouwd en in stand gehouden:
6.4.3 Voorwaardelijke verplichting
De gronden binnen de bestemming “Wonen - 2” aangeduid met de specifieke gebiedsaanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting 1' mogen enkel in gebruik genomen worden indien aan de duurzaamheidsmaatregelen wordt voldaan en instandgehouden zoals opgenomen in het beleidsplan ‘Op weg naar Klimaatadaptieve en natuurinclusieve gemeenten’.
6.5 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 6.4 ten behoeve van het gebruik van gronden voor paardenbakken en mestopslag en het gebruik van bijgebouwen voor het stallen van paarden, met dien verstande dat:
7.1 Bestemmingsomschrijving
De op de kaart aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels;
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijken met omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
7.3.2 Geen archeologische waarden
De omgevingsvergunning wordt in ieder geval verleend indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.
7.3.3 Overige waarden
De omgevingsvergunning wordt voorts verleend, indien:
7.4 Aanlegvergunning
Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding “regime 2” zonder of in afwijking van een aanlegvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden met een grotere planomvang dan 50 m2 uit te voeren:
Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding “regime 3” zonder of in afwijking van een aanlegvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden met een grotere planomvang dan 500 m2 uit te voeren:
7.4.1 Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod is niet van toepassing indien de werken en werkzaamheden:
7.4.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
Gronden die in aanmerking zijn genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waaraan uitvoering is of kan worden gegeven, blijven bij de beoordeling van latere bouwplannen, waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, buiten beschouwing.
Ontheffingsbevoegdheden
Een op de plankaart of in de regels aangegeven percentage, geeft aan, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald, hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de kaart en hoofdstuk 2 worden overschreden door:
Ontheffingsbevoegdheid ten behoeve van geringe afwijkingen
Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.
Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Heereweg 128, Schoorl