Plan: | Oorsprongweg 2 Schoorl |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0373.BPG04016Oorspwg2-C001 |
De ruimtelijke onderbouwing is noodzakelijk in verband met de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan. Hiermee is het mogelijk om een nieuw bouwvlak te projecteren.
Afbeelding: ligging plangebied (Bron: Google Maps)
Met de bestemmingsplanwijziging wordt het mogelijk om een woning te realiseren op het afgesplitste perceel kadastraal bekend “plaats” sectie C nr 4050. Conform het bepaalde in artikel 34 van het bestemmingsplan wordt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht) doorlopen. Het perceel aan de Oorsprongweg 2 is landschappelijk dermate uniek dat er een maatwerkplan is gedefinieerd. Om dit juridisch te waarborgen is er een beeldkwaliteitsplan opgesteld dat gelijktijdig met het bestemmingsplan zal worden vastgesteld.
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie en de voorgenomen ontwikkeling geschetst. Er wordt ingegaan op de geldende planologische regelingen. Het geldende beleidskader op rijks, provinciaal en gemeentelijk niveau komt aan bod in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 komen alle milieu-planologische aspecten aan bod. Ten slotte worden in hoofdstuk 5 en 6 de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid besproken.
In een afzonderlijk bestand met naam Oorsprongweg 2 Schoorl_concept_1 is de juridische planbeschrijving opgenomen. In dit hoofdstuk is uiteengezet op welke wijze de uitgangspunten vertaald zijn naar de juridische regeling die gevormd wordt door de verbeelding en de regels.
Het perceel is gelegen aan de Oorsprongweg 2 te Schoorl, aan de rand van de Schoorlse duinen. Het perceel is afgesplitst van het naastgelegen perceel kadastraal bekend “plaats” sectie C nr 4035. Op dit perceel staat een voormalige bedrijfswoning. Hierdoor is de huidige bestemming van beide percelen Horeca met de nadere aanduiding (1c). De woning wordt inmiddels particulier bewoond, waardoor deze situatie achterhaald is.
Afbeelding: huidige situatie (Bronnen: google maps + plankaart 4 uit het bestemmingsplan
Schoorl-Kernen en buurtschappen)
De bestemmingsplanwijziging zal de bestemming van beide percelen veranderen van Horeca met de nadere aanduiding (1c), naar Wonen. Op perceel C4035 zal de bestaande woning met bijgebouwen gehandhaafd blijven. Hierdoor zal de nadere aanduiding W-2(a) worden met aan de voorzijde T (tuin).
Voor het afgesplitste perceel C4050 maakt de wijziging het mogelijk om een nieuw bouwvlak te projecteren. Uitgangspunten voor de inrichting van de kavel zijn gebaseerd op een reactief moderne woning opstal van maximaal 150 m2. Hierdoor dient de nadere aanduiding van het nieuwe bouwvlak W-2(b) te worden. Om het bosrijke karakter te behouden dienen de resterende meters de nadere aanduiding BO (bos) te worden.
Aan de achterzijde van het perceel zullen er twee parkeerplekken gerealiseerd worden. De ontsluiting is via het achterpad. Het achterpad dient verbreed te worden, hierdoor is er een strook met nadere aanduiding V (verkeer) opgenomen.
Afbeelding: verbeelding van de toekomstige indeling
Het perceel (C4050) heeft een totale oppervlakte van 684 m2. Het perceel wordt gekenmerkt door een bosachtig karakter met een hoogteverschil van ruim 2.4 meter. Door deze unieke kenmerken is het bouwvlak als maatpak ontwikkeld. De bepaling van het nieuwe bouwvlak is tot stand gekomen in het beeld en kwaliteitsplan en is 150 m2. Hier zal een woning gerealiseerd worden.
Parkeren en ontsluiting
Om aan de parkeernorm(1.9) te voldoen, worden er twee parkeerplaatsen aan de achterzijde gerealiseerd. De ontsluiting van het parkeren is via het achterpad en is beoordeeld door de gemeente. Om dit mogelijk te maken zal het achterpad verbreed worden naar 3,5 meter. De kosten zullen voor rekening zijn van de eigenaren van kavel C4050.
Landschappelijk karakteristiek
Doordat het bouwvlak van de voorgenomen ontwikkeling zorgvuldig ingepast is in het landschap, zal de overgang van duinzoom naar de lager gelegen vlakten in stand worden gehouden en herkenbaar blijven. Het plan zal het landschap respecteren en het bosrijke karakter zal overheersend blijven.
De bestaande bomen op de kavel zullen conform het advies van de gemeente zoveel mogelijk gehandhaafd blijven. De gemeente heeft gesteld dat er ten minste 3 van de 5 grote eiken op de kavel gehandhaafd moeten blijven. De inpassing van het bouwvolume resulteert in het behoud van 4 van de 5 grote eikenbomen. Wel zal er een kleinere eikenboom gerooid dienen te worden. Omdat deze klein van formaat is, zal dit minimale impact hebben. De te rooien bomen zijn in bovenstaande afbeelding rood gekleurd.
De bescherming van de resterende bomen zal gewaarborgd worden middels een aanlegvergunningstelsel. Dit gebeurt via een aanduiding natuur landschappelijke waarden (nlw). Daarnaast is een kapvergunning vereist, dit is ook een waarborg. Een eventuele herplantplicht dient met name in de groene buffer aan de kant van het parkeren zijn beslag te krijgen, dit om de groene omzoming van het parkeerveld te waarborgen.
Erfafscheiding
In de huidige situatie bestaat de erfafscheiding uit een schapenhek. De wens is om deze te behouden om het open karakter van het landschap te waarborgen. Door de nadere aanduiding BO (bos) zal dit gewaarborgd worden.
Planuitwerking
Afbeelding: planuitwerking. Beeld en kwaliteitsplan dd 09-06-2021
De woning heeft als uitgangspunt een moderne opstal: als maatpak op het perceel. Op de visualisaties is te zien dat het volume zich tussen de bomen positioneert en door een split-level optimaal gebruik maakt van het bestaande hoogteverschil.
Afbeelding: impressies planuitwerking. Beeld en kwaliteitsplan dd 09-06-2021
De percelen liggen binnen het bestemmingsplan “Schoorl-Kernen en buurtschappen” van de gemeente Bergen, vastgesteld op 23 juni 2009.
Afbeelding: uitsnede plankaart 4 (plangebied in zwarte cirkel) Bron: plankaart bestemmingsplan
De percelen hebben de bestemming Horeca met nadere aanduiding (1c). Op perceel C4035 is een bestaande woning opgenomen.
2.3.1. Bestemming Horeca (artikel 12)
De regels voor de bestemming Horeca zijn vastgelegd in artikel 12 van het bestemmingsplan. Op basis van artikel 12, worden bestaande horecavestigingen in aansluiting op de bestaande horeca regelingen positief bestemd, waarbij alleen horeca-activiteiten in categorieën (1a, 1b en 1c) zijn toegestaan vanwege het overwegende woonkarakter.
Zoals beschreven in 2.1 wordt de voormalige bedrijfswoning inmiddels particulier bewoond. De bestemming horeca is een achterhaalde situatie. Tevens is op het perceel met kadastraal nummer C4050 geen bouwvlak aanwezig. Dit betekent dat de rechtstreeks geldende regels hier geen woning toe staan. De wens is daarom om beide percelen te wijzigen naar categorie wonen W-2. De regels voor de bestemming Wonen zijn vastgesteld in artikel 22 van het bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk zijn de belangrijkste beleidsdocumenten op rijks-, provinciaal-, regionaal- en lokaal niveau samengevat. Ingegaan wordt op het relevant beleid en/of besluiten ten aanzien van deze voorgenomen ontwikkeling.
Nota Ruimte
De Nota Ruimte (2006) bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het kabinet schept ruimte voor ontwikkeling uitgaande van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet' en verschuift het accent van het stellen van ruimtelijke beperkingen naar het stimuleren van gewenste ontwikkelingen. De Nota Ruimte ondersteunt gebiedsgerichte ontwikkeling waarin alle betrokken partijen kunnen participeren.
Bij het vaststellen van het oorspronkelijke bestemmingsplan “Schoorl-Kernen en buurtschappen” is getoetst aan de landelijke opgestelde eisen. De te veranderende percelen maken geen deel uit van gebieden waar op basis van de landelijke speerpunten beperkingen liggen. Het Rijksbeleid vormt geen belemmering voor de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.
PAS
Het programma Aanpak Stikstof is op 1 juli 2015 in werking getreden en had als doelstelling om de natuur te verbeteren en vergunningverlening vlot te trekken. Omdat de passende beoordeling van de PAS niet voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld, mag het PAS als toetsingskader worden gehanteerd voor projecten die een negatieve invloed hebben op een natuurgebied. Het PAS is onverbindend voor zover daarin Natura 2000-gebieden zijn aangewezen. Dit betekent dat het PAS voor geen enkel Natura 2000-gebied meer geldt. Het PAS is onverbindend voor zover dat een vrijstelling van de vergunningplicht bood voor activiteiten onder de drempel- en grenswaarde. Activiteiten die op basis van deze vrijstelling zijn gerealiseerd, zijn nu alsnog vergunningplichtig. Voor plannen en projecten dient middels een voortoets getoetst te worden of het plan mogelijk significant negatieve effecten kan hebben op gevoelige habitattypen die gelegen zijn binnen omliggende Natura 2000 gebieden.
Op 13 oktober 2020 heeft Minister Carola Schouten een wetsvoorstel ingediend die voorziet in een vrijstelling van de Natura-2000-vergunningsplicht voor de stikstofdepositie door bouwactiviteiten. Bouwprojecten die slechts tijdelijk een hogere stikstofuitstoot veroorzaken dienen geen natuurvergunning meer aan te vragen. Het kabinet wil alle tijdelijke emissies van bouwprojecten compenseren met landelijke maatregelen die de stikstofuitstoot op landelijk niveau verlagen. Hiermee biedt het kabinet een oplossing voor kleine woningbouwprojecten.
Het plangebied bevindt zich naast een Natura 2000 gebied. Getoetst dient te worden wat de mogelijke negatieve effecten van het bouwen van de woning zullen zijn op het natuurgebied. Hier is een uitgebreide natuurtoets met aerius berekening voor uitgevoerd (bijlage 4,5,6,8). Hierbij is uitgegaan van een modulair en circulair bouwsysteem. Tevens zal gebruik worden gemaakt van innovatieve technieken tijdens de bouw en duurzame materialen. In de gebruiksfase wordt een kleine depositie verwacht. Tijdens de bouwfase is er een lage tijdelijke emissie. De impact van de voorgenomen ontwikkeling is niet significant en vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (dd 14-03-2012)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. De ambitie is dat in 2040 de woon- en werklocaties aansluiten op de vraag. Tevens zijn de borging van natuurwaarden en het belang van de energietransitie belangrijke speerpunten.
- De voorgenomen ontwikkeling heeft als kernwaarde het behoud van het bosrijke karakter. Vier van de vijf grote eikenbomen zullen behouden blijven. De bescherming van de resterende bomen zal gewaarborgd worden middels een aanlegvergunningstelsel. Dit gebeurt via een aanduiding natuur landschappelijke waarden (nlw). Daarnaast is een kapvergunning vereist. Hierdoor zal de bestaande natuurwaarden gewaarborgd worden.
- Door het toepassen van een warmtepomp en zonnepanelen zal de voorgenomen ontwikkeling een A+++ Energielabel behalen. Het plan is niet in strijd met het rijksbeleid zoals opgenomen in de SVIR.
Bro
Als er sprake is van een stedelijke ontwikkeling (12 woningen) dient het plan getoetst te worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking. De voorgenomen ontwikkeling blijft binnen in de jurisprudentie bepaalde marges en zal niet worden getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 (dd 17 november 2020)
In de structuurvisie beschrijft de provincie hoe en op welke manier ze streven naar een balans tussen economische groei en leefbaarheid. Dit betekent dat in heel Noord-Holland een basiskwaliteit van de leefomgeving wordt gegarandeerd. Er zijn randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met klimaatverandering. De provincie ontwikkelt zoveel mogelijk natuurinclusief en met behoud van (karakteristieke) landschappen, clustert ruimtelijke economische ontwikkelingen rond infrastructuur en houdt rekening met de ondergrond.
Gemeentelijke bestemmingsplannen moeten overeenkomen met de verordening die bij de structuurvisie hoort. De Provinciale Omgevingsverordening is op 17 November 2020 in werking getreden. De nieuwe omgevingsverordening regelt dat in landelijk gebied woningbouwprojecten tot 11 woningen gebouwd kunnen worden aan de rand van kernen en dorpslinten.
Het perceel valt binnen bestaand stedelijk gebied en is daarom niet in strijd met de provinciale omgevingsverordening.
Bijzonder Provinciaal Landschap (BPL) Noord Kennemerland
De voorgenomen ontwikkeling vindt plaats in Bijzonder Provinciaal Landschap (BPL) Noord Kennemerland. Het BPL is het regime voor bescherming en waar mogelijk versterking en ontwikkeling van gebieden in Noord-Holland die landschappelijk, aardkundig, ecologisch of cultuurhistorisch van bijzondere waarde zijn. In het BPL zijn ruimtelijke ontwikkelingen toegestaan wanneer de beschreven kernkwaliteiten niet worden aangetast.
Afbeelding: Bijzonder provinciaal landschap (Bron: interactieve omgevingsvisie NH2050)
Het plangebied valt onder artikel 6.41 Bijzonder provinciaal landschap, Noord- Kennemerland. Het karakteristieke landschap: de strandwallen, strandvlakten en duinzoomen zijn van hoge cultuurhistorische en landschappelijke waarde. De beschreven kernwaarden:
De voorgenomen ontwikkeling heeft als uitgangspunt: behoud van zoveelmogelijk bomen en zal geen inbreuk zijn op het bosrijke karakter. Het hoogteverschil wordt benut en het bodemprofiel en reliëf worden niet significant aangetast. Tevens vinden er geen werkzaamheden plaats in dijken en waterlopen.
Doordat de voorgevelrooilijn wordt afgestemd op de lintbebouwing van de Oorsprongweg zal de voorgenomen ontwikkeling geen doorzichten verkleinen of blokkeren. Tevens maakt het plangebied geen deel uit van het leefgebied van weidevogels, negatieve effecten zijn dan ook uit te sluiten.
Doordat het bouwvolume van de voorgenomen ontwikkeling zorgvuldig ingepast is in het landschap, zal de overgang van duinzoom naar de lager gelegen vlakten in stand worden gehouden en herkenbaar blijven. Het plan zal het landschap respecteren. Tevens vinden er geen wijzigingen van structuren, dijken en kades of stolpen plaats.
In Bijlage 8 is een uitgebreidere uiteenzetting na te lezen. Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling geen negatieve effecten heeft op de kernwaarden van de BPL.
Regionale Woonvisie Regio Alkmaar 2013-2020
Half 2013 hebben de gemeenten Alkmaar, Bergen, Castricum, Graft-De Rijp, Heerhugowaard, Heiloo, Langedijk en Schermer de Regionale Woonvisie Regio Alkmaar vastgesteld. In deze woonvisie worden de omvang en invulling van het nieuwbouwprogramma, het aanbod aan woonmilieus en de omgang met de bestaande woningvoorraad binnen de genoemde gemeenten op elkaar afgestemd. De definitieve woningbouwafspraken zijn vastgelegd in het Regionaal Actieprogramma Wonen (RAP). In de RAP stelt de regio doelen om de woningmarkt (meer) toekomstbestendig te maken en te behouden.
In de RAP is af te lezen dat de gemeente Bergen moeite heeft te voorzien in de uitbreidingsbehoefte
tot 2026. De woning zoals die in onderhavig plan is voorzien, zal hier een bijdrage aanleveren. De
woning zal inzetten op duurzaamheid. Er wordt uitgegaan van een modulair en circulair bouwsysteem.
Tevens zal de woning, door het toepassen van een warmtepomp en zonnepanelen streven naar
minimaal een energielabel van A+++. Dit zal leiden tot minimale impact op het milieu. Er kan gesteld
worden dat het plan past binnen de uitgangspunten van de woonvisie.
Bestemmingsplan "Schoorl-Kernen en buurtschappen"
Op 23 juni 2009 is het bestemmingsplan "Schoorl-Kernen en buurtschappen vastgesteld. Er zijn randvoorwaarden opgenomen voor de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.
Er wordt voldaan aan de voorwaarden, zoals al aangegeven in paragraaf 2.3.2. van deze onderbouwing.
Woonvisie 2017-2021
November 2017 is de lokale woonvisie 'Perspectief op goed wonen in Bergen 2017-2021' vastgesteld. De gemeente schetst hierin de gewenste ontwikkeling van het wonen tot 2021. De gemeente streeft naar een gedifferentieerd woningaanbod. Qua nieuwbouw en transformatie wilt de gemeente op korte termijn kansen pakken die zich voordoen, met een goed oog voor mogelijke risico's op de lange termijn. Het streven is dat in 2030 de gemeente energieneutraal is.
Deze woonvisie is een verlengde van de Regionale woonvisie. Er kan dan ook gesteld worden dat het plan past binnen de uitgangspunten van de woonvisie.
Welstandsnota (2004)
Voor het gehele grondgebied van de gemeente Bergen heeft de gemeenteraad een welstandsnota vastgesteld (juni 2004). In deze nota zijn de criteria beschreven die ten grondslag liggen aan de welstandsbeoordeling bij het beoordelen van bouwplannen. In de nota komen, na een hoofdstuk over het ruimtelijke welstandsbeleid in Bergen, de welstandscriteria aan de orde.
Het perceel is landschappelijk dermate uniek dat er een maatwerkplan is gedefinieerd. Het plan is op 12-04-2021 door de welstandscommissie beoordeeld. De welstand heeft een globaal akkoord (footprint en massa) afgegeven.
Parkeernormen gemeente Bergen NH
In 2009 is de Notitie Ruimtelijk Parkeerbeleid door de gemeente Bergen NH vastgesteld. In 2014 zijn de parkeernormen herijkt in de Nota Ruimtelijk Parkeren 2014.
Toetsing van de beoogde ontwikkeling aan de geldende parkeernormen is opgenomen in paragraaf 4.2.
De realisatie van de voorgenomen ontwikkeling aan de Oorsprongweg sluit aan bij het ruimtelijk beleid van de verschillende overheden. Er wordt geen afbreuk gedaan aan de specifieke stedenbouwkundige en landschappelijke kenmerken van het betreffende gebied. De woning zal het begin van de Oorsprongweg markeren met behoud van het bosrijke karakter. Verder ligt het plan in lijn met het vrijstaande karakter van de bebouwing in de directe omgeving. In de regels zijn de uitgangspunten van het gemeentelijk beleid gehandhaafd.
In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de milieuaspecten die van belang zijn. Het bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten, evenals de resultaten van de verschillende onderzoeken. Daarbij komen onder andere de volgende aspecten aan de orde: geluid, milieuzoneringen, verkeer, water, luchtkwaliteit, bodem, cultuurhistorie en archeologie, ecologie, duurzaamheid en energie, externe veiligheid en andere belemmeringen.
Om aan de parkeernorm(1.9) te voldoen, worden er twee parkeerplaatsen aan de achterzijde gerealiseerd. De ontsluiting van het parkeren is via het achterpad en is beoordeeld door de gemeente. Om dit mogelijk te maken zal het achterpad verbreed worden naar 3,5 meter. De kosten zullen voor rekening zijn van de eigenaren van kavel C 4050. De ontwikkeling heeft hiermee geen nadelige impact op de parkeerdruk, circulering van het verkeer of de wegen.
4.3.1. Wettelijk kader
De Wet geluidhinder biedt geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen, bescherming tegen geluidhinder van wegverkeerslawaai bij de aanleg en wijziging van wegen of bij de bouw van woningen in de buurt van wegen. Per 1 juli 2012 is de geluidproductieplafonds voor hoofdwegen ingevoerd via een nieuw hoofdstuk 11 Geluid in de Wet milieubeheer.
4.3.2. Situatie plangebied
Het bouwplan bevindt zich binnen het aandachtsgebied (geluidzone) van de Heereweg. Voor deze weg geldt een maximumsnelheid van 50 km/uur en valt daarom onder het toetsingskader van de Wet geluidhinder. De afstand naar deze weg bedraagt circa 120 meter.
Daarnaast bevindt het plan zich op korte afstand van de Oorsprongweg. Een "doodlopende weg" met een maximumsnelheid van 30 km/u weg. De Wet geluidhinder is niet van toepassing op 30-km wegen en voor woonerven. Er kan dan ook geconcludeerd worden dat akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai op grond van de Wgh niet verplicht is. Echter, moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau.
Afbeelding: Geluidskaart 2017 Bron: Agglomeratie Alkmaar
Uit het onderzoek gedaan in het kader van het bestemmingsplan "Schoorl-Kernen en buurtschappen" blijkt dat er geen sprake is van overschrijding. Dit wordt bevestigd door de geluidskaart van de Agglomeratie Alkmaar. Ter plaatse van het bouwplan is er geen sprake van een relevante geluidbelasting veroorzaakt op deze wegen. Een akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting kan achterwege blijven.
4.4.1. Wettelijk kader
De gemeente wil de luchtkwaliteit verbeteren om daarmee de gezondheid van de burgers zoveel mogelijk te beschermen. Toetsing aan de normen van de luchtkwaliteit vindt plaats als een project bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In het besluit niet in betekenende mate (nibm) is bepaald in welke gevallen een project niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit is het geval als:
4.4.2. Situatie plangebied
In het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan "Schoorl-Kernen en buurtschappen" is aandacht besteed aan de luchtkwaliteit. In het bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die kunnen leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Uit de monitoringstool die onderdeel is van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit blijkt dat in het plangebied voldaan wordt aan de grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide.
Tevens hoeft het project niet aan de grenswaarden te worden getoetst. Een verslechtering van 3% van het jaargemiddelde van de grenswaarden treedt pas op bij een zeer grote omvang. Zo is in het nibm bij woningen bepaald dat er pas sprake is van in betekende mate bijdragen bij 1500 extra woningen, bij minimaal 1 ontsluitingsweg. Gelet op de aard en omvang van het project, kan worden aangenomen dat de voorgenomen ontwikkeling 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
4.5.1. Wettelijk kader
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. De risico's met betrekking tot gevaarlijke stoffen worden geduid in het zogenaamde plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
De gemeenteraad heeft op 29 april 2014 de Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. Ruimtelijke ontwikkelingen in het invloedsgebied van een risicobron of het projecteren van (nieuwe) risicobronnen dienen aan de Beleidsvisie externe veiligheid en de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen te worden getoetst. De verantwoording is erop gericht om het bevoegd gezag een weloverwogen besluit te laten nemen over situaties waarin sprake is van een toename van het groepsrisico.
4.5.2. Situatie plangebied
Uit hoofdstuk 4.3 van het bestemmingsplan "Schoorl-Kernen en buurtschappen" blijkt dat er geen bronnen in de nabijheid aanwezig zijn. Daarnaast is aan de hand van de Risicokaart een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het projectgebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.
Afbeelding: risico's externe veiligheid: plangebied in zwarte cirkel Bron: Risicokaart.nl
Uit de inventarisatie blijkt dat het projectgebied:
Het project is in overeenstemming met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.
4.5.3. Wettelijk kader milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering.
Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies.
4.5.4. SBI
Volgens de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' dient eerst te worden beoordeeld of in de omgeving sprake is van een 'rustige woonwijk' of een 'gemengd gebied'. Een 'rustige woonwijk' is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor en langs de randen is weinig verstoring van verkeer. Het omgevingstype 'gemengd gebied' wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als volgt omschreven: 'Een gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven.
4.5.5. Situatie plangebied
Het plangebied is gelegen aan de Oorsprongweg, in de bebouwde kom van Schoorl met een overwegend woonkarakter. In de omgeving zijn een tweetal bedrijven aanwezig: Fletcher hotel-restaurant Jan van Scorel en het buitencentrum Schoorlse Duinen. Hierdoor kan er gesproken worden van een matig gemengd gebied. Beoordeeld dient te worden of deze bedrijven in hun bedrijfsvoering worden beperkt en of er bij de woning sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Buitencentrum Schoorlse Duinen
Het buitencentrum staat in de regels omschreven als bezoekerscentrum en kan aangemerkt worden als kantoor. De bijbehorende milieucategorie is 1. Hiervoor geldt een grootste richtafstand van 10 meter. Opgenomen in de regels is dat er binnen het bouwvlak gebouwd dient te worden. De afstand van het bouwvlak van het buitencentrum tot de planlocatie is ruim 80 meter. Aan de richtafstand wordt ruimschoots voldaan waardoor gesteld kan worden dat er geen sprake lijkt te zijn van onaanvaardbare hinder.
Hotel-restaurant Jan van Scorel
Het hotel-restaurant Jan van Scorel bevat een horecabestemming en valt onder milieucategorie 1 "lichte horeca". Hiervoor geldt een grootste richtafstand van 10 meter. De afstand van het bouwvlak van het hotel tot de planlocatie is 20 meter. Aan de richtafstand wordt ruimschoots voldaan waardoor gesteld kan worden dat er geen sprake lijkt te zijn van onaanvaardbare hinder.
Interne werking
Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functie binnen het projectgebied hinder ondervindt van bestaande bedrijven. Belangrijk is dat er sprake zal zijn van een goed woon-leefklimaat. In voorliggend geval is er sprake van toevoeging van een nieuwe milieugevoelige functie aan Oorsprongweg 2, namelijk 'wonen'. De omgeving van het projectgebied wordt voornamelijk gekenmerkt door woonfuncties. Deze functie past dan ook goed bij de omgeving. Het huidige gebruik van de afgesplitste kavel is tevens wonen. Gesteld kan worden dat het huidige gebruik voortgezet wordt.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling kan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat binnen het plangebied garanderen. De omliggende bedrijven zullen in hun bedrijfsvoering worden niet worden beperkt. Bedrijven en milieuzonering vormen geen belemmering voor vaststelling van dit bestemmingsplan.
Op de kavel is nog geen riolering aanwezig. Het gemeentelijk rioleringsplan Bergen 2016-2020 is in acht genomen. Er zal een gemengd stelsel worden aangelegd, om aan te sluiten op het bestaande stelsel. Om het systeem zo min mogelijk te belasten, zal het hemelwater worden opgevangen op de kavel. Het hemelwater zal zo veel mogelijk lokaal verwerkt worden. Denk hierbij aan de aanleg van groen, waardoor het hemelwater de kans krijgt om in de grond te infiltreren.
Op 21 april 2021 is er een verzoek om watertoets ingediend via de digitale watertoets (Bijlage 9). Het plangebied ligt niet binnen een waterkerings beschermingszone en er zijn geen waterlopen op- of rond het perceel aanwezig . Tevens is er voor de voorgenomen ontwikkeling geen watercompensatie vereist aangezien de ondergrens voor watercompensatie van 800 m2 aan nieuwe verharding niet wordt overschreden. Daarmee wordt voldaan aan de eisen van het Hoogheemraadschap.
4.7.1 Wettelijk kader
Bij het beoordelen van de bodemkwaliteit is de hoofdvraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en hoe deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit als gevolg van aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren.
4.7.2 Situatie plangebied
Voor het beoordelen van de bodemkwaliteit is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Terrascan, datum september 2020 (zie Bijlage 1). Bij de uitvoering van het onderzoek is gewerkt conform de richtlijn NEN 5725:2017. Het doel van het onderzoek is het geven van een representatieve indicatie van de eventuele aanwezige aanwezigheid van milieuschadelijke stoffen.
De resultaten van het veld- en laboratoriumonderzoek worden als volgt samengevat:
Er kan geconcludeerd worden dat vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen zijn voor het toekomstig gebruik als woonbestemming. De aangetoonde lichte verontreinigingen in de grond en in het grondwater behoeven geen vervolgonderzoek. Tevens is er geen asbestverdacht materiaal aangetroffen.
4.8.1 Wettelijk kader
Schoorl ligt in de nabijheid van gebieden met hoge natuurwaarden. Wetgeving met betrekking tot de bescherming van de natuur richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden en de bescherming van plant- en diersoorten. Voor soortbescherming en gebiedsbescherming is sinds 1 januari 2017 de Wet natuurbescherming van belang. Belangrijk is dat ruimtelijke projecten niet zonder meer mogen worden gerealiseerd in beschermde natuurgebieden.
Projecten die in de nabijheid van Habitatrichtlijn-gebieden of Beschermde Natuurmonumenten worden geprojecteerd, dienen te worden getoetst op de mogelijke negatieve effecten die zij op deze gebieden kunnen hebben.
4.8.2 Situatie plangebied
Gebieden
De geplande activiteiten vinden plaats op tientallen meters afstand van Natura 2000-gebied Schoorlse Duinen en van Natuurnetwerk Nederland (NNN) gebied. De geplande activiteiten vinden tevens plaats in Bijzonder Provinciaal Landschap (BPL) Noord Kennemerland. De Natura 2000 gebieden hebben een externe werking en de NNN en BPL-gebieden hebben een 'indirecte' externe werking.
Voor het beoordelen van de mogelijke negatieve effecten is er een natuurtoets met Aerius berekening uitgevoerd door Econu, datum 9-11-2020 (zie bijlage 4, 5, 6). De natuurtoets brengt in beeld of de geplande werkzaamheden in strijd kunnen zijn met natuurwetgeving en hoe eventuele strijdigheid met de wet voorkomen kan worden. De mogelijke negatieve effecten op de kernkwaliteiten van de BPL zijn in een aanvulling ecologie getoetst, datum 4-6-2021 (zie Bijlage 8). Gezien de aard van de ingreep en de ligging worden negatieve effecten op Natura 2000-gebieden niet verwacht.
Stikstof
Om de stikstofdepositie als gevolg van de geplande werkzaamheden in te kunnen schatten is er een Aerius berekening uitgevoerd voor de realisatiefase en gebruiksfase. De resultaten worden als volgt samengevat:
Soorten
In het plangebied komen verschillende soorten voor die beschermd zijn onder paragrafen 3.1, 3.2 en 3.3 van de Wet natuurbescherming. De quickscan natuur is op 9 juni 2020 uitgevoerd door Econu. Er was vervolgonderzoek nodig naar de bruine eikenpage, kleine marterachtigen, eekhoorn, zandhagedis en vleermuizen. Econu heeft in 2020 uitgebreid aanvullend onderzoek gedaan. Er zijn enkel passerende individuen waargenomen, maar geen vaste rust- en verblijfplaatsen. De essentiële vliegroute voor vleermuizen langs de rand van de locatie wordt niet verstoord of aangetast mits de juiste werkwijze wordt toegepast. Geconcludeerd kan worden dat de geplande werkzaamheden ten aanzien van deze soortgroepen niet overtreden worden. Een ontheffing Wnb is in eerste instantie niet nodig.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de bouw en het gebruik van de woning niet leidt tot de aantasting van het Natura 2000-gebied 'Schoorlse duinen' en zijn instandhoudingsdoelen. Tevens kan geconcludeerd worden dat de voorgenomen ontwikkeling geen negatieve effecten heeft op de beschreven kernwaarden van de BPL. De bestaande natuurwaarden vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan. Een ontheffing Wnb is in eerste instantie niet nodig.
4.9.1. Wettelijk kader Cultuurhistorie
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. In de Bro is sinds 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a) opgenomen dat een bestemmingsplan "een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden" dient te bevatten.
4.9.2. Situatie plangebied
Bij het beoordelen van de cultuurhistorische waarden is gebruik gemaakt van de informatie die is verzameld in het kader van het moederplan “Schoorl-Kernen en buurtschappen”. Er bevinden zich, op basis van Bijlage 2, geen monumenten op of naast het perceel. Tevens laat de cultuurhistorische informatiekaart Noord-Holland zien dat er in het projectgebied geen cultureel erfgoed bevindt. De bestemmingsplanwijziging heeft geen negatieve invloed op de instandhouding van de cultuurhistorische waarden. Gesteld wordt dat het aspect cultuurhistorie geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.9.3. Wettelijk kader Archeologie
Met de wet op Archeologische Monumentenzorg, stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
4.9.4. Situatie plangebied
Voor de beoordeling van de archeologische waarde is gebruik gemaakt van de informatie die is verzameld in het kader van het moederplan “Schoorl-Kernen en buurtschappen”. De gemeente Bergen beschikt over een eigen beleidskaart.
Afbeelding: Archeologische verwachtingen: plangebied aangeven in wit (Bron: gemeente Bergen)
Het plangebied heeft op basis van deze kaart een archeologische verwachtingswaarde gedefinieerd met Archeologie II. In dit archeologie regime dient er bij bodemingrepen groter dan 50 m2 en dieper dan 35 cm rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van archeologische waarden. Hiervan kan ontheffing worden verleend indien door middel van een archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.
In Maart 2021 is er door RAAP een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 7). Op basis van de resultaten van het onderzoek blijkt dat in het plangebied mogelijk archeologische resten aanwezig kunnen zijn. Daarom wordt geadviseerd om de plannen zodanig uit te voeren dat verstoring wordt voorkomen. De laag met mogelijke archeologische verwachting bevindt zich op een diepte vanaf 5m + NAP. Aangezien de bodemingrepen tot maximaal 0,6m - mv reiken en het niveau met de hoge archeologische verwachting op meer dan 2m - mv gelegen is, wordt dit niveau hier niet door geraakt. Geconcludeerd kan worden dat de geplande bodemingrepen zich beperken tot boven het niveau met de hoge archeologische verwachting. Gesteld kan worden dat het aspect archeologie geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.
Het Kadaster is door middel van een Klic melding geraadpleegd om na te gaan of er kabels en/of leidingen op het perceel bevinden.
Afbeelding: Verzamelkaart Klic melding (Bron: Kadaster)
De verzamelkaart laat zien dat er geen leidingen en kabels op het perceel liggen. Er vinden slechts zeer beperkt graafwerkzaamheden plaats. Gesteld kan worden dat leidingen en kabels geen belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling.
Bouwkundig
Er is een hoge duurzame ambitie voor de realisatie van de woning. Dit zal milieueffecten minimaliseren. De wens is om een modulair- en circulair bouwsysteem te gebruiken waardoor stikstofdepositie tijdens de bouwfase tot een minimum wordt beperkt. Tevens zullen circulaire- en bio-based materialen worden toegepast. De woning zal esthetisch in haar omgeving opgaan. Materialen kunnen eventueel worden hergebruikt. De architectuur houdt rekening met de bezonning.
Energiezuinige voorzieningen
Voor de installaties zal er een efficiënt integraal plan worden ontworpen. Meerdere energiezuinige voorzieningen worden getroffen om zowel de energiebehoefte van de woning te minimaliseren als ook de uitstoot van CO2 te reduceren:
Klimaatadaptatie
Zoals in 4.6 beschreven zullen er ook waterbesparende maatregelen worden getroffen. Het Hemelwater zal zo veel mogelijk lokaal worden verwerkt. Denk hierbij aan de aanleg van groen en mogelijk infiltratiekratten, waardoor het hemelwater de kans krijgt om in de grond te infiltreren.
Dit bestemmingsplan is zodanig vormgegeven dat het voldoet aan de vereisten voortkomend uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Bij de vormgeving van de regels en de verbeelding is aangesloten op de meest recente regeling Ruimtelijke Standaarden ruimtelijke ordening en is de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) toegepast. Het bestemmingsplan voldoet daarmee aan de digitale verplichtingen zoals die per 1 januari 2010 van kracht zijn.
SVBP2012
De SVBP2012 bevat een aantal juridische regels die moeten worden opgevolgd. Voor de planregels betekent dit dat er sprake is van een aantal dwingend voorgeschreven begripsbepalingen, die worden neergelegd in artikel 1 aangaande de begrippen. Ook schrijft de SVBP2012 voor op welke wijze er invulling moet worden gegeven aan artikel 2 betreffende de wijze van meten. Vanwege het Bro geldt verder een formulering die ten aanzien van de anti-dubbeltelregel en het overgangsrecht eveneens in de planregels moet worden overgenomen.
De hoofdstukindeling van de regels is op een standaardwijze opgesteld, namelijk:
Hoofdstuk 1 - Inleidende regels
ARTIKEL 1: BEGRIPPEN
In artikel 1 van de regels zijn waar nodig de in de regels gebruikte begrippen verklaard. Dit is alleen het geval wanneer begrippen niet op voorhand voor een eenduidige uitleg, conform normaal spraakgebruik, vatbaar zijn. Een deel van deze begrippen is voorgeschreven in de SVBP2012.
ARTIKEL 2: WIJZE VAN METEN
De wijze waarop maten, afstanden en dergelijke gemeten moeten worden, is opgenomen in artikel 2.
Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels
De bestemmingsregels in hoofdstuk 2 hebben betrekking op de in het bestemmingsplan gehanteerde bestemmingen en zijn artikelsgewijs in de regels opgenomen. De regels bestaan uit de volgende onderdelen:
In de bestemmingsomschrijving is uitgegaan van een volledige opsomming van wat binnen een bestemming functioneel ten aanzien van het gebruik van de gronden is toegestaan. Soms kan het voorkomen dat verschillende functies of bestemmingen naast elkaar zijn toegelaten, soms als primaire bestemming en soms als ondergeschikte bestemming.
De bouwregels bieden voor iedere bestemming het kader in hoeverre er ergens gebouwd mag worden. Er zijn regels gesteld met betrekking tot het oprichten van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bouwregels kunnen eisen wat betreft maatvoering, oppervlakte- en inhoudsbepalingen en aantallen te plaatsen bouwwerken omvatten.
Met het afwijken van de bouwregels wordt geregeld dat door het bevoegd gezag in voorkomende gevallen onder voorwaarden bij verschillende bestemmingen kan worden afgeweken van de eerder opgenomen bouwregels per bestemming.
Met specifieke gebruiksregels is vastgelegd welk gebruik in ieder geval tot strijdig met het in de bestemmingsomschrijving toegestane gebruik wordt gerekend.
Met het afwijken van de gebruiksregels bestaat voor het bevoegd gezag de mogelijkheid om van de specifieke gebruiksregels af te wijken.
Met dit bestemmingsplan is sprake van de volgende bestemmingen.
ARTIKEL 3: BOS
De gronden met de bestemming Bos ligt de nadruk op de instandhouding en versterking van de aanwezige natuurwetenschappelijke en/of landschappelijke waarden.
ARTIKEL 4: TUIN
De voortuinen grenzend aan openbaar gebied, behorende bij de woningen worden apart bestemd als Tuin.
ARTIKEL 5: VERKEER
De gronden met de bestemming Verkeer zijn bestemd voor wegen. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming verkeer en het openbaar nut.
ARTIKEL 6: WONEN - 2
De gronden met de bestemming Wonen 2 zijn bestemd voor wonen, aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bij het wonen.
ARTIKEL 7: WAARDE - ARCHEOLOGIE 2
Om de aanwezig archeologische en cultuurhistorische waarden in het gebied te beschermen zijn diverse bestemmingen Waarde - Archeologie 2 in het plan opgenomen.
Hoofdstuk 3 - Algemene regels
Hoofdstuk 3 van de bestemmingsregels omvatten de algemene regels. De algemene regels gelden in het algemeen voor het gehele bestemmingsplan en staan min of meer los van de specifieke bestemmingsregels en worden om die reden altijd in een apart hoofdstuk opgenomen.
ARTIKEL 8: ANTI-DUBBELTELREGEL
De anti-dubbeltelregel ziet er op toe dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen is meegenomen, niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning voor het bouwen mag worden meegenomen. De anti-dubbeltelregel heeft uitsluitend betrekking op situaties die plaatsvinden ten tijde van het geldende bestemmingsplan.
ARTIKEL 9: ALGEMENE BOUWREGELS
In de algemene bouwregels is geregeld dat de bouwgrenzen worden overschreden. Deze grenzen mogen tot 1,5 meter worden overschreden ten behoeve van tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, hellingbanen, funderingen en veranda's.
ARTIKEL 10: ALGEMENE GEBRUIKSREGELS
In de algemene gebruiksregels is een parkeerregeling opgenomen. Uit de regeling komt voort dat er per woning ten minste twee parkeervoorzieningen dienen te zijn.
ARTIKEL 11: ALGEMENE AFWIJKINGSREGELS
De algemene afwijkingsregels bieden enige flexibiliteit als het gaat om het afwijken van in het plan opgenomen maten en bieden ruimte om bepaalde voorzieningen te kunnen realiseren.
ARTIKEL 12: ALGEMENE WIJZIGINGSREGELS
De algemene wijzigingsregels bieden de mogelijkheid om bestemmingen te wijzigingen ten behoeve van een overschrijding van bestemmingsgrenzen.
Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels
ARTIKELEN 13 EN 14: OVERGANGSRECHT EN SLOTREGEL
Overeenkomstig de in het Bro voorgeschreven formulering van het overgangsrecht en de SVBP2012 zijn de overgangs- en slotregels in de afsluitende artikelen van de regels opgenomen.
Additionele voorzieningen
In het bestemmingsplan zijn de al dan niet in directe relatie met een bestemming staande voorzieningen, zoals ondergrondse leidingen, verhardingen, bermen, geluidswerende voorzieningen, centrale installaties ten behoeve van de energievoorziening, voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing in de vorm van watergangen, duikers, waterkeringen en dergelijke bij de bestemming inbegrepen zonder dat dit uitdrukkelijk wordt vermeld.
Handhaving
Het bestemmingsplan geeft de gewenste planologische situatie voor het plangebied aan. Bestemmingsplannen zijn bindend voor de overheid en de burger. Enerzijds kan de overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen, anderzijds vormt het bestemmingsplan een juridisch kader voor burgers waaruit deze kan afleiden wat de bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, op de in eigendom zijnde dan wel de naastgelegen buurpercelen, in de directe woon- en leefomgeving.
In de Wro en het Bro zijn wettelijke regels voor de bestemmingsplanprocedure vastgelegd. Hierin zijn de volgende fasen onderscheiden:
Voorbereidingsfase
De gemeente voert ten behoeve van de voorbereiding van een bestemmingsplan onderzoek uit naar de bestaande situatie en de mogelijke (ruimtelijke) ontwikkelingen in de gemeente. De gemeente stelt voor het overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Bro haar voornemen beschikbaar aan de besturen en diensten van hogere overheden. Ook biedt de gemeente eventueel de mogelijkheid om een reactie te geven op het voorontwerpbestemmingsplan via inspraak. De gemeente geeft een reactie op mogelijke reacties die voor zover noodzakelijk worden verwerkt in de regels en verbeelding.
Terinzageleggingsfase
Na de aankondiging in de Staatscourant en op de website www.officielebekendmakingen.nl wordt het ontwerpbestemmingsplan voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. In deze periode kan door iedereen een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan worden ingediend.
Vaststellingsfase
Na de periode van terinzagelegging stelt de gemeenteraad het ontwerpbestemmingsplan, mogelijk met wijzigingen, binnen een periode van ten hoogste 12 weken vast.
Beroepsfase
Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vaststellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage. Dit gebeurt als volgt:
Uiterlijk 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er door belanghebbenden beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Belanghebbenden zijn diegenen die tegen het ontwerpbestemmingsplan een zienswijze hebben ingediend en diegenen die hebben aangetoond in redelijkheid niet in de mogelijkheid zijn geweest om een zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan in te dienen.
Indien geen beroep tegen het vastgestelde bestemmingsplan is ingediend, is het bestemmingsplan na afloop van de beroepstermijn onherroepelijk.
Indien sprake is van een bouwplan en voor de goedkeuring van dit bouwplan een wijziging of afwijking van het geldende bestemmingsplan noodzakelijk is, is een gemeente verplicht om haar kosten op de initiatiefnemer en/of grondeigenaar te verhalen. In artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn categorieën aangewezen waarbij deze verplichting van toepassing is. Het gaat daarbij om de volgende categorieën:
a. de bouw van een of meer woningen;
b. de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
c. de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m² bruto vloeroppervlakte of met een of meer woningen;
d. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
e. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies tenminste 1500 m² bruto vloeroppervlakte bedraagt;
f. de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m² bruto vloeroppervlakte
Het realiseren van de woning valt onder de bovengenoemde bouwontwikkelingen als bedoeld in artikel 6.2.1. Bro. Er kan echter afgezien worden van een exploitatieplan als de te maken kosten op een andere wijze worden gedekt.
De proceskosten en de ruimtelijke onderbouwing worden gedragen door de ontwikkelende partij. Met de ontwikkelende partij wordt een planschadeovereenkomst opgesteld, zodat alle kosten op een andere wijze worden gedekt. Er is dan geen aanleiding voor het opstellen van een exploitatieplan. Daarnaast worden er op grond van de legesverordening leges geheven voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
De bescherming van de resterende bomen zal gewaarborgd worden middels een aanlegvergunningstelsel. Dit gebeurt via een aanduiding natuur landschappelijke waarden (nlw). Daarnaast is een kapvergunning vereist, dit is ook een waarborg. Een eventuele herplantplicht dient met name in de groene buffer aan de kant van het parkeren zijn beslag te krijgen, dit om de groene omzoming van het parkeerveld te waarborgen.
Het perceel aan de Oorsprongweg 2 is landschappelijk dermate uniek dat er een maatwerkplan is gedefinieerd. Om dit juridisch te waarborgen is er een beeldkwaliteitsplan opgesteld dat gelijktijdig met het bestemmingsplan zal worden vastgesteld.
Er zijn geen belemmeringen voor het verlenen van medewerking. Daarom wordt een wijzigingsprocedure als bedoeld in artikel 3.11 van de Wet ruimtelijke ordening gevoerd om de bouw van de woning mogelijk te maken.
Op het besluit tot vaststelling van een wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan is artikel 3.8, derde lid Wet ruimtelijke ordening van overeenkomstige toepassing.
Gedurende 6 weken zal het ontwerp ter inzage liggen waarbij een ieder de gelegenheid heeft om zienswijzen in te dienen. Daarnaast zal het plan naar overlegpartners worden gestuurd in het kader van het overleg ex. artikel 3.1.1 Bro. De overlegreacties zullen verwerkt worden in het bestemmingsplan.