Plan: | Perceel tussen Midden Geestweg 1 en Meerweg 7 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0373.BPG01008meerweg7-C001 |
Ecologie
In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit een perceel begroeid met bomen en struiken.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van één woning. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:
Toetsingskader
Beleid
De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt.
Normstelling
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend. Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de volgende interpretatie van artikel 11:
Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Direct aan de westzijde van de Meerweg ligt het Natura 2000-gebied Noord-Hollands Duinreservaat.
Figuur B.1 Ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van beschermde natuurgebieden (bron: provincie Noord-Holland)
Het Natura 2000-gebied Noord-Hollands duinreservaat kwalificeert zich vanwege de volgende kenmerken (bron: LNV, ontwerpbesluit Noord-Hollands duinreservaat):
Habitattype
2110 | embryonale wandelende duinen |
2120 | wandelende duinen op de strandwal met helm |
2130 | *vastgelegde kustduinen met kruidvegetatie ('grijze duinen') |
2140 | *vastgelegde ontkalkte duinen met Empetrum nigrum |
2150 | *Atlantische vastgelegde ontkalkte duinen (Calluno-Ulicetea) |
2160 | duinen met duindoorn |
2170 | duinen met kruipwilg |
2180 | beboste duinen van het Atlantische, continentale en boreale gebied |
2190 | vochtige duinvalleien |
6410 | grasland met Molinea op kalkhoudende, venige, of lemige kleibodem (Molinion caeruleae) |
7210 | *kalkhoudende moerassen met Caldium mariscus en soorten van het Caricion davallianae |
Soorten
1014 | nauwe korfslak |
1042 | gevlekte witsnuitlibel, paapje en tapuit |
* Prioritaire soorten en/of habitattypen volgens de Habitatrichtlijn
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven.
Vogels
In het plangebied komen tuin- en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, winterkoning en merel aanwezig. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan de kraai en groene specht.
Zoogdieren
Het plangebied is geschikt als leefgebied voor soorten als ree, vos, mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, haas en konijn.
De opgaande beplanting in het plangebied kan daarnaast fungeren als marginaal foerageergebied voor vleermuizen. In het plangebied zijn door het ontbreken van bebouwing en oudere bomen met grote holten geen vaste verblijfplaatsen aanwezig. De laanbeplanting langs de Meerweg is mogelijk onderdeel van een migratieroute van vleermuizen.
Overige soorten
Er zijn, gezien de voorkomende biotopen, geen beschermde planten, amfibieën, vissen, reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten aanwezig in het plangebied. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.
In tabel B1.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel B1.1 Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime
nader onderzoek nodig | |||||
vrijstellingsregeling Ffw | tabel 1 | ree, vos, mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, haas en konijn | nee | ||
ontheffingsregeling Ffw | tabel 2 | geen | nee | ||
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | geen | nee | ||
bijlage IV HR | alle vleermuizen | nee | |||
vogels | cat. 1 t/m 4 | geen | nee |
Toetsing en conclusie
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen deel uit van Natura 2000 en EHS. Direct ten westen van de Meerweg ligt echter het Natura 2000-gebied Noord-Hollands Duinreservaat. Er vindt geen directe aantasting plaats. De ontwikkeling in het plangebied kan wel tijdens de bouwfase leiden tot verstoring van het Natura 2000-gebied. Door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren, wordt deze verstoring echter voorkomen. Eventuele verstoring tijdens de gebruiksfase valt weg in de reeds bestaande verstoring van de woonbebouwing langs de Meerweg. De toevoeging van één woning leidt daarnaast niet tot een merkbare toename van de stikstofdepositie. Negatieve effecten op het Natura 2000-gebied Noord-Hollands Duinreservaat kunnen dan ook worden uitgesloten.
De verder weg gelegen EHS-gebieden ondervinden gezien bovenstaande effecten op het nabijgelegen Natura 2000-gebied eveneens geen negatieve effecten.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden. Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van één woning. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.