direct naar inhoud van Artikel 4 Wonen - Westdorp
Plan: De Voert 10
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0373.BPG01007voert10-C001

Artikel 4 Wonen - Westdorp

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Westdorp' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden': natuur- en landschapswaarden;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen;
  • b. bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van paardenbakken, bouwwerken voor mestopslag, tredmolens en lichtmasten.

Met dien verstande dat:

  • d. het bouwperceel voor ten hoogste 35% bebouwd mag worden met gebouwen en overkappingen.

4.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. per bouwvlak is ten hoogste 1 woning toegestaan;
  • c. de inhoud van een hoofdgebouw mag ten hoogste 2.200 m3 bedragen;
  • d. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag ten hoogste 10 m bedragen;
  • e. de goothoogte van het hoofdgebouw mag ten hoogste 7 m bedragen;
  • f. hoofdgebouwen dienen met een kap te worden afgedekt en mogen niet zijn voorzien van een platte afdekking;
  • g. de breedte van het hoofdgebouw, gemeten in het verlengde van de voorgevel tot aan de meest zijwaarts gelegen delen van het hoofdgebouw, mag ten hoogste de helft van de breedte van het bouwperceel, gemeten in de naar de weg gekeerde grens met de bestemming Tuin, bedragen.

4.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel, of het denkbeeldige verlengde daarvan, van het hoofdgebouw te worden geplaatst;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op bijgebouwen mits een afstand van ten minste 25 m tot de weg in acht wordt genomen;
  • c. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelgrens dient ten minste 2 m te bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mogen vrijstaande bijgebouwen in of op een afstand van ten minste 1 m tot de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 75 m² bedragen, met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m2 van het gezamenlijke zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
  • f. de oppervlakte per bijgebouw bedraagt ten hoogste 50 m2;
  • g. de diepte van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw en aangebouwde overkapping aan de achtergevel van een hoofdgebouw mag ten hoogste 3 m bedragen gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw;
  • h. de breedte van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw en aangebouwde overkapping mag ten hoogste 3,5 m bedragen gemeten vanuit de zijgevel van het hoofdgebouw;
  • i. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4 m;
  • j. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • k. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • l. vrijstaande bijgebouwen dienen te worden voorzien van een kap met een hellingshoek van ten minste 30º en ten hoogste 65º;
  • m. bijgebouwen mogen niet voorzien worden van dakkapellen, dakopbouwen en gevelopbouwen;
  • n. bij een platte afdekking mogen de maximale hoogten zoals bepaald in sub i en j, worden overschreden ten behoeve van lichtkappen met een oppervlakte van ten hoogste 1/3 van de oppervlakte van het dakvlak en tot een hoogte van 1 m;

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m en elders ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.3 sub j teneinde een goothoogte van 5 m toe te staan, met dien verstande dat dit ruimtelijk geen onevenredige afbreuk aan de omgeving mag veroorzaken.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning (inclusief aan- en uitbouwen) met een maximum van 50 m²;
  • b. ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten dient in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te worden voorzien;
  • c. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is en gelieerd aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • d. het in gebruik nemen/hebben of te laten gebruiken van gronden voor paardenbakken, tennisbanen en mestopslag is niet toegestaan;
  • e. het in gebruik nemen/hebben of te laten gebruiken van gronden voor een onoverdekt zwembad ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden' is niet toegestaan;
  • f. het gebruiken of te laten gebruik van gebouwen voor het stallen van paarden is niet toegestaan;
  • g. het gebruiken of te laten gebruiken van bijgebouwen voor slaapgelegenheden is niet toegestaan.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4 onder e om gronden in gebruik te nemen voor een onoverdekt zwembad, met dien verstande dat:

  • a. er geen sprake mag zijn van onevenredige aantasting van de voorkomende natuur- en landschapswaarden;
  • b. zwembaden zijn toegestaan binnen bouwpercelen groter dan 700 m2;
  • c. zwembaden op een afstand van ten minste 5 m tot de perceelgrenzen dienen te worden gesitueerd;
  • d. zwembaden op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel of de denkbeeldige verlengde hiervan, dienen te worden geplaatst;
  • e. de oppervlakte van een zwembad per bouwperceel ten hoogste 50 m2 bedraagt;
  • f. de bouwhoogte van zwembaden ten hoogste 50 cm bedraagt.

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden' zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het rooien en/of vellen van houtgewassen met een grotere hoogte dan 3 m en/of een oppervlakte van meer dan 5 m²;
  • b. het aanbrengen van verhardingen met een grotere oppervlakte dan 50 m²;
  • c. het ophogen en/of afgraven van de gronden.

4.6.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 4.5.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreft;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

4.6.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  4.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van een nader advies van de deskundige op het gebied van natuur en landschap kan aantonen dat op de betrokken locatie de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast.

4.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
4.7.1 Sloopverbod zonder vergunning

Het is verboden om zonder een omgevingsverbunning een hoofdgebouw te slopen.

4.7.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.7.1 wordt uitsluitend verleend indien:

  • a. de cultuurhistorische waarden van het pand naar het oordeel van het bevoegd gezag voldoende zijn gedocumenteerd door middel van een bouwhistorisch onderzoek;
  • b. sloop plaatsvindt onder begeleiding van een deskundige inzake bouwhistorisch onderzoek.