Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Jan Ligthartstraat 65-67, Heemskerk
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0369.BPjligthartstr2022-VA01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan Jan Ligthartstraat 65-67, Heemskerk van de gemeente Heemskerk;
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0369.BPjligthartstr2022-VA01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
 
1.3 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.6 aaneengebouwde woning:
een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;
 
1.7 aan huis gebonden beroep:
een beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming zijn. Hieronder worden begrepen: advocaat, accountant administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundige, architect, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, leraar, logopedist, notaris, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige, webshop en daarmee vergelijkbare beroepen. De bedrijfsmatige activiteiten als opgenomen in Bijlage 1 en Bijlage 2 bij deze planregels vallen niet onder aan huis gebonden beroep;
 
1.8 achtererf:
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan;
 
1.9 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;
 
1.10 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende, of naar verwachting voorkomende, waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
 
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.12 bedrijf:
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen;
 
1.13 bedrijf aan huis:
een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis die niet valt onder aan huis gebonden beroep, maar wel onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten als opgenomen in Bijlage 2 Categorie I uit de VNG bedrijvenlijst van deze planregels;
 
1.14 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
 
1.15 begane grond
een bouwlaag waarvan het vloerpeil ten hoogste 1,20 meter boven (straat)peil ligt;
 
1.16 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):
  1. bij bouwwerken: zoals die zijn of rechtens mogen zijn op het tijdstip dat het plan rechtskracht krijgt;
  2. bij gebruik: zoals dat is of rechtens mag zijn op het tijdstip dat het plan rechtskracht krijgt; 
1.17 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.18 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.19 bevoegd gezag:
bevoegd gezag, zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
 
1.20 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
 
1.21 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de functie en vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
1.22 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
1.23 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.24 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;
 
1.25 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.26 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
 
1.27 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.28 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.29 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
 
1.30 dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
 
1.31 deskundige:
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologie;
 
1.32 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop/te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop/ten huur, het verkopen, het verhuren en/of leveren aan personen die goederen kopen/huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
1.33 dienstverlening:
het beroepsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder kappers, belwinkels, schoonheidssalons, stomerijen, wasserettes, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus en dergelijke;
 
1.34 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
 
1.35 eerste verdieping:
tweede bouwlaag van de woning of het woongebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;
 
1.36 erf:
de grond deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende woonbestemming;
 
1.37 erfbebouwing:
alle bebouwing die op het bebouwbare erf is gelegen;
 
1.38 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.39 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;
 
1.40 horecabedrijf:
het bedrijfsmatig produceren en/ of verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, alsmede het bezorgen dan wel afhalen van deze middelen en/of het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie;
 
1.41 hotel:
een horecabedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
 
1.42 infiltratievoorziening:
voorziening voor het doorsijpelen van regenwater in de bodem;
 
1.43 kantine:
eet- en drinkruimte bij sportgelegenheden die tevens een bijeenkomstfunctie hebben ten dienste van de sportbeoefenaars en sportpubliek, hieronder niet begrepen een zaalverhuurfunctie;
 
1.44 kantoor:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder advocatenkantoren, notarissenkantoren, adviesbureaus, administratiekantoren, bankwezen en congres- en vergaderaccomodaties;
 
1.45 kap:
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;
 
1.46 Keur:
De keur is een verordening die het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier hanteert bij de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken;
 
1.47 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, die niet vallen onder aan huis gebonden beroepen, maar wel onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten als opgenomen in bijlage 2 Categorie I uit de VNG bedrijvenlijst van deze planregels;
 
1.48 mantelzorg:
de zorg voor chronisch zieken, gehandicapten en hulpbehoevenden door familie die in de eerste lijn met elkaar verwant zijn;
 
1.49 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
 
1.50 ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;
 
1.51 ondergeschikte nevenactiviteit:
een activiteit die niet rechtstreeks de bedrijfs- of functie-uitoefening overeenkomstig de bestemming betreft en die van een zodanige (beperkte) bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang is dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en ruimtelijke verschijningsvorm, als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar en als zodanig ook functioneel aanwezig blijft;
 
1.52 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
 
1.53 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.54 restaurant:
een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken;
 
1.55 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.56 souterrain of kelderverdieping:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven (straat)peil ligt;
 
1.57 Staat van Bedrijfsactiviteiten:
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt (bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten);
 
1.58 standplaats:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten;
 
1.59 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouwen en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
1.60 verdieping:
een boven de begane grond gelegen bouwlaag;
 
1.61 vloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;
 
1.62 voorgevel:
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
 
1.63 voorgevellrooiijn:
de langs de weg gelegen bouwgrens waarin zich de voorgevel van het hoofdgebouw bevindt;
 
1.64 vrijstaande woning:
een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;
 
1.65 waterbouwkundige bouwwerken:
bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals oeverbeschoeiingen, functionele hekwerken, duikers, steigers, bruggen en stuwen, voorzover deze bouwwerken van overheidswege geplaatst worden en ter plaatse noodzakelijk zijn in het kader van de waterbeheersing, verkeersdoeleinden of recreatief (mede)gebruik;
 
1.66 webshop:
een website die speciaal ingericht is om de bezoeker producten of diensten te laten kopen via on-line transacties;
 
1.67 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;
 
1.68 woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats, zoals bedoeld in artikel 1 onder h van de Woningwet, en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
 
1.69 zorgwoning:
woning geschikt voor mensen met een intensieve zorgvraag.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 afstand:
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn;
 
2.2 bebouwingspercentage:
het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat ten hoogste bebouwd mag worden;
 
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, dakopbouwen ten behoeve van liften, trappen en/of technische installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen die direct ten dienste staan van het gebouw;
 
2.4 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.5 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.6 hart van de lijn
Bij de toepassing van deze planregels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
 
2.7 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.8 lengte, breedte en diepte van gebouwen
tussen de buitenzijden van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren;
 
2.9 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.10 peil:
  1. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw. 
2.11 verticale diepte
van het peil tot het laagste punt van het bouwwerk, fundering niet meegerekend;
 
2.12 vloeroppervlakte:
de totale oppervlakte aan bebouwing binnen een bestemmingsvlak.
  
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Detailhandel
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. detailhandel, met uitzondering van supermarkten;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum': uitsluitend een tuincentrum;
  3. met de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, water, erven en terreinen. 
3.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
 
3.2.1 Gebouwen  
  1. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogten; 
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde  
  1. voor zover gelegen voor de voorgevelrooilijn mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 1 m bedragen;
  2. voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 m bedragen;
  3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, mag niet meer dan 3 m bedragen. 
3.3 Specifieke gebruiksregels
 
3.3.1 Strijdig gebruik
 
Tot een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  2. het gebruik van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen;
  3. het gebruik van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk.
 
Artikel 4 Tuin - 1
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. uitsluitend op inritten voor garages: parkeerplaatsen, mits de inrit voldoende lang is om de auto op eigen erf te kunnen parkeren;
  3. de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals inritten en paden. 
4.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
 
4.2.1 Uitbouwen
  1. uitbouwen zijn uitsluitend toegestaan aan de voorgevel van het hoofdgebouw;
  2. de diepte van de uitbouw tot de gevel mag niet meer dan 1 m bedragen;
  3. de uitbouw wordt over niet meer dan 60% van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw gebouwd;
  4. de afstand van de uitbouw tot de openbare gronden mag niet minder dan 1,5 m bedragen;
  5. plaatsing van de uitbouw mag niet ten koste gaan van een parkeerplaats op eigen erf;
  6. de goot- en bouwhoogte en dakhelling van uitbouwen hebben de volgende maten:
dak  
goothoogte (max. in meters)   
bouwhoogte (max. in meters)  
dakhelling (min.max. in graden)  
plat  
3 dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m  
3 dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m  
0  
hellend  
3 dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m  
4,5  
15-45  
 
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. de diepte van een luifel tot de gevel mag niet meer dan 1,3 m bedragen;
  2. de luifel wordt niet meegerekend in het percentage, zoals genoemd in lid 4.2.1 onder d;
  3. voor zover gelegen voor de voorgevelrooilijn mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 1 m bedragen;
  4. voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 m bedragen;
  5. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen, met dien verstande dat per bouwperceel niet meer dan 1 vlaggenmast is toegestaan en dat aan de vlaggenmast geen reclame-uitingen zijn toegestaan;
  6. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1 m bedragen. 
4.3 Afwijken van de gebruiksregels
 
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder b ten behoeve van het aanleggen van (een) parkeerplaats(en) op eigen erf, mits:
  1. de tuin voldoende diep en breed is om deze parkeerplaats(en) te realiseren;
  2. dit niet ten koste gaat van (een) parkeerplaats(en) in het openbare gebied;
  3. ontsluiting op het openbare gebied mogelijk is in relatie tot:
    1. de inrichting en het gebruik van het aangrenzende openbare gebied;
    2. de verkeersveiligheid;
  4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de woonsituatie;
    3. de sociale veiligheid;
    4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
 
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. voet- en fietspaden;
  3. bergbezinkbassins ten behoeve van regenwater opvang;
  4. in- en uitritten;
  5. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, (ondergrondse) vuilcontainers, verharding, geluidwerende voorzieningen, kunstobjecten, nutsvoorzieningen en water. 
5.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
 
5.2.1 Gebouwen
  1. de oppervlakte van een gebouw en een nutsvoorziening mag niet meer dan 15 m2 bedragen;
  2. de bouwhoogte van een nutsvoorziening mag niet meer dan 3 m bedragen;
  3. de bouwhoogte van overige gebouwen mag niet meer dan 4 m bedragen. 
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer dan 4,5 m bedragen;
  3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, mag niet meer dan 3 m bedragen.
 
 
Artikel 6 Wonen - 1
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, daaronder begrepen aan huis gebonden beroepen;
  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, parkeervoorzieningen en water.
6.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
 
6.2.1 Hoofdgebouwen
  1. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)', 'maximale bouwhoogte (m)' danwel 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  3. onder hoofdgebouwen zijn kelders toegestaan tot een verticale diepte van niet meer dan 4 m beneden het peil.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  1. de afstand tussen de bestemming 'Water' en aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet minder dan 1 m bedragen;
  2. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m bedragen;
  3. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  4. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 4,5 m bedragen;
  5. in afwijking van het bepaalde onder d mag de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen voor zover gelegen voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 3 m bedragen;
  6. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 50% van het zij- en achtererf bedragen met een maximum van 60 m2, met dien verstande dat voor bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 600 m2 dit maximum 10% mag bedragen van de oppervlakte van het perceel, maar niet meer dan 90 m2;
  7. onder erfbebouwing zijn kelders toegestaan tot een verticale diepte van niet meer dan 4 m beneden het peil. 
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. voor zover gelegen voor de voorgevelrooilijn mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 1 m bedragen;
  2. voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 m bedragen;
  3. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen, met dien verstande dat per bouwperceel niet meer dan 1 vlaggenmast is toegestaan en dat aan de vlaggenmast geen reclame-uitingen zijn toegestaan;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen. 
6.3 Specifieke gebruiksregels
 
6.3.1 Aan huis gebonden beroep
 
De uitoefening van een aan huis gebonden beroep in samenhang met het wonen is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
  1. er mag geen onevenredige hinder opleveren voor de woonomgeving;
  2. het mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter en de woonkwaliteit van de woonwijk;
  3. het dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat de persoon die de activiteit uitoefent tevens bewoner is van de betreffende woning;
  4. het mag uitsluitend binnen de woning of het bijgebouw, dus inpandig, worden uitgeoefend;
  5. het dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie, met dien verstande dat:
    1. maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning mag worden gebruikt voor de bedoelde activiteiten, met een maximum van 45 m2,
    2. in afwijking van het bepaalde onder e1 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijf aan huis 3' maximaal 50% van de vloeroppervlakte van de woning mag worden gebruikt voor de bedoelde activiteiten, met een maximum van 120 m2;
    3. het genoemde maximum oppervlak, het totaal is van de oppervlakken binnen de woning en de eventueel bij deze woning horende aan-, uit- en bijgebouwen; 3. in afwijking van het bepaalde onder e1 en e3 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijf aan huis 2' het gehele aanduidingsvlak mag worden gebruikt voor de bedoelde activiteiten;
  6. er mag geen reclame gemaakt worden aan of bij het pand, met uitzondering van een klein bord, met een maximum oppervlak van 0,5 m2, voor de mededeling van het beroep, de openingstijden e.d.;
  7. er mag geen detailhandel plaatsvinden, met uitzondering van een beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit van de beroepsmatige activiteit;
  8. er mag geen horecabedrijf plaatsvinden;
  9. er dient op eigen erf (terrein) te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat wanneer parkeren op eigen erf verkeerskundig niet mogelijk is, stedenbouwkundig niet aanvaardbaar is, of om een andere reden niet mogelijk is, het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten mag betreffen, dat daardoor extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden in het openbare gebied.
6.3.2 Strijdig gebruik
 
Tot een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken van:
  1. bijgebouwen voor wonen;
  2. garages anders dan voor opslag ten behoeve van wonen en parkeren van auto's.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
 
Het bevoegd gezag kan:
  1. bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3.2 onder a en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is voor mantelzorg;
    2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  2. bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3.1 om een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis toe te laten, mits:
    1. de bedrijfsmatige activiteit voldoet aan de criteria uit lid 6.3.1 onder a t/m i;
    2. de activiteit valt onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten van de VNG bedrijvenlijst als opgenomen in bijlage 2 Categorie I uit de VNG bedrijvenlijst;
    3. geen bedrijfsmatige opslag plaatsvindt in de open lucht;
    4. wordt uitgeweken naar een andere locatie, zodra de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit aan huis hinderlijk wordt voor de woonomgeving;
  3. bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3.1 onder e tot een oppervlak van ten hoogste 55 m2, mits:
    1. de uitoefening van het aan huis gebonden beroep blijft voldoen aan de criteria uit lid 6.3.1, met uitzondering van lid 6.3.1 onder e1;
    2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
 
3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 8 Algemene bouwregels
 
8.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  1. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden.
  2. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het 'Overgangsrecht bouwwerken' als opgenomen in dit plan niet van toepassing. 
8.2 Overschrijding bouwgrenzen
 
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
 
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
 
9.1 Strijdig gebruik
 
Tot een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een seksinrichting;
  2. een gebruik van gronden als stort- en / of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. het gebruik van de gronden voor het opslaan van kampeermiddelen, roei-, motor- en zeilboten en al of niet gedemonteerde strandhuisjes. 
9.2 Parkeren
 
9.2.1 Algemeen
 
Bij een gebouw moet ten behoeve van het parkeren en het stallen van auto’s in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, met dien verstande dat:
  1. onverminderd het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 6 dient bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de verandering in functie op het bijbehorende bouwperceel, te worden voorzien in parkeerplaatsen volgens de volgende regeling, hiertoe dient op tekening te worden aangegeven waar welke functie zich binnen het bouwwerk bevindt:
 
 
  1. bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen volgens sublid 9.2.1 onder a, worden de ten tijde van het rechtskracht krijgen van dit plan voor parkeerplaatsen in gebruik zijnde, of voor parkeerplaatsen geplande gronden, buiten beschouwing gelaten;
  2. voor zover er door het oprichten van nieuwe bouwwerken of het vergroten van bestaande bouwwerken, parkeerplaatsen verloren gaan, dienen deze in gelijke omvang te worden gecompenseerd;
  3. bij de eindberekening dient het aantal parkeerplaatsen naar boven te worden afgerond op hele parkeerplaatsen;
  4. voor niet onder lid 9.2.1 onder a genoemde functies geldt de parkeernorm zoals opgenomen in Parkeerkencijfers-CROW 2008, publicatie 182, september 2008, 3e gewijzigde druk, blz. 15 tot en met 23. Uitgegaan dient te worden van de kolommen 'rest bebouwde kom' en van de rij 'matig stedelijk'; vervolgens dient uitgegaan te worden van de maximum waarde in de kolom;
  5. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder a indien:
    1. het gebruik niet wijzigt en
    2. de uitbreiding niet meer bedraagt dan 100 m² brutovloeroppervlakte dan wel 10% van de totale brutovloeroppervlakte indien dit meer is dan 100 m² en
    3. is aangetoond dat als gevolg van de uitbreiding de parkeerbehoefte niet toeneemt;
  6. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder a indien op het bouwperceel redelijkerwijs geen gronden (meer) beschikbaar kunnen worden gehouden ten behoeve van een parkeerplaats en in voldoende mate binnen redelijke afstand van het bouwperceel in parkeerplaatsen is of kan worden voorzien; dit dient te worden aangetoond op de weekmomenten met de hoogste parkeerdruk, waarbij als redelijke afstand 100 meter vanaf de toegang van de bebouwing wordt gehanteerd;
  7. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder a, indien op het bouwperceel in de bestaande situatie meer of een gelijk aantal parkeerplaatsen aanwezig is, dan ingevolge lid 9.2.1 onder a voor de in zijn geheel gerealiseerde bebouwing en/of wijziging van het gebruik is vereist;
  8. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 13.3 onder a, indien op grond van de parkeernorm, zoals opgenomen in de parkeerkencijfers CROW 2008, publicatie 182, september 2008, 3e gewijzigde druk, blz. 15 tot en met 23, een minder aantal parkeerplaatsen is vereist. Uitgegaan dient te worden van de kolommen 'rest bebouwde kom' en de van de rij 'matig stedelijk'. Vervolgens dient uitgegaan te worden van het gemiddelde van de bandbreedte die wordt aangegeven;
  9. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 13.3 onder a, indien uitbreiding van de bebouwing niet leidt tot een grotere parkeerbehoefte;
  10. voor parkeren bij woningen op eigen terrein worden berekeningsaantallen gehanteerd zoals aangegeven in "Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering", publicatie 182, CROW september 2008, 3e gewijzigde druk, pagina 27;
  11. wanneer bij de berekening van de parkeerbehoefte gebruik wordt gemaakt van balansparkeren, worden de aanwezigheidspercentages gehanteerd zoals aangegeven in "Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering", publicatie 182, CROW september 2008, 3e gewijzigde druk, pagina 27;
  12. bij publieke voorzieningen zoals bioscoop, bibliotheek en gemeentehuis moet minimaal 5% van de parkeerplaatsen algemene gehandicapten parkeerplaatsen zijn. Deze parkeerplaatsen moeten zo dicht mogelijk bij de ingang van het gebouw liggen, op een afstand van maximaal 100 meter;
  13. bij openbare parkeerterreinen moet per 50 gewone parkeerplaatsen één voor mindervaliden aangepaste parkeerplaats zijn, dit aantal wordt naar boven afgerond;
  14. het bevoegd gezag kan afwijken van de aantallen en oppervlaktematen van lid 9.2.1 onder a en onder e, indien blijkt dat de genoemde normen niet meer volstaan om te kunnen voorzien in de parkeerbehoefte;
  15. het bevoegd gezag kan afwijken van de publicatienummer van de Parkeerkencijfers van het CROW (zoals genoemd in lid 9.2.1 onder e, i, k en l, indien hiervan een nieuwe vervangende editie is verschenen). 
9.2.2 Afwijken
 
Het bevoegd gezag kan afwijken van:
  1. het bepaalde in sublid 9.2.1 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien. 
9.2.3 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de in sublid 9.2.1 bedoelde parkeernormen en bedragen te wijzigen.
  
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
 
10.1 Bevoegdheid
 
Het bevoegd gezag kan, tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. de planregels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstobjecten, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  2. de planregels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m. 
10.2 Toepassingsvoorwaarden
 
De in lid 10.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen afbreuk wordt gedaan aan:
  1. een goede woonsituatie;
    1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    3. de milieusituatie;
    4. de verkeersveiligheid;
    5. de sociale veiligheid.
 
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
 
11.1 Waarde - Archeologie
 
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Waarde - Archeologie - 2, Waarde - Archeologie - 3 en Waarde - Archeologie - 4 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
  1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  3. de terreinen als archeologisch monument zijn aangewezen. 
11.2 Veiligheidszone - lpg
 
Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' wijzigen in die zin dat de zone geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd of aangepast, indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.
 
 
Artikel 12 Overige regels
 
12.1 Werking wettelijke regelingen
 
Waar in dit plan verwezen wordt naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op die regelingen, zoals zij luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het vastgesteld van het bestemmingsplan.
 
12.2 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
 
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
  1. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer en brandblusvoorzieningen;
  2. brandweeringang;
  3. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. de ruimte tussen bouwwerken;
  5. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
 
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: . gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    1. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 13.1 eerste sublid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. lid 13.1 eerste sublid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 
13.2 Overgangsrecht gebruik
 
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.2 eerste sublid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in lid 13.2 eerste sublid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. lid 13.2 eerste sublid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan. 
13.3 Hardheidsclausule
 
Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen, kan bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
  
Artikel 14 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Jan Ligthartstraat 65-67, Heemskerk’.