direct naar inhoud van 17.2 Overleg met betrokken overheden (art. 3.1.1. Bro) en gemeentelijk adviseurs
Plan: VUmc CCA
Plannummer: W0904BPGST
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.W0904BPGST-OH01

17.2 Overleg met betrokken overheden (art. 3.1.1. Bro) en gemeentelijk adviseurs

In het kader van het bestuurlijk overleg zijn de volgende reacties ontvangen.

  • 1. VROM-Inspectie, Regio Noord-West

Mede namens Rijkswaterstaat en het Ministerie van Defensie wordt het volgende opgemerkt.

Met betrekking tot het nationaal belang Hoofdwatersysteem wordt geconstateerd dat het beleidskader niet compleet in hoofdstuk 3 van de toelichting is opgenomen. Voor het overzicht is dat wel wenselijk. Daarbij zou ook aandacht moeten worden besteed aan het europese beleid. Bovendien is de beschrijving van de doelstelling van de Kaderrichtlijn Water breder dan dat nu in hoofdstuk 11 van de toelichting is aangegeven. Verder is ook het Nationaal Waterplan niet in de toelichting opgenomen. De Vierde Nota Waterhuishouding heeft daarmee zijn betekenis verloren, en de in de toelichting opgenomen paragraaf kan daarmee vervallen.

Reactie:

Vooropgesteld moet worden dat de toelichting van een bestemmingsplan niet een volledig overzicht beoogd te geven van kaderstellend beleid, maar inzicht te geven in de wijze waarop met van toepassing zijnd beleid is rekening gehouden. De ontwikkeling waarin het bestemmingsplan voorziet, en de locatie waar deze plaatsvindt, zijn daarbij mede bepalend voor de mate waarin het kaderstellend beleid wordt beschreven. Uit de reactie blijkt dat het voorliggend bestemmingsplan in ieder geval niet in strijd is met door het rijk vastgestelde kaders.

Wat betreft de expliciete vraag aandacht te besteden aan europees beleid het volgende. Dit beleid is reeds ingepast in rijksbeleid. Mits de voorgenomen ontwikkeling daarbinnen past, behoeft een inhoudelijk toets aan europees beleid niet meer plaats te vinden.

De paragraaf betreffende de Vierde Nota Waterhuishouding is vervangen door het beschrijven van de hoofddoelstellingen van het Nationaal Waterplan.

Overigens is er juist voor gekozen om thematisch beleid zoals dat er op het gebied van water is niet in het algemene beleidshoofdstuk 3 op te nemen, maar juist integraal in het thematische hoofdstuk zelf te benoemen. Daarmee is de samenhang tussen in dit geval beleid, watertoets en keuzes het meest helder verwoord.

  • 2. Stadsregio Amsterdam

De stadsregio heeft geen aanleiding gezien tot het maken van opmerkingen.

Reactie:

De reactie is voor kennisgeving aangenomen.

  • 3. Brandweer Amsterdam-Amstelland

Geconstateerd wordt dat in het onderzoek van AVIV van 9 september 2009 wordt geconcludeerd dat voor beide rijbanen van de A10 zowel in 2009 als in 2020 het groepsrisico toeneemt, en dat het groepsrisico groter is dan de oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag moet bij een toename en overschrijding van de oriëntatiewaarde dit risico betrekken bij het vaststellen van het bestemmingsplan. Vervolgens geeft Peutz in een onderzoek naar de externe veiligheidsaspecten van 14 december 2009 aan dat de oriënterende waarde niet wordt overschreden en dat de toename ten gevolge van het CCA-gebouw minder dan 10% bedraagt. Onduidelijk is hoe deze tegenstrijdigheid tot stand is gekomen.

Verzocht wordt een veiligheidsparagraaf op te nemen in de toelichting van het bestemmingsplan, waarbij wordt aangegeven op welke wijze in het plan is rekening gehouden met de volgende aspecten:

  • risicobronnen in de omgeving van het plangebied, zoals spoor en de provinciale weg;
  • kwetsbare bestemmingen waar minder zelfredzame mensen verblijven zoals zorgwoningen, zorginstellingen, kinderdagverblijven en basisscholen;
  • de bereikbaarheid voor nood- en hulpdiensten en bluswatervoorziening;
  • de mogelijkheid om het plangebied in geval van een ramp te ontvluchten;
  • de mogelijkheden om het veiligheidsbewustzijn en de zelfredzaamheid van burgers te vergroten.

Reactie:

In paragraaf 9.2 van het concept ontwerp bestemmingsplan zoals dat om commentaar is voorgelegd, stond abusievelijk de expliciete vermelding dat voor beide rijbanen van de A10 het groepsrisico toeneemt ten gevolge van de realisatie van het CCA-gebouw. Het AVIV-rapport heeft niet specifiek betrekking op het CCA, maar op de mogelijke toename van het groepsrisico bij toevoeging van nieuwbouw langs de Zuidas in algemene zin. De tekst van de paragraaf is op dit punt aangepast.

De uitkomsten van het AVIV-rapport zijn in het onderzoek van Peutz meegenomen en verder in het concrete geval van het CCA onderzocht. Hierop wordt in paragraaf 3.2.1 van het rapport-Peutz ingegaan. In paragraaf 3.2.2 wordt vervolgens aangegeven dat, hoewel toevoeging van bebouwing die geschikt is voor de aanwezigheid van personen per definitie leidt tot een toename van het groepsrisico, de toename van het groepsrisico als gevolg van het CCA zeer gering zal zijn. Tevens wordt onderbouwd dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden.

Heel hoofdstuk 9 van de toelichting van het bestemmingsplan heeft betrekking op het aspecten externe veiligheid, en kan in die zin worden gezien als de gevraagde veiligheidsparagraaf.

Hoewel gezien de conclusie van het Onderzoek-Peutz er geen verplichting is tot het doorlopen van de zogenoemde Verantwoording, wordt daarvoor in het onderzoek wel een aanzet geleverd. Gewezen wordt op het aanwezig zijn van meerdere onafhankelijke nooduitgangen. Geen van deze zijn gericht op de A10. De bereikbaarheid van het gebouw voor hulpdiensten is zeer goed, mede omdat er een eigen weg langs de zuidzijde van het gebouw is gelegen. Medisch personeel is in het gebouw in overvloed aanwezig. Ook zijn er altijd voldoende BHV-ers aanwezig om indien noodzakelijk zonder hulp van de brandweer tot ontruiming over te kunnen gaan. Wat betreft de zelfredzaamheid wordt erop gewezen dat er zich in het gebouw geen patiënten bevinden. De zelfredzaamheid van de werknemers mag voldoende worden verondersteld.