Artikel 18 Algemene gebruiksregels
Onder verboden gebruik wordt in ieder geval begrepen hetgebruik van gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken voor:
-
a. telefoneerinrichting of belhuis, automatenhal, prostitutiebedrijf, seksinrichting, geldwisselkantoor, smartshop en casino's;
-
b. de opslag en/of stalling van kampeermiddelen, voer- of vaartuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen, en aan hun gebruik onttrokken machines, behoudens gebruik dat strekt tot realisering van de bestemming en gebruik dat voortvloeit uit het normale dagelijkse gebruik en onderhoud dat ingevolge de bestemming is toegestaan;
-
c. inrichtingen die worden begrepen in van artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit (Stb. 1993, nr. 50).
-
d. Voor zover op gronden mag worden gebouwd en gronden en/of bebouwing mogen worden gebruikt ten behoeve van bedrijven, mag dit slechts voor bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende "Staat van Inrichtingen " vallen onder categorie/categorieën 1 tot en met 3.1, tenzij anders is aangegeven in de desbetreffende bestemmingsomschrijving.
-
e. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in het voorgaande bepaald onder d voor het bouwen en het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van een bedrijf dat:
-
1. niet in de Staat van Inrichtingen voorkomt en in vergelijking met bedrijven die vallen onder de categorieën 3.1 geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu;
-
2. in de Staat van Inrichtingen valt onder één of meer categorieën hoger dan toegestaan, mits het desbetreffende bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de categorieën 3.1 geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu;
-
3. na uitbreiding, wijziging of aanpassing in de Staat van Inrichtingen valt onder één of meer categorieën dan toegestaan, mits de uitbreiding, wijziging of aanpassing niet tot gevolg heeft, dat het bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de categorieën 3.1, blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu.
-
f. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van het bepaalde in artikel het bestemmingsplan te wijzigen, in die zin, dat:
-
1. aan de Staat van Inrichtingen bedrijven en/of bedrijfsvormen worden toegevoegd;
-
2. in de Staat van Inrichtingen opgenomen bedrijven en bedrijfssoorten worden ingedeeld bij een andere categorie.