Artikel 13 Algemene afwijkingsregels
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels een omgevingsvergunning kan worden verleend, is het dagelijks bestuur bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen met dien verstande dat:
-
a. in het plangebied de volgende bebouwing wordt toegestaan:
-
1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 6 meter en een maximum bruto vloeroppervlak van 25 m², alsmede;
-
2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, vrijstaande muren, geluidwerende en windhinder beperkende voorzieningen, bruggen, steigers, duikers en andere waterbouwkundige constructies, mits hiertoe gezamenlijk niet meer dan 2% van de totale oppervlakte van het plangebied wordt aangewend;
-
b. geringe afwijkingen welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, worden toegestaan, mits de afwijking in situering niet meer dan 2 meter bedraagt;
-
c. bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen of grenzen van maatvoeringsvlakken met ten hoogste 2 meter worden overschreden ten behoeve van balkons, luifels, erkers, toegangsportalen, tochtportalen, brandtrappen, ventilatiekanalen, overstekende daken en vergelijkbare onderdelen van gebouwen;
-
d. bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen of grenzen van maatvoeringsvlakken met ten hoogste 2 meter worden overschreden ten behoeve van uitkragende delen van gebouwen op voorwaarde dat:
-
1. deze worden gerealiseerd met inachtneming van een minimale vrije hoogte van 3 meter ten opzichte van het peil;
-
2. indien het woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen betreft de betreffende gevel wordt uitgevoerd als dove gevel of vliesgevel of dat de gevel wordt voorzien van een vergelijkbare geluidwerende voorziening, tenzij uit akoestisch onderzoek blijkt dat aan de voorkeurgrenswaarde of vastgestelde hogere waarde wordt voldaan;
-
e. de in de regels toegestane maximale bouwhoogten met niet meer dan 1 meter wordt vergroot;
-
f. de in de regels toegestane maximale bouwhoogten, anders dan in bedoeld in c, met ten hoogste:
-
1. 5 meter worden overschreden ten behoeve van schoorstenen, ventilatie-inrichtingen, vlaggenmasten, bouwkundige maatregelen ten behoeve van het realiseren van een stille zijde, antennes en vergelijkbare bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie zoals zonnepanelen, zulks met inachtneming van het bepaalde onder 4;
-
2. 3 meter worden overschreden ten behoeve van lift- en trappenhuizen en algemene technische ruimten, zulks met inachtneming van het bepaalde onder 4;
-
3. 12 meter worden overschreden ten behoeve van windturbines, zulks met inachtneming van het bepaalde onder 4;
-
4. ten aanzien van de bebouwing waarvoor een maximum bouwhoogte van 90 meter geldt, geldt dat de bouwwerken als bedoeld onder 1 en 2 slechts zijn toegestaan indien de totale bouwhoogte niet groter is dan 91 meter.