|
Het bestemmingsplan ´Sixhaven´ is op 12 maart 2014 vastgesteld door de deelraad van stadsdeel Noord. Het plangebied wordt globaal als volgt begrensd: in het noorden door het Noordhollandsch Kanaal en de IJ-tunnel ter hoogte van de Reigerweg; in het oosten door de groenstrook langs de Adelaarsweg, de Meeuwenlaan tot het Pontplein en in het verlengde daarvan een deel van het IJ tot de grens met stadsdeel Centrum; aan de zuidkant door het IJ en in het westen door het IJ, de Buiksloterweg vanaf de pontaanlanding, langs de zuidkant van het veerhaventje tot het Noordhollandsch Kanaal ter hoogte van de Reigerweg.
Globale ligging van het plangebied
Doel van het bestemmingsplan ´Sixhaven´ uit 2014 is in hoofdzaak het vastleggen van de bestaande situatie. Uitgangspunt daarbij is datgene positief te bestemmen wat onherroepelijk is vergund, en voor het overige de bestaande situatie vast te leggen en de ontwikkelingsruimte op te nemen die gewenst is zoals het opnemen van enkele uitbreidingsmogelijkheden. Het bestemmingsplan ´Sixhaven´ is vanaf de vaststelling voor tien jaar het toetsingskader voor het verlenen van omgevingsvergunningen.
Na de vaststelling is beroep ingesteld en heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij uitspraak van 2 september 2015 de gemeenteraad opgedragen om, met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen, een nieuw besluit te nemen. De onderdelen van het bestemmingsplan die zijn vernietigd, zijn:
De Afdeling overwoog dat de raad ten onrechte heeft nagelaten een adequate regeling
in het bestemmingsplan binnen de bestemming ´Groen´ op te nemen voor de oprichting
van één berging per woonschip met een oppervlakte van maximaal 10 m2. Tijdens de zitting is gebleken dat de raad daar alsnog in wil voorzien, met dien
verstande dat de mogelijkheid tot de oprichting van bergingen binnen de bestemming
´Water´ ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding ´specifieke vorm van
water – 3', dan zal komen te vervallen. Verder heeft de raad ter zitting erkent
dat de mogelijkheden voor de oprichting van erfafscheidingen ten behoeve van de ligplaatsen
onvoldoende zijn bezien.
Het bestreden besluit is naar de mening van de Afdeling daarom, wat dit aspect betreft,
niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.
Met betrekking tot dit plandeel heeft de Afdeling overwogen dat de raad met de aanduiding
´specifieke vorm van water – 3´ de woonark met ligplaats aan de Sixhavenweg 16 onbedoeld
niet als zodanig heeft bestemd, mede gelet op de definitiebepaling in artikel 1, lid
1.74 van de planregels van het bestemmingsplan Sixhaven. Ingevolge artikel 1, lid
1.72, van de planregels wordt onder woonark verstaan een woonschip, niet zijnde een
woonboot of een woonvaartuig dat feitelijk niet geschikt is om te varen. Ingevolge
artikel 1, lid 1.74 van de planregels wordt onder een woonschip verstaan een vaartuig,
daaronder begrepen een object te water, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt of is bestemd
tot woonverblijf, niet zijnde een object dat valt onder de Woningwet. Gelet hierop
is de planregeling voor woonarken alleen van toepassing op woonschepen die geen bouwwerk
zijn als bedoeld in de Woningwet (thans: de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht,
hierna: Wabo). De Wabo beoogt bij het begrip 'bouwwerk' aan te sluiten, zoals dat
onder de Woningwet werd aangeduid. Uit de ligplaatsvergunning kan worden afgeleid
dat de woonark (met ligplaats Sixhavenweg 16) wel moet worden aangemerkt als bouwwerk
als bedoeld in de Wabo. De Afdeling is bij de verdere behandeling van het beroep uitgegaan
van de aanname dat de raad de woonark met ligplaats Sixhavenweg 16, zijnde een bouwwerk
als bedoeld in de Wabo in beginsel als zodanig heeft bestemd.
Verder heeft de Afdeling overwogen dat niet duidelijk is of de raad zich voldoende
heeft verzekerd van de relevante feiten en af te wegen belangen ten aanzien van de
woonark met ligplaats Sixhavenweg 16. Gelet op artikel 10, lid 3.1 onder c , van de
planregels mag de hoogte van een woonark binnen het aanduidingsvlak met de aanduiding
'specifiek vorm van water – 3' maximaal 2,5 meter bedragen, met dien verstande dat
woonarken, die op het moment van het in werking treden van het bestemmingsplan reeds
een vergunde ligplaats met afwijkende maatvoering hebben, deze ligplaats ingevolge
artikel 10, lid 3.1. onder e, van de planregels in afwijking van lid 10.3.1. onder
c, van de planregels mogen blijven innemen tot het moment dat de betreffende woonschepen
worden vervangen. De ligplaatsvergunning voor de woonark met ligplaats Sixhavenweg
16 is verleend met een maximale bouwhoogte van 4 meter (vanaf de waterlijn). Volgens
de Afdeling is niet duidelijk of de raad heeft onderkend dat artikel 10, lid 3 onder
e, van de planregels van toepassing is op de woonark (met ligplaats Sixhavenweg 16)
en als de raad dit al zou hebben onderkend, is niet duidelijk welke ruimtelijk relevante
motieven daaraan ten grondslag zijn gelegd en in hoeverre de belangen zijn betrokken.
Voorliggende partiële herziening betreft de reparatie van de geconstateerde gebreken binnen de genoemde planonderdelen en heeft betrekking op zowel de verbeelding als de planregels.
De gemeenteraad heeft op 12 juni 2013 besloten tot intrekking van de Verordening op de stadsdelen en tot vaststelling van de Verordening op de bestuurscommissies 2013. Directe aanleiding vormde de wijziging van de Gemeentewet en enkele andere wetten in verband met het afschaffen van de bevoegdheid van gemeentebesturen om deelgemeenten in te stellen (Wet afschaffing deelgemeenten). De nieuwe verordening voorziet in een andere inrichting van het bestuurlijk stelsel van Amsterdam. Er is onder andere een herverdeling doorgevoerd van taken en bevoegdheden van de stadsdelen (welke zijn overgegaan in bestuurscommissies). Concreet betekent dit onder andere dat de bevoegdheid voor het vaststellen van bestemmingsplannen in alle gevallen bij de gemeenteraad van Amsterdam ligt.
Deze eerste partiële herziening van het bestemmingsplan Sixhaven heeft betrekking op twee locaties:
Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de digitale verbeelding.
Deze herziening betreft in de eerste plaats een aanpassing van een onderdeel van de
verbeelding behorende bij het bestemmingsplan 'Sixhaven', te weten de bestemming 'Groen'.
Aan de bestemming 'Groen' is ter plaatse van de groenstrook, gelegen aan de zuidoostzijde
van de jachthaven en direct grenzend aan de ligplaatsen van de vijf woonschepen in
het IJ, de functieaanduiding 'tuin' toegekend.
De bestemming 'Water' is in zoverre in deze herziening meegenomen voor wat betreft
het aanduidingsvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van water – 3'. Deze bestemming
is meegenomen op de verbeelding van deze herziening, omdat deze voorziet in een aanvulling
van de desbetreffende planregels. De wijziging van de planregels wordt hierna beschreven.
De ter plaatse van deze onderdelen van de verbeelding geldende dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Cultuurhistorie' blijven onverkort van toepassing.
De regels bij de in deze herziening opgenomen bestemmingen 'Groen' en 'Water' worden deels gewijzigd. De aanpassing van deze regels is gekoppeld aan het eerder genoemde bestemmingsvlak 'Groen' (ter plaatse van de groenstrook ten zuidoosten van de jachthaven) en het bestemmingsvlak 'Water' (ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van water – 3').
Het bepaalde in artikel 6 lid 2.1 onder a, van de planregels van het bestemmingsplan 'Sixhaven' inhoudende welke gronden mogen worden gebruikt als tuin wordt aangevuld met: 'uitsluitend de gronden grenzend aan het aanduidingsvlakken met de aanduiding (swa-2) en (swa-3) ter plaatse van de aanduiding (t) mogen worden gebruikt als tuin ten behoeve van een woonschip, indien deze is toegestaan, waarbij geldt dat een erfafscheiding mag worden opgericht waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1 meter mag bedragen'.
Het bepaalde in artikel 6 ('Groen') van het bestemmingsplan 'Sixhaven' blijft voor het overige ongewijzigd van toepassing. In lid 2.1 onder b was reeds geregeld dat een berging ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'tuin' is toegestaan. Met de wijziging wordt voorzien in een passende regeling voor het gebruik van de gronden als tuin ter plaatse van de woonschepen binnen het aanduidingsvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van water – 3'.
Het bepaalde in artikel 10 lid 3.1 onder g, van de planregels van het bestemmingsplan 'Sixhaven', inhoudende op welke gronden een berging is toegestaan, wijzigt als volgt: 'ter plaatse van de aanduidingsvlakken met de aanduiding (swa-2) en (swa-4) is per woonschip maximaal één berging toegestaan met een maximale oppervlakte van 10 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,20 meter'. De mogelijkheid van de plaatsing van een berging binnen het aanduidingsvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van water – 3' komt hiermee te vervallen. In de mogelijkheid van het plaatsen van een berging wordt met bovengenoemde regeling binnen de bestemming 'Groen' voorzien.
In de toelichting van het bestemmingsplan 'Sixhaven' is in paragraaf 3.6.1 de Nadere
Regeling Woonboten beschreven. Deze regeling is op 7 juli 1998 door het Dagelijks
Bestuur van stadsdeel Noord vastgesteld. In de Nadere Regeling Woonboten is opgenomen
dat het verboden is, zonder vergunning van het bevoegd gezag, een ligplaats in te
nemen, een woonboot te vervangen of te verbouwen. Verder zijn in de regeling maximum
afmetingen, vrijstellingsmogelijkheden en een weigeringsgrond opgenomen. Voor het
gebied van de Sixhaven was deze nadere regeling destijds van toepassing, omdat er
geen bestemmingsplan van kracht was met een maatvoering voor woonboten. In de nadere
regeling is een hoogte van 2,5 meter opgenomen voor dit gebied. Voor de bepaling van
de hoogte was met name bepalend of het om een zichtlocatie gaat. Dat is in de Sixhaven
duidelijk het geval. Deze hoogtemaat is vervolgens voor woonvaartuigen en woonarken
vastgelegd in het bestemmingsplan Noord-Zuidlijn. In het bestemmingsplan Sixhaven
is de hoogte van 2,5 meter voor woonvaartuigen en woonarken als maximale hoogte eveneens
vastgelegd conform de nadere regeling. De woonvaartuigen en woonarken die hoger zijn
mogen blijven liggen, maar op het moment dat een bestaand woonvaartuig of woonark
wordt vervangen door een ander woonvaartuig of woonark dan geldt de maatvoering zoals
opgenomen in de planregeling van het bestemmingsplan.
Voorliggende herziening geeft geen aanleiding om af te wijken van de nadere regeling.
Met bovenstaande omschreven situatie van de Sixhaven als zichtlocatie wordt voldaan
aan de opdracht van de Afdeling.
Het bepaalde in artikel 10 ('Water') van het bestemmingsplan 'Sixhaven' blijft voor het overige ongewijzigd van toepassing.
De 'begripsomschrijvingen' (artikel 1) en de 'wijze van meten' (artikel 2) zijn opgenomen
voor zover deze gelet op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 'verplicht'
zijn. Naar aanleiding van de uitspraak is artikel 1 lid 74 (definitie woonschip) aangepast.
Hierdoor wijzigt de nummering van deze begripsbepaling in voorliggende herziening
in 1.7.
Ten aanzien van het begrip 'bouwwerk' is op 25 maart 2016 een wetsvoorstel gepubliceerd
waarmee de definitie van het begrip “bouwwerk” zo wordt aangepast dat hieronder ook
drijvende objecten vallen. Het wetsvoorstel voorziet in overgangsrecht, waardoor bestaande
situaties veelal onveranderd gehandhaafd kunnen blijven. Aanleiding voor het wetsvoorstel
is een uitspraak van de Raad van State van 16 april 2014. In deze uitspraak werd bepaald
dat een woonboot onder het begrip “bouwwerk” in de zin van de Wabo én van de Woningwet
valt. Het bestemmingsplan 'Sixhaven' is voor die datum vastgesteld zodat nog geen
rekening is gehouden met de gewijzigde definitie. In voorliggende herziening is in
de begripsomschrijving van woonschip de zinsnede 'niet zijnde een object dat valt
onder de Woningwet', verwijderd.
De nummering van de artikelen van het bestemmingsplan 'Sixhaven' blijft ongewijzigd.
Voor wat betreft de regels van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde
- Cultuurhistorie' die ook van toepassing zijn voor de in de herziening begrepen plandelen
met de bestemmingen 'Groen' en 'Water', is bepaald dat deze ongewijzigd van toepassing
blijven (de artikelen 14 en 15).
De regels bij de bestemmingen van het bestemmingsplan 'Sixhaven' waarop de voorliggende herziening geen betrekking heeft, is in de voorliggende herziening bepaald dat deze niet van toepassing zijn. Dit betreft de bestemmingen 'Bedrijf - 1' (artikel 3), 'Bedrijf - 2' (artikel 4), 'Gemengd' (artikel 5), 'Recreatie' (artikel 7), 'Tuin' (artikel 8), 'Verkeer' (artikel 9), 'Wonen' (artikel 11), 'Bedrijf –Voorlopig' (artikel 12), 'Waarde - Archeologie 1' (artikel 13) en 'Waterstaat - Waterkering' (artikel 16).
De anti-dubbeltelregel en de overgangsregels zijn overgenomen uit de standaardregels in het Besluit ruimtelijke ordening.
Aangezien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het bestemmingsplan
'Sixhaven' begrepen gronden anderszins is verzekerd door het Amsterdamse erfpachtstelsel,
en geen noodzaak wordt gezien om een tijdvak of fasering te bepalen of nadere regels
of een uitwerking van regels te stellen, kan worden afgezien van de vaststelling van
een exploitatieplan. Ten aanzien van de gronden binnen de bestemming 'Groen' met
de functieaanduiding 'tuin' waarop voorliggende herziening betrekking heeft, zal het
gebruik ervan als tuin worden geregeld in een huurovereenkomst.
Voorliggende herziening brengt verder geen (extra) kosten voor de gemeente met zich
mee, behalve de kosten die gemoeid zijn met de opstelling en vaststelling van deze
herziening.
De aanpassingen zijn van geringe aard en hebben geen gevolgen voor ruimtelijke en
milieutechnische aspecten. Voor nieuw onderzoek betreffende deze aspecten is in het
kader van deze herziening dan ook geen aanleiding.
Gelet op de strekking van de in hoofdstuk 1 aangehaalde uitspraak is er geen aanleiding om de bestemmingsplanherziening onderwerp te doen zijn van participatie en/of overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Door de Afdeling is niet opgedragen om toepassing te geven aan het bepaalde in afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht ('uniforme openbare voorbereidingsprocedure'), onder meer inhoudende dat het ontwerp van het besluit eerst ter inzage wordt gelegd.
De in de uitspraak van de Afdeling opgenomen overwegingen en de daaruit gevolgde herziening van het bestemmingsplan 'Sixhaven', zijn overeenkomstig hetgeen partijen ter zitting naar voren hebben gebracht. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat met het buiten toepassing laten van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure relevante belangen worden geschaad.
Het bestemmingsplan 'Sixhaven 1e partiële herziening' met identificatienummer NL.IMRO.0363.N1607BPSTD-VG01 van de gemeente Amsterdam.
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
De begripsbepaling "woonschip' zoals opgenomen in artikel 1 lid 1.74 van htet bestemmingsplan Sixhaven wijizgt als volgt: 'Een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als of is bestemd tot woonverblijf, onder te verdelen in:
De overige begripsbepalingen zijn ongewijzigd.
De overige bestemmingsregels zijn ongewijzigd.
Artikel 10 lid 3 onder g wijzigt als volgt: 'ter plaatse van de aanduidingsvlakken met de aanduiding (swa-2) en (swa-4) is per woonschip maximaal één berging toegestaan met een maximale oppervlakte van 10 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,20 meter'.
De overige bestemmingsregels zijn ongewijzigd.
Het gebruik van een woonschip voor de functie wonen:
mag slechts worden voortgezet door degenen die daar op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan het woonschip gebruiken als woning.