direct naar inhoud van Toelichting
Plan: 1e partiële herziening bestemmingsplan Nieuwendam-Noord-Markengouw
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.N1504BPSTD-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding

Nieuwendam-Noord is een groot woongebied in het stadsdeel Noord dat grotendeels in de jaren '60 van de 20e eeuw gerealiseerd is. Het gebied wordt begrensd door de waterloop achter de woningen langs de Beemsterstraat, de Zuiderzeeweg, de IJdoornlaan en de ringweg A10. Dit woongebied omvat voor het grootste deel woongebouwen met appartementen. De rust, ruimte en goede ligging ten opzichte van de ringweg van de wijk wordt algemeen gewaardeerd, maar het woningaanbod is eenzijdig en verouderd. Op 11 april 2001 is door de Deelraad een Plan van Aanpak voor de vernieuwing van Nieuwendam-Noord vastgesteld. Het Plan van Aanpak voor Nieuwendam-Noord rust op een aantal pijlers:
a. het verbeteren van de sociaal-economische positie van de bewoners;
b. het versterken van het voorzieningenniveau;
c. het benutten van de economische potentie;
d. het verbreden van het woningaanbod;
e. het verbeteren van de kwaliteit van de

woonomgeving.

1.2 Aanleiding

Het geldende bestemmingsplan "Nieuwendam-Noord-Markengouw" kent voor het Entreegebied Waterlandpleinbuurt een uitwerkingsplicht. De uitwerkingsregels zien op het mogelijk maken van woningen met bijbehorende voorzieningen als tuinen, verkeersareaal en water.
Sedert de vaststelling van het bestemmingsplan is een andere stedenbouwkundige visie op het Entreegebied ontwikkeld. Het huidige plan voor de ontwikkeling van de vermelde locatie past niet binnen de uitwerkingsregels van het moederplan. Daarom wordt voorgesteld voor het betrokken gebied een partiële herziening van het bestemmingsplan Nieuwendam-Noord-Markengouw op te stellen die is gericht op het mogelijk maken van de ontwikkelplannen voor deze locatie.
In de planherziening is vanzelfsprekend aansluiting gezocht bij het moederplan. De herziening omvat niet meer regels dan strikt noodzakelijk. Voor een groot deel blijven de regels van het moederplan in stand.
Het ontwerp van dit nieuwe bestemmingsplan ligt nu voor.

1.3 Ligging en grenzen van het plangebied

Het Entreegebied Waterlandpleinbuurt ligt aan de Zuiderzeeweg tussen de Waterlandpleinbuurt en het dijkdorp Schellingwoude. De locatie ligt aan de oostelijke hoofdentree van Nieuwendam-Noord vanaf de ringweg A10.
Het Entreegebied wordt in het noorden ongeveer begrensd door de singel bij de Hilversumstraat, in het oosten door de ringweg A10, in het zuiden door de Zuiderzeeweg en in het westen door de IJdoornlaan.

1.4 Vigerend bestemmingsplan

Het plangebied maakt deel uit van het vigerende bestemmingsplan "Nieuwendam-Noord-Markengouw", vastgesteld op 19 december 2012. Voor een integrale beschrijving van het plangebied, zowel qua ruimtelijke opbouw als qua geschiedenis, wordt verwezen naar de toelichting van het moederplan "Nieuwendam-Noord-Markengouw". Binnen dit grotere geheel maakt het plangebied van deze 1e partiële herziening deel uit van het gebied Markengouw.

1.5 Doel

De 1e partiële herziening van het bestemmingsplan "Nieuwendam-Noord-Markengouw" beoogt de vertaling te zijn van de vernieuwde stedenbouwkundige visie op het Entreegebied Waterlandpleinbuurt.
De herziening van het bestemmingsplan voor het Entreegebied richt zich op het mogelijk maken van ongeveer 55 nieuwbouwwoningen. Het gebied herbergt uitsluitend kavels voor zelfbouw.

1.6 Bevoegdheden

Op 12 juni 2013 heeft de gemeenteraad besloten tot intrekking van de Verordening op de stadsdelen en tot vaststelling van de Verordening op de bestuurscommissies 2013. Deze verordening is op 19 maart 2014 (gewijzigd) in werking getreden. Directe aanleiding voor de wijziging was de wijziging van de Gemeentewet en enige andere wetten in verband met het afschaffen van de bevoegdheid van gemeentebesturen om deelgemeenten in te stellen (Wet afschaffing deelgemeenten).

De nieuwe verordening voorziet in een andere inrichting van het bestuurlijk stelsel van Amsterdam met een herverdeling van taken en bevoegdheden van de bestuurscommissies (voormalige stadsdelen). Concreet betekent dit onder meer dat de bevoegdheid voor het vaststellen van bestemmingsplannen in alle gevallen bij de gemeenteraad van Amsterdam ligt.

1.7 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit regels, een verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. Deze bestemmingen zijn gerelateerd aan de in de regels opgenomen juridische regeling.

De verbeelding en de regels vormen samen de bestemmingsplanregeling zoals deze door de gemeenteraad wordt vastgesteld. De toelichting geeft de achtergronden (relevant beleid, resultaten van uitgevoerde onderzoeken) bij de bestemmingsplanregeling.

De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit 7 hoofdstukken. Hier wordt in het kort de inhoud van deze hoofdstukken beschreven.

Na dit eerste inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschouwing over de ruimtelijk-functionele en stedenbouwkundige aspecten. In hoofdstuk 3 wordt een beschrijving gegeven van het relevante beleidskader. Voor een groot gedeelte wordt terugverwezen naar het beleidskader zoals dat deel uitmaakt van het moederplan "Nieuwendam-Noord-Markengouw". Er wordt verder aandacht besteedt aan nieuwe beleidselementen. In hoofdstuk 4 worden diverse omgevingsaspecten beschreven. In hoofdstuk 5 wordt uitgelegd op welke wijze dit is vertaald in juridische zin. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en tot slot behandelen hoofdstuk 7 en 8 de maatschappelijke uitvoerbaarheid en het (voor)overleg.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijke structuur

2.1 Inleiding

Het ‘Algemeen Uitbreidingsplan (AUP), partiële herziening van het noordelijk gedeelte’ uit 1961 voorziet in de stedelijke uitbreiding van Nieuwendam-Noord. De woonwijk bestaat uit een raamwerk, opgebouwd uit verschillende woonbuurten die elk een stedenbouwkundige eenheid vormen. De locatie 'Entreegebied' waar met dit bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, wordt beschreven in dit hoofdstuk.

De huidige wijk Nieuwendam-Noord heeft een krachtige en heldere hoofdstructuur. De brede IJdoornlaan doorsnijdt de wijk van noord naar zuid en is een belangrijke doorgaande verbinding op stedelijk niveau. De Volendammerweg verbindt het oude Tuindorp Nieuwendam en Nieuwendam-Noord met het buitengebied ten noorden van de ringweg A10. Op het kruispunt van deze twee assen ligt het hart van de wijk, het winkelcentrum Waterlandplein.

Verspreid over het gebied van Nieuwendam-Noord-Markengouw liggen enkele niet woonfuncties. Langs de Dijkmanshuizenstraat staat een brandweerkazerne. Langs de Hilversumstraat staat een kantoorgebouw (met dertien bouwlagen). De twee basisscholen in het Breehorngebied zijn vernieuwd.

2.2 Groen en water

Nieuwendam-Noord is een groene wijk. Dit komt mede doordat een groot deel van de wijk is gebouwd volgens de tuinstadgedachte, waarbij groen een belangrijk ontwerpuitgangspunt is. Rond Nieuwendam-Noord loopt een singel met de daarbij behorende oeverbegroeiing.

2.3 Verkeersstructuur

Huidige verkeerssituatie
Nieuwendam-Noord heeft een duidelijke verkeersstructuur. De hoofdontsluiting voor autoverkeer bestaat uit de IJdoornlaan, de Zuiderzeeweg, de Volendammerweg en Werengouw. Deze kennen een 50 km / uur regime. Aanvullend hierop is er sprake van een netwerk van buurtontsluitingsstraten. Dit betreft erftoegangswegen met een 30 km / uur-regime. De belangrijkste erftoegangswegen zijn de Beemster-, de Dijkmanshuizen-, de Hilversumstraat, de Volendammerweg, Markengouw en de Waalenburgsingel zijn belangrijke straten voor de interne circulatie. Alle overige (woon)straten zijn hierop aangetakt.

Het parkeren geschiedt hoofdzakelijk in de openbare ruimte en incidenteel in boxen. Ter plaatse van de Hilversumstraat en de Beemsterstraat wordt ook op eigen terrein geparkeerd.

Het plangebied is op het openbaar vervoer aangetakt door middel van meerdere lokale en regionale buslijnen, op de IJdoornlaan en één buslijn (30) op de Beemsterstraat.

Fietsers maken gebruik van het wegennet voor de bereikbaarheid van het plangebied, met uitzondering van de hoofdrijbaan van de IJdoornlaan. Er liggen drie hoofdfietsroutes door het plangebied: de Beemsterstraat, de Markengouw en de Volendammerweg. Voor de voetgangers is er langs de gebiedsontsluitings- en erftoegangswegen een netwerk van voetpaden en trottoirs beschikbaar. Alle (woon)bestemmingen, winkel- en schoolvoorzieningen zijn via dat netwerk bereikbaar. In de groene randen en rond de Schellingwouderbreek zijn paden beschikbaar voor een wandeling.

Toekomstige verkeerssituatie
De geplande stedelijke vernieuwing in het plangebied houdt de huidige verkeersstructuur grotendeels intact. Belangrijke wijziging in de interne verkeersstructuur is het schrappen van autoverkeer op de Dijkmanshuizenstraat tussen de Ganzenveldstraat en Markengouw. De effecten op de interne verkeerscirculatie zijn onderzocht en hebben geen nadelige gevolgen.
In het Breehorngebied verandert het interne stratenpatroon, als gevolg van de geplande herstructurering. Het haakvormige raster verandert in een rechthoekig grid met daartussenin gelegen de woonblokken en de voorzieningen. Dit grid wordt aangesloten op de bestaande Markengouw en een nieuwe ventweg langs de IJdoornlaan tussen de Dijkmanshuizenstraat en de Hilversumstraat.

Het huidige buseindpunt op de IJdoornlaan ten westen van de rotonde Volendammerweg zal vanwege de vernieuwing van het Waterlandplein worden omgebouwd tot een normale halte. Er wordt voorzien in een nieuw buseindpunt. De exacte locatie is nog niet bepaald maar zal mogelijk liggen langs de IJdoornlaan tussen Hilversumstraat en de bocht met de Zuiderzeeweg of aan het eind van de Volendammerweg nabij de ringweg A10. Het bestemmingsplan houdt daar met het opgenomen verkeersareaal rekening mee. Aan de situering van de haltes wordt niets gewijzigd.
De bushalte westelijk van Volendammerweg is inmiddels als halte in gebruik.
Het parkeerbeleid is er op gericht het parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein op te lossen.

2.4 Entreegebied

2.4.1 Inleiding

Het Entreegebied ligt op een markante positie in Amsterdam–Noord, aan de oostelijke hoofdentree van Nieuwendam-Noord vanaf de ringweg A10. Het doel van de geplande transformatie van het gebied is drieledig:
. Het stedelijke karakter van de hoofdentree te vergroten met respect voor de Tuinstadfilosofie;
. Een bijdrage leveren aan de te realiseren woningbouwopgave binnen Amsterdam-Noord;
. Het aantrekken van nieuwe doelgroepen ten opzichte van de huidige bevolkingssamenstelling van Nieuwendam-Noord.

Voor het Entreegebied zijn in het verleden verschillende Stedenbouwkundig Programma's van Eisen opgesteld. In 2005 is een stedenbouwkundig plan vastgesteld, dat in 2006 werd ingetrokken vanwege onvoldoende draagvlak in de buurt. Er werd besloten een aangepast plan uit te werken met 140 eengezinswoningen en een appartementenblok met 10 bouwlagen. Dit stedenbouwkundige plan kon niet worden gerealiseerd vanwege de crisis. In 2012 is daarom besloten het gebied te ontwikkelen voor zelfbouw van eengezinswoningen op basis van een aangepaste stedenbouwkundige visie op het Entreegebied. In de nieuwe visie bestaat het programma voor het Entreegebied, conform het op 10 februari 2016 vastgestelde investeringsbesluit, uit grondgebonden woningen. Tevens is een appartementenblok opgenomen dat in een tweede fase verder uitgewerkt wordt. Belangrijk verschil is de keuze het gebied te ontwikkelen voor zelfbouw en de verkaveling aan te passen op de geluidsproblematiek van het gebied.

2.4.2 Programma

Voorliggend concept ontwerpbestemmingsplan heeft betrekking op de realisatie van minimaal 55 grondgebonden eengezinswoningen bestaande uit minimaal 41 rijtjeshuizen en 14 vrijstaande villa's. Deze zijn alle uitgewerkt als zelfbouwkavels. Het is toegestaan een rijtjeshuis te splitsen in twee appartementen waardoor het totale woningaantal kan toenemen tot ongeveer 96.
In het moederplan werd nog uitgegaan van circa 140 woningen, inclusief circa 40 appartementen in een woontoren nabij de rotonde IJburglaan-Zuiderzeeweg. Omdat de ontwikkeling van de toren conform de huidige inzichten hoogst onzeker is, is deze niet in het voorliggende concept ontwerpbestemmingsplan opgenomen.

2.4.3 Ruimtelijke uitgangspunten

De volgende factoren liggen ten grondslag aan het stedenbouwkundig ontwerp:

  • De geluidsbelasting van met name de A10 en de Zuiderzeeweg;
  • Handhaving van de bestaande tracés van Kabels en Leidingen;
  • De landschappelijke context;
  • De bestaande infrastructuur, met name de doorgaande fietsroute en de bestaande brug in het verlengde van de Markengouw.

Vanwege de geluidsbelasting is langs de A10 en de Zuiderzeeweg gekozen voor een aaneengesloten wand van vier bouwlagen, bestaande uit eengezinswoningen. Doel is het creëren van een stedelijke entree in combinatie met het beschut, geluidsluw verblijfsklimaat langs de Waalenburgsingel. De positie van de wand wordt mede bepaald door een bestaande persleiding nabij de A10 en een bestaande waterleiding nabij de rotonde.

In de stedenbouwkundige visie is in het verlengde van de wand een toren gedacht van maximaal 10 bouwlagen nabij de rotonde IJdoornlaan-Zuiderzeeweg. Deze fungeert als 'landmark' en vormt tezamen met de bestaande hoogbouw ten zuiden van de rotonde een toegangspoort tot de tuinstad Nieuwendam-Noord. Zoals gezegd is de ontwikkeling van dit bouwvolume vooralsnog hoogst onzeker en daarom is de locatie van de toren buiten het plangebied gelaten. Om die reden wordt er hier dan ook niet verder op ingegaan.

De stedelijke wand wordt in eerste instantie onderbroken door een verbinding in het verlengde van de bestaande brug over de Waalenburgsingel. Om te lange, te massale wanden te vermijden zijn vervolgens nog twee dwarsverbindingen naar de Waalenburgsingel geïntroduceerd, resulterende in vier min of meer even grote bouwblokken.

Aan de Waalenburgsingel is gekozen voor een invulling bestaande uit vrijstaande villa's, anticiperend op het meer landelijke karakter van deze groene oever. Tevens resulteert dit in meer diversiteit in woningtypologieën. De woonkwaliteiten van de villa's combineren een luwe ligging met een goed bezonde tuin op het zuiden georiënteerd. Om het contrast tussen de stedelijke wand en het landelijke karakter van de Waalenburgsingel verder te intensiveren is er voor gekozen de ontsluiting van de villa's uit te werken als autovrije voetgangersroute. De villa's hebben een parkeerplaats op eigen terrein. Deze is te bereiken via de dwarsverbindingen, en niet vanaf het oeverpad langs de singel.

Samenvattend.
In het Entreegebied zijn twee verschillende, contrasterende kwaliteiten te onderscheiden. Een meer stedelijke sfeer nabij de A10 en de Zuiderzeeweg en de typische tuinstadsfeer aan de Waalenburgsingel. De voorgestelde stedenbouwkundige opzet reflecteert dit contrast, en vormt tevens een praktische oplossing voor de geluidsproblematiek. De entrees tot de woningen zijn gedacht aan de 'buitenzijde' van de woningen, direct aan de openbare ruimte, zodat de privacy van de binnengebieden (tuinen) gewaarborgd blijft. Het voorliggende plan is een realistische weergave van stedenbouwkundige ambities, beperkende randvoorwaarden vertaald in optimale woonkwaliteiten.

2.4.4 Verkeersstructuur

Voor autoverkeer wordt het Entreegebied ontsloten door middel van een aantakking op de rotonde IJdoornlaan/Zuiderzeeweg. Dit betreft een buurtontsluitingsweg met een 30km/uur regime. De effecten van deze extra aantakking op de verkeerscirculatie en doorstroming van de hoofdontsluiting van Nieuwendam-Noord zijn onderzocht. Er zijn geen ingrijpende nadelige gevolgen.
De parkeernorm voor het wijkje is gebaseerd op de categorie 'schil-overloopgebied/sterk stedelijk' (CROW, parkeerkencijfers, nr 182). Uitgangspunt is een norm van
1,2 parkeerplaats per woning, inclusief bezoekersparkeren. De te realiseren bezoekerparkeerplaatsen worden alle in de openbare ruimte gerealiseerd. De te realiseren parkeerplaatsen voor bewoners bevinden zich deels op eigen terrein (ten behoeve van de vrije kavels) en deels in de openbare ruimte (ten behoeve van de herenhuizen). Onderdeel van het concept Definitief Ontwerp Openbare Ruimte Entreegebied is een parkeerbalans. Deze wijst uit dat de gehanteerde norm haalbaar is.

De voorgestelde langzaam-verkeerstructuur van het Entreegebied sluit aan op de bestaande structuur in de omgeving. Voor fietsers wordt een nieuwe vrijliggende fietsverbinding gerealiseerd tussen het plangebied en het Hoofdnet Fiets langs de IJdoornlaan. Voor voetgangers wordt een aanvullende route aangelegd langs de IJdoornlaan tussen het plangebied en de bushalte aan de Hilversumstraat (lijn 37). Bovenstaande zorgt ervoor dat het Entreegebied goed bereikbaar is en goed verankerd is in de omgeving.

2.4.5 Openbare Ruimte

Het ontwerp van de openbare ruimte sluit aan bij de stedenbouwkundige uitgangspunten. De inzet is het creëren van een aantrekkelijk, autoluw verblijfsgebied. Auto's zijn enkel toegestaan op de ontsluitingsroute vanaf de rotonde IJdoornlaan-Zuiderzeeweg. In de dwarsverbindingen zijn auto's 'te gast' vanwege de bereikbaarheid van de parkeergelegenheid op eigen terrein van de villa's. Het betreft hier in totaal 7 parkeervoorzieningen, verdeeld over vier dwarstraatjes.

Langs voornoemde ontsluitingsroute wordt aan beide zijden langsgeparkeerd. Dit vanwege de vereiste te realiseren parkeernorm in de openbare ruimte. De ontsluitingsroute langs de Waalenburgsingel wordt uitgewerkt als voetgangersroute, aansluitend op het langzaam-verkeer netwerk in Nieuwendam-Noord. Het voetpad dient echter wel toegankelijk te zijn voor nood- en hulpdiensten.
Van grote invloed op de inrichting van de Waalenburgsingel is de geconstateerde aanwezigheid van de Meervleermuis, zie hoofdstuk 4, paragraaf 4.4 Flora en fauna.

Nabij de IJdoornlaan wordt een recreatieve steiger gerealiseerd, om een specifieke verblijfsplek aan het water te maken. In het ontwerp van de openbare ruimte worden tevens twee potentiële locaties voor speelplekken voor 0-6 jarigen aangeduid. Conform huidige inzichten wordt in een latere fase, in overleg met betrokken bewoners, een definitieve locatie vastgesteld en aanvullend hierop de inrichting van de speelplek bepaald. Voor de overige leeftijdsgroepen is er speelgelegenheid op aanvaardbare afstand van het plangebied.

Hoofdstuk 3 Plankader

3.1 Inleiding

Het voor het plangebied relevante beleidskader is beschreven in hoofdstuk 4 van de toelichting van het bestemmingsplan 'Nieuwendam-Noord-Markengouw'. Met betrekking tot Europees, rijks- provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid kan worden opgemerkt dat er zich, gelet op het voorgenomen programma, zoals dat in voorliggende partiële herziening concreet wordt mogelijk gemaakt, geen relevante wijzigingen hebben voorgedaan die een nadere toelichting en afweging vragen.

Nieuw sinds de oorspronkelijke vormgeving van het moederplan 'Nieuwendam-Noord-Markengouw' is dat het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) op enkele onderdelen is gewijzigd. In artikel 3.1.6, lid 2 Bro is voorgeschreven dat indien bij een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk wordt gemaakt, in de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording daarvan moet plaatsvinden.

Er dient te worden beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Indien uit die beschrijving blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaande stedelijk gebied van de desbetreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins. Indien uit de beschrijving blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaande stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

De voorliggende partiële herziening voorziet in de mogelijkheid om een aantal bouwkavels tot ontwikkeling te brengen waarvoor een andere bouwhoogte geldt, dan die in het moederplan voor deze locatie was opgenomen. Het moederplan kende op deze locatie al wel bouwtitels voor woningen dus is het in zoverre de vraag of het hier gaat om een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'.

Los hiervan blijkt uit diverse ontwikkelingen, beleidsdocumenten en programma's dat het creëren van een mogelijkheid om zelfbouwkavels in te vullen tegemoet komt aan een actuele regionale behoefte. Zo heeft het College van B&W in 2012 het Programma Zelfbouw Amsterdam 2012 - 2016 vastgesteld. Speerpunt hierin is dat vanaf 2016 een kwart van de nieuwbouwproductie gerealiseerd moet worden door middel van zelfbouw. En dat zelfbouw in verschillende vormen wordt aangeboden voor een breed scala aan doelgroepen. Verder wordt vanaf 2011 elk jaar een zelfbouwmarkt georganiseerd en de interesse blijkt keer op keer enorm groot. Het O+S-onderzoek Wonen in de regio Amsterdam 2013 bevestigt deze belangstelling: 17% van de verhuisgeneigden in de regio is zeker geïnteresseerd in een vorm van zelfbouw en nog eens 34% misschien. Het onderzoek laat ook zien dat de Amsterdamse woningmarkt is gebaat bij verscheidenheid in kaveltypen en bebouwingsmogelijkheden.

De locatie aan het Entreegebied Waterlandpleinbuurt is zonder twijfel gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied. Er is dus sprake van een regionale behoefte en de ontwikkeling is gesitueerd binnen bestaand stedelijk gebied. Daarmee wordt voldaan aan de toetstreden van de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Algemeen gebruiksverbod

Met het van kracht worden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010 is het verbod om in strijd met het bestemmingsplan te handelen (of in termen van de Wabo 'projecten uit te voeren') in artikel 2.1, aanhef en onder c, van die wet opgenomen. Het bestemmingsplan is met andere woorden niet langer de plaats voor een algemeen gebruiksverbod.

In de Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud) was niet voorzien in een algemeen gebruiksverbod om gronden of bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of voor een doel in strijd met de daarvoor geldende regels. Deze algemene gebruiksverboden werden apart in elk bestemmingsplan opgenomen. Tussen 1 juli 2008, toen de Wet ruimtelijke ordening in werking trad, en 1 oktober 2010 was het algemene gebruiksverbod van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening van kracht. Genoemd artikel is met de inwerkingtreding van de Wabo vervallen.

3.3 Overgangsrecht

De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor hoe de overgangsbepalingen voor bouwwerken en gebruik in bestemmingsplannen dienen te luiden. Kort samengevat zijn hieronder de belangrijkste punten vermeld.

Voor bouwwerken die aanwezig zijn op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan of die nog gebouwd kunnen worden op basis van een bouwvergunning en die afwijken van het bestemmingsplan geldt, dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd.

De overgangsbepalingen voor bouwwerken bevat een calamiteitsregeling en een regeling op grond waarvan het dagelijks bestuur eenmalig kan worden afgeweken voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk dat onder de overgangsbepalingen valt met maximaal 10%.

De overgangsregels voor het gebruik bepalen dat het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, mag worden voortgezet. Het met het bestemmingsplan strijdige gebruik mag niet worden veranderd in een ander strijdig gebruik, tenzij daardoor de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

Indien het strijdige gebruik langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten.

De overgangsbepalingen zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken die zijn gebouwd zonder vergunning en bestaand gebruik in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten en veiligheidsaspecten

4.1 Algemeen

In Nieuwendam-Noord vindt een integrale stedelijke vernieuwing plaats. Voor het noordelijk-oostelijke deel is het bestemmingsplan Nieuwendam-Noord-Markengouw van kracht.
Voor de gehele wijk Nieuwdam-Noord is, zoals verwoord in het moederplan Nieuwendam-Noord-Markengouw, integraal onderzoek gedaan naar de milieu- en veiligheidsaspecten.

Voor het voorliggende bestemmingsplan wordt verwezen naar hoofdstuk 5 van de toelichting behorende bij het moederplan Nieuwendam-Noord-Markengouw.

Voor zover het voorliggende bestemmingsplan hiertoe aanleiding geeft, wordt apart aandacht besteed aan aanvullende milieuaspecten.

4.1.1 Geluid

Hoewel in het kader van het bestemmingsplan Nieuwendam-Noord-Markengouw, zowel verkeersonderzoek, als akoestisch onderzoek is gedaan, voldoet het akoestisch onderzoek ten behoeve van het moederplan niet voor het voorliggende bestemmingsplan.

Wettelijke regeling
Voor geluidsgevoelige functies zoals wonen en onderwijs zijn in de Wet geluidhinder voorkeursgrenswaarden vastgesteld voor de geluidsbelasting op gevels. In de Wet is bepaald dat rond of langs autowegen (50 km per uur en sneller), tram- en treinspoorwegen en industrieterreinen zones in acht genomen moeten worden. Binnen deze zones is akoestisch onderzoek verplicht, wanneer daar op grond van een nieuw bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige bebouwing wordt geprojecteerd. Uit het akoestisch onderzoek moet blijken of wordt voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarden.
In de Wet geluidhinder is opgenomen dat er geen zoneringsplicht is voor wegen met een maximumsnelheid van 30 km per uur.

Als uit het onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarden worden overschreden moet onderzocht worden of geluidsbeperkende maatregelen aan de bron kunnen worden genomen om de geluidsbelasting op de gevels terug te brengen tot onder de voorkeursgrenswaarden. Indien bronmaatregelen en maatregelen in de overdracht (bijvoorbeeld schermen) niet mogelijk of ontoereikend zijn, kan ontheffing worden verleend van de voorkeursgrenswaarden. Ook dient te worden voldaan aan het Amsterdamse geluidsbeleid van minimaal één geluidsluwe gevel.

Hogere geluidswaarden zijn ook aan een maximum verbonden. Indien op een locatie de maximum ontheffingswaarden worden overschreden kan een ‘dove’ gevel worden toegepast of een andere maatregel (bijvoorbeeld een vliesgevel of een gebouwgebonden geluidscherm) die ervoor zorgt dat de maximaal toegestane binnenwaarde niet wordt overschreden. Een dove gevel is een gevel waarin geen te openen delen zoals ramen en deuren aanwezig zijn, tenzij deze grenzen aan niet-geluidsgevoelige ruimten (toilet, badkamer, berging enz.). Een dove gevel wordt in de Wet geluidhinder niet aangemerkt als ‘geluidsgevoelige’ gevel, waardoor de geluidsbelasting op de betreffende gevels niet hoeft te worden getoetst.

Het plangebied van de '1e partiële herziening van het bestemmingsplan Nieuwendam-Noord-Markengouw ligt binnen de geluidszones van de volgende wegen:

  • Rijksweg A10, ringweg noord;
  • Zuiderzeeweg;
  • IJdoornlaan.

Akoestisch onderzoek
Uit het akoestisch onderzoek is het volgende gebleken:

4.1.2 Wegverkeer

Nu het akoestisch onderzoek voor het moederplan niet (meer) voldoet is een nieuw akoestisch onderzoek gedaan speciaal ten behoeve van het Entreegebied Waterlandpleinbuurt naar de geluidsbelasting op de gevels van de te bouwen woningen in het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan. Dit Akoestisch onderzoek Entreegebied Waterlandpleinbuurt van 6 oktober 2015 van Goudappel Coffeng (SAN055/Kmc/0324.01) geeft het beeld te zien dat bij alle woningen die zijn gelegen langs de A10 en bij een aantal woningen die zijn gelegen langs de Zuiderzeeweg op bepaalde geveldelen niet alleen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden, maar ook de maximale ontheffingswaarde. Voor deze in totaal zestien woningen wordt dan ook in de planregels voor bepaalde geveldelen een dove gevel of een andere maatregel, zoals een vliesgevel of een gebouwgebonden geluidscherm, voorgeschreven.
Op de gevels van vijf woningen die worden belast door de IJdoornlaan geldt een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde.

Daar waar een dove gevel, een vliesgevel of een gebouwgebonden geluidscherm, wordt voorgeschreven, geldt volgens Amsterdams beleid dat die woningen ook een stille zijde moeten hebben. Hetzelfde geldt voor die woningen waarvoor hogere waarden door het college van burgemeester en wethouders moeten worden vastgesteld. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat voor alle woningen een stille zijde te realiseren is.

Geluidsbeperkende maatregelen zijn niet inpasbaar en sorteren niet het effect dat alle woningen binnen de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder komen te vallen. Langs de A10 bevinden zich weliswaar geluidsschermen, maar die bieden onvoldoende compensatie. Ophogen van de schermen of andere maatregelen aan deze bron (andere wegverharding) zijn niet aan de orde.
Maatregelen aan de bron van de Zuiderzeeweg en de IJdoornlaan zijn evenmin inpasbaar.

Voor de woningen geldt een gecumuleerde geluidsbelasting. Het akoestisch onderzoek geeft aan dat er geen sprake is van een onaanvaardbare geluidsbelasting, nu de gecumuleerde geluidsbelasting niet meer dan 3 dB hoger is dan de hoogste van de maximaal toelaatbare ontheffingswaarde.

Ontsluitingsweg 30 km/h
Ter ontsluiting van de woningen wordt langs de woningen een weg met een maximumsnelheid van 30 km/h aangelegd. Deze weg heeft alleen een ontsluitingsfunctie voor de nieuwe woningen. Daarmee is alleen sprake van (een zeer beperkte hoeveelheid) bestemmingsverkeer.
De ontsluitingsweg is in het kader van de Wet geluidhinder niet relevant.

Bij de aanvraag van ontheffing voor hogere waarden moet rekening worden gehouden met de eisen voor de binnenwaarde uit het Bouwbesluit en met de eisen vanuit het gemeentelijk beleid. Elke woning heeft in voorliggende situatie een geluidsluw geveldeel en de gecumuleerde geluidsbelasting leidt in voorliggende situatie niet tot een onaanvaardbare geluidssituatie.

Het akoestisch onderzoek is als bijlage aan de toelichting gehecht.

4.1.3 Spoorwegverkeer

Het plangebied bevindt zich niet binnen de geluidszone van een spoorwegtraject zodat akoestisch onderzoek naar het spoorwegverkeerslawaai niet nodig is.

4.1.4 Industrie

Evenmin bevindt het plangebied zich binnen de geluidszone van een industrieterrein. Daarom is akoestisch onderzoek naar het industrielawaai niet nodig.

Conclusie
Waar het Technisch Ambtelijk Vooroverleg Geluidhinder Amsterdam (TAVGA) op
4 november 2015 een positief advies (advies is als bijlage toegevoegd) heeft afgegeven en met inachtneming van de vermelde maatregelen (een besluit tot vaststelling van hogere waarden en het voorschrijven van een dove gevel of vergelijkbare maatregel en van stille zijden) levert het aspect geluid geen belemmering op voor het realiseren van het voorliggende bestemmingsplan.

4.2 Luchtkwaliteit

Voor het aspect luchtkwaliteit wordt verwezen naar hoofdstuk 5, paragraaf 5.4 van de toelichting behorende bij het bestemmingsplan Nieuwendam-Noord-Markengouw.

Voor de voorliggende 1e partiële herziening van dat plan kan worden geconcludeerd, dat er sprake is van een project dat niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging van Nieuwendam-Noord. De ongeveer 55 te realiseren nieuwbouwwoningen maken deel uit van de totale herstructureringsopgave voor Nieuwendam-Noord, waarvoor in zijn totaliteit geldt dat die niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging in Nieuwendam-Noord.

Het aspect luchtkwaliteit levert geen belemmering op voor het realiseren van het voorliggende bestemmingsplan.

4.3 Bodem

4.3.1 Inleiding

De milieuhygiënische bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de gewenste bestemming. Bij werkzaamheden die de grond roeren (bijvoorbeeld nieuwbouw, funderingsherstel) zal vooraf de kwaliteit van de bodem in beeld moeten worden gebracht. Een en ander conform de Wabo en de Bouwverordening van de gemeente Amsterdam. Of sanering aan de orde is, is afhankelijk van de functie van het perceel en de aard van de aanwezige verontreiniging.

4.3.2 Toetsingskader

Wet bodembescherming
Voor het bepalen of er sprake is van bodemverontreiniging en of er sprake moet zijn van bodemsanering is de Wet bodemsanering (Wbb), inclusief de aanvullende besluiten, leidend. In de Wbb wordt een algemeen beschermingsniveau ingesteld voor de bodem met het oog op het voorkomen van nieuwe verontreiniging. De Wbb kent nieuwe gevallen van bodemverontreiniging (ontstaan na 1 januari 1986), waarbij sprake is van een saneringsplicht die direct van kracht is. Voor oudere gevallen van bodemverontreiniging is de start van de sanering afhankelijk van de ontoelaatbare risico's voor de mens, verspreiding of het milieu nu en in de toekomst. Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het (toekomstig) gebruik van de bodem.

Nota Bodembeheer
De Gemeenteraad van Amsterdam heeft op 4 april 2012 de Nota Bodembeheer vastgesteld. In de nota worden normen voor bodemkwaliteit gewaarborgd volgens het stand-stillprincipe binnen Amsterdam. Het uitgangspunt is daarbij dat de kwaliteit van de bodem binnen de gemeentegrenzen niet verslechtert. Bij de keuze van de lokale normen is rekening gehouden met het daadwerkelijk gebruik van de bodem, de gemiddelde gehalten in een gebied en mogelijke blootstelling aan verontreiniging. Onderdeel van de nota is de bodemkwaliteitskaart, waarop Amsterdam is ingedeeld in zeven zones, gedefinieerd op basis van de bodemkwaliteit en ophooggeschiedenis. Elke bodemkwaliteitszone heeft een bepaalde kwaliteit, die consequenties heeft voor het toegestane grondverzet en de kwaliteit van de grond die erop mag worden aangebracht, afhankelijk van de bodemfunctie. Bij gebruik van de bodemkwaliteitskaart als wettelijk bewijsmiddel bij grondverzet is het in veel gevallen niet nodig een bodemonderzoek uit te voren.

4.3.3 Onderzoeken

Historisch onderzoek
Uit historisch bodemonderzoek (Milieudienst, 50/7828 MD 2002, d.d. 14 juni 2002) dat in het kader van eerdere planontwikkeling, dan wel stedelijke vernieuwing is gedaan, komt geen verdachte activiteit naar voren en de verwachting is dat er hooguit sprake is van een lichte verontreiniging. Er werd geen belemmering verwacht voor de beoogde woonfunctie.

Bodemkwaliteitskaart
De locatie is gelegen in zone 1 van de bodemkwaliteitskaart, waarmee de verwachte kwaliteit van de bodem onder achtergrondwaarde valt. De kwaliteit van de toe te passen grond moet voldoen aan de klasse wonen.

Bodemonderzoek
Voor het gehele plangebied is in 2015 bodemonderzoek verricht door MWH. In de rapportage 'Verkennend bodem- en waterbodemonderzoek, inclusief nader onderzoek PCB Entreegebied Nieuwendam Amsterdam, kenmerk M14A0909, d.d. 7 juli 2015' zijn de resultaten van het onderzoek gepresenteerd. Het rapport is als bijlage aan deze toelichting toegevoegd.

Uit het onderzoek komt naar voren dat er geen sprake is van ernstige bodemverontreiniging en ook niet van belemmeringen voor het realiseren van de toekomstige functies.

De bodem van het bestemmingsplan Entreegebied is redelijk uniform. Het oorspronkelijk bodemgebruik was landbouwkundig. Rond 1960 is het gebied grootschalig opgehoogd voor het bouwrijp maken, waarbij er met ca. 2 meter schoon zand is opgespoten afkomstig van de Noorderijpolderplas.

Geologisch gezien bestaat de bodem uit een antropogene (door de mens aangebrachte) zandige deklaag van 2 meter op een Holoceen pakket tot ca. 13,0 m-NAP. Dit pakket bestaat uit veen en klei met afwisselend enkele zandlaagjes. In dit deelgebied is in de ondergrond overal het basisveen onder aan het Holocene pakket aanwezig. Onder het basisveen is voornamelijk Pleistoceen zand aanwezig tot een diepte van ca. 32 m-NAP. In het Pleistoceen zand is een dunne scheidende laag (Alleroïdloaag) aanwezig die bestaat uit kleiig tot slibbig zand op een diepte van 17 tot 19 m-NAP. Onder het Pleistoceen zand is de Eemklei gelegen, die in Amsterdam als geohydrologische basis kan worden gezien. De maaiveldhoogtes in het bestemmingsplangebied zijn verschillend, het maaiveld heeft een globale hoogte van ca. 0,1 m-NAP.

Op basis van de onderzoeken is dus geen sanering noodzakelijk om de woonfunctie te realiseren. Het aspect bodem levert dan ook geen belemmering op voor het realiseren van het voorliggende bestemmingsplan.

4.4 Externe veiligheid

Voor het aspect externe veiligheid wordt verwezen naar paragraaf 5.6 van de toelichting behorende bij het moederplan Nieuwendam-Noord-Markengouw.

4.5 Flora en fauna

Voor het Entreegebied dat nu wordt ontwikkeld en waarvoor een investeringsbesluit is genomen voor het gehele gebied, worden verschillende soorten ruimtelijke ingrepen voorzien om woningbouw mogelijk te maken.
Het merendeel van de in het gebied aanwezige bomen wordt gekapt, de onderbegroeiing wordt verwijderd en de oever wordt aangepast. Voor het onderzoeksgebied is een natuurwaardenonderzoek (R&D/AB 3, 15 oktober 2015) opgesteld om de status van het gebied te inventariseren en om vast te stellen welke beschermde plant- en diersoorten voorkomen.

In dit onderzoek is nagegaan of vanuit de Flora- en faunawet consequenties zijn voor het onderzoeksgebied en met welke soorten er rekening moet worden gehouden bij de toekomstige ruimtelijke ingrepen.

Er is daarbij tijdens het soortgericht onderzoek van Amsterdam gekeken naar jaarrond beschermde nestlocaties in het plangebied. Er zijn nesten van blauwe reigers gevonden. . Deze soort is in de Flora- en faunawet opgenomen in categorie 5, wat inhoudt dat nestlocaties van deze soort alleen een jaarronde bescherming genieten indien zwaarwegende feiten en ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

Het effect op de blauwe reiger betreft de fysieke aantasting van de nestlocaties en het verwijderen van een deel van de omliggende leefomgeving.
Volgens de Aanvullende notitie natuurwaardenonderzoek Entreegebied, 2015, zijn er voldoende alternatieve nestmogelijkheden voor de blauwe reiger.

Verder is gekeken naar de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen, conform het Vleermuisprotocol van 2013. Het inventariseren van vleermuizen met betrekking tot groen is te verdelen in het inventariseren van winterverblijven, zomer- en kraamverblijven en paarverblijven. Ook foerageergebied en vliegroutes behoren tot beschermde verblijfplaatsen.

Er zijn verschillende soorten vleermuizen aangetroffen. Essentiële onderdelen van het leefgebied (verblijfplaatsen, vliegroutes, foerageergebieden) van soorten in het plangebied zijn niet aangetroffen. Direct grenzend aan het plangebied bevindt zich wel een belangrijke vliegroute van de meervleermuis die hoogstwaarschijnlijk een (of meerdere) nabijgelegen vaste verblijfplaats(en) met foerageergebieden verbindt.
Alle vleermuissoorten zijn opgenomen in tabel 3 van de Flora- en faunawet en genieten hierdoor strikte bescherming. De aangetroffen vliegroute is, gezien de waargenomen aantallen vleermuizen, een essentieel onderdeel van het leefgebied van de aangetroffen vleermuissoorten. Dit geldt in het bijzonder voor de meervleermuis.

In de omgeving van het plangebied blijven voldoende bosranden en groenstroken aanwezig om in geschikt foerageergebied en vliegroute voor de overige soorten te voorzien. Effecten op de andere soorten dan de meervleermuis, zijn uitgesloten. Bij het aanleggen van de wijk, met bijkomende verlichting uit de woningen en het aanbrengen van nieuwe straatverlichting wordt de vliegroute voor de meervleermuis mogelijk aangetast.
Vliegroutes zijn weliswaar in beginsel niet ontheffingsplichtig, maar wanneer de vliegroute fungeert als essentieel element voor een vaste verblijfplaats, dan is bij aantasting van de vliegroute ook de verblijfplaats aangetast. Dát is dan een overtreding van de Flora- en faunawet en dit dient te worden voorkomen. Om schade te voorkomen, dienen (in het kader van de Ffw maar ook Natura 2000 (Natuurbeschermingswet 1998)) voldoende maatregelen te worden getroffen die er voor zorgen dat verblijfplaatsen in en in de nabijheid van het plangebied onaangetast blijven en dat de functionaliteit van de vliegroute behouden blijft. De bestaande vliegroute dient zo goed als mogelijk ingepast te worden in het ontwerp, zodat de functie behouden blijft.

Om negatieve effecten te minimaliseren en het gebruik geschikt te houden voor vleermuizen worden maatregelen getroffen. De maatregelen zijn dermate efficiënt dat negatieve effecten op alle vleermuizen die het betreffende landschapselement gebruiken als vliegroute of foerageergebied worden voorkomen of geminimaliseerd.
Een algemene maatregel die geldt voor het gehele plangebied, is dat bouwerkzaamheden bij daglicht wordten uitgevoerd.

De nieuwe straatverlichting langs de watergang en verlichting die uit de woningen uitstraalt, vormen een knelpunt. Belangrijke randvoorwaarden voor mitigatie zijn:
Geen lichtuitstrooiing over de watergang door verlichting. Dit wordt gedaan door aangepaste armaturen in de straatverlichting te gebruiken en verlichting te gebruiken waarbij geen licht uitstraalt naar de zij- of bovenkant, maar slechts het wegdek wordt verlicht. Om de resterende effecten door verlichting boven de watergang te voorkomen worden natuurlijke barrières gebruikt, zoals riet, struiken en bomen. Omdat deze de verlichting niet helemaal kunnen afvangen, is het gebruik van een brede kunstmatige barrière noodzakelijk.

Met al deze maatregelen kan een negatief effect op de vliegroute van de meervleermuis worden voorkomen en daarmee een overtreding van artikel 11 uit de Flora- en faunawet.

In het plangebied groeit de beschermde daslook. Deze planten kunnen met behulp van de Amsterdamse gedragscode worden verplaatst.

Het plangebied bevindt zich niet in de nabije omgeving van een Natura-2000 gebied. Het ligt niet in de Hoofdgroenstructuur, maar wel in de Ecologische structuur van Amsterdam. Omdat bestemmingsplan Nieuwendam-Noord-Markengouw al was vastgesteld voordat de Ecologische structuur werd bepaald, komen de beleidsmatige verplichtingen hiervoor te vervallen.

Er is eerder onderzoek in dit gebied gedaan door: DRO; Natuurtoets werklocatie Entreegebied Nieuwendam Noord; juli 2004.

Conclusie
Vanuit de Flora en faunawet bestaan geen belemmeringen voor het realiseren van het voorliggende bestemmingsplan, mits de voorgestelde maatregelen in het mitigatieplan voor de bescherming van de meervleermuis worden genomen.

4.6 Archeologie

Archeologie
Het archeologische erfgoed bestaat uit voorwerpen, structuren, landschappelijke- en /infrastructurele elementen die in de bodem bewaard zijn gebleven. Dit bodemarchief levert een bijdrage aan de cultuurhistorie van de stad en maakt de beleving van het verleden bovendien tastbaar.

Om het archeologische erfgoed beter te beschermen, is in 1992 het Verdrag van Malta opgesteld. Het Verdrag van Malta is vastgelegd in de Wet op de archeologische monumentenzorg, die sinds 1 september 2007 van kracht is. De wet schrijft voor dat in elk bestemmingsplan rekening moet worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.

Archeologisch bureauonderzoek
Door Bureau Monumenten & Archeologie van de gemeente Amsterdam is voor Nieuwendam-Noord een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (september 2009, kenmerk: BO 09-074). Het onderzoek is als bijlage opgenomen bij de toelichting van het bestemmingsplan Nieuwendam-Noord-Markengouw.
Op basis van het archeologisch bureauonderzoek zijn binnen het plangebied van Nieuwendam-Noord materiële overblijfselen te verwachten die samenhangen met het gebruik van de Zunderdorperpolder en de Schellingwouder Weeren vanaf de 10de eeuw tot de 20ste eeuw.

Hoge verwachting (dubbelbestemming Waarde-Archeologie)
Vanwege de hoge verwachting voor Nieuwendam-Noord-Markengouw geldt dat bij bodemingrepen dieper dan 1 meter en met een oppervlak groter dan 500 m² meter een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) in de planvorming wordt opgenomen. Voor de uitvoering van een Inventariserend Veldonderzoek is een archeologisch Programma van Eisen (PvE) vereist.

Archeologische Quickscan Entreegebied Waterlandpleinbuurt
In oktober 2015 is door Monumenten en Archeologie een quickscan uitgevoerd voor het Entreegebied Waterlandpleinbuurt. Monumenten en Archeologie concludeert dat het gebied al is verstoord en voor het gebied een negatieve archeologische verwachting geldt. Dit betekent dat er een vrijstelling van archeologisch onderzoek geldt bij alle bodemingrepen. Er hoeft dan ook geen archeologisch onderzoek (meer) te worden gedaan bij bodemingrepen. De meldingsplicht bij het aantreffen van sporen en/of bij vondsten ouder dan 50 jaar blijft wel van kracht.

Conclusie
Gezien de uitkomst van de quickscan is in het voorliggende bestemmingsplan de verwachtingszone die in het moederplan is aangegeven niet opgenomen. Ook de dubbelbestemming Waarde-archeologie uit het moederplan komt in het voorliggende plan niet terug.

De quickscan van Monumenten en Archeologie is als bijlage bij de toelichting gevoegd.

4.7 Luchthavenindelingsbesluit

Voor het aspect Luchthavenindelingbesluit (beperkingengebied rondom Schiphol) wordt verwezen naar paragraaf 5.9. van de toelichting behorende bij het moederplan.

4.8 Milieueffectrapportage

Voor het aspect milieueffectrapportage wordt verwezen naar paragraaf 5.10 van de toelichting behorende bij het moederplan.
Opgemerkt wordt nog dat ook bij een vormvije m.e.r. beoordeling de conclusie kan worden getrokken dat belangrijke milieugevolgen met de realisering van het voorliggende bestemmingsplan zijn uitgesloten.

4.9 Kabels en leidingen

Voor het aspect kabels en leidingen wordt verwezen naar paragraaf 5.11 van de toelichting behorende bij het moederplan.

Hoofdstuk 5 Water

5.1 Water

Door de vernieuwingsopgave van Nieuwendam Noord neemt het verharde oppervlak binnen het peilvak waar NIeuwendam-Noord deel van uitmaakt toe. Ter compensatie legt de gemeente een compenserende waterberging aan door verbreding van de hoofdwaterloop Waalenburgsingel. Hierover is met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier een overeenkomst gesloten.
De compensatie al is gerealiseerd, hetgeen naar verwachting binnenkort formeel wordt bevestigd door HHNK.

Verder wordt verwezen naar hoofdstuk 6 in de toelichting behorende bij het moederplan.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Opbouw van het bestemmingsplan

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een GML-bestand, regels en een toelichting. Het GML-bestand bevat de verbeelding (plankaart), waaraan de regels zijn gekoppeld. Deze vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

6.2 Verbeelding

Alle plannen moeten volgens de standaarden voor vergelijkbare bestemmingsplannen (SVBP) in elektronische vorm worden vastgesteld en beschikbaar gesteld. Daarnaast moet een analoge versie van het plan worden vastgesteld.

Op de analoge verbeelding van het bestemmingsplan (plankaart) wordt met letters, kleuren, cijfers, lijnen en aanduidingen het toegestane gebruik van de gronden en de bouwregels aangegeven.

Mocht tussen de inhoud van het analoge/papieren plan en de elektronische weergave/digitale vorm een verschillende uitleg mogelijk zijn, dan gaat de elektronische weergave of plan in digitale vorm boven de analoge/papieren versie. Als tussen beide vormen van het plan een verschillende uitleg mogelijk is, geldt het digitale plan.

Als ondergrond voor de plankaart is een recente topografische kaart gehanteerd. Daarmee kan exact worden bepaald waar het plan is gelegen en hoe begrenzingen lopen. Het plangebied is aan de hand van een plangrens (bolletjeslijn) op de plankaart weergegeven.

6.3 Regels

In een bestemmingsregel wordt aangegeven waarvoor en – zo nodig – hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. Ter bevordering van de leesbaarheid en de raadpleegbaarheid dient hierbij een vaste volgorde te worden aangehouden.

Het voorliggende bestemmingsplan 1e partiële herziening bestemmingsplan 'Nieuwendam-Noord-Markengouw' gaat uit van ontwikkeling van het Entreegebied.
Het kent 12 artikelen. Naast de verplichte overgangsbepalingen en de verplichte antidubbeltelbepaling en naast de begripsbepalingen en wijze van meten, zijn slechts regels opgenomen voor zover zij afwijken van de regels van het moederplan.

Voor het overige blijven de bepalingen in de regels van het moederplan, zoals de algemene bouwregels, de algemene gebruiksregels en de algemene afwijkingsregels van kracht.

6.4 Artikelgewijze toelichting

In de bestemmingsomschrijving van de planregels wordt beschreven welke functies binnen de betreffende bestemming zijn toegestaan. In de bouwregels wordt weergegeven of en hoe gebouwd mag worden. Daarin wordt in algemene zin geregeld in alle bestemmingen dat er slechts gebouwd mag worden ten behoeve van de bestemming. In de navolgende (sub)leden worden maten zoals oppervlakten en bouwhoogten opgenomen, die betrekking hebben op de toegestane gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. In de specifieke gebruiksregels worden nadere bepalingen gegeven omtrent de functies die zijn vermeld in de doeleindenomschrijving. Zo kan bijvoorbeeld de omvang van bepaalde functies beperkt worden, of de situering van functies worden aangewezen.

In dit hoofdstuk wordt elk artikel van de planregels kort toegelicht.

6.4.1 Hoofdstuk 1: Inleidende regels

Artikel 1 'Begrippen'

Hoewel dezelfde bepaling in het moederplan is opgenomen, is ook in deze 1e partiële herziening voor alle duidelijkheid het artikel met de begripsbepalingen opgenomen. Dit artikel bevat de definities van begrippen die in dit bestemmingsplan worden gebruikt. Daardoor wordt vermeden dat verschillende interpretaties van begrippen tot verschillen van mening over de regelgeving zouden kunnen leiden. De begripsbepalingen staan, behalve voor de begrippen 'plan' en 'bestemmingsplan' op alfabetische volgorde.

Artikel 2 'Wijze van meten'

Wat hiervoor bij artikel 1 is opgemerkt, geldt evenzeer voor artikel 2. In dit artikel is geregeld op welke manier moet worden gemeten.

6.4.2 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

Artikel 3 'Groen'

De diverse groenvoorzieningen in het plangebied zijn bestemd als 'Groen'. Gelet op lid 1 mogen gronden met deze bestemming onder andere worden gebruikt voor groenvoorzieningen, fiets- en voetpaden, speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

In lid 2 zijn bouwregels opgenomen. Gebouwen, met uitzondering van een gebouwtje voor stadsverwarming en een gebouwtje voor een nutsvoorziening (rioolgemaal), zijn niet toegestaan. Voor die gebouwen geldt een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter.|
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt een maximum bouwhoogte voor speelvoorzieningen van 4 meter. Voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen de bestemming 'Groen' geldt een maximale bouwhoogte van 3 meter.

Artikel 4 'Tuin - 1'

Binnen het plangebied liggen verschillende tuinen die direct grenzen aan de openbare weg. Het gaat hier o.a. om voortuinen en tuinen bij de villa's aan de Waalenburgsingel. Deze tuinen zijn bestemd als ‘Tuin - 1’. Om de openheid van de openbare ruimte zo veel mogelijk te waarborgen en om de losse verkaveling te benadrukken, mag binnen de bestemming ‘Tuin - 1’ niet worden gebouwd.

Artikel 5 'Tuin - 2'

De tuinen in het plangebied behorende bij de aaneengesloten bebouwing langs de Zuiderzeeweg en de ringweg A10 zijn bestemd als 'Tuin - 2'. Anders dan bij 'Tuin - 1' mogen hier wel schuurtjes e.d. worden gebouwd. Aangezien de tuinen vaak aan elkaar grenzen is voor erfafscheidingen (bouwwerken, geen gebouwen zijnde) een maximale hoogte toegestaan van 2 meter. Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde kennen een maximum bouwhoogte van 3 meter.

Verder is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor de bouw van schuurtjes.

Artikel 7 'Verkeer'

De gronden met de bestemming 'Verkeer' mogen worden gebruikt voor verkeersareaal, parkeren, bruggen ter plaatse van de aanduiding brug, bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
voorzieningen ten behoeve van stadsverwarming en nutsvoorzieningen. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd voor voorzieningen ten behoeve van stadsverwarming en voor nutsvoorzieningen. Er geldt een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter.
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt voor de bestemming 'Verkeer' een maximale hoogte van 6 meter.

Artikel 8 'Water'

Het water in het plangebied is bestemd als 'Water'. Gronden met deze bestemming mogen worden gebruikt voor water, voor bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen en voor een steiger daar waar die op de verbeelding is aangeduid.
Binnen de bestemming 'Water' mag alleen een steiger worden gebouwd, daar waar die op de verbeelding is aangegeven.

Het gebruik van 'Water' als ligplaats voor woonschepen, passagiersboten, bedrijfsboten en stationerende vaartuigen is verboden.

Artikel 9 'Wonen - 1'

De nieuw te bouwen woningen aan de kant van de Waalenburgsingel, de losse villa's, mogen worden gebruikt voor wonen, aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor short stay en voor bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals bergingen en andere nevenruimten.

Hoewel het beleid voor short stay is dat er geen woningonttrekkingsvergunningen meer worden afgegeven voor short stay, wil het bestemmingsplan short stay niet onmogelijk maken.

Invulling van de desbetreffende bouwkavels is tamelijk vrij, met inachtneming van enkele verplichte rooilijnen. En met inachtneming van het voorgeschreven geluidsluwe geveldeel aan die woningen waarvoor hogere waarden dan gesteld in de Wet geluidhinder worden vastgesteld.
De bouwhoogte is aangegeven op de verbeelding. Het aantal bouwlagen is in de regels opgenomen.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter voor erfafscheiding en van 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Parkeren moet op het eigen terrein, dus op de kavel gebeuren. Dat kan zowel binnen als buiten het bebouwingsvlak. Binnen het bebouwingsvlak betekent dit dus dat (ook) een inpandige parkeervoorziening is toegestaan, echter uitsluitend daar waar dit op de verbeelding is aangegeven. De parkeernorm (1,2 parkeerplaatsen per woning) voor deze woningen is in de regels opgenomen.

Artikel 10 'Wonen - 2'

De bestemming 'Wonen - 2' is gereserveerd voor de aaneengesloten woningen langs de Zuiderzeeweg en langs de ringweg A10. Ook deze woningen zijn bestemd voor wonen, aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor short stay en voor bijbehorende voorzieningen. Doordat de woningen aaneengesloten zijn, is de kavelindeling minder vrij dan voor de losse villa's langs het water.
Ook hier geldt dat verplichte rooilijnen moeten worden aangehouden, in ieder geval voor de eerste twee bouwlagen.

Bouwhoogte (12,5 meter) en aantal bouwlagen (4) zijn in de regels aangegeven.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter voor erfafscheiding en van 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Voor een aantal woningen binnen de bestemming 'Wonen - 2' is een dove gevel of een andere maatregel, zoals een vliesgevel of een gebouwgebonden geluidscherm, voorgeschreven. De geluidsbelasting is op een aantal geveldelen hoger dan de ontheffingswaarde. Mede vanwege die geluidsbelasting is voor de woningen binnen de bestemming 'Wonen - 2' een minimumbouwhoogte aangegeven. Door de verplichte bouwhoogte is qua geluid een goed klimaat binnen alle bouwblokken mogelijk en is het maken van een stille zijde aan alle woningen binnen deze bestemming mogelijk.

De bewoners van deze woningen moeten in de openbare ruimte parkeren. Voor deze woningen geldt een parkeernorm van 1,2 parkeerplaats per woning.

6.4.3 Hoofdstuk 3: Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelbepaling

Met dit artikel wordt voorkomen dat grond die betrokken is geweest bij het toestaan van een bouwplan bij de beoordeling van een later bouwplan opnieuw betrokken wordt.

Artikel 12 Overgangsrecht

In dit artikel wordt geregeld dat bouwwerken mogen worden behouden of gebruik mag worden voortgezet vanaf het moment dat het plan rechtskracht heeft verkregen ondanks dat de bebouwing of het gebruik niet (langer) overeenkomt met de regels die in dit bestemmingsplan worden gegeven.

Artikel 12 regelt de bebouwing, waarbij onder lid 1 vernieuwing en verandering van bebouwing, die in strijd is met het bestemmingsplan wordt toegestaan, onder voorwaarde dat de afwijking van het bestemmingsplan niet wordt vergroot. Een reeds eerder afgegeven omgevingsvergunning mag worden benut, ook al is het bouwen in strijd met het bestemmingsplan. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. De omgevingsvergunning kan gelet op het bepaalde onder lid 3 niet worden verleend indien het betreffende bouwwerk in strijd is met het daarvoor geldende plan, inclusief de daarin opgenomen overgangsbepaling.

Artikel 12.2 van dit artikel regelt het gebruik. Onder 1 is geregeld dat gebruik dat volgens eerdere bepalingen was toegestaan, maar op basis van dit nieuwe bestemmingsplan wordt verboden, mag worden voortgezet. In lid 2 is geregeld dat gebruik als bedoeld onder a niet mag worden gewijzigd in een ander strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang afneemt. Indien het strijdig gebruik langer dan een jaar wordt onderbroken is het conform het bepaalde in lid 3 niet meer toegestaan om het strijdig gebruik daarna te hervatten. Gelet op het bepaalde in lid 4 is het bepaalde in lid 1 niet van toepassing indien het betreffende gebruik reeds in strijd is met het daarvoor geldende plan, inclusief de daarin opgenomen overgangsbepaling.

Artikel13 Slotregel

Dit wordt ook wel de citeerbepaling genoemd. Hierin wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan is genoemd.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening (artikel 6.12.1) verplicht gemeenten gelijktijdig met een ruimtelijk besluit, zoals een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen. Alleen in die gevallen dat op grond van een bestemmingsplan bouwvergunning had kunnen worden verleend en bij de herziening van dat bestemmingsplan geen andere bestemmingsregeling is vastgesteld, blijft de vaststelling van een exploitatieplan buiten toepassing (Wet van 25 juni 2009 tot wijziging van (onder meer) artikel 9.1.20. van de Invoeringswet ruimtelijke ordening, Staatsblad 2009, nr.297).

De gemeenteraad kan bij de vaststelling van een bestemmingsplan ook besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien:

  • het verhaal van kosten anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak waarbinnen de exploitatie moet plaatsvinden of fasering van de bouwplannen niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen of regels aan de inrichting, de kwaliteit van bouwlocaties niet noodzakelijk is.

Aan alle drie de voorwaarden moet worden voldaan.

De gemeenteraad moet bij het vaststellen van het ruimtelijk plan expliciet het besluit nemen om geen exploitatieplan vast te stellen. Er bestaat de verplichting een kostenverhaalsafweging te maken. De kostensoorten die moeten worden verhaald zijn opgesomd in de artikelen 6.2.3. en 6.2.4. van het Besluit ruimtelijke ordening. Zijn er bepaalde kostensoorten aan de orde (bij actualiseringsplannen in ieder geval het opstellen van het bestemmingsplan en planschade), dan moet worden bezien of deze kosten anderszins verzekerd zijn. Dit kan door middel van een anterieure overeenkomst of wanneer sprake is van erfpacht.

De 1e partiële herziening bestemmingsplan Nieuwendam-Noord-Markengouw is opgesteld om zelfbouwwoningbouw mogelijk te maken. De betrokken kavels worden alle in erfpacht uitgegeven. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd.

Planschade
Op grond van artikel 6.1 Wro kennen burgemeester en wethouders degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden ten gevolge van onder meer een wijziging van het bestemmingsplan, op aanvraag een tegemoetkoming toe. Daarbij geldt dat de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende is anderszins wordt vergoed.

Binnen het normale maatschappelijke risico vallende schade blijft voor rekening van de aanvrager. Daarnaast wordt ook een waardevermindering van maximaal 2%, ontstaan door een verandering in het planologische regime binnen het normale maatschappelijke risico, gerekend.

Met het voorliggend bestemmingsplan wordt wat op basis van het vigerende juridisch planologische kader reeds mogelijk was, vastgelegd. Voorgaande geeft geen aanleiding tot het verrichten van een planschaderisico-analyse. Het ligt niet in de rede dat naar aanleiding van het voorliggende bestemmingsplan planschade zal worden geleden.

Hoofdstuk 8 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 1 april gedurende zes weken ter inzage gelegen ten behoeve van inspraak. Op 21 april 2016 is een inspraak-informatiebijeenkomst gehouden. De meerderheid van de aanwezigen kan zich vinden in het bestemmingsplan.
De samenvatting van de inspraakreacties en de beantwoording daarvan volgt hieronder.

Er is één schriftelijke inspraakreactie vóór de inspraakbijeenkomst binnengekomen, tijdens de inspraakbijeenkomst zijn twee schriftelijke vragen ingediend en is een aantal mondelinge vragen/reacties beantwoord.

De volgende concrete mondelinge vragen zijn op de inspraakbijeenkomst van 21 april 2016 gesteld:

Vraag: Zou het niet een goed idee zijn om een extra speeltuin te maken aan de westkant van het plangebied, de kant van de rotonde (Drontermeerpad)?

Antwoord: Het bestemmingsplan maakt dit wel mogelijk, maar er is (financieel) geen rekening mee gehouden.
In het plan zitten twee speelvoorzieningen. De derde die gevraagd wordt, is ter plekke van de in het moederplan opgenomen toren en valt buiten het plangebied. We zullen bekijken of een derde speelvoorziening daar haalbaar is.

Vraag: Hoe is het gesteld met het fijnstof en met het geluid?

Antwoord: In de milieuparagraaf van het concept ontwerpbestemmingsplan is aandacht besteed, zowel aan fijnstof, als aan het geluid. Zij het dat voor wat betreft de luchtkwaliteit wordt verwezen naar hoofdstuk 5 van het oorspronkelijke bestemmingsplan Nieuwendam-Noord-Markengouw. Voor fijnstof zijn de uitgangspunten van het bestemmingsplan niet veranderd, daarom kan in de nu voorgelegde herziening worden volstaan met de onderzoeken van toen.

De luchtkwaliteit in het Entreegebied voldoet aan de wettelijke normen. De gemeente Amsterdam streeft naar verbetering van de luchtkwaliteit en neemt daarvoor al een aantal maatregelen, zoals het terugdringen van het autogebruik, schoner openbaar vervoer, etc. en zal dit beleid ook de komende jaren voortzetten.

Voor het concept ontwerpbestemmingsplan is een nieuw akoestisch onderzoek gedaan, dat wordt beschreven in de plantoelichting. Dit geluidonderzoek is ook als bijlage aan de toelichting gehecht die op de internetsite 'ruimtelijke plannen.nl' is te vinden. Volgens dit geluidonderzoek is woningbouw in het Entreegebied mogelijk indien enkele woningen worden uitgevoerd met deels dove geveldelen.

Vraag: Volgens het vorige (geldende) bestemmingsplan mocht er niet worden gebouwd op dit Entreegebied. Waarom kan het nu wel?

Antwoord: Het bestemmingsplan Nieuwendam-Noord-Markengouw heeft het Entreegebied wel aanwezen als gebied voor woningbouw, maar heeft nog niet concreet aangegeven waar en hoe mag worden gebouwd. Dat moest nog worden uitgewerkt in een concreet uitwerkingsplan.

Omdat de stedenbouwkundige visie op het gebied in de afgelopen jaren enigszins is aangepast en er nu voor is gekozen de woningen langs de A10 en de Zuiderzeeweg niet 10 meter hoog te laten zijn, maar 12 meter, kan er geen uitwerkingsplan meer worden gemaakt en is deze planherziening opgesteld. Op basis van deze planherziening kan er straks worden gebouwd.

Vraag: Is het geen goed idee om de struiken langs het voetpad naar de bushalte weg te halen in verband met de sociale veiligheid. Er wordt heel wat aangerommeld (dealen? prostitutie?) bij die struiken.

Antwoord: Er zal worden bekeken of en zo ja hoe het geschetste probleem kan worden opgelost.

Vraag: Is er voor de plannen voor de Oranjewerf al een bestemmingsplan?

Antwoord: Deze vraag valt buiten de context van dit bestemmingsplan. De vraag zal apart worden beantwoord.

Opmerking: Als de zelf te bouwen woningen mogen worden gesplitst, krijg je tweemaal zoveel woningen en daar is geen parkeerruimte voor.

Antwoord: Voor de woningen geldt een parkeernorm van 1,2 plekken per woning. In het bestemmingsplan is vanzelfsprekend rekening gehouden met deze norm. De toegepaste norm levert voldoende parkeerplaatsen op in de openbare ruimte, ook indien een deel van de woningen zou worden gesplitst. Indien alle woningen zouden worden gesplitst, kan een tekort aan parkeerplaatsen ontstaan. Het is echter niet realistisch uit te gaan van 55 gesplitste woningen, dus van 110 woningen.

Opmerking: Er valt niet veel (meer) in te spreken. De bouwkavels zijn al uitgegeven, het bestemmingsplan ligt al vast.

Antwoord: ·In 2015 is het verkavelingsplan besproken in een informatie- consultatiebijeenkomst met belanghebbenden. De opmerkingen die zijn gemaakt tijdens deze bijeenkomst zijn uitgewerkt in het inrichtingsplan voor het Entreegebied.

Het betreft onder meer:
- het aantal parkeerplaatsen; er is een norm van 1.2 parkeerplaats per woning toegepast. Daarnaast is een aantal extra parkeerplaatsen opgenomen en is er ruimte voor nog ca. 8 extra parkeerplaatsen die kunnen worden aangelegd als blijkt dat er extra woningen worden gesplitst;
- er is aandacht besteed aan een goede ontsluiting van de nieuwe wijk op de rotonde;
- er wordt een voetpad aangelegd naar de bushalte langs de IJdoornlaan.

Het is niet te ontkennen dat er in deze fase niet veel ruimte meer is voor wijzigingen van het plan, in die zin dat het plan nog ingrijpend kan worden aangepast. In het bestemmingsplan Nieuwendam- Noord- Markengouw uit 2012 is woningbouw in het Entreegebied echter al mogelijk gemaakt op basis van een concept verkaveling met 140 eengezinsrijwoningen van maximaal 10 meter hoog.

Deze verkaveling is nu enigszins aangepast met een verkaveling met 55 eengezinswoningen, waarvan 14 vrijstaande eengezinswoningen van 9 meter hoogte langs de Walenburgsingel en 41 eengezinsrijwoningen van 12 meter hoogte langs de A10 en de Zuiderzeeweg. Deze bouwhoogte bleek nodig in verband met de hoge geluidswaarden in dit gebied.

Er is dus geen ruimte meer voor een andere invulling van het Entreegebied dan met eengezinswoningen.

Vraag: Bij de Mgr. Bekkerschool zijn bomen verwijderd. Hoe zit het met de herplantingsplicht?

Antwoord: In het algemeen is het zo dat wanneer bomen (moeten) worden gekapt, de gekapte bomen worden gecompenseerd. Die compensatie met nieuwe aanplant gebeurt niet altijd op dezelfde plek, dat kan ook niet altijd, maar kan dan elders plaatshebben. Als wordt gecompenseerd elders is dat niet altijd in verband te brengen met de kap op locatie.

Vanuit het project is een forse bijdrage in het groencompensatiefonds gestort, zodat bomen elders kunnen worden gecompenseerd.

Opmerking: In de groenstrook langs de IJdoornlaan, ter hoogte van de ingang van de Hilversumstraat zijn struiken verwijderd in verband met nachtelijke overlast.

Antwoord: We hebben hiervan kennisgenomen.

De volgende schriftelijke reactie is op 15 april 2016 binnengekomen:
'Een mooi stuk natuurgebied compleet vernietigd t.b.v. huizen met in het kielzog daarvan 100 á 200 auto's voor de bewoners, kortom een alles omvattende negatieve impuls op het totale milieu van Landelijk Nieuwendam.'

Inspreker is het totaal niet eens met de invulling van het Entreegebied met woningen. De woningbouw heeft een verkeersaantrekkende werking, het plan is slecht voor het milieu en ook voor de toekomstige bewoners.

Antwoord: Het geldende bestemmingsplan Nieuwendam-Noord-Markengouw van december 2012 maakt woningbouw in het Entreegebied mogelijk. Dit bestemmingsplan heeft de normale procedure doorlopen met inspraak, zienswijzen en de beoordeling daarvan door het stadsdeelbestuur. Van deze mogelijkheid tot woningbouw uit het bestemmingsplan wordt nu concreet gebruik gemaakt.

Er zijn ten behoeve van die woningbouw verschillende nieuwe onderzoeken gedaan. Daaruit blijkt dat een aanvaardbaar woonmilieu wordt gecreëerd.
Ter bescherming van het milieu worden maatregelen genomen/voorgeschreven.
Ter bescherming van het woonklimaat eveneens. Voor een aantal geveldelen aan de naar de weg gekeerde zijde wordt een dove gevel of een vergelijkbare maatregel voorgeschreven, in ieder geval zullen alle woningen beschikken over een geluidluwe zijde. Aan de binnenzijde van de bouwblokken wordt voldaan aan de geluidhindernormen. Extra maatregelen om binnen die normen te blijven zijn daar niet nodig.
Het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan de wettelijke normen voor luchtkwaliteit, inclusief de normen voor fijn stof.
Voor het uitvoeren van het voorliggende bestemmingsplan zijn er geen belemmeringen.

Hoofdstuk 9 Rapportage overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening

Het voorontwerp bestemmingsplan 1e partiële herziening bestemmingsplan Nieuwendam-Noord-Markengouw is toegestuurd aan de volgende overlegpartners:

  • 1. Rijkswaterstaat
  • 2. Alliander
  • 3. Provincie Noord-Holland
  • 4. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
  • 5. Rijksdienst Cultureel Erfgoed
  • 6. Waternet
  • 7. Gasunie

Van de vermelde overlegpartners hebben de overlegpartners onder 1 en 6, Rijkswaterstaat en Waternet, schriftelijk gereageerd. Van de andere partners is geen reactie ontvangen.

Ad 1. Rijkswaterstaat heeft kennis genomen van het voorontwerpbestemmingsplan en laat weten dat het plan geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van opmerkingen.

Ad 2. Ook Waternet heeft geen commentaar op het voorontwerpbestemmingsplan, maar wijst nog op het beleid ter voorkoming van wateroverlast. Voor twee onderwerpen vraagt Waternet aandacht:
Grondwater:
Waternet heeft namens de gemeente Amsterdam de zorgtaak voor het grondwater. De gemeente probeert grondwateroverlast zoveel mogelijk te voorkomen dan wel niet te beperken. Een maatregel is de grondwaternorm.
De grondwaternorm voor nieuw te realiseren bouwlocaties is vastgesteld in het 'Plan gemeentelijke watertaken' en luidt: 'Daar waar zonder kruipruimte gebouwd wordt mag de grondwaterstand niet vaker dan gemiddeld eens per twee jaar, niet langer dan 5 dagen achtereen minder dan 0,5 meter onder het maaiveld staan'. Waar met kruipruimtes wordt gebouwd geldt een norm van 0,9 meter. Verder zijn burgers en bedrijven in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor de gevolgen van grondwateroverlast.

Rainproof:
De gemeente Amsterdam probeert de stad zo water robuust mogelijk in te richten. Rainproof is bedoeld, om wateroverlast te voorkomen en schade van de toenemende extreme buien  te minimaliseren. Er wordt als het ware een soort van sponswerking gecreëerd in de stad. Naast het minimaliseren van schade, dragen een hoop maatregelen bij aan een groene uitstraling van de stad met tevens een verkoelende werking en een toename van biodiversiteit. Maatregelen zoals het aanleggen van een groen dak hebben niet alleen kosten besparende werken op de energie rekening, ook de levensduur van het dak zal toenemen.

Hoofdstuk 10 Ambtelijk vooroverleg

In het kader van het ambtelijk vooroverleg, is het plan toegestuurd aan 1. het Structuurvisietoetsteam en aan 2. Monumenten en Archeologie.

Ad 1. Het Structuurvisietoetsteam merkt op, dat, vergeleken met het vorige plan, het aantal van 55 te realiseren woningen onvoldoende aansluit bij de verdichtingsopgave van de stad.

In het geldende bestemmingplan wordt uitgegaan van 140 woningen (inclusief 40 appartementen in de woontoren). B&W achten de kwantitatieve en kwalitatieve groei van het aantal woningen cruciaal voor de verdere ontwikkeling van Amsterdam als kernstad van de metropool. Voor Amsterdam Noord moeten in de periode 2010-2040 23.500 woningen worden gerealiseerd. Gezien deze opgave en gezien de ligging nabij het hart van de stad zouden in het Entreegebied veel meer woningen kunnen worden gebouwd.

Beantwoording
Het aantal te bouwen woningen waar het moederplan nog van uitging, was inderdaad groter dan het aantal dat in het voorontwerp wordt genoemd. In het verleden was dit grotere aantal woningen dan ook het uitgangspunt voor het Entreegebied. Vanwege de crisis was dit grotere aantal woningen echter niet haalbaar. Daarom is uiteindelijk in 2012 besloten tot aanpassing van het stedenbouwkundig plan en is gekozen voor zelfbouw van eengezinswoningen. In de toelichting op het voorontwerpbestemmingsplan is uitgebreid aangegeven, waarom de stedenbouwkundige opzet van het plangebied is veranderd.

Op basis van de nieuwe visie wordt invulling aan het gebied gegeven met 55 grondgebonden woningen. Die invulling met 14 vrijstaande en 41 aaneengesloten grondgebonden woningen is gebaseerd op het door de gemeenteraad op 10 februari 2016 genomen Investeringsbesluit Entreegebied Waterlandpleinbuurt. De gemeenteraad heeft uitdrukkelijk ingestemd met het geringere aantal woningen van 55.
Het in grotere dichtheden bebouwen van het Entreegebied zoals de overlegpartner voorstelt, is dan ook niet aan de orde.

Het Structuurvisietoetsteam merkt vervolgens op dat In het plan is opgenomen dat het moederplan Nieuwendam-Noord-Markengouw al was vastgesteld voordat de Ecologische structuur werd bepaald, en dat dus de beleidsmatige verplichtingen hiervoor komen te vervallen en de ecologische structuur niet in deze herziening hoeft te worden opgenomen. De overlegpartner constateert dat deze herziening is een nieuw planproduct is (en geen uitwerking) en dat daarin het gebruikelijk is de actuele stand van het beleid op te nemen. De overlegpartner adviseert daarom de ecologische faunapassage voor amfibieën - kleine zoogdieren –reptielen, met de noemer Zuiderzeeweg/Markengouw, zoals gelegen onder de autoweg met knelpunt nummer N027, alsnog in dit plan vast te leggen.

Beantwoording
De passage valt buiten het plangebied.
De passage en de aansluiting op de onderberm/randstrook A10 blijft in stand, zowel tijdens de werkzaamheden, als in de nieuwe situatie Entreegebied.

De reactie van het Structuurvisietoetsteam is opgenomen als bijlage 7 bij deze toelichting.

Ad 2. Monumenten en Archeologie meldt dat voor de archeologische waardestelling het volgende geldt:
Voor deze locatie geldt een negatieve verwachting en vrijstelling van archeologisch onderzoek bij alle bodemingrepen. Er hoeft daarom geen archeologisch onderzoek plaats te vinden.

Monumenten en Archeologie wijst wel nog op de meldingsplicht.

De reactie van Monumenten en Archeologie is als bijlage 6 bij deze toelichting gevoegd.