direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden - Droogmakerij
Plan: Landelijk Noord
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.N0910BPSTD-OW01

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Droogmakerij

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Droogmakerij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van een agrarisch (deeltijd)bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 6 sub a, b en k;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-1': uitsluitend een paardenbak met bijbehorende paardenstal annex hooiopslag;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;

alsmede voor:

  • d. de in tabel 1 genoemde nevenfuncties, met dien verstande dat in de tabel is aangegeven welk oppervlak in gebruik mag worden genomen ten behoeve van de nevenfunctie;
  • e. behoud, versterking en ontwikkeling van:
    • 1. de cultuurhistorische en landschapswaarden in de vorm van de herkenbaarheid van de droogmakerij als afzonderlijke landschappelijke eenheid;
    • 2. natuurwaarden in de vorm van waardevolle graslanden, sloot- en oevervegetaties, weidevogelgebieden en plas-drassituaties;
    • 3. landschappelijk en cultuurhistorische waardevolle waterlopen;
  • f. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen en recreatief medegebruik;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-5', tevens de nevenfunctie houtzagerij met een maximumoppervlak van 400 m²;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde': een monument of beeldbepalend hoofdgebouw;

met dien verstande dat:

  • i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;
  • j. bij een combinatie van nevenfuncties het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer mag bedragen dan 500 m².

Tabel 1 Nevenfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden - Droogmakerij

nevenfunctie   toegestaan aantal m²
(of indien aangegeven een aantal of percentage)  
  bebouwing in gebruik van nevenfunctie   gebruik van onbebouwde gronden  
agrarisch verwante bedrijfsactiviteiten  
verkoop aan huis van eigen streekproducten (eventueel be- of verwerkt)   100   -  
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing   500   -  
veearts   150   -  
hoefsmederij   150   -  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten   200   -  
agrarisch natuur- en landschapsbeheer   -   gehele boerenland*  
blauwe diensten   -   gehele boerenland*  
paardenstalling/paardenpension   200   gehele boerenland* (met dien verstande dat binnen het bouwvlak het maximum 800 m? bedraagt)
 
recreatieve functies/agrotoerisme  
kano-, (roei- of elektrische) boot- of fietsenverhuur   100   -  
wandel- of fietspaden over het boerenland   -   gehele boerenland*  
bed & breakfast   100 of max. 6 eenheden   -  
kleinschalig kamperen   100   max. 25 kampeereenheden (waarvan maximaal 3 trekkershutten)
2.500  
ballonvaart   100   -  
boerengolf   100   20.000*  
overige dienstverlening  
aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten   40%   -  
natuur- en milieueducatie rondleidingen   100   gehele boerenland*  
museum/tentoonstellingsruimte/galerie/beeldentuin   200   100  

- Niet van toepassing.

* Tevens buiten het bouwvlak toegestaan.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemene bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met dien verstande dat:

  • c. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, uitsluitend binnen het bouwvlak zijn toegestaan.

3.2.2 Bouwregels ten behoeve van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen geldt naast de aanduidingen op de verbeelding tevens het volgende:

  • a. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • b. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  • c. het oppervlak van de bedrijfswoning mag inclusief aan- en uitbouwen en overkappingen ten hoogste 100 m² bedragen;
  • d. het oppervlak van bijgebouwen mag ten hoogste 30 m² bedragen;
  • e. daar waar geen goot- en bouwhoogtes op de verbeelding zijn aangegeven geldt dat de goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning ten hoogste respectievelijk 3,5 m en 9 m mogen bedragen;
  • f. daar waar geen goot- en bouwhoogtes op de verbeelding zijn aangegeven geldt dat de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen ten hoogste respectievelijk 4 m en 10 m mogen bedragen;
  • g. de dakhelling van de bedrijfswoning dient ten minste 45° en ten hoogste 60° te bedragen;
  • h. de dakhelling van bedrijfsgebouwen dient ten minste 15° te bedragen.

3.2.3 Bouwregels ten behoeve van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt naast de aanduidingen op de verbeelding tevens het volgende:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag binnen het bouwvlak voor de voorgevel ten hoogste 1 m bedragen en achter de voorgevel ten hoogste 2 m bedragen;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag buiten het bouwvlak ten hoogste 1 m bedragen;
  • c. de hoogte van voedersilo's mag ten hoogste 9 m bedragen;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag ten hoogste 6 m bedragen.

3.3 Ontheffing van de bouwregels
3.3.1 Ten behoeve van overschrijding agrarisch bouwvlak

Het dagelijks bestuur kan ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.1 sub c ten behoeve van het overschrijden van een agrarisch bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. een doelmatige bedrijfsvoering moet overschrijding van de maatvoering noodzakelijk maken;
  • b. de maatvoering mag niet verder worden overschreden dan vanwege milieuregels noodzakelijk is; indien overschrijding om andere redenen mogelijk wordt gemaakt, mag het bouwvlak met niet meer dan 25 m worden overschreden;
  • c. een verzoek om overschrijding van het bouwvlak wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige, omtrent de vraag of aan de in dit lid onder a genoemde voorwaarde is voldaan;
  • d. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt.

3.3.2 Ten behoeve van een 1e agrarische bedrijfswoning

Het dagelijks bestuur kan ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.1 sub h ten behoeve van de realisatie van een 1e agrarische bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt uitsluitend verleend indien het agrarisch bedrijf een dusdanige omvang heeft dat permanent toezicht noodzakelijk is om het bedrijf te leiden;
  • b. ontheffing wordt uitsluitend verleend indien er nog niet eerder een agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig is geweest;
  • c. ontheffing wordt uitsluitend verleend indien voldaan wordt aan de normen die de Wet geluidhinder (2007) voorschrijft;
  • d. omtrent het bepaalde in sub a dient advies te worden gevraagd bij een agrarisch deskundige.

3.3.3 Ten behoeve van extra woonruimte

Het dagelijks bestuur is bevoegd ontheffing te verlenen van de voor de bedrijfswoning geldende maximale oppervlaktemaat, teneinde het mogelijk te maken de oppervlakte van de woning te vergroten ten behoeve van de huisvesting van een rustende boer of in het kader van mantelzorg met inachtneming van het volgende:

  • a. aan een verzoek om ontheffing voor extra woonruimte wordt uitsluitend medewerking verleend indien sprake is van een duurzaam, volwaardig agrarisch bedrijf en of de extra woonruimte noodzakelijk is voor de huisvesting van een rustende boer of ten behoeve van mantelzorg;
  • b. uitbreiding van de woning dient plaats te vinden aansluitend aan de bestaande woning in de vorm van een aanbouw;
  • c. de oppervlakte van de aanbouw bedraagt ten hoogste 40 m²;
  • d. het aantal bouwlagen van de aanbouw bedraagt ten hoogste 1.

3.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is niet toegestaan gronden en of bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor de teelt van ruwvoeder voor meer dan 10% van de gronden behorende bij een in het plangebied gelegen bedrijf waarbij de gronden duurzaam in gebruik zijn en de teelt bedoeld is voor de eigen bedrijfsvoering. Dit betreft zowel gronden die in eigendom zijn als gronden die langdurig via huur of pacht deel uitmaken van het bedrijf.
  • b. Paardenbakken buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan.

3.5 Ontheffing van de gebruiksregels
3.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Het dagelijks bestuur kan ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van een of meer in tabel 2 aangegeven nevenfuncties, met inachtneming van het volgende:

  • a. de nevenfuncties dienen te allen tijde ondergeschikt te zijn aan de hoofdfunctie en de nevenfuncties dienen binnen het bouwvlak plaats te vinden, tenzij in tabel 2 is aangegeven dat het gehele boerenland gebruikt mag worden;
  • b. van de ontheffingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige waarden, zoals genoemd in lid 3.1 sub d, de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • c. van de ontheffingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien hierdoor geen significante verstoring optreedt van het leefgebied van de soorten die bepalend zijn geweest voor de aanwijzing van de Natura 2000-gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet;
  • d. in tabel 2 is aangegeven welk oppervlak aan bebouwing ten behoeve van de nevenfunctie ten hoogste mag worden bebouwd en welk oppervlak aan onbebouwde gronden ten hoogste mag worden gebruikt;
  • e. voor de nevenfunctie is buitenopslag in geen geval toegestaan;
  • f. ten behoeve van de nevenfunctie mogen geen nieuwe bedrijfswoningen worden gebouwd;
  • g. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • h. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden binnen het bouwvlak;
  • i. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 500 m²;
  • j. een verzoek om toepassing van deze ontheffingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de natuur- en landschapsdeskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder b en c van dit lid wordt voldaan.

Tabel 2 Nevenfuncties via ontheffing ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden - Droogmakerij

nevenfunctie   toegestaan aantal m²  
  bebouwing in gebruik van nevenfunctie   gebruik van onbebouwde gronden  
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten  
hoveniersbedrijf zonder kassen of teeltondersteunende voorzieningen   200   -  
opslag en stalling van niet-agrarische producten in bestaande bebouwing   500   -  
recreatieve functies/agrotoerisme  
kinderboerderij   100   1.500  
kleinschalige horecagelegenheid   100   50  
kampeerboerderij   100   -  
survivalactiviteiten, excursiebedrijf   100   gehele boerenland*  
overige dienstverlening  
sociale functie (zoals zorgboerderij, kinderopvang, resocialisatie)   200   gehele boerenland*  
dierenpension   200   100  

- Niet van toepassing.

* Tevens buiten het bouwvlak toegestaan.

3.5.2 Algemene ontheffing nevenfuncties

Het dagelijks bestuur kan ontheffing verlenen van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in tabel 2, teneinde nevenfuncties toe te staan die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 2 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 3.5.1.

3.5.3 Ten behoeve van de teelt van ruwvoeder

Het dagelijks bestuur kan ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.4 sub a ten behoeve van het verruimen van het percentage van de bij het agrarisch bedrijf duurzaam in gebruik zijnde gronden, met inachtneming van het volgende:

  • a. het percentage van de bij het agrarisch bedrijf duurzaam in gebruik zijnde gronden ten behoeve van ruwvoederteelt mag met ten hoogste 10% worden verruimd;
  • b. de duurzaam in gebruik zijnde gronden behoren tot een in het plangebied gelegen agrarisch bedrijf;
  • c. de ruwvoederteelt is uitsluitend bedoeld voor de eigen agrarische bedrijfsvoering;
  • d. de landschappelijke samenhang dient niet verstoord te worden.

3.6 Aanlegvergunning
3.6.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het dagelijks bestuur (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen, paden (niet zijnde kavelpaden) of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het beplanten of bijplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet of gedeeltelijk reeds met legale houtgewassen waren beplant, met dien verstande dat hieronder niet wordt verstaan het aanleggen van windsingels binnen 15 m van of aansluitend op agrarisch bouwvlakken;
  • f. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen;
  • h. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen.

3.6.2 Uitzonderingen op aanlegverbod

Het verbod als bedoeld in lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

3.6.3 Voorwaarde voor de aanlegvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de cultuurhistorische, landschaps- en natuurwaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

De aanlegvergunning wordt in ieder geval niet verleend indien hierdoor significante verstoring optreedt van het leefgebied van de soorten die bepalend zijn geweest voor de aanwijzing van de Natura 2000-gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet.

3.6.4 Advisering over de aanlegvergunning

Een aanlegvergunning zoals bedoeld in lid 3.6.1 wordt uitsluitend verleend indien uit een advies van de cultuurhistorische en/of natuur- en landschapsdeskundige blijkt of op een andere wijze wordt aangetoond dat voldaan wordt aan het bepaalde in lid 3.6.3.

3.6.5 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 3.6.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Niet-agrarische vervolgfuncties

Het dagelijks bestuur is, indien sprake is van een algehele bedrijfsbeëindiging van een ter plaatse gevestigd agrarisch bedrijf, bevoegd de bestemming van het betreffende agrarische bouwvlak te wijzigen ten behoeve van de vervolgfuncties wonen en woon-zorgcomplex, met inachtneming van het volgende:

  • a. planwijziging wordt uitsluitend toegestaan indien aanwezige waarden, zoals genoemd in lid 3.1 sub d, de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • b. planwijziging wordt uitsluitend toegestaan indien hierdoor geen significante verstoring optreedt van het leefgebied van de soorten die bepalend zijn geweest voor de aanwijzing van de Natura 2000-gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet;
  • c. planwijziging wordt uitsluitend toegestaan indien de wijziging past binnen de kaders van het Beeldkwaliteitsplan zoals is vastgesteld op 28 januari 2009;
  • d. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • e. de vervolgfunctie mag uitsluitend binnen het bouwvlak plaatsvinden;
  • f. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • g. de bestemming van het gehele bouwvlak dient gewijzigd te worden in de bestemming Maatschappelijk met een passende aanduiding of in de bestemmingen Wonen, Wonen met de specifieke bouwaanduiding-3, Tuin en/of Agrarisch met waarden - Droogmakerij;
  • h. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid, tenzij elders in de regels anders is bepaald;
  • i. in het wijzigingsplan wordt bepaald dat op de verbeelding voor het betreffende perceel een specifieke bouwaanduiding wordt opgenomen, waaruit blijkt dat het een vervolgfunctie betreft op een voormalig agrarisch bouwvlak;
  • j. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de cultuurhistorisch en/of natuur- en landschapsdeskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder a en/of b van dit lid wordt voldaan.

3.7.2 Saneringsregeling bedrijfsgebouwen in ruil voor extra woning

Het dagelijks bestuur is bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van één extra woning, in ruil voor afbraak van ten minste 750 m² van de op het bouwvlak aanwezige bedrijfsgebouwen, die noch solitair noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van de nieuwe woning inclusief aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • b. het oppervlak van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 40 m²;
  • c. planwijziging wordt uitsluitend toegestaan indien er sprake is van algehele bedrijfsbeëindiging;
  • d. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • e. de bestemming van het deel van het bouwvlak dat wordt gebruikt ten behoeve van de nieuwe woning, dient gewijzigd te worden in de bestemmingen Wonen, Wonen met de specifieke bouwaanduiding-3 en Tuin;
  • f. de bouw van de nieuwe woning ter plaatse niet is toegestaan wanneer er een onevenredige aantasting plaatsvindt van cultuurhistorische waarden die op het bouwvlak aanwezig zijn;
  • g. planwijziging wordt uitsluitend toegestaan indien voldaan wordt aan de normen die de Wet geluidhinder (2007) voorschrijft;
  • h. na planwijziging is het bepaalde in de artikelen 20 en 23 van overeenkomstige toepassing;
  • i. voor het overige dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 35 lid 35.2.

3.7.3 Vergroten agrarische bouwvlakken

Het dagelijks bestuur is bevoegd ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven de op de verbeelding aangegeven begrenzing van het bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van het volgende:

  • a. planwijziging wordt uitsluitend toegestaan, indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is; hiervan is in ieder geval sprake indien wijziging van het bouwvlak op grond van de milieuwetgeving of uit oogpunt van dierwelzijn noodzakelijk is;
  • b. planwijziging wordt uitsluitend toegestaan indien aanwezige waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • c. planwijziging wordt uitsluitend toegestaan indien hierdoor geen significante verstoring optreedt van het leefgebied van de soorten die bepalend zijn geweest voor de aanwijzing van de Natura 2000-gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet;
  • d. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • e. het oppervlak van het bouwvlak mag met maximaal 50% worden vergroot tot een maximum van 1,5 ha;
  • f. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder a van dit lid wordt voldaan;
  • g. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de cultuurhistorisch en/of natuur- en landschapsdeskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder b en/of c van dit lid wordt voldaan.

3.7.4 Natuurontwikkeling

Het dagelijks bestuur is bevoegd om ten behoeve van natuurontwikkeling de bestemming Agrarisch met waarden - Droogmakerij te wijzigen in de bestemming Natuur, met inachtneming van het volgende:

  • a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden als reservaat- of natuurontwikkelingsgebied in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie dan wel, indien verwerving door een terreinbeherende instantie niet aan de orde is, de afspraken met betrekking tot de inspanningsverplichtingen en vergoedingen om tot bepaalde natuurdoeltypen te komen, in een conceptnotariële akte zijn vastgelegd;
  • b. planwijziging mag uitsluitend worden toegepast ten behoeve van behoud en ontwikkeling van natuur die aansluit bij natuurwaarden die voor het gebied karakteristiek zijn in de vorm van waardevolle graslanden, sloot- en oevervegetaties, weidevogelgebieden en plas-drassituaties.