direct naar inhoud van Artikel 22 Water
Plan: Landelijk Noord
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.N0910BPSTD-OW01

Artikel 22 Water

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en verkeer te water;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats': een ligplaats voor woonschepen in de vorm van woonboten, woonarken, buitencategorie woonboten en woonvaartuigen met bijbehorende objecten en steigers en in samenhang daarmee aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-7': een aannemersbedrijf gevestigd in/op één bedrijfsvaartuig;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-8': een tankstation voor schepen gevestigd in/op twee bedrijfsvaartuigen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'steiger': een steiger, niet zijnde steigers behorende bij woonboten, buitencategorie woonboten, woonarken en woonvaartuigen, voor één of meerdere boten.

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen, geen overkappingen, geen damwanden, geen steigers en geen terrassen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van het volgende:

  • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op voorzieningen ten behoeve van verkeer te water;
  • c. de breedte van bruggen ten behoeve van de ontsluiting van percelen met de bestemming Agrarisch met waarden–Droogmakerij, Agrarisch met waarden–Kerngebied Veenweide, Agrarisch met waarden–Veenweidegebied en Bedrijf bedraagt maximaal 4 m ter plaatse van een landhoofd maximaal 8 m;
  • d. de breedte van bruggen ten behoeve van de ontsluiting van bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden–Droogmakerij, Agrarisch met waarden–Kerngebied Veenweide, Agrarisch met waarden–Veenweidegebied bedraagt maximaal 5 m mag en ter plaatse van een landhoofd maximaal 10 m;
  • e. de breedte van overige bruggen bedraagt maximaal 3 m en ter plaatse van een landhoofd maximaal 6 m.
  • f. het aantal steigers ter plaatse van de aanduiding 'steiger' bedraagt ten hoogste 1;
  • g. het aantal woonschepen ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats voor woonschepen' bedraagt ten hoogste 1 tenzij middels een maatvoeringaanduiding anders is aangegeven;
  • h. het aantal bedrijfsvaartuigen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-7' bedraagt ten hoogste 1;
  • i. het aantal bedrijfsvaartuigen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-8' bedraagt ten hoogste 2;
  • j. het aantal objecten bedraagt ten hoogste 1 per woonschip;
  • k. voor de woonboten en buitencategorie woonboten ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats voor woonschepen' en voor bedrijfsvaartuigen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-7' en 'specifieke vorm van bedrijf-8' gelden de volgende maxima*:
    • 1. lengte: 35 m;
    • 2. breedte: 6 m;
    • 3. hoogte: 3 m, waarbij de maximale hoogte over maximaal 20% van de lengte 4,5 m is;
  • l. voor woonvaartuigen ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats voor woonschepen' gelden de volgende maxima*:
    • 1. lengte: 25 m;
    • 2. breedte: 6 m;
    • 3. hoogte: 3 m, waarbij de maximale hoogte over maximaal 20% van de lengte 4,5 m is;
  • m. voor woonarken ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats voor woonschepen' gelden de volgende maxima*:
    • 1. lengte: 20 m;
    • 2. breedte: 6 m;
    • 3. hoogte: 3 m, waarbij de maximale hoogte over maximaal 20% van de lengte 4,5 m is;
  • n. de breedte van steigers ten behoeve van woonboten, buitencategorie woonboten, woonarken en woonvaartuigen en bedrijfsvaartuigen bedraagt ten hoogste 1,5 m;
  • o. de hoogte van objecten bedraagt ten hoogste 1,5 m;
  • p. de oppervlakte van objecten bedraagt ten hoogste 70% van de oppervlakte van het woonschip met een maximum van 80 m², met dien verstande dat het object ten hoogste 30% van de ruimte tussen de bestemming Verkeer en het woonschip in beslag mag nemen;
  • q. de oppervlakte van bebouwing op objecten bedraagt ten hoogste 10 m²;
  • r. de hoogte van bebouwing op objecten bedraagt ten hoogste de modale hoogte van het woonschip met een maximum van 3 m;
  • s. de afstand van het object tot de bestemming Verkeer bedraagt ten minste 3 m.

* woonschepen die op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan reeds een vergunde ligplaats met afwijkende maatvoering hebben, mogen deze ligplaats met bijbehorende maatvoering blijven innemen tot het moment dat het betreffende woonschip wordt vervangen.

22.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Op de gronden met de bestemming Water is - in samenhang daarmee - ook het gebruik toegestaan van gedeelten van woonboten, woonschepen of woonvaartuigen te gebruiken voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 40% van het vloeroppervlak van het woonschip.
  • b. Het is niet toegestaan een woonboot, buitencategorie woonboot, woonvaartuig, woonark of objecten te gebruiken of te laten gebruiken voor opslag ten behoeve van bedrijfs- of handelsdoeleinden.
  • c. Het is niet toegestaan de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken ten dienste voor aanleg- en/of terrasvlonders alsmede boothuizen al dan niet in of boven water.

22.4 Wijzigingsbevoegdheid
22.4.1 Ten behoeve van steigers

Het dagelijks bestuur is bevoegd ten behoeve van de realisatie van clustersteigers de op de verbeelding aangegeven begrenzing van de aanduiding 'steiger' te wijzigen, de aanduiding 'steiger' op te nemen of de aanduiding 'steiger' te verwijderen, met inachtneming van het volgende:

  • a. het aantal clustersteigers bedraagt ten hoogste 10;
  • b. de tussenruimte tussen de clustersteigers bedraagt ten minste 25 m;
  • c. de lengte en breedte van de steiger mogen niet meer bedragen dan 15 m x 1,5 m;
  • d. voorwerpen, opstallen en bouwwerken op de steigers en de dijk zijn niet toegestaan;
  • e. deze wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de natuur- en landschapswaarden niet in onevenredige mate worden aangetast;
  • f. de steigers alleen bedoeld zijn ten behoeve van de recreatievaartuigen;
  • g. alvorens medewerking te verlenen aan deze wijzigingsbevoegdheid wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder omtrent te voorgenomen ontwikkeling.