Plan: | Bestemmingsplan Stationsgebied CAN |
---|---|
Plannummer: | N0904BPSTD |
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.N0904BPSTD-OH01 |
Nationaal Milieubeleidsplan 4
In het Nationaal Milieubeleidsplan 4 is beleid geformuleerd voor het terugdringen van de risico's die samenhangen met productie, opslag, gebruik en transport van gevaarlijke stoffen. Deze risico's leggen beperkingen op aan de directe omgeving. Aan de andere kant wil de overheid de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk benutten. Dit maakt een goede afstemming tussen het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid noodzakelijk. Het beleid van de gemeente Amsterdam is erop gericht de risico's zoveel mogelijk te beheersen. De landelijke risiconormen zijn daarbij leidend.
Het Amsterdamse beleid aangaande het transport van gevaarlijke stoffen binnen de gemeentegrens is vastgelegd in de volgende documenten:
Wet vervoer gevaarlijke stoffen
De Wet vervoer gevaarlijke stoffen (1996) regelt de wijze van vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, per spoor en over de binnenwateren; hierin is onder andere vastgelegd welke stoffen behoren tot de categorie 'gevaarlijke stoffen' en dat het transport binnen de bebouwde kom zoveel mogelijk dient te worden vermeden. In deze wet is ook vastgelegd dat gemeenten zelf de route voor gevaarlijke stoffen mogen aanwijzen. Om bij ruimtelijke ontwikkelingen het vervoer van gevaarlijke stoffen te laten voldoen aan de externe veiligheidsnormen moet het bevoegd gezag rekening houden met het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen
Het externe veiligheidsbeleid voor vervoer van gevaarlijke stoffen is vastgelegd in de nota "Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (nota Rnvgs) die op 4 augustus 2004 is gepubliceerd in de Staatscourant (de laatste wijziging is op 1 januari 2010 van kracht geworden). Deze circulaire werkt dit beleid verder uit. De circulaire is opgesteld door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en beschrijft het rijksbeleid voor veiligheidsbelangen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het Ministerie van Verkeer & Waterstaat verzoekt gemeenten, provincies en infrabeheerders bij besluitvorming over veiligheidsbelangen (vervoers- en omgevingsbesluiten) rekening te houden met de circulaire.
Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico nog buiten deze 200 meter strekken. Bij de motivering van het GR kan de "Handreiking verantwoording groepsrisico" gebruikt worden.
Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen
Voor externe veiligheid omtrent buisleidingen geldt de circulaire "Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen" uit 1984 en de circulaire "Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de k1-, k2- en k3-categorie" uit 1991. In het geval van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bestaande buisleidingen voor aardgastransport dient de toekomstige verandering van de omgeving te worden getoetst aan de aan te houden veiligheidsafstanden tot deze leidingen.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Het besluit is in werking getreden op 27 oktober 2004 en legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten waardoor risico's ontstaan voor mensen die in de buurt wonen of werken. Het besluit wil die risico's beperken. Het verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf 1 april 2004 bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen rekening te houden met externe veiligheid. Dit betekent bijvoorbeeld dat woningen op een bepaalde afstand moeten staan van een bedrijf dat werkt met gevaarlijke stoffen. Het Bevi bevat regels voor het plaatsgebonden- en het groepsrisico. Een gemeente of provincie mag gemotiveerd van de oriënterende waarde voor het groepsrisico afwijken. Tevens moet de gemeente of provincie onder andere aandacht besteden aan de zelfredzaamheid van de bevolking en aan de mogelijkheden voor hulpverlening bij een ongeval in een risicobedrijf, bijvoorbeeld de bereikbaarheid voor ambulances en brandweer.
Besluit risico's zware ongevallen
Op 19 juli 1999 is het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo 1999) in werking getreden als uitvloeisel van de Seveso II richtlijn van de Europese Unie. Het Brzo 1999 stelt eisen aan het veiligheidsbeleid van bedrijven die op grote schaal met gevaarlijke stoffen werken. Doelstelling is het voorkomen en beperken van ongevallen met gevaarlijke stoffen. Daartoe moeten bedrijven onder meer over een veiligheidsbeleid en een veiligheidsbeheerssysteem beschikken. Sommige bedrijven moeten daarnaast ook nog een veiligheidsrapport opstellen en indienen bij de overheid.