|
In het transformatiegebied Amstelkwartier tweede fase, binnen Overamstel, ligt een gasleiding welke voor de herontwikkeling van dit gebied gedeeltelijk moet worden verlegd.
Het gebied Overamstel, waar het plangebied deel van uitmaakt, wordt getransformeerd van een "traditioneel" werkgebied naar een gemengd grootstedelijk woon-werkgebied. Deze transformatie is een complex proces, dat niet in één keer gerealiseerd kan worden. Om deze stapsgewijze transformatie voor elkaar te krijgen, is het gebied Overamstel opgedeeld in deelgebieden, die elk een logisch geheel vormen. Voor alle deelgebieden worden bestemmingsplannen opgesteld.
Figuur 1: Overzicht deelgebieden Overamstel
Voor het deelgebied Amstelkwartier tweede fase is in 2013 een bestemmingsplan opgesteld, waarmee een transformatie van het gebied beoogd wordt. Het plan voorziet in een uit te werken woonbestemming, waarbinnen maximaal 700 woningen gerealiseerd kunnen worden. Het uitwerkingsplan 'Amstelkwartier tweede fase weststrook noord' dat hiervoor is opgesteld doorloopt een eigen procedure. Langs de uit te werken bestemming, onder de weg evenwijdig aan het park, ligt een hogedruk aardgasleiding van 16 inch, 40 bar gasleiding die naar het nieuwe gasontvangstation in deelgebied Amstelkwartier tweede fase leidt.
Figuur 2: Plankaart Bestemmingsplan Amstelkwartier tweede fase
Om de woningbouwontwikkelingen in Amstelkwartier tweede fase weststrook mogelijk te maken is het verplaatsen van de gasontvangstation (GOS) en de gasexpantieturbine (GET) van de Spaklerweg naar het voormalige regulateursgebouw noodzakelijk (in figuur 2 paars). Het monumentale gebouw bestaat uit twee delen.
Figuur 3: Overzicht gebouwen
In eerste instantie zou het GOS in gebouw 32B komen en de GET in gebouw 32C komen. Hierop was het vorige bestemmingsplan gebaseerd. Er is echter ervoor gekozen om geen GET meer te gaan exploiteren waardoor gebouw 32C beschikbaar kwam voor een andere functionaliteit. Hierdoor was het mogelijk het gasverdeelstation (GVS), nu gehuisvest 32A, te realiseren in 1 van de 2 monumentale gebouwen. Vanuit de gemeente bestond de wens om het gebouw 32A te verwijderen. Het is een gebouw dat niet past bij de andere monumentale panden in het gebied en door het verwijderen van het gebouw wordt de parkomgeving uitgebreid.Hierdoor wordt meer recht gedaan aan de oorspronkelijke structuur van de gasfabriek met losse bouwwerken in een groene omgeving.
Gebouw 32C was echter niet groot genoeg om het GVS te huisvesten. Gebouw 32B is dat wel, daarom is er voor gekozen om het GOS naar 32C ter verschuiven zodat 32B vrij kwam voor het GVS. Gebouw 32A kan hierdoor gesloopt worden.
Hiervoor dient de gasleiding die eerder in het bestemmingsplan Amstelkwartier tweede fase was bestemd, gedeeltelijk verlegd te worden van gebouw 32B naar 32 C.
Met behulp van dit wijzigingsplan wordt dit nieuwe leidingtracé van de gasleiding bij de nieuwe GVS/GOS vastgelegd.
De gasleiding ligt binnen het plangebied van Amstelkwartier tweede fase, binnen het transformatiegebied Overamstel. De te verleggen gasleiding waar voorliggend wijzigingsplan op toeziet ligt in de groenzone rond het nieuwe Gasontvangstation. Het transformatiegebied Overamstel is gunstig gelegen binnen de ring en ligt centraal tussen de drie grootstedelijke centra van Amsterdam: het centrum, de Zuidas en het Centrumgebied Zuidoost. Dicht bij de stad, maar ook dicht bij het groene buitengebied van de Amstelscheg. Daarnaast vormt het een overgang van de stad naar het Amstelbusinesspark en Amstel III.
Figuur 4: Plangebied bron: AtlasAmsterdam
Dit wijzigingsplan maakt de verlegging van de gasleiding mogelijk naar het nieuwe gasontvangstation. De verlegging betreft de leiding W-534-02-KR-001-A16, (16 inch, 40 bar). De nieuwe leiding buigt net voor de nieuwe gasontvangstation naar het zuidwesten af en loopt langs het gebouw en zal halverwege het gebouw in gaan.
Aan weerszijden van de leiding geldt een belemmeringsstrook van 4 meter (gerekend vanuit het hart van de leiding), waarbinnen geen nieuwe bebouwing is toegestaan. Met het verleggen van de gasleiding wordt de afstand van de gasleiding tot de toekomstige woningen van Amstelkwartier, 2-de fase weststrook, iets kleiner. In navolgende figuur 5 is de beoogde ligging weergegeven zoals bij het opstellen van het ontwerp wijzigingsplan was voorzien (zwart gestippeld). Nadien is die ligging in het vast te stellen wijzigingsplan aangepast (zie hierna onder 'vaststelling wijzigingsplan').
Figuur 5: Voorgestelde ligging in Amstelkwartier tweede fase (rood gestippeld) en nieuwe ligging gasleiding zoals opgenomen in het ontwerp wijzigingsplan (zwart gestippeld)
Vaststelling wijzigingsplan
In de huidige (voormalige) situatie zijn er leidingen van Liander bij het Gasontvangststation (GOS) aanwezig waar bij de keuze voor het tracé zoals die in de het ontwerp wijzigingsplan was opgenomen (zie voorgaande figuur 5), rekening mee was gehouden. Dit door de leiding van Gasunie zover mogelijk van het GOS te projecteren. Nadien heeft overleg plaatsgevonden tussen Liander en Gasunie waarbij door Liander aan Gasunie is aangegeven dat de leidingen van Liander worden gerooid. Hierdoor ontstaat ruimte om de nieuwe hoge druk aardgasleiding, aanverwante leidingen en vloeistofvanger van Gasunie dichter bij het GOS te projecteren dan aanvankelijk in het ontwerp wijzigingsplan was weergegeven met de dubbelbestemming Leiding - Gas (L-G). Door Gasunie is voorts aangegeven dat in het ontwerp wijzigingsplan niet alle leidingen bij het GOS/GVS waren opgenomen. De nieuwe situatie zoals ontvangen van Gasunie is in het vast te stellen wijzigingsplan verwerkt en is op navolgende afbeelding weergegeven (figuur 6). Het gebied van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' is in het vast te stellen wijzigingsplan (figuur 7) afgestemd op onderstaande tekening waarbij de belemmeringstroken een breedte hebben van 4 m aan weerszijde van de leidingen en vloeistofvanger. Ten opzichte van het ontwerp wijzigingsplan ligt de dubbelbestemming Leiding - Gas nu dichter bij het GOS.
Figuur 6: Opstellingsplan in- en uitlaatleiding GOS W-353 Amsterdam Zuidergas (status 2017-06-23)
Figuur 7: Gebiedsaanduiding Leiding-Gas na ter inzage legging van het ontwerp wijzigingsplan, aangepast en afgestemd op Opstellingsplan in- en uitlaatleiding GOS W-353 Amsterdam Zuidergas, status 2017-06-23
Ter plaatse geldt het op 27 november 2013 vastgestelde bestemmingsplan 'Amstelkwartier tweede fase'. De gasleiding ligt binnen de vigerende bestemmingen 'Bedrijf' en 'groen'. Het nieuwe tracé van de gasleiding ligt anders dan voorzien is in het bestemmingsplan en kan uitsluitend verlegd worden door gebruik te maken van een wijzigingsbevoegdheid.
Figuur 8: Uitsnede plankaart Amstelkwartier 2e fase
Het bestemmingsplan 'Amstelkwartier tweede fase' voorziet in een mogelijke verlegging van de gasleiding. Er is in artikel 29.3 de volgende wijzigingsbevoegdheid opgenomen:
Het bevoegd gezag is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, met dien verstande dat binnen de bestemmingen Verkeer - 1 en 2, Groen, Wonen - uit te werken en Bedrijf de situering van de dubbelbestemming "Leiding - Gas" gewijzigd en/of verwijderd wordt mits geen afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding en de plaatsgebonden risicocontour 10-6 gelegen is binnen de zone(s). Alvorens toepassing te verlenen aan deze regel wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de leiding.
Door gebruik te maken van de hiervoor genoemde wijzigingsbevoegdheid kan de gasleiding verlegd worden.
Bij Raadsbesluit van 13 juli 2005 is het gebied Overamstel aangewezen tot grootstedelijk project. Het project Overamstel betreft een complex en uniek project, dat vraagt om een eenduidige bevoegdhedenverdeling. De voorbereidingsprocedure ligt bij de centrale stad. Voor grootstedelijke gebieden geldt dat de voorbereiding stedelijk plaats vindt. Het ontwerp wijzigingsplan wordt door het college van B&W vrij gegeven voor ter inzage legging en het college van B&W stelt het wijzigingsplan ook vast.
Op grond van de Verordening op de bestuurscommissie moet advies worden ingewonnen bij de bestuurscommissie als het college van burgemeester en wethouders voornemens is een besluit te nemen waarbij de belangen van één of meer stadsdelen zijn betrokken.
Het 'tweede wijzigingsplan Amstelkwartier tweede fase, gasleiding' bestaat uit de verbeelding (plankaart) en planregels met de daarbij behorende toelichting. Op de verbeelding is de beoogde bestemming in het plangebied weergegeven. Deze bestemming is gerelateerd aan de in de planregels opgenomen juridische regeling. De verbeelding en de planregels vormen samen de planregeling, zoals deze door de stadsdeelraad wordt vastgesteld. De toelichting geeft de achtergronden (relevant beleid, resultaten van onderzoeken) en de onderbouwing bij de planregeling.
Voor het beleidskader, het ruimtelijke kader en de meeste milieuaspecten wordt in de hoofdstukken 2 t/m 4 verwezen naar de betreffende hoofdstukken van bestemmingsplan Amstelkwartier tweede fase.
Hoofdstuk 5 en 6 beschrijven de milieuaspecten die relevant zijn voor de verlegging van de gasleiding, namelijk 'externe veiligheid' en 'bodem'. De juridische planbeschrijving vindt plaats in hoofdstuk 7. De hoofdstukken 8 en 9 behandelen de economische en maatschappelijke haalbaarheid.
In het bestemmingsplan 'Amstelkwartier tweede fase' (het zogenaamde 'moederplan') wordt het relevante rijksbeleid, provinciale beleid, het regionale beleid en het gemeentelijke beleid uitgebreid uiteen gezet in hoofdstuk 3 van de toelichting. Voorliggend wijzigingsplan maakt deel uit van het 'moederplan'. Voor het voorliggende wijzigingsplan is er geen ander actueel beleid van toepassing, dan zoals besproken in het genoemde bestemmingsplan. Voor een overzicht van het beleidskader wordt daarom verwezen naar hoofdstuk 3 van de toelichting van bestemmingsplan 'Amstelkwartier tweede fase' (met identificatienummer NL.IMRO.0363.M1103BPGST-VG01).
Voor wat betreft de ruimtelijk-functionele aspecten en de stedenbouwkundige aspecten van de herontwikkeling van Overamstel wordt verwezen naar hoofdstuk 4 van bestemmingsplan 'Amstelkwartier tweede fase' (met identificatienummer NL.IMRO.0363.M1103BPGST-VG01).
De hoofdstukken 5 t/m 16 van bestemmingsplan 'Amstelkwartier tweede fase' (met identificatienummer NL.IMRO.0363.M1103BPGST-VG01) behandelt alle aspecten die een rol spelen bij de herontwikkeling van Overamstel. Met dit wijzigingsplan wordt een gedeeltelijke verlegging van de in het bestemmingsplan Amstelkwartier tweede fase reeds positief bestemde (en daarmee bestaande) gasleiding mogelijk gemaakt. Voor de gedeeltelijke verplaatsing van de gasleiding zijn de volgende milieuaspecten van belang:
Voor de milieuaspecten wordt verwezen naar de betreffende hoofdstukken in de toelichting van het bestemmingsplan 'Amstelkwartier tweede fase'. In aanvulling hierop wordt in dit hoofdstuk nader ingegaan op:
Voor een uitgebreide beschrijving van de externe veiligheidsaspecten die spelen bij de herontwikkeling van Overamstel wordt verwezen naar hoofdstuk 9 van bestemmingsplan 'Amstelkwartier tweede fase'. Ook voor een beschrijving van het beleid en regelgeving wordt naar het bestemmingsplan verwezen. Dit hoofdstuk beperkt zich tot het beschrijven van de risico's van het verleggen van een deel van de gasleiding.
De externe veiligheidsrisico's van het verleggen van de hogedruk aardgasleiding is in combinatie met de ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt met het uitwerkingsplan voor Amstelkwartier tweede fase, onderzocht (zie bijlage 1). Onderzocht is of voldaan wordt aan de grenswaarde van het plaatsgebonden risico en wat de hoogte van het groepsrisico is in de bestaande en de nieuwe situatie.
Het plaatsgebebonden risico van de leiding is nergens hoger dan de grenswaarde van 10-6 per jaar. Er wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico.
Het invloedsgebied van de verlegde gasleiding wordt in onderstaande verbeelding weergegeven.
Figuur 9: Invloedsgebied verlegde gasleiding
De beoogde ontwikkeling van Amstelkwartier, 2-de fase ligt deels binnen de 1 - 100% letaliteitszone (in figuur 8 het buitenste paars-bruine gebied) en deels binnen de 100% letaliteitszone (in figuur 8 het binnenste rood-roze gebied). De orientatiewaarde voor het groepsrisico wordt in de huidige en toekomstige situatie niet overschreden. Het groepsrisico neemt als gevolg van de ontwikkelingen in Amstelkwartier tweede fase weststrook, ten opzichte van de huidige situatie wel met meer dan 10% toe (van 0,31 maal de orienterende waarde naar 0,44 de orienterende waarde).
Het plangebied ligt in het invloedsgebied van een vijftal hoge druk aardgasleidingen. De oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt overschreden in het inventarisatiegebied (N.B. Het inventarisatiegebied is groter dan het plangebied Amstelkwartier tweede fase en betreft de gebieden van de bestemmingsplannen Weespertrekvaart Midden, Park de Meer en Rivierenbuurt en de omliggende gebieden in Amstelkwartier), het groepsrisico bedraagt 1,2 maal de oriëntatiewaarde. Het leidingdeel met het hoogste groepsrisico in het inventarisatiegebied ligt niet in het plangebied van het uitwerkingsplan voor de weststrook van Amstelkwartier tweede fase. De ruimtelijke ontwikkeling van het gebied Amstelkwartier tweede fase weststrook heeft echter wel een invloed op de hoogte van het groepsrisico. De toename van het groepsrisico is groter dan 10%. Omdat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico overschreden wordt is een volledige verantwoording van het groepsrisico nodig, zoals opgenomen in Artikel 12 van het Bevb.
Door de kans reducerende maatregel “striktere begeleiding bij werkzaamheden” (voor de leiding 3868_leiding-W-534-01-deel-1) kan het groepsrisico verlaagd worden tot onder de oriëntatiewaarde. Ook dan blijft een volledige verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk omdat de toename van het groepsrisico groter is dan 10% en het groepsrisico groter is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.
Op basis van de risicoanalyse is door de regionale brandweer advies uitgebracht (bijlage 2). Dit advies is als input gebruikt bij het opstellen van de verantwoording en de beoordeling van de veiligheidssituatie. De wijzigingen van de leiding zijn van een beperkte invloed, hierdoor blijft het advies van de brandweer met kenmerk 000021/RoEv-2013 van 14 juni 2013 van kracht.
De verantwoording van het groepsrisico volgens het Bevb dient de volgende onderdelen te bevatten:
1. De aanwezige en de op grond van het besluit te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied van de buisleiding of buisleidingen die het groepsrisico mede veroorzaakt of veroorzaken.
Het aantal personen in het plangebied van het uitwerkingsplan voor Amstelkwartier tweede fase weststrook neemt niet toe ten opzichte van de situatie in het 'moederplan' Amstelkwartier tweede fase. De dichtheid van personen in het invloedsgebied van de vijf hoge druk aardgasleidingen neemt echter wel toe daar de nieuwe bebouwing in het uitwerkingsplan voor de weststrook van Amstelkwartier tweede fase in specifieke bouwvlakken komt in de invloedsgebieden. De beperkte verlegging van de gasleiding waar voorliggend wijzigingsplan op toeziet maakt dat niet anders.
2. Het groepsrisico per kilometer buisleiding op het tijdstip waarop het besluit wordt vastgesteld en de bijdrage van de in dat besluit toegelaten kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico, vergeleken met de lijn die de kans weergeeft op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-4 per jaar en de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-6 per jaar.
De hoogte van het groepsrisico neemt toe voor vier van de hoge druk aardgasleidingen. Het hoogste groepsrisico in de nieuwe situatie bedraagt 0,59 maal de oriëntatiewaarde bij het plangebied (betreft leiding W-534-01-deel-1 bij het bestemmingsplangebied Weespertrekvaart West) en 1,2 maal de oriëntatiewaarde in het inventarisatiegebied. In het inventarisatiegebied wordt de oriëntatiewaarde van het groepsrisico dus overschreden.
3. Indien mogelijk, de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die worden toegepast door de exploitant van de buisleiding die dat risico mede veroorzaakt
De kans verlagende maatregel “striktere begeleiding bij werkzaamheden” (voor de leiding 3868_leiding-W-534-01-deel-1) leidt tot een groepsrisico dat onder de oriëntatiewaarde ligt. Met de Gasunie is afgesproken deze maatregel toe te passen om de kans te reduceren.
4. andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico en de voor- en nadelen daarvan
Deze mogelijkheden zijn in het kader van de beperkte verlegging van de gasleiding niet onderzocht.
5. De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst
De kans verlagende maatregel “striktere begeleiding bij werkzaamheden” (voor de leiding 3868_leiding-W-534-01-deel-1) leidt tot een groepsrisico dat in het inventarisatiegebied onder de oriëntatiewaarde ligt.
6. De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval
Mogelijke maatregelen uit het brandweeradvies:
a) Bronmaatregelen:
1) Voorzieningen treffen die de kans op een ongeval met de hogedruk aardgasleiding in het plangebied verkleinen, zoals het markeren en vrijhouden van de leidingstraat en het beschermen van de leiding tegen beschadigingen door graafwerkzaamheden. Voorliggend wijzigingsplan sluit daar met het opnemen van belemmeringstroken (dubbelbestemming Leiding - Gas) in planologisch-juridisch opzicht op aan. Met de dubbelbestemming is geregeld dat nieuwe bebouwing in het op de verbeelding weergegeven gebied niet is toegestaan en dat voor het uitvoeren van werkzaamheden (graven, verharden, etc.) een omgevingsvergunning nodig is waarvoor advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.
2) Werkzaamheden in de omgeving van de hogedruk aardgasleiding alleen onder strikte voorwaarden toestaan.
De kans verlagende maatregel “striktere begeleiding bij werkzaamheden” voor de leiding W-534-01-deel-1 is een maatregel als genoemd onder 2)
b) Effect-beperkende maatregelen
Constructies van nieuwe gebouwen zodanig uit voeren dat bescherming wordt geboden tegen de effecten van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
7. de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de buisleiding of buisleidingen die het groepsrisico mede veroorzaakt of veroorzaken, om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet
Maatregelen op het gebied van zelfredzaamheid uit het brandweeradvies:
1) Zeker stellen dat aanwezigen in het plangebied snel kunnen worden gewaarschuwd bij een (dreigend) ongeval met gevaarlijke stoffen.
2) Expliciete communicatie vooraf over de mogelijke gevaren en hoe men moet handelen bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Aanwezigen in het effectgebied moeten weten wat zij moeten doen wanneer er gealarmeerd wordt. Goed voorbeeld hiervan is: De ‘wat doe je’ campagne.
Het uitvoeringsbeleid streeft naar een groepsrisico lager dan de oriëntatiewaarde. De afweging voor een (toename van een) overschrijding van de oriëntatiewaarde moet als specifiek beslispunt aan het bevoegd gezag ter besluitvorming worden voorgelegd.
Met de gedeeltelijke verlegging van de gasleiding die met voorliggend wijzigingsplan wordt mogelijk gemaakt, wordt de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico in en om het wijzigingsgebied niet overschreden. Het plan voldoet daarmee, behalve aan de wettelijke eisen, aan het uitgangspunt van het uitvoeringsbeleid om te streven naar groepsrisico's lager dan de oriëntatiewaarde.
Het uitvoeringsbeleid streeft naar extra bescherming van beperkt zelfredzame personen (zoals kinderen, ouderen en minder validen). Ongevalsscenario's bij buisleidingen zijn snelle scenario's die minder mogelijkheden geven voor mensen om zichzelf in veiligheid te brengen. Daarom stelt het uitvoeringsbeleid dat nieuwe objecten specifiek bedoeld voor beperkt zelfredzame personen bij voorkeur gesitueerd moeten worden buiten de 100%-letaliteitsgrens van hoge druk aardgasleidingen (in dit geval 80 meter) waardoor aardgas onder hoge druk wordt vervoerd. Uitgangspunt hierbij is dat er op deze afstand meer mogelijkheden zijn om mensen in veiligheid te brengen bij een eventueel ongeval. Daarnaast zal er afschermende werking optreden door andere bebouwing en zullen mensen binnen gebouwen beschermd zijn tegen warmtestraling.
In het bestemmingsplan 'Amstelkwartier tweede fase' is een uitwerkingsplicht opgenomen voor de weststrook van het plangebied Amstelkwartier tweede fase en is juridisch geborgd dat voor de directe bestemmingen die zijn gelegen binnen de 100% letaliteitszone van de gasleidingen en de GOS/GET geen vestiging van objecten voor minder zelfredzamen mogelijk is. Binnen de uit te werken bestemmingen die zijn gelegen in de 100% letaliteitszone kunnen objecten voor minder zelfredzame personen alleen mogelijk worden gemaakt als bij de uitwerking blijkt dat risico's aanvaardbaar zijn en geaccepteerd door het bevoegd gezag. Het bestemmingsplan voldoet hiermee aan de uitgangspunten van het uitvoeringsbeleid van de gemeente Amsterdam.
Het plaatsgebonden risico van de gasleiding in en nabij het plangebied van Amstelkwartier tweede fase vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van bestemmingsplan Amstelkwartier tweede fase. Het berekende groepsrisico, neemt toe met de verplaatsing van de aardgasleiding van de huidige GOS/GVS-locatie naar de nieuwe GOS/GVS-locatie in combinatie met de invulling en de locatie van de bouwvlakken van het uitwerkingsplan voor de weststrook van Amstelkwartier tweede fase. Het groepsrisico blijft wel onder de oriëntatiewaarde. De beperkte verlegging van de gasleiding bij de bebouwing van de nieuwe GOS/GVS-locatie waar voorliggend wijzigingsplan op toeziet, maakt dat niet anders.
Bij de verlegging van de gasleiding van de huidige GOS/GVS-locatie naar de nieuwe GOS/GVS-locatie wordt door het bevoegd gezag met de Gasunie en Liander afgestemd over de meest veilige oplossing/inrichting. De kans verlagende maatregel “striktere begeleiding bij werkzaamheden” (voor de leiding 3868_leiding-W-534-01-deel-1) leidt tot een groepsrisico dat onder de oriëntatiewaarde ligt. Met de Gasunie is afgesproken deze maatregel toe te passen.
Op basis van de hoogte van het berekende risico's in combinatie met de mogelijke maatregelen ter beperking van risico's wordt de verlegging van de gasleiding aanvaardbaar geacht.
Voor een uitgebreide beschrijving van de regelgeving en de reultaten van het verrichte bodemonderzoek ten behoeve van de herontwikkeling van Amstelkwartier wordt verwezen naar hoofdstuk 11 van bestemmingsplan 'Amstelkwartier tweede fase'. Dit hoofdstuk beperkt zich tot het beschrijven van de bodemaspecten die van belang zijn voor het verleggen van de gasleiding.
In het kader van het MER voor het gebied Overamstel is als deelrapportage een bodemonderzoek uitgevoerd door Ontwikkelbedrijf Gemeente Amsterdam (augustus 2012). Onderzoek is gedaan naar de effecten van de diverse ontwikkelingen in Overamstel op de bodem, er is een beeld geschetst van de kwaliteit van de bodem en er wordt ingegaan op de aanwezige verontreinigingen. Het bodemonderzoek en het saneringsonderzoek zijn bijgevoegd als bijlagen (bijlagen 3 en 4).
De Dienst Milieu en Bouwtoezicht heeft conform de Wet bodembescherming (Wbb) in een beschikking (nr. AM0363/08178/B40 d.d. 28 juli 2009) vastgelegd dat er ter plaatse van de voormalige Zuidergasfabriek sprake is van een 'ernstig geval van bodemverontreiniging waarvan de sanering binnen 4 jaar moet zijn begonnen'. In een saneringsonderzoek is onderzocht welk type saneringsvariant als beste kan worden uitgewerkt in een saneringsplan.
De genoemde bodemverontreiniging is een erfenis van de Zuidergasfabriek, die in de
vorige eeuw zo'n 50 jaar op dit terrein heeft gestaan. Uit ruim 500 verrichte boringen
is gebleken dat de vervuiling grotendeels bestaat uit olie- en teerachtige verbindingen
(minerale olie, mengsels van benzeenverbindingen en polycyclische aromatische koolwaterstoffen,
cyanide en zware metalen). Het type en de omvang van de vervuiling is bekend van andere
gasfabrieken in het land. Het voormalige terrein van de Zuidergasfabriek komt ongeveer
overeen met de terreingrenzen van Amstelkwartier tweede fase.
Verontreinigde locaties in Overamstel
Tussen 2008 en 2011 is een aantal onderzoeken gedaan naar de bodemverontreiniging. Naast historisch archiefonderzoek werden honderden monsters genomen van de bodem en het grondwater onder (en rondom) het Zuidergasfabriekterrein. De resultaten zijn in 2011 gepubliceerd in de “Verkenning Bodemsanering Zuidergasfabriek”. Na publicatie zijn bovendien nog extra metingen verricht, mede op aandringen van omwonenden, naar de bodemkwaliteit buiten het terrein, het water in de Amstel en de toplaag van het toekomstig park. De hoofdconclusies van alle rapportages zijn in het 'Saneringsonderzoek Zuidergasfabriek' (zie bijlage) als volgt samengevat:
Er is geen gevaar voor mens en dier. Daarbij laten de onderzoeken zien dat een ingrijpende aanpak, waarbij alle bomen en monumenten tegen de vlakte gaan, onnodig is. Toch moet er worden gesaneerd, want als Amstelkwartier tweede fase wordt herontwikkeld stelt dat hogere eisen aan de bodem: er worden diepe parkeerkuipen gegraven, bewoners gaan spitten in hun tuinen, er worden kabels en leidingen ingegraven en kinderen stoppen aarde in hun mond.
SaneringsonderzoekBij de traditionele aanpak van gasfabrieksaneringen koos men meestal voor een 'bronverwijderingsvariant'. Daarbij werden de meest verontreinigde plekken zeer diep uitgegraven en naar speciale depots afgevoerd. Ook de bovenste laag van het maaiveld werd verwijderd en vervangen door schone grond. In de afgelopen 10 jaar begon men daar echter op terug te komen. Om de volgende redenen:
Ook bij een relatief ernstige bodemverontreiniging blijkt het bijna altijd gunstiger om te werken met een schone leeflaag en de vervuiling te laten zitten waar hij zit. Daarom stelt de gemeente Amsterdam voor om bij de sanering van de Zuidergasfabriek een andere koers te varen en in principe meteen al in te zetten op een sanering op basis van het aanbrengen van een leeflaag, met zo min mogelijk bronverwijdering.
In het saneringsonderzoek is niet alleen het aanbrengen van een schone leeflaag op het terrein onderzocht, maar ook of er beheermaatregelen denkbaar zijn. In onderstaande tabel staan de maatregelen samengevat.
Basismaatregelen leeflaagsanering
Sanering oost- en weststrook Uit het saneringsonderzoek blijkt dat het niet zinvol is om bovengenoemde leeflaag als een dikke plak over heel Amstelkwartier tweede fase uit te spreiden; op bepaalde plekken is juist minder (of meer) aan leeflaag gewenst. Bovendien laat het onderzoek zien dat het op specifieke plekken juist wel wenselijk is om de verontreiniging een stukje uit te graven en af te voeren. Die van plek-tot-plek variërende aanpak heeft een paar sterke argumenten:
Voor straten en de aanleg van nutsvoorzieningen (het verleggen van de gasleiding) wordt als saneringsmogelijkheden genoemd:
Gevolgen werkzaamheden gasleiding
Een deel van de verontreiniging zit aan de grond gebonden (immobiel) en een ander deel is opgelost in het grondwater en kan zich met het grondwater verplaatsen (mobiel). De kabels en leidingen, welke nodig zijn voor de herontwikkeling van Amstelkwartier worden in de 1 meter schone leeflaag gelegd. De te verleggen hogedrukaardgasleiding van 40 bar ligt dieper, namelijk onder het grondwater.
Ten behoeve van het verplaatsen van de hogedrukaardgasleiding, wordt voorafgaand aan de werkzaamheden de vervuilde grond afgegraven. Na het verleggen van de gasleiding wordt er schone grond teruggebracht. Gezien de ligging van de gasleiding onder het grondwater, zal de grond waar de gasleiding in ligt op den duur weer (licht) vervuild zijn. Het verontreinigde grondwater heeft geen gevolgen voor de schoon aan te brengen leeflaag van 1 meter, omdat deze boven het grondwater ligt.
Gezien de te nemen saneringsmaatregelen, zijn er geen beperkingen van de bodemkwaliteit voor het verleggen van de gasleiding.
Langs de oevers van de Amstel, de insteekhaven bij het park en de Duivendrechtsevaart ligt een verholen directe secundaire waterkering. Het wijzigingsplan ligt in de nabijheid van deze kering. De zogenaamde 'dijktafelhoogte' van de waterkering (kruihoogte) is NAP +0,1 m met een aanvullend profiel van vrije ruimte van 0,5 m en een kruinbreedte van 3 m. De binnenbeschermingszone is vanaf de kernzone (binnenzijde) gezien 36,83 m breed (Bron: Stedenbouwkundig plan Amstelkwartier 2e fase Weststrook" dat in mei 2017 is vastgesteld).
In de Keur van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) zijn verschillende geboden en verboden opgenomen met betrekking tot het werken nabij een waterkering. Zo dienen de kernzone en het keurprofiel van de waterkering vrij te blijven van keringvreemde objecten. Kelders en wanden worden niet toegestaan en voor funderingen en kabels en leidingen gelden beperkingen. Voor werkzaamheden binnen de kern- of beschermingszones van de waterkering moet een watervergunning voor het werken nabij een waterkering worden aangevraagd bij het waterschap Amstel, Gooi en Vecht / Waternet. Het profiel van de waterkering is vastgelegd in de legger van de directe boezemwaterkering. Op navolgende afbeelding is de ligging van kernzone, beschermingszone en het plangebied van het ontwerp wijzigingsplan weergegeven. Hieruit is op te maken dat de belemmeringstroken van de gasleiding(en) zoals die in het ontwerp wijzigingsplan waren opgenomen, voor een klein deel de binnenbeschermingszone van de waterkering overlapt. Ten opzichte van het ontwerp wijzigingsplan is de ligging vanhet gebied van de gasleidingen echter dichter bij de bebouwing van het GOS geprojecteerd (zie paragraaf 1.1.2). Gevolg is dat de belemmeringstrook van de gasleidingen buiten de binnenbeschermingszone van de waterkering komt te liggen en de waterkering derhalve geen belemmering vormt voor het verleggen van de leidingen.
Figuur: ligging van kernzone, beschermingszone en het plangebied van het ontwerp wijzigingsplan weergegeven (Bron: Waternet, ontvangen d.d. 08-08-2017)
Het archeologisch erfgoed bestaat uit voorwerpen en structuren die in de bodem bewaard
zijn. Ook landschappelijke of infrastructurele elementen kunnen een archeologische
waarde hebben. Deze materiële overblijfselen vormen een onderdeel van onze leefomgeving
waarvan het behoud of de ontsluiting op maat gesneden maatregelen vergt. Het archeologisch
bodemarchief levert een bijdrage aan de cultuurhistorie van onze stad en maakt de
beleving van het verleden bovendien tastbaar.
Vanwege het ruimtelijke karakter van het bodemarchief vertoont het archeologisch beleid
raakvlakken met dat van de ruimtelijke ordening. Door de invoering van de nieuwe Monumentenwet
1988 in september 2007 is archeologische zorg formeel geïntegreerd in de ruimtelijke
ordening. Een essentieel uitgangspunt van de nieuwe wet is dat het erfgoed in de bodem
beter wordt beschermd. Dit betekent dat bij ruimtelijke planontwikkeling vroegtijdig
rekening wordt gehouden met archeologisch erfgoed. Als behoud in de bodem geen optie
is, dan is, voorafgaand aan de bodemverstoring, onderzoek nodig om archeologische
overblijfselen te documenteren en de informatie en vondsten te behouden. In de dichtbebouwde
stedelijke omgeving is in de praktijk doorgaans sprake van deze laatste optie.
Door Bureau Monumenten en Archeologie (BMA) is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd
van het plangebied Overamstel. Dit is bedoeld om het cultuurhistorische verleden van
het plangebied in kaart te brengen en daarmee een beeld te krijgen van de archeologische
sporen die in de bodem aanwezig zijn (Archeologisch bureauonderzoek Plangebied Actualisatie
Overamstel Stadsdeel Oost, april 2011, zie bijlage 12 bij het bestemmingsplan Amstelkwartier
tweede fase). Tevens heeft BMA een Cultuurhistorische verkenning uitgevoerd van de
bovengrondse cultuurhistorische waarden in Overamstel (Cultuurhistorische verkenning
en advies Industrieterrein Overamstel, mei 2012, zie bijlage 13 bij het bestemmingsplan
Amstelkwartier tweede fase). De onderdelen van belang voor dit wijzigingsplan zijn
hierna opgenomen, voor de volledeige rapporten wordt verwezen naar het bestemmingsplan
Amstelkwartier tweede fase.
Archeologische verwachtingskaart
Op basis van de historisch-topografische inventarisatie zijn binnen plangebied Overamstel
materiële overblijfselen te verwachten die samenhangen met de ontginnings/ en gebruiks/
en bewoningsgeschiedenis van de 11de/12de tot in de 20ste eeuw. De verwachtingen worden
gekoppeld aan de huidige toestand van het terrein en mogelijk opgetreden bodemverstoringen.
Dit leidt tot een verwachtingskaart van archeologische materiële neerslag voor het
plangebied.
Het plangebied is verdeeld in zes verwachtingszones. Voor de verlegging van de gasleiding is alleen zone A van belang.
Zone A: Bewoning langs de Amstel
Archeologische verwachting: hoog
Betreft de zone van bewoning langs de Amstel. De materiële neerslag betreft funderingen
en sporen zoals beerputten en afvallagen. Vanwege de lange gebruiksperiode hebben
de archeologische sporen een hoge dichtheid en een sterke onderlinge samenhang. De
archeologische verwachting is daarom hoog.
Ter plaatse van de Nieuwe Utrechtseweg en de Duivendrechtsevaart zijn de archeologische
resten verstoord. Voor deze delen van de zone wordt de hoge verwachting bijgesteld
naar een negatieve verwachting.
Aan de hand van de archeologische verwachtingen is een beleidskaart opgesteld. De beleidskaart is bedoeld als een ruimtelijk schema van de maatregelen die nodig zijn voor de zorg voor het archeologisch erfgoed binnen bepaalde zones of locaties in het plangebied.
Op de archeologische beleidskaart voor Overamstel worden vijf beleidszones/ beleidsvarianten onderscheiden.
Voor beleidsvariant 5 (verwachtingszone A) geldt een uitzondering van archeologisch veldonderzoek bij bodemingrepen kleiner dan
500 m² of minder dan 3,50 m onder maaiveld.
Voor de uitvoering van elk archeologisch veldonderzoek, zoals een Archeologische Begeleiding
(AB), een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) of een Archeologische Opgraving (AO),
is een archeologisch Programma van Eisen (PvE) vereist. Hierin zijn de kwalitatieve
randvoorwaarden en onderzoeksvragen voor het werk vastgelegd. Het vormt de basis voor
verdere planning en kostenraming. Het PvE is onderdeel van de bouwprocedure. Het laten
opstellen ervan behoort tot de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer van het
bouwplan.
Voor het gehele plangebied geldt de wettelijke meldingsplicht. Dit houdt in dat ook in geval geen archeologisch vervolgonderzoek is vereist en toch bodemvondsten ouder dan 50 jaar worden aangetroffen dit aan Monumenten en Archeologie gemeld moet worden zodat in gezamenlijk overleg met de opdrachtgever maatregelen getroffen worden tot documentatie en berging van de vondsten.
Consequenties voor het plangebied
Een deel van de werkzaamheden voor de aanleg van de gasleiding vindt plaats in beleidsvariant 5 (verwachtingszone A). De bodemingreep is echter kleiner dan 500 m². Derhalve hoeft geen archeologisch veldonderzoek plaats te vinden. Indien bodemvondsten ouder dan 50 jaar worden aangetroffen, wordt dit aan Monumenten en Archeologie gemeld.
Historisch stedenbouwkundige analyse
Voorgeschiedenis
Ter hoogte van het huidige plangebied was tot aan het begin van de twintigste eeuw
de Grote Duivendrechter Polder gelegen. Deze polder werd in het oosten afgebakend
door de Weespertrekvaart, feitelijk een opvolger van de oude Ringsloot rond de Watergraafsmeer,
en in het westen en noorden door de Amstel. Tot aan het einde van achttiende eeuw
was er in het gebied een aantal buitenplaatsen aanwezig en was vooral de natuur beeldbepalend.
In het zuiden lag de gemeente Ouder-Amstel waartoe de gehele polder tot 1921 behoorde.
De opening van de Rijnspoorweg in 1843, de spoorlijn tussen Amsterdam en Arnhem, leidde
ertoe dat de polder werd doorsneden.
Tot 1900 stond er nog nauwelijks bebouwing in het gebied, afgezien van wat industrie aan de westkant van de Weespertrekvaart. Daar kwam in 1906 met de aanleg van de Zuidergasfabriek verandering in. De verschillende onderdelen van de fabriek werden vanaf dat moment in een tijdspanne van circa tien jaar gebouwd. In deze fabriek werd, net als op andere plaatsen in de stad, lichtgas geproduceerd uit steenkool. Bijzonder is dat de Zuidergasfabriek door de Gemeente Amsterdam zelf is gebouwd nadat de productie en exploitatie van lichtgas voorheen in handen van particuliere ondernemingen had gelegen. Na de Tweede Wereldoorlog nam de vraag naar lichtgas af. Als gevolg hiervan werd het complex vanaf 1969 grotendeels gesloopt, waarna slechts enkele gebouwen overbleven. Deze vormen nu nog een tastbare herinnering aan de oude Zuidergasfabriek.
Industrie in het Algemeen Uitbreidingsplan van 1934
Halverwege de jaren dertig presenteerde de Dienst Stadsontwikkeling het Algemeen Uitbreidingsplan
(AUP) voor de stad Amsterdam, dat in 1934 officieel is aangenomen. Hierin werden meerdere
industrieterreinen rondom Amsterdam aangewezen. Deze beslissing kwam voort uit het
streven om zwaardere industrie te scheiden van woonbebouwing. Ook het huidige plangebied
is op de bijbehorende kaart van het AUP als industriezone gemarkeerd. Naast de Zuidergasfabriek,
vestigde zich hier vanaf het midden van de jaren dertig ook de Rioolwaterzuivering
Zuid.
Door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog kon er pas na de oorlog aan de invulling
van het AUP worden begonnen. Feitelijk waren er twee afzonderlijke industrieterreinen
in het gebied voorzien: industriegebied-Duivendrecht en industrieterrein Weespertrekvaart.
Industrieterrein Amstel
Omdat het industriegebied-Duivendrecht deels op Amsterdams grondgebied lag en deels
op dat van de gemeente Ouder-Amstel, moesten er twee deelplannen worden opgesteld.
De scheidingslijn tussen deze twee gebieden was een geplande trambaan, het huidige
metrotracé.
De twee deelplannen zijn in 1949 officieel goedgekeurd. Vanaf dat jaar werd begonnen
aan het gedeelte boven de geplande trambaan. Het gedeelte ten zuiden daarvan werd
vanaf 1959 aangelegd. Het ontwerp dat aan de ontwikkeling ten grondslag lag, was in
grote lijnen voor de oorlog reeds ontstaan.
De Duivendrechtsevaart vormt in zekere zin een grens tussen de groene Amsteloever en het industriegebied. Aan het groene karakter van de Amsteloevers werd destijds veel waarde gehecht, net als bij de aanleg van de Zuidergasfabriek.
Het is niet ondenkbaar dat het aanwezige groen als compensatie diende voor het industriegebied. De beplanting aan weerszijden van de als een 'parkway' ontworpen rijksweg vormt de punt van de Amstelscheg in de vorm van een groenstrook langs de Amstel. Daarin liggen de botenhuizen van de roeiverenigingen, het volkstuinencomplex ten westen van de Utrechtseweg en de groenstrook waarin de latere Joan Muyskenweg ligt ingebed. Opvallend is dat de ligging van wegen en spoorlijnen nagenoeg gelijk is aan de huidige toestand. Van Eesteren hoopte dat met dit diep in het stadsweefsel doordringende groen, stad en landschap met elkaar verweven raakten. Hoewel de Rijksweg later is vervangen door de A2, vormt deze zuidelijke toegang tot de stad een vloeiende overgang vanuit het open landschap via de Utrechtsebrug richting de bebouwing van Amsterdam Zuid.
In de vooroorlogse variant vormde een insteekhaven met vijf aftakkingen de basis, ondersteund door een bescheiden wegennetwerk. In de naoorlogse variant is de insteekhaven, de Duivendrechtsevaart, teruggebracht naar twee aftakkingen en is er een groot aantal wegen voorzien in de structuur van een relatief strak raster.
Bij de herziening van het ontwerp in 1961 kreeg het gebied als naam 'industrieterrein Amstel' en in 1966 kwamen beide gedeelten voor een periode van twaalf jaar onder Amsterdams bestuur. Om onderscheid te maken tussen het noordelijke en zuidelijke gedeelte zijn in het verleden de aanduidingen Amstel-Noord en Amstel-Zuid gebruikt of Amstel I en II.
Het noordelijke gedeelte van het industrieterrein Amstel werd vanaf het begin van
de jaren vijftig geleidelijk bebouwd. Het eerste grootschalige complex was de Fiat
fabriek van automobielbedrijf Leonard Lang, die nog grotendeels intact is. In 1955
werd er een tweede perceel bebouwd en vervolgens meerdere. Aan het einde van de jaren
vijftig was het noordelijke gedeelte volledig bebouwd. Vanaf dat moment werd de aanleg
en ontwikkeling van het zuidelijke deel ingezet.
Beschrijving monumenten
Monumenten
Het plangebied Overamstel wordt gekenmerkt door een groot aantal bedrijfs- en industriegebouwen
uit de jaren vijftig en zestig. Rond de noordwestoever van de Amstel staat echter
een aantal oudere bouwwerken uit het begin van de twintigste eeuw. Alle maken deel
uit van de voormalige Zuidergasfabriek. De volgende objecten hebben de status van
Rijksmonument:
De gebouwen van de Zuidergasfabriek en het bijbehorende haventje, ophaalbrug en hekwerk vormen een geheel in een parkachtige opzet. Uit archiefonderzoek is gebleken dat er bij de bouw van de fabriek en de aanleg van het terrein, vanaf 1906, bewust rekening is gehouden met het omliggende natuurschoon. Zo werd er gekozen voor de plaatsing van de meest representatieve architectuur langs de Amsteloever terwijl functionele gebouwen meer landinwaarts werden geplaatst. Naast het aanzicht van de Amsteloever speelde de volgorde in het productieproces van het lichtgas een rol in de positionering van de verschillende gebouwen. De gashouder werd vanwege ontploffingsgevaar aan de rand van de Amstel gebouwd, maar kleurrijk beschilderd om het aanzicht te verbeteren. Deze opzet van losse bouwwerken in een groene omgeving is ook bij andere gasfabrieken herkenbaar met als duidelijkste voorbeeld de Westergasfabriek. Tot de meest beeldbepalende infrastructuur op het terrein behoorde de spooraansluiting en de, nog aanwezige insteekhaven.
De noordwest/zuidoost lopende verkavelingsrichting van de Zuidergasfabriek, die direct volgt uit de polderverkaveling, is gebruikt in de stedenbouwkundige opzet van het nieuwe Amstelkwartier.
Advies ten aanzien van het bestemmingsplannen voor deelgebied 1c:
- De groenstrook in het centrum van deelgebied 1c herinnert met de nog overgebleven gebouwen van de Zuidergasfabriek aan de uitleg van deze voor Amsterdam belangrijke instelling. Een lijst van de in dit gebied aanwezige monumenten is te vinden op pg. 12 van dit advies (zie bijlage 13 Bestemmingsplan Amstelkwartier tweede fase). BMA adviseert in de opzet van het bestemmingsplan rekening te houden met de historische betekenis van deze groenstrook en deze zoveel mogelijk te handhaven, zoals ook wordt beoogd in het stedenbouwkundig plan Amstelkwartier Fase 2 uit juni 2011.
- In deze groenstrook staat op dit moment het voormalige hoofdkantoor van Energiebedrijf Amsterdam waarbij in de opzet en vormgeving rekening is gehouden met de watertoren. In het in ontwikkeling zijnde bestemmingsplan voor het noordelijk deel van deelgebied 1c (Amstelkwartier tweede fase) is dit gebouw wegbestemd. Omdat het hier gaat om een belangrijk werk van de vroegere stadsarchitect N. Gawronski uit 1985. Hoewel het complex niet in aanmerking komt voor een monumentale status, gaat het om een bijzonder gebouw dat in samenhang met toren en de daaromheen staande boombeplanting is ontworpen. Wanneer hergebruik echt niet mogelijk is, zou een goede documentatie van het complex moeten worden gemaakt. Aanbevolen wordt om na te gaan in hoeverre de aan het ontwerp van de tuin ten grondslag liggende ontwerpprincipes uitgangspunt kunnen.
Consequenties voor het plangebied
Voor de monumenten is gekozen voor een restauratieve aanpak, waarbij latere toevoegingen worden gesloopt. Hierdoor komen de gebouwen weer vrij in de ruimte te staan. Het toekomstige gebruik ligt in lijn met het oorspronkelijke gebruik als NUTS-voorziening. Door het verwijderen van de oude GVS (gebouw 32A) achter het regulateursgebouw wordt recht gedaan aan de oude opzet van losse bouwwerken in een groene omgeving. Voor de verbouwing van de monumenten is inmiddels een omgevingsvergunning (OLO-2377615) verleend.
Bij het opstellen van het voorliggende wijzigingsplan is uitgegaan van de eisen die de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aan bestemmingsplannen stellen. De Wro en Bro leggen onder meer verplichtingen op ten aanzien van de opzet en de presentatie van bestemmingsplannen en wijzigingsplannen. Hieruit vloeit onder andere voort, dat bestemmingsplannen uitwisselbaar moeten zijn. De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) is op het voorliggende plan toegepast, om aan genoemde wettelijke verplichting te voldoen. Ook een aantal algemene bepalingen welke in hoofdstuk 3 en 4 van de regels is opgenomen (bijvoorbeeld de Overgangsregels), zijn voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.
Het (juridische deel van het) wijzigingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels vergezeld van een toelichting. De verbeelding visualiseert de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het wijzigingsplan. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het wijzigingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van de bestemmingen en overige regels. In de toelichting wordt ook een relatie met het relevante beleid gelegd en een gebiedsbeschrijving gegeven. Op basis van het beleid en de gebiedsbeschrijving zijn vervolgens de uitgangspunten voor het bestemmingsplan geformuleerd.
Waar de overige hoofdstukken van deze toelichting de achtergronden van het wijzigingsplan belichten, geeft dit hoofdstuk een toelichting op de planregels en de verbeelding. Uitgelegd wordt wat de bedoeling en strekking is van de verschillende onderdelen van de regels en de verbeelding. Daartoe worden in paragraaf 9.3 de regels per artikel toegelicht. Aangezien alle onderdelen van de verbeelding verbonden zijn met één of meer regels, wordt daarbij ook de verbeelding toegelicht.
Het voorliggende wijzigingsplan geeft toepassing aan de wijzigingsbevoegdheid, zoals deze is opgenomen in bestemmingsplan 'Amstelkwartier tweede fase' (met identificatienummer NL.IMRO.0363.M1103BPGST-VG01).
Het (juridisch deel van het) wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding en regels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding heeft een functie van visualisering van de bestemmingen. De (digitale) verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het wijzigingsplan. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
De regels in hoofdstuk 1 en de algemene regels in hoofdstuk 3 gelden voor het wijzigingsplan als geheel. Zij werken door in de diverse bestemmingen.
De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen
onderdeel uit van het wijzigingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de
weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van de bestemming en overige
regels.
Hoofdstuk 1 bevat een tweetal artikelen. In artikel 1 wordt een aantal in de regels
en/of op de verbeelding voorkomende begrippen ter wille van de duidelijkheid en rechtszekerheid
voorzien van een definitie. Artikel 2 geeft een uitleg van de wijze waarop de begrenzing
van de verschillende bestemmingen, de bouwhoogte van bouwwerken en de oppervlakte
van bouwwerken wordt gemeten.
Hieronder volgt per opgenomen artikel een toelichting. Daar waar het betreffende artikel vanwege de erin opgenomen regeling dit vraagt zal uitgebreid worden ingegaan op die regeling. Voor de overige artikelen wordt volstaan met een meer beperkte uitleg.
Begrippen
Artikel 1 geeft, in alfabetische volgorde, een omschrijving van een aantal begrippen
dat in de regels wordt gebruikt. Hiermee wordt formeel vastgelegd wat wel en niet
onder het betreffende begrip moet worden verstaan. Dit artikel is dus primair bedoeld
om begrippen duidelijk te begrenzen en niet om de gedachten achter de gebruikte termen
uit te leggen. Daarvoor is juist deze toelichting bedoeld. In deze toelichting worden
gehanteerde begrippen waar nodig uitgelegd. De gehanteerde omschrijving van de begrippen
komt overeen met de wijze waarop deze in andere actuele Amsterdamse (grootstedelijke)
bestemmingsplannen wordt omschreven.
Wijze van meten
Met artikel 2 wordt aangegeven op welke wijze moet worden beoordeeld in hoeverre een
initiatief past binnen de minima en maxima die in de overige regels worden aangegeven.
Artikel 3 Bedrijf
De bestemming 'Bedrijf' is gegeven aan het voormalige regulateurs- en metergebouw en de gasexpansieturbine gelegen in het noordwesten van het plangebied van Amstelkwartier tweede fase. Binnen deze bestemming zijn nutsvoorzieningen toegestaan. De reeds in het zuiden van het plangebied van Amstelkwartier tweede fase aanwezige gasverdeelstation (GVS) en twee Gasontvangstations (GOS) worden naar deze locatie verplaatst in bestaande bebouwing. Voor deze voorzieningen is een bouwvlak opgenomen en zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals hekwerken toegestaan.
De mogelijkheid om tijdelijk andere functies in het gebouw te herbergen, kan niet middels dit wijzigingsplan worden geschrapt. Van de functies detailhandel, horeca III, horeca IV, dienstverlening, maatschappelijke dienstverlening en culturele voorzieningen kan geen gebruik worden gemaakt na ingebruikname van dit gebouw door de GOS en de GVS.
Artikel 4 Groen
Het groen binnen het plangebied is als zodanig bestemd. Het groen is mede bestemd
voor bermen en beplanting, paden, speelvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen,
alsmede voor verhardingen ten behoeve van de nutsvoorzieningen en straatmeubilair.
Het groen kan tevens worden gebruikt voor opstelplaatsen voor voertuigen van hulpdiensten
of voor het onderhoud van de binnen de bedrijfsbestemming aanwezige nutsvoorzieningen.
De regels in het moederplan betreffende de woonbioten zijn niet overgenomen, daar
dit groen niet aan het water ligt.
Artikel 5 Leiding - Gas
Vanwege de het plangebied aanwezige gasleiding en de in het plangebied te realiseren/verleggen gasleiding is een dubbelbestemming Leiding - Gas opgenomen. Deze dubbelbestemming legt beperkingen op aan de overige bestemmingen. Deze dubbelbestemming is primair ten opzichte van de overigens geldende bestemmingen.
Het Besluit externe veiligheid buisleiding (Bevb) stelt algemene regels voor de inhoud van bestemmingsplannen. Zo is het verplicht om in bestemmingsplannen de ligging van buisleidingen weer te geven. Hierbij wordt ook een belemmeringstrook (strekkende tot 4 meter aan weerszijden) meegenomen.
Conform het Bevb geldt een geclausuleerd bouwverbod voor secundaire bestemmingen binnen de belemmeringstrook. Er kan alsnog toestemming verleend worden voor het bouwen als de veiligheid met betrekking tot de buisleiding niet wordt geschaad. Verder is een omgevingsvergunning verplicht gesteld voor de uitvoering van de werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, die de buisleiding kunnen beschadigen.
Binnen de bestemming Leiding-Gas is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee de leiding onder voorwaarden geheel of gedeeltelijk kan worden gewijzigd en/of verwijderd.
Artikel 6 Antidubbeltelregel
Deze bepaling vormt evenals de overgangsbepaling een van de "standaardregels" die
het Bro als verplicht op te nemen bepaling in een bestemmingsplan voorschrijft en
komt dus geheel overeen met de tekst uit het Bro. Het moet verhinderen dat bouwpercelen,
die slechts voor een bepaald deel mogen worden bebouwd, later alsnog kunnen worden
volgebouwd. Nadat een eerste bouwwerk is gerealiseerd, moet deze bepaling voorkomen
dat het overgebleven open terrein opnieuw als het totale bouwperceel kan worden beschouwd.
Artikel 7 Algemene bouwregels
Dit artikel maakt bepaalde, kleine overschrijdingen van bestemmingsvlakgrenzen en
bebouwingsregels mogelijk zonder een afwijkingsprocedure. In het verleden waren voor
zulke geringe overschrijdingen wel (toen nog ontheffings)procedures nodig. Maar in
de praktijk bleken de in dit artikel opgesomde overschrijdingen altijd een ontheffing
te krijgen. Daarom zijn ze in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt "bij wijze van
recht". Dat komt de helderheid vooraf ten goede en kan de proceduredruk verminderen.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
In dit artikel is een aantal algemeen geldende regels opgenomen. Dit kunnen bijvoorbeeld
parkeernormen zijn of een maximaal toegestane bruto vloeroppervlakte per functie.
Tevens wordt met dit artikel, in aanvulling op het algemene gebruiksverbod in de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), benadrukt wat als strijdig gebruik binnen
de bestemmingen wordt beschouwd.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Met deze regel kan het bevoegd gezag afwijken van onderdelen van de bestemmingsbepalingen,
mocht dat in die bepalingen zelf niet geregeld zijn. Bedoeld worden onder meer bepalingen
over specifieke doeleinden zoals antennes, liftopbouwen en overschrijding van bouw-
of bestemmingsgrenzen. De overschrijdingen gaan in dit geval verder dan eerder in
de 'Algemene bouwregels' en maken een afwegingsmoment noodzakelijk. Een afwijkingsbesluit
kan echter nooit zover gaan dat de bestemming wordt veranderd.
Artikel 10 Overgangsrecht
In dit artikel zijn overgangsregels opgenomen, die evenals de anti-dubbeltelregel
behoren tot de standaardregels uit het Bro.
Artikel 11 Slotregel
De slotregel ten slotte geeft de officiële benaming van het wijzigingsplan weer alsmede
de datum van vaststelling door het college van burgemeester en wethouders.
Ruimtelijke ontwikkelingen gaan in de regel gepaard met gemeentelijke investeringen in gemeenschappelijk te gebruiken voorzieningen, zoals ontsluitingswegen, waarvan de gemeente de kosten kan en mag verhalen op de ontwikkelaar(s). Alhoewel er reeds lange tijd gemeentelijke instrumenten bestaan voor kostenverhaal, bleken deze telkens tekort te schieten, waardoor gemeenten uiteindelijk bleven zitten met gemaakte kosten die niet meer te verhalen waren. Een nieuw instrument, de Grondexploitatiewet (Grex), dient om het risico van grondexploitatie voor gemeenten te verkleinen.
De Grex is als aparte wet tot stand gekomen, maar uiteindelijk ingepast in hoofdstuk 6 van de nieuwe Wro en is daarmee sinds 1 juli 2008 van kracht. In de Grex wordt de verdeling van kosten en opbrengsten bij de ontwikkeling van een bouwlocatie geregeld, voor het geval dat de gemeente niet de ontwikkelende partij is. In de fase van de bouwplantoetsing zal de aanvraag omgevingsvergunning ook moeten worden getoetst aan een op grond van de Grex opgesteld Exploitatieplan, tenminste: als het noodzakelijk was een Exploitatieplan op te stellen.
In artikel 6.12 lid 1 Wro is geregeld, dat bij elk voorgenomen bouwplan, zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro, een exploitatieplan verplicht is. Het verleggen van een gasleiding wordt niet aangemerkt als een bouwplan. Daarmee is er ook geen noodzaak tot het opstellen van een exploitatieplan.
Aanvullend wordt opgemerkt dat op 17 oktober 2012 de gemeenteraad van Amsterdam op basis van een businesscase, een grondexploitatie voor de sanering en ontwikkeling van Amstelkwartier 2e fase heeft vastgesteld. Daarbij heeft de gemeenteraad een krediet van circa € 21 miljoen ter beschikking gesteld om het eerste deel van de sanering van het terrein te kunnen uitvoeren. De belangrijkste in de grondexploitatie betrokken kostenposten zijn:
Het saldo van de grondexploitatie sluit positief. Voor het verleggen van het eerste deel van de gasleiding zijn er afspraken gemaakt met de Gasunie: de kosten hiervan komen ten laste van de Gasunie. Daarmee is het verleggen van de gasleiding financieel gedekt. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar hoofdstuk 18 van bestemmingsplan 'Amstelkwartier tweede fase'.
Uit de nota van toelichting bij het Bro blijkt dat slechts bij hoge uitzondering, indien het duidelijk gaat om een herziening van geringe omvang dan wel van in planologisch opzicht ondergeschikt belang, geen overleg zal hoeven plaats te vinden. De beperkte verlegging van de gasleiding is aan te merken als een aanpassing van ondergeschikt belang.
Met het verleggen van de gasleiding zijn er geen provinciale belangen betrokken. Gezien het ontbreken van hun belangen en hun betrokkenheid bij het opstellen van bestemmingsplan 'Amstelkwartier tweede fase' is het wijzigingsplan niet aan hen toegestuurd voor het wettelijke vooroverleg. Afstemming met de waterbeheerder heeft eerder onder meer plaats gevonden in het kader van het 'moederplan' bestemmingsplan Amstelkwartier tweede fase. De resultaten van het overleg zijn beschreven in dat bestemmingsplan. Aanvullend hierop is als zienswijze een reactie van Waternet ontvangen. Hiervoor wordt verwezen naar navolgende paragraaf 11.2.
Het wijzigingsplan is in samenwerking met de Gasunie en de Brandweer Amsterdam-Amstelland tot stand gekomen. Gezien hen betrokkenheid bij de totstandkoming, is het wettelijke vooroverleg niet nodig.
Het ontwerp wijzigingsplan Amstelkwartier tweede fase 2e wijziging, gasleiding heeft ingevolge artikel 3.9a Wro 6 weken ter inzage gelegen van 6 juli 2017 tot en met 16 augustus 2017. Belanghebbenden zijn in deze periode in de gelegenheid gesteld om zienswijzen in te dienen. De bestuurscommissie van stadsdeel Oost is gelijktijdig gevraagd advies uit te brengen over het ontwerpwijzigingsplan.
Er is een zienswijze ingediend door Waternet. De zienswijze is aanleiding het wijzigingsplan op onderdelen te wijzigen. Voor de zienswijze, de beantwoording van de zienswijze en de aanpassingen die als gevolg van de zienswijzen zijn doorgevoerd, wordt verwezen naar de Nota van beantwoording zienswijzen.
het wijzigingsplan Amstelkwartier tweede fase 2e wijziging, gasleiding met identificatienummer NL.IMRO.0363.M1704BPGST-VG01 van de gemeente Amsterdam.
Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de wel of niet in de techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
Inrichting voor de bedrijfsmatige uitoefening van industrie, ambacht, groothandel, internetverkoop opslag en/of transport.
Bebouwing of gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren of het leveren van zaken aan in hoofdzaak personen die deze zaken kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Een voor publiek toegankelijke ruimte waarin de hoofdactiviteit wordt gevormd door het gelegenheid bieden tot het wisselen van geld.
Ruimten in de open lucht, zoals (bos)parken, plantsoenen, groenvoorzieningen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren.
Objecten als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder l, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) waaronder in ieder geval worden begrepen objecten waarbinnen op elk moment meer dan 50 mensen tegelijkertijd aanwezig zijn (die ieder tevens ten minste 8 uur per etmaal aanwezig zijn) en waarvan het brutovloeroppervlakte per persoon kleiner of gelijk is aan 30 m2, met uitzondering van kwetsbare objecten als bedoeld in artikel 1, lid 2, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit, en de telecommunicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
Rijwegen, voet- en fietspaden, pleinen, groenvoorzieningen en water, met in begrip van bij deze voorzieningen behorende nutsvoorzieningen, bermen, taluds, waterlopen en waterbouwkundige kunstwerken, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
Onder het peil wordt verstaan:
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin tegen betaling handelingen en/of voorstellingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een seksbioscoop, -theater, -automatenhal en -winkel en naar de aard daarmee te vergelijke inrichtingen.
Een winkel waarin de hoofdactiviteit of een van de activiteiten wordt gevormd door detailhandel in psychotrope stoffen.
Een voor publiek toegankelijk ruimte waarin de hoofdactiviteit wordt gevormd door het gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden en ontvangen van faxen.
Een verblijfsgebied is een aaneengesloten gebied waar het doen van verplaatsingen bij het gebruik van de weg ondergeschikt is aan andere functies waarvoor dit gebied geschikt is, zoals ontmoeten van mensen, of spelen door kinderen.
Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.
Alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen of trambanen zijnde, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Vanaf peil tot aan het punt van het gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, waaraan de bouwhoogte ten minste moet voldoen, waarbij in ieder geval geldt dat de omhullende gevel van een gebouw aan deze minimum bouwhoogte moet voldoen.
Tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; als de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antennedrager.
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:
Voor de in lid 3.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksbepalingen:
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Op en onder de in 4.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gerealiseerd worden met een maximale hoogte van 5 meter.
De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de al dan niet ondergronds gelegen:
met dien verstande, dat indien deze bestemming samenvalt met andere bestemmingen,
deze andere bestemmingen ondergeschikt zijn aan de bestemming Leiding - Gas;
met de daarbij behorende:
Binnen de belemmeringen strook van de leiding mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de leiding.
Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in 5.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de dubbelbestemming 'Leiding-Gas' samenvalt, mits:
Het is verboden op of in de in 5.1 bedoelde gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, binnen de belemmeringen strook de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
Het in 5.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' geheel of gedeeltelijk kan worden gewijzigd en/of verwijderd, indien:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Op en onder in het bestemmingsplan begrepen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, waarbij het is toegestaan de in dit plan aangegeven bestemmingsgrenzen te overschrijden danwel de maximale hoogte te overschrijden ten behoeve van:
De in dit plan begrepen gronden en bebouwing mogen uitsluitend worden gebruikt met inachtneming van de volgende bepalingen:
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken, is het bevoegd gezag bevoegd:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 10.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 10.1 met maximaal 10%.
Het bepaalde in 10.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 10.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in 10.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde in 10.4, is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.