Plan: | Wijzigingsplan Amstelkwartier tweede fase, gasleiding |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.M1504BPSTD-VG01 |
Op de grens van Amstelkwartier tweede fase en Amstelkwartier derde fase, binnen Overamstel, ligt een gasleiding. De te verleggen gasleiding ligt voornamelijk onder de Amstelstroomlaan.
Het gebied Overamstel, waar het plangebied deel van uitmaakt, wordt getransformeerd van een "traditioneel" werkgebied naar een gemengd grootstedelijk woon-werkgebied. Deze transfo rmatie is een complex proces, dat niet in één keer gerealiseerd kan worden. Om deze stapsgewijze transformatie voor elkaar te krijgen, is het gebied Overamstel opgedeeld in deelgebieden, die elk een logisch geheel vormen. Voor alle deelgebieden zijn nieuwe bestemmingsplannen opgesteld.
Overzicht deelgebieden Overamstel
Voor Amstelkwartier, fase 2 is een bestemmingsplan opgesteld, waarmee een transformatie van het gebied beoogd wordt. Het plan voorziet in een uit te werken woonbestemming, waarmee maximaal 700 woningen gerealiseerd worden. Op de grens van Amstelkwartier, fase 2 en Amstelkwartier fase 3 ligt een hogedruk aardgasleiding van 16 inch, 40 bar.
Om de woningbouwontwikkelingen in Amstelkwartier tweede fase mogelijk te maken is het verplaatsen van twee gasontvangstations (GOS) en een Gasexpansieturbine (GET) naar de reeds aanwezige Gasverdeelstation (GVS) noodzakelijk. Aanvullend dient een deel van de bestaande gasleiding verlegd te worden en wordt een deel van het leidingstelsel overbodig.
Met behulp van dit wijzigingsplan wordt een deel van het nieuwe leidingtracé van de gasleiding vastgelegd en wordt een deel van het bestaande trace weg bestemd. Het verplaatsen van de twee GOSSEN en het GET vormt geen onderdeel van dit wijzigingsplan, aangezien het nog niet duidelijk is hoe deze verlegd worden.
De gasleiding ligt op de grens van Amstelkwartier tweede fase en Amstelkwartier derde fase, binnen Overamstel. De te verleggen gasleiding ligt onder de Amstelstroomlaan. Het gebied is gunstig gelegen binnen de ring en ligt centraal tussen de drie grootstedelijke centra van Amsterdam: het centrum, de Zuidas en het Centrumgebied Zuidoost. Dicht bij de stad, maar ook dicht bij het groene buitengebied van de Amstelscheg. Daarnaast vormt het een overgang van de stad naar het Amstelbusinesspark en Amstel III.
Plangebied
Dit wijzigingsplan maakt de verlegging van de gasleiding mogelijk tot aan de gasleiding, die naar het bestaande GVS loopt. De verlegging betreft de leidingdelen W-534-01, deel 1 en W-534-04, deel 1 (beide 406 mm, 40 bar). De leiding wordt in beperkte mate in noordelijke richting verplaatst en de aanwezige 'knik', wordt 'recht getrokken'. Hierdoor vindt er een optimalisatie plaats van het kabels- en leidingentracé onder de Amstelstroomlaan, waardoor de aansluiting op de leidingen van de toekomstige woningen die aan de 'ooststrook' gerealiseerd worden, eenvoudiger wordt.
Aan weerszijden van de leiding geldt een belemmeringsstrook van 4 meter (gerekend vanuit het hart van de leiding), waarbinnen geen nieuwe bebouwing is toegestaan. Met het verleggen van de gasleiding wordt de afstand van de gasleiding tot de toekomstige woningen van Amstelkwartier, 2-de fase, overal gelijk.
Huidige en nieuwe ligging gasleiding
Ter plaatse geldt het op 27 november 2013 vastgestelde bestemmingsplan 'Amstelkwartier tweede fase'. De gasleiding ligt binnen de vigerende bestemmingen 'verkeer -1', 'groen' en 'wonen - uit te werken'. Zowel het bestaande tracé van de gasleiding, als het toen beoogde nieuwe tracé, heeft in het bestemmingsplan de bestemming 'leiding - gas' gekregen. Het nieuwe tracé van de gasleiding ligt anders dan voorzien is in het bestemmingsplan en kan uitsluitend verlegd worden door gebruik te maken van een wijzigingsbevoegdheid.
Ligging en beoogde ligging van de gasleiding in bestemmingsplan Amstelkwartier tweede fase (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Het bestemmingsplan 'Amstelkwartier tweede fase' voorziet in een mogelijke verlegging van de gasleiding, onder de Amstelstroomlaan (nabij Amstelkwartier, derde fase). Er is in artikel 29.3 de volgende wijzigingsbevoegdheid opgenomen:
Het bevoegd gezag is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, met dien verstande dat binnen de bestemmingen Verkeer - 1 en 2, Groen, Wonen - uit te werken en Bedrijf de situering van de dubbelbestemming "Leiding - Gas" gewijzigd en/of verwijderd wordt mits geen afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding en de plaatsgebonden risicocontour 10-6 gelegen is binnen de zone(s). Alvorens toepassing te verlenen aan deze regel wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de leiding.
Door gebruik te maken van de hiervoor genoemde wijzigingsbevoegdheid kan de gasleiding verlegd worden.
Bij Raadsbesluit van 13 juli 2005 is het gebied Overamstel aangewezen tot grootstedelijk project. Het project Overamstel betreft een complex en uniek project, dat vraagt om een eenduidige bevoegdhedenverdeling. De voorbereidingsprocedure ligt, ook na 1 januari 2015, bij de centrale stad. Voor grootstedelijke gebieden geldt dat de voorbereiding stedelijk plaats vindt. Het ontwerp wijzigingsplan wordt door het college van B&W vrij gegeven voor ter inzage legging en het college van B&W stelt het wijzigingsplan ook vast.
Op grond van de Verordening op de bestuurscommissie moet advies worden ingewonnen bij de bestuurscommissie (het AB) als het college van burgemeester en wethouders voornemens is een besluit te nemen waarbij de belangen van één of meer stadsdelen zijn betrokken.
Het 'wijzigingsplan Amstelkwartier tweede fase, gasleiding' bestaat uit de verbeelding (plankaart) en planregels met de daarbij behorende toelichting. Op de verbeelding is de beoogde bestemming in het plangebied weergegeven. Deze bestemming is gerelateerd aan de in de planregels opgenomen juridische regeling. De verbeelding en de planregels vormen samen de planregeling, zoals deze door de stadsdeelraad wordt vastgesteld. De toelichting geeft de achtergronden (relevant beleid, resultaten van onderzoeken) en de onderbouwing bij de planregeling.
Voor het beleidskader, het ruimtelijke kader en de meeste milieuaspecten wordt in de hoofdstukken 2 t/m 4 verwezen naar de betreffende hoofdstukken van bestemmingsplan Amstelkwartier tweede fase.
Hoofdstuk 5 en 6 beschrijven de milieuaspecten die relevant zijn voor de verlegging van de gasleiding, namelijk 'externe veiligheid' en 'bodem'. De juridische planbeschrijving vindt plaats in hoofdstuk 7. De hoofdstukken 8 en 9 behandelen de economische en maatschappelijke haalbaarheid.
In het bestemmingsplan 'Amstelkwartier tweede fase' wordt het relevante rijksbeleid, provinciale beleid, het regionale beleid en het gemeentelijke beleid uitgebreid uiteen gezet in hoofdstuk 3 van de toelichting. Voor het voorliggende wijzigingsplan is er geen ander actueel beleid van toepassing, dan zoals besproken in het genoemde bestemmingsplan. Voor een overzicht van het beleidskader wordt daarom verwezen naar hoofdstuk 3 van de toelichting van bestemmingsplan 'Amstelkwartier tweede fase' (met identificatienummer NL.IMRO.0363.M1103BPGST-VG01).
Voor wat betreft de ruimtelijk-functionele aspecten en de stedenbouwkundige aspecten van de herontwikkeling van Overamstel wordt verwezen naar hoofdstuk 4 van bestemmingsplan 'Amstelkwartier tweede fase' (met identificatienummer NL.IMRO.0363.M1103BPGST-VG01).
De hoofdstukken 5 t/m 16 van bestemmingsplan 'Amstelkwartier tweede fase' (met identificatienummer NL.IMRO.0363.M1103BPGST-VG01) behandelt alle aspecten die een rol spelen bij de herontwikkeling van Overamstel. Met dit wijzigingsplan wordt een verlegging van de bestaande gasleiding mogelijk gemaakt. Voor de verplaatsing van de gasleiding zijn de volgende milieuaspecten van belang:
Voor de milieuaspecten wordt verwezen naar de betreffende hoofdstukken in de toelichting van het bestemmingsplan 'Amstelkwartier tweede fase'. In aanvulling hierop wordt in dit hoofdstuk nader ingegaan op:
Voor een uitgebreide beschrijving van de externe veiligheidsaspecten die spelen bij de herontwikkeling van Overamstel wordt verwezen naar hoofdstuk 9 van bestemmingsplan 'Amstelkwartier tweede fase'. Ook voor een beschrijving van het beleid en regelgeving wordt naar het bestemmingsplan verwezen. Dit hoofdstuk beperkt zich tot het beschrijven van de risico's van het verleggen van een deel van de gasleiding.
De externe veiligheidsrisico's van het verleggen van de hogedruk aardgasleiding is onderzocht (bijlage 1). Onderzocht is of voldaan wordt aan de grenswaarde van het plaatsgebonden risico en wat de hoogte van het groepsrisico is in de bestaande en de nieuwe situatie.
Het plaatsgebebonden risico van de leiding is nergens hoger dan de grenswaarde van 10-6 per jaar. Er wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico.
Het invloedsgebied van de verlegde gasleiding wordt in onderstaande verbeelding weergegeven.
Invloedsgebied verlegde gasleiding
De beoogde ontwikkeling van Amstelkwartier, 2-de fase ligt deels binnen de 1 - 100% letaliteitszone en deels binnen de 100% letaliteitszone. De orienteatieaaarde voor het groepsrisico wordt in de huidige en toekomstige situatie niet overschreden. Het groepsrisico neemt ten opzichte van de huidige situatie wel met meer dan 10% toe.
In de aangeleverde gegevens van de gasleiding is een deklaag van één meter opgenomen. De leiding ligt nu en in de toekomst dieper, namelijk onder het grondwater. De toename van het groepsrisico dat berekend is, is daarom een theorietische toename die in de toekomstige situatie niet plaats vindt. Het is zeer waarschijnlijk dat door de diepere ligging, het groepsrisico niet toeneemt. Omdat het berekende groepsrisico toeneemt, is er een verantwoording opgesteld. Deze verantwoording is als bijlage 2 toegevoegd bij dit wijzigingsplan. Het advies van de brandweer vormt hier een onderdeel van.
Uit onderzoek blijkt dus dat het GR ter hoogte toeneemt als gevolg van de beperkte verlegging van de hogedruk aardgasleiding (uitgaande van 1 meter deklaag). In de regelgeving wordt dit als een aandachtspunt beschouwd en wordt een verantwoording van het groepsrisico voorgeschreven.
Op basis van de risicoanalyse is door de regionale brandweer advies uitgebracht (bijlage 2). Dit advies is als input gebruikt bij het opstellen van de verantwoording en de beoordeling van de veiligheidssituatie. De wijzigingen van de leiding zijn van een beperkte invloed, hierdoor blijft het advies van de brandweer met kenmerk 000021/RoEv-2013 van 14 juni 2013 van kracht.
De invulling van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag neemt daarmee de verantwoordelijkheid voor het zogenaamde "restrisico" dat overblijft na eventueel genomen risico reducerende maatregelen.
Hieronder volgt een beschrijving van de aspecten die conform artikel 12 van het Bevb onderdeel uitmaken van de verantwoording van het groepsrisico voor buisleidingen.
a. de aanwezige en de op grond van het besluit te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied van de buisleiding of buisleidingen die het groepsrisico mede veroorzaakt of veroorzaken;
Het aantal binnen het invloedsgebied aanwezige personen is weergegeven in het onderzoek van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. Op grond van het besluit neemt het aantal personen niet toe.
b. het groepsrisico per kilometer buisleiding op het tijdstip waarop het besluit wordt vastgesteld en de bijdrage van de in dat besluit toegelaten kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aan de hoogtevan het groepsrisico, vergeleken met de lijn die de kans weergeeft op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-4 per jaar en de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-6 per jaar;
Het groepsrisico is weergegeven in het onderzoek van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.
c t/m e.
De te overwegen maatregelen die de Brandweer voorstelt in het advies worden overwogen in het verdere verloop van de realisatie van de verlegging van de buisleiding. Daarbij moet in overweging worden genomen dat de uiteindelijke diepteligging van de buisleiding een grote rol speelt in de hoogte van het groepsrisico in het gebied. In het komende proces van realisatie zal er bij de Gasunie op worden aangedrongen een diepteligging te kiezen die een positief effect heeft op de hoogte van het groepsrisico. Daarnaast zal met aanvullende berekeningen worden verkend of maatregelen zoals strikte voorwaarden nog toegevoegde waarde hebben.
f. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval;
Punt 3 onder paragraaf 5.2 van het brandweeradvies zal binnen 80 meter van de buisleiding worden overwogen waar het nieuwe ontwikkelingen betreft.
g. de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de buisleiding of buisleidingen die het groepsrisico mede veroorzaakt of veroorzaken, om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet. Hiervoor wordt verwezen naar het Rampenplan gemeente Amsterdam.
Het uitvoeringsbeleid streeft naar een groepsrisico lager dan de oriëntatiewaarde. De afweging voor een (toename van een) overschrijding van de oriëntatiewaarde moet als specifiek beslispunt aan het bevoegd gezag ter besluitvorming worden voorgelegd.
Met de verlegging van de gasleiding wordt de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico niet overschreden. Het plan voldoet daarmee, behalve aan de wettelijke eisen, aan het uitgangspunt van het uitvoeringsbeleid om te streven naar groepsrisico's lager dan de oriëntatiewaarde.
Het uitvoeringsbeleid streeft naar extra bescherming van beperkt zelfredzame personen (zoals kinderen, ouderen en minder validen). Ongevalsscenario's bij buisleidingen zijn snelle scenario's die minder mogelijkheden geven voor mensen om zichzelf in veiligheid te brengen. Daarom stelt het uitvoeringsbeleid dat nieuwe objecten specifiek bedoeld voor beperkt zelfredzame personen bij voorkeur gesitueerd moeten worden buiten de 100%-letaliteitsgrens van hoge druk aardgasleidingen (in dit geval 80 meter) waardoor aardgas onder hoge druk wordt vervoerd. Uitgangspunt hierbij is dat er op deze afstand meer mogelijkheden zijn om mensen in veiligheid te brengen bij een eventueel ongeval. Daarnaast zal er afschermende werking optreden door andere bebouwing en zullen mensen binnen gebouwen beschermd zijn tegen warmtestraling.
In het bestemmingsplan 'Amstelkwartier tweede fase' is juridisch geborgd dat voor de directe bestemmingen die zijn gelegen binnen de 100% letaliteitszone van de gasleidingen en de GOS/GET geen vestiging van objecten voor minder zelfredzamen mogelijk is. Binnen de uit te werken bestemmingen die zijn gelegen in de 100% letaliteitszone kunnen objecten voor minder zelfredzame personen alleen mogelijk worden gemaakt als bij de uitwerking blijkt dat risico's aanvaardbaar zijn en geaccepteerd door het bevoegd gezag. Het bestemmingsplan voldoet hiermee aan de uitgangspunten van het uitvoeringsbeleid van de gemeente Amsterdam.
Het plaatsgebonden risico van de te verleggen gasleiding vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van bestemmingsplan Amstelkwartier tweede fase. Het berekende groepsrisico, waarbij rekening wordt gehouden met een afdeklaag van 1 meter, neemt toe met de verplaatsing van de aardgasleiding. Het groepsrisico blijft wel onder de oriëntatiewaarde. De kans op een ongeval wordt daarmee aanvaardbaar laag geacht.
Bij de verlegging van de gasleiding wordt door het bevoegd gezag met de Gasunie en Liander afgestemd over de meest veilige oplossing/inrichting. Te denken valt hierbij aan markerings- en beschermingsmaatregelen van de gasleiding.
Op basis van de hoogte van het berekende risico's in combinatie met de mogelijke maatregelen ter beperking van risico's wordt de verlegging van de gasleiding aanvaardbaar geacht.
Voor een uitgebreide beschrijving van de regelgeving en de reultaten van het verrichte bodemonderzoek ten behoeve van de herontwikkeling van Amstelkwartier wordt verwezen naar hoofdstuk 11 van bestemmingsplan 'Amstelkwartier tweede fase'. Dit hoofdstuk beperkt zich tot het beschrijven van de bodemaspecten die van belang zijn voor het verleggen van de gasleiding.
In het kader van het MER voor het gebied Overamstel is als deelrapportage een bodemonderzoek uitgevoerd door Ontwikkelbedrijf Gemeente Amsterdam (augustus 2012). Onderzoek is gedaan naar de effecten van de diverse ontwikkelingen in Overamstel op de bodem, er is een beeld geschetst van de kwaliteit van de bodem en er wordt ingegaan op de aanwezige verontreinigingen. Het bodemonderzoek en het saneringsonderzoek zijn bijgevoegd als bijlagen (bijlagen 3 en 4).
De Dienst Milieu en Bouwtoezicht heeft conform de Wet bodembescherming (Wbb) in een beschikking (nr. AM0363/08178/B40 d.d. 28 juli 2009) vastgelegd dat er ter plaatse van de voormalige Zuidergasfabriek sprake is van een 'ernstig geval van bodemverontreiniging waarvan de sanering binnen 4 jaar moet zijn begonnen'. In een saneringsonderzoek is onderzocht welk type saneringsvariant als beste kan worden uitgewerkt in een saneringsplan.
De genoemde bodemverontreiniging is een erfenis van de Zuidergasfabriek, die in de vorige eeuw zo'n 50 jaar op dit terrein heeft gestaan. Uit ruim 500 verrichte boringen is gebleken dat de vervuiling grotendeels bestaat uit olie- en teerachtige verbindingen (minerale olie, mengsels van benzeenverbindingen en polycyclische aromatische koolwaterstoffen, cyanide en zware metalen).Het type en de omvang van de vervuiling is bekend van andere gasfabrieken in het land. Het voormalige terrein van de Zuidergasfabriek komt ongeveer overeen met de terreingrenzen van Amstelkwartier tweede fase.
Verontreinigde locaties in Overamstel
Tussen 2008 en 2011 is een aantal onderzoeken gedaan naar de bodemverontreiniging. Naast historisch archiefonderzoek werden honderden monsters genomen van de bodem en het grondwater onder (en rondom) het Zuidergasfabriekterrein. De resultaten zijn in 2011 gepubliceerd in de “Verkenning Bodemsanering Zuidergasfabriek”. Na publicatie zijn bovendien nog extra metingen verricht, mede op aandringen van omwonenden, naar de bodemkwaliteit buiten het terrein, het water in de Amstel en de toplaag van het toekomstig park. De hoofdconclusies van alle rapportages zijn in het 'Saneringsonderzoek Zuidergasfabriek' (zie bijlage) als volgt samengevat:
Er is geen gevaar voor mens en dier. Daarbij laten de onderzoeken zien dat een ingrijpende aanpak, waarbij alle bomen en monumenten tegen de vlakte gaan, onnodig is. Toch moet er worden gesaneerd, want als Amstelkwartier tweede fase wordt herontwikkeld stelt dat hogere eisen aan de bodem: er worden diepe parkeerkuipen gegraven, bewoners gaan spitten in hun tuinen, er worden kabels en leidingen ingegraven en kinderen stoppen aarde in hun mond.
Saneringsonderzoek
Bij de traditionele aanpak van gasfabrieksaneringen koos men meestal voor een 'bronverwijderingsvariant'. Daarbij werden de meest verontreinigde plekken zeer diep uitgegraven en naar speciale depots afgevoerd. Ook de bovenste laag van het maaiveld werd verwijderd en vervangen door schone grond. In de afgelopen 10 jaar begon men daar echter op terug te komen. Om de volgende redenen:
Ook bij een relatief ernstige bodemverontreiniging blijkt het bijna altijd gunstiger om te werken met een schone leeflaag en de vervuiling te laten zitten waar hij zit. Daarom stelt de gemeente Amsterdam voor om bij de sanering van de Zuidergasfabriek een andere koers te varen en in principe meteen al in te zetten op een sanering op basis van het aanbrengen van een leeflaag, met zo min mogelijk bronverwijdering.
In het saneringsonderzoek is niet alleen het aanbrengen van een schone leeflaag op het terrein onderzocht, maar ook of er beheermaatregelen denkbaar zijn. In onderstaande tabel staan de maatregelen samengevat.
Basismaatregelen leeflaagsanering
Sanering oost- en weststrook
Uit het saneringsonderzoek blijkt dat het niet zinvol is om bovengenoemde leeflaag als een dikke plak over heel Amstelkwartier tweede fase uit te spreiden; op bepaalde plekken is juist minder (of meer) aan leeflaag gewenst. Bovendien laat het onderzoek zien dat het op specifieke plekken juist wel wenselijk is om de verontreiniging een stukje uit te graven en af te voeren. Die van plek-tot-plek variërende aanpak heeft een paar sterke argumenten:
Voor straten en de aanleg van nutsvoorzieningen (het verleggen van de gasleiding) wordt als saneringsmogelijkheden genoemd:
Gevolgen werkzaamheden gasleiding
Een deel van de verontreiniging zit aan de grond gebonden (immobiel) en een ander deel is opgelost in het grondwater en kan zich met het grondwater verplaatsen (mobiel). De kabels en leidingen, welke nodig zijn voor de herontwikkeling van Amstelkwartier worden in de 1 meter schone leeflaag gelegd. De te verleggen hogedrukaardgasleiding van 40 bar ligt dieper, namelijk onder het grondwater.
Ten behoeve van het verplaatsen van de hogedrukaardgasleiding, wordt voorafgaand aan de werkzaamheden de vervuilde grond afgegraven. Na het verleggen van de gasleiding wordt er schone grond teruggebracht. Gezien de ligging van de gasleiding onder het grondwater, zal de grond waar de gasleiding in ligt op den duur weer (licht) vervuild zijn. Het verontreinigde grondwater heeft geen gevolgen voor de schoon aan te brengen leeflaag van 1 meter, omdat deze boven het grondwater ligt.
Gezien de te nemen saneringsmaatregelen, zijn er geen beperkingen van de bodemkwaliteit voor het verleggen van de gasleiding.
Bij het opstellen van het voorliggende wijzigingsplan is uitgegaan van de eisen die de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aan bestemmingsplannen stellen. De Wro en Bro leggen onder meer verplichtingen op ten aanzien van de opzet en de presentatie van bestemmingsplannen en wijzigingsplannen. Hieruit vloeit onder andere voort, dat bestemmingsplannen uitwisselbaar moeten zijn. De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) is op het voorliggende plan toegepast, om aan genoemde wettelijke verplichting te voldoen. Ook een aantal algemene bepalingen welke in hoofdstuk 3 en 4 van de regels is opgenomen (bijvoorbeeld de Overgangsregels), zijn voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.
Het (juridische deel van het) wijzigingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels vergezeld van een toelichting. De verbeelding visualiseert de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het wijzigingsplan. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het wijzigingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van de bestemmingen en overige regels. In de toelichting wordt ook een relatie met het relevante beleid gelegd en een gebiedsbeschrijving gegeven. Op basis van het beleid en de gebiedsbeschrijving zijn vervolgens de uitgangspunten voor het bestemmingsplan geformuleerd.
Waar de overige hoofdstukken van deze toelichting de achtergronden van het wijzigingsplan belichten, geeft dit hoofdstuk een toelichting op de planregels en de verbeelding. Uitgelegd wordt wat de bedoeling en strekking is van de verschillende onderdelen van de regels en de verbeelding. Daartoe worden in paragraaf 7.3 de regels per artikel toegelicht. Aangezien alle onderdelen van de verbeelding verbonden zijn met één of meer regels, wordt daarbij ook de verbeelding toegelicht.
Het voorliggende wijzigingsplan betreft een uitwerking van de wijzigingsbevoegdheid, zoals deze is opgenomen in bestemmingsplan 'Amstelkwartier tweede fase' (met identificatienummer NL.IMRO.0363.M1103BPGST-VG01).
Het (juridisch deel van het) wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding en regels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding heeft een functie van visualisering van de bestemmingen. De (digitale) verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het wijzigingsplan. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
De regels in hoofdstuk 1 en de algemene regels in hoofdstuk 3 gelden voor het wijzigingsplan als geheel. Zij werken door in de diverse bestemmingen.
De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het wijzigingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van de bestemming en overige regels.
Hoofdstuk 1 bevat een tweetal artikelen. In artikel 1 wordt een aantal in de regels en/of op de verbeelding voorkomende begrippen ter wille van de duidelijkheid en rechtszekerheid voorzien van een definitie. Artikel 2 geeft een uitleg van de wijze waarop de begrenzing van de verschillende bestemmingen, de bouwhoogte van bouwwerken en de oppervlakte van bouwwerken wordt gemeten.
Hieronder volgt per opgenomen artikel een toelichting. Daar waar het betreffende artikel vanwege de erin opgenomen regeling dit vraagt zal uitgebreid worden ingegaan op die regeling. Voor de overige artikelen wordt volstaan met een meer beperkte uitleg.
Begrippen
Artikel 1 geeft, in alfabetische volgorde, een omschrijving van een aantal begrippen dat in de regels wordt gebruikt. Hiermee wordt formeel vastgelegd wat wel en niet onder het betreffende begrip moet worden verstaan. Dit artikel is dus primair bedoeld om begrippen duidelijk te begrenzen en niet om de gedachten achter de gebruikte termen uit te leggen. Daarvoor is juist deze toelichting bedoeld. In deze toelichting worden gehanteerde begrippen waar nodig uitgelegd. De gehanteerde omschrijving van de begrippen komt overeen met de wijze waarop deze in andere actuele Amsterdamse (grootstedelijke) bestemmingsplannen wordt omschreven.
Wijze van meten
Met artikel 2 wordt aangegeven op welke wijze moet worden beoordeeld in hoeverre een initiatief past binnen de minima en maxima die in de overige regels worden aangegeven.
Artikel 3 Groen
Het groen binnen het plangebied is als zodanig bestemd. Het groen is mede bestemd voor bermen en beplanting, paden, speelvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede voor verhardingen, geluidwerende voorzieningen en straatmeubilair. Het groen kan tevens worden gebruikt voor opstelplaatsen voor voertuigen van hulpdiensten.
De gronden aangewezen als Groen zijn bestemd voor openbare groenvoorzieningen, water- en watergangen en tuinen ten behoeve van woonboten. Ten behoeve van deze functies zijn voet- en fietspaden en nutsvoorzieningen toegestaan. Onder nutsvoorzieningen worden ook de stroomkosten ten behoeve van de woonboten begrepen. Op de gronden zijn alleen bouwwerken geen gebouwen toegestaan ten behoeve van de bestemming, echter, in de tuinen ten behoeve van de woonboten mogen bergingen worden gebouwd.
De voor Groen bestemde gronden zijn tevens bestemd voor tuinen en bergingen ten behoeve van de langs de oever gelegen woonboten. Tuinen en bergingen kunnen uitsluitend gerealiseerd worden wanneer hiervoor een privaatrechtelijke overeenkomst met het bevoegd gezag is gesloten.
Artikel 4 Verkeer - 1
De stadsstraat (Amstelstroomlaan) en binnenstraten in het plangebied hebben de bestemming Verkeer - 1 gekregen. Deze straten zijn zowel voor het gemotoriseerd verkeer als het langzaam verkeer toegankelijk.
Artikel 5 Leiding - Gas
Vanwege de het plangebied aanwezige gasleiding en de in het plangebied te realiseren/verleggen gasleiding is een dubbelbestemming Leiding - Gas opgenomen. Deze dubbelbestemming legt beperkingen op aan de overige bestemmingen. Deze dubbelbestemming is primair ten opzichte van de overigens geldende bestemmingen.
Het Besluit externe veiligheid buisleiding (Bevb) stelt algemene regels voor de inhoud van bestemmingsplannen. Zo is het verplicht om in bestemmingsplannen de ligging van buisleidingen weer te geven. Hierbij wordt ook een belemmeringstrook (strekkende tot 4 meter aan weerszijden) meegenomen.
Conform het Bevb geldt een geclausuleerd bouwverbod voor secundaire bestemmingen binnen de belemmeringstrook. Er kan alsnog toestemming verleend worden voor het bouwen als de veiligheid met betrekking tot de buisleiding niet wordt geschaad. Verder is een omgevingsvergunning verplicht gesteld voor de uitvoering van de werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, die de buisleiding kunnen beschadigen.
Binnen de bestemming Leiding-Gas is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee de leiding onder voorwaarden geheel of gedeeltelijk kan worden gewijzigd en/of verwijderd.
Artikel 6 en Artikel 7: Leiding riool en Leiding water
De voor Leiding - Riool en Leiding - water aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor afvalwater transportleidingen, respectievelijk een hoofdtransportleiding voor drinkwater.
Artikel 8 Antidubbeltelregel
Deze bepaling vormt evenals de overgangsbepaling een van de "standaardregels" die het Bro als verplicht op te nemen bepaling in een bestemmingsplan voorschrijft en komt dus geheel overeen met de tekst uit het Bro. Het moet verhinderen dat bouwpercelen, die slechts voor een bepaald deel mogen worden bebouwd, later alsnog kunnen worden volgebouwd. Nadat een eerste bouwwerk is gerealiseerd, moet deze bepaling voorkomen dat het overgebleven open terrein opnieuw als het totale bouwperceel kan worden beschouwd.
Artikel 9 Algemene bouwregels
Dit artikel maakt bepaalde, kleine overschrijdingen van bestemmingsvlakgrenzen en bebouwingsregels mogelijk zonder een afwijkingsprocedure. In het verleden waren voor zulke geringe overschrijdingen wel (toen nog ontheffings)procedures nodig. Maar in de praktijk bleken de in dit artikel opgesomde overschrijdingen altijd een ontheffing te krijgen. Daarom zijn ze in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt "bij wijze van recht". Dat komt de helderheid vooraf ten goede en kan de proceduredruk verminderen.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
In dit artikel is een aantal algemeen geldende regels opgenomen. Dit kunnen bijvoorbeeld parkeernormen zijn of een maximaal toegestane bruto vloeroppervlakte per functie. Tevens wordt met dit artikel, in aanvulling op het algemene gebruiksverbod in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), benadrukt wat als strijdig gebruik binnen de bestemmingen wordt beschouwd.
In dit artikel is ook de regeling inzake de Staat van Inrichtingen opgenomen. Deze 'Staat van Inrichtingen' maakt als bijlage deel uit van de regels van dit bestemmingsplan. Er is een afwijkingsbepaling opgenomen voor bedrijfssoorten die niet in de Staat van Inrichtingen voorkomen. Voorwaarde voor zo'n afwijking is dat het bedrijf ten hoogste een vergelijkbare milieubelasting heeft als andere bedrijven die in dat bestemmingsvlak zijn toegestaan en wél bekend zijn in de Staat van Inrichtingen. Ook in het kader van de vergunning c.q. melding op grond van de Wet milieubeheer kunnen eisen worden gesteld met betrekking tot aanvullende voorzieningen in de bedrijfsvoering.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Met deze regel kan het bevoegd gezag afwijken van onderdelen van de bestemmingsbepalingen, mocht dat in die bepalingen zelf niet geregeld zijn. Bedoeld worden onder meer bepalingen over specifieke doeleinden zoals antennes, liftopbouwen en overschrijding van bouw- of bestemmingsgrenzen. De overschrijdingen gaan in dit geval verder dan eerder in de 'Algemene bouwregels' en maken een afwegingsmoment noodzakelijk. Een afwijkingsbesluit kan echter nooit zover gaan dat de bestemming wordt veranderd.
Artikel 12 Overgangsrecht
In dit artikel zijn overgangsregels opgenomen, die evenals de anti-dubbeltelregel behoren tot de standaardregels uit het Bro.
Artikel 13 Slotregel
De slotregel ten slotte geeft de officiële benaming van het wijzigingsplan weer alsmede de datum van vaststelling door het college van burgemeester en wethouders.
Ruimtelijke ontwikkelingen gaan in de regel gepaard met gemeentelijke investeringen in gemeenschappelijk te gebruiken voorzieningen, zoals ontsluitingswegen, waarvan de gemeente de kosten kan en mag verhalen op de ontwikkelaar(s). Alhoewel er reeds lange tijd gemeentelijke instrumenten bestaan voor kostenverhaal, bleken deze telkens tekort te schieten, waardoor gemeenten uiteindelijk bleven zitten met gemaakte kosten die niet meer te verhalen waren. Een nieuw instrument, de Grondexploitatiewet (Grex), dient om het risico van grondexploitatie voor gemeenten te verkleinen.
De Grex is als aparte wet tot stand gekomen, maar uiteindelijk ingepast in hoofdstuk 6 van de nieuwe Wro en is daarmee sinds 1 juli 2008 van kracht. In de Grex wordt de verdeling van kosten en opbrengsten bij de ontwikkeling van een bouwlocatie geregeld, voor het geval dat de gemeente niet de ontwikkelende partij is. In de fase van de bouwplantoetsing zal de aanvraag omgevingsvergunning ook moeten worden getoetst aan een op grond van de Grex opgesteld Exploitatieplan, tenminste: als het noodzakelijk was een Exploitatieplan op te stellen.
In artikel 6.12 lid 1 Wro is geregeld, dat bij elk voorgenomen bouwplan, zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro, een exploitatieplan verplicht is. Het verleggen van een gasleiding wordt niet aangemerkt als een bouwplan. Daarmee is er ook geen noodzaak tot het opstellen van een exploitatieplan.
Aanvullend wordt opgemerkt dat op 17 oktober 2012 de gemeenteraad van Amsterdam op basis van een businesscase, een grondexploitatie voor de sanering en ontwikkeling van Amstelkwartier 2e fase heeft vastgesteld. Daarbij heeft de gemeenteraad een krediet van circa € 21 miljoen ter beschikking gesteld om het eerste deel van de sanering van het terrein te kunnen uitvoeren. De belangrijkste in de grondexploitatie betrokken kostenposten zijn:
Het saldo van de grondexploitatie sluit positief. Voor het verleggen van het eerste deel van de gasleiding zijn er afspraken gemaakt met de Gasunie: de kosten hiervan komen ten laste van de Gasunie. Daarmee is het verleggen van de gasleiding financieel gedekt. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar hoofdstuk 18 van bestemmingsplan 'Amstelkwartier tweede fase'.
Uit de nota van toelichting bij het Bro blijkt dat slechts bij hoge uitzondering, indien het duidelijk gaat om een herziening van geringe omvang dan wel van in planologisch opzicht ondergeschikt belang, geen overleg zal hoeven plaats te vinden. De beperkte verlegging van de gasleiding is aan te merken als een aanpassing van ondergeschikt belang.
Met het verleggen van de gasleiding zijn er geen provinciale belangen betrokken. Er zijn ook geen belangen van het hoogheemraadschap aanwezig. Gezien het ontbreken van hun belangen en hun betrokkenheid bij het opstellen van bestemmingsplan 'Amstelkwartier tweede fase' is het wijzigingsplan niet aan hen toegestuurd voor het wettelijke vooroverleg.
Het wijzigingsplan is in samenwerking met de Gasunie en de Brandweer Amsterdam-Amstelland tot stand gekomen. Gezien hen betrokkenheid bij de tot stand koming, is het wettelijke vooroverleg niet nodig.
Nadat het college van Burgemeester en wethouders heeft ingestemd met de vrijgave van het ontwerp 'Wijzigingsplan Amstelkwartier tweede fase, gasleiding' heeft het plan gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.
Het Algemeen Bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost (AB Oost) is gevraagd advies uit te brengen over het ontwerpwijzigingsplan. AB Oost heeft ingestemd met het wijzigingsplan (bijlage 5).