Plan: | Eerste partiële herziening bestemmingsplan Driehoek Kop Java |
---|---|
Plannummer: | M1501BPGST |
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.M1501BPGST-VG01 |
Op de Driehoek Kop Java eiland ontwikkelen partijen het plan voor een hotel. De ontwikkelende partijen zijn voornemens een aanvraag omgevingsvergunning hiervoor indienen. Het bevoegd gezag (stadsdeel Oost) heeft geconstateerd dat er een interpretatieruimte aanwezig is in het huidige bestemmingsplan Driehoek Kop Java. In de planregeling van het bestemmingsplan is voor het bepalen van de maximale hoogte van het gebouw bij de begripsbepaling is aangegeven dat uitgegaan moet worden van peil wat gedefinieerd is voor gebouwen als NAP. Hierbij wordt door bevoegd gezag uitgegaan van NAP 0 en niet van het NAP (maaiveld) ter plaatse zoals wel is bedoeld bij de opstelling van het bestemmingsplan Driehoek Kop Java welke volgend is aan het in december 2012 door de Gemeenteraad vastgestelde Stedenbouwkundig Plan (SP). De onderzoeken die verricht zijn bij het SP als ook het bestemmingsplan Driehoek Kop Java zijn uitgegaan van het NAP ter plaatse en zijn in die zin zorgvuldig en vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening opgesteld.
Om voorgaande te repareren wordt een partiële herziening van het bestemmingsplan in procedure gebracht waarmee het begrip peil wordt aangepast zoals bedoeld, namelijk NAP ter plaatse danwel aangrenzende maaiveld ter plaatse. Deze procedure kan (vrijwel) parallel lopen aan de aanvraag omgevingsvergunning door de ontwikkelaar. Na vaststelling van het bestemmingsplan kunnen belanghebbenden beroep instellen (indien zij een zienswijze hebben ingediend) daarbij kan verzocht worden om een voorlopige voorziening (schorsende werking).
Voor de goede orde wordt opgemerkt dat het voorliggende ontwerpbestemmingsplan (de partiële herziening) uitsluitend het vigerende bestemmingsplan Driehoek Kop Java wijzigt ten aanzien van één begrip, namelijk peil voor gebouwen. In dat kader is de juridisch planologische verantwoording als het ware reeds gedaan bij de vaststelling van het bestemmingsplan Driehoek Kop Jave (3 juli 2013). Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening is nader beoordeeld of zich geen nieuwe feiten, inzichten dan wel omstandigheden bestaan dan wel zich hebben voorgedaan die nieuw dan wel aanvullend onderzoek noodzakelijk maken. Dit is niet het geval. Voorts is bezien of de ruimtelijke afweging nog steeds gedragen kan worden door de onderbouwing. Ook dit is het geval.
Het Java-eiland is één van de vijf oude havenpieren die samen het oostelijk havengebied vormen. Het oostelijk havengebied ligt ten zuiden van het IJ en ten oosten van het Centraal Station. Het meest westelijke gedeelte van het plangebied is nog niet ontwikkeld. Het plangebied is nog niet bebouwd en heeft in het vigerende bestemmingsplan een uit te werken bestemming. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een gedeelte van de ontwikkeling van het nog niet ontwikkelde plangebied.
![]() |
![]() |
|||
ligging plangebied | begrenzing plangebied (rode driehoek) |
Het plangebied van het bestemmingsplan Eerste partiële herziening bestemmingsplan Driehoek Kop Java omvat een gedeelte van de zogenoemde 'Kop' van het Java-eiland, die in het westen wordt begrensd door de Tosaristraat, in het noorden door de Sumatrakade, in het oosten en zuiden door de Javakade.
De strook en het overige deel van de Kop van het Java-eiland vallen buiten het plangebied.
Bij besluit van 25 april 1990 (raadsbesluit nummer 450) is het gebied Zuidelijke IJoever (met daarin de Kop Java eiland en Oostelijke Handelskade) aangewezen als grootstedelijk project.
Gelet op het gewijzigd bestuurlijk stelsel/afschaffing van de deelgemeenten met ingang van 19 maart 2014, ligt de bevoegdheid tot vaststellen van bestemmingsplannen exclusief bij de Gemeenteraad.
De Crisis- en herstelwet beoogt een versnelling in de ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke projecten te bewerkstelligen, teneinde bij te dragen aan de bestrijding van de economische crisis.
Hiertoe zijn tijdelijke wijzigingen in de ruimtelijke procedures (bijvoorbeeld het bestemmingsplan) van toepassing verklaard op verschillende soorten projecten. Zo zijn bijvoorbeeld de behandelingstermijnen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verkort en is het belanghebbende begrip aangepast. De projecten waarvoor dit geldt, zijn opgenomen in bijlage I en II van de Crisis- en herstelwet.
In bijlage I van de Crisis- en herstelwet is als categorie van gevallen onder andere genoemd de 'ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden krachtens afdeling 3.1 of afdeling 3.3 van de Wet ruimtelijke ordening ten behoeve van de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied of de herstructurering van woon- en werkgebieden'. Voorliggend bestemmingsplan moet niet worden gezien als een onderdeel van deze categorie.
Het bestemmingsplan Driehoek Kop Java (NL.IMRO.0363.M1203BPGST-VG01) die door de Gemeenteraad is vastgesteld op 3 juli 2013 geeft een concrete invulling aan het ruimtelijk beleid voor dit gedeelte van de Kop van Java.
Met deze herziening wordt enkel een definitie (peil voor gebouwen) aangepast ten opzichte van het bestemmingsplan Driehoek Kop Java. Het ruimtelijk beleid en kader zoals neergelegen in het bestemmingsplan Driehoek Kop Java is nog immer gewenst en van kracht.
Het beleidskader is beschreven in het bestemmingsplan Driehoek Kop Java. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op wijzigingen in het beleidskader.
Op 14 juni 2011 heeft het kabinet het ontwerp van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) aan de Tweede Kamer gestuurd met daarbij een ontwerp Algemene maatregel van bestuur (Amvb) Ruimte (Barro).
In de structuurvisie is aangegeven dat het Rijk drie hoofddoelen heeft:
Uit deze drie hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn. Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, worden daarom geborgd in de Amvb Ruimte (Barro). Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. Bij de inwerkingtreding van de SVIR en het Barro zal de Nota Ruimte en de bijbehorende Realisatieparagraaf nationaal ruimtelijk beleid komen te vervallen.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. Het Barro is op 22 augustus 2011 vastgesteld. In het Barro zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van:
Vertrouwen in medeoverheden is de basis voor het meer neerleggen van beslissingen dichter bij de burger. Om die reden bevat deze structuurvisie een veel beperkter aantal nationale belangen dan voorheen en ook bevat het Barro minder regels dan eerder was voorgenomen. Het Rijk gaat ervan uit dat de nationale ruimtelijke belangen die via wet- en regelgeving aan andere overheden opgedragen worden door hen goed worden behartigd. Waar het Barro bepalingen bevat gericht op gemeentelijke bestemmingsplannen gaat het Rijk er vanuit dat deze doorwerking krijgen. Het Rijk zal de bestemmingsplannen dan ook niet (tijdens de vaststellingsprocedure) toetsen op een correcte doorwerking van nationale ruimtelijke belangen. Wel zal het Rijk door middel van systeem- of themagerichte onderzoeken achteraf nagaan of bestemmingsplannen aan nationale wet- en regelgeving voldoen.
Van de in het Barro geregelde onderwerpen zijn voor de voorliggende partiële herziening van het bestemmingsplan Driehoek Kop Java geen van de genoemde onderwerpen van toepassing en is in overeenstemming met dit beleid opgesteld.
Per 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) op enkele onderdelen gewijzigd. Zo is een aantal digitale eisen voor ruimtelijke plannen gewijzigd en verbeterd. Een andere wijziging is de toevoeging van een artikellid aan artikel 3.1.6 Bro. In artikel 3.1.6, lid 2 Bro is nu voorgeschreven dat indien bij een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk wordt gemaakt, in de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording daarvan moet plaatsvinden.
De voorgaande systematiek is niet nieuw en werd voorheen de SER-ladder genoemd. Het Rijk adviseerde dit afwegingskader al op enkele beleidsterreinen zoals bij bedrijventerreinen. De SER-ladder is ook in enkele beleidsregels overgenomen. Nu wordt deze systematiek algemeen voorgeschreven bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen en deze wordt ook wel de 'ladder voor duurzame verstedelijking' genoemd.
In het regionale samenwerkingsverband 'Platform Bedrijven en Kantoren' (Plabeka), stemmen de provincies Noord-Holland en Flevoland samen met de Stadsregio Amsterdam en de gemeenten vraag en aanbod van bedrijfslocaties zo goed mogelijk op elkaar af. De afgelopen 5 jaar is 3,5 miljoen m² aan kantoorplannen geschrapt door de regiogemeenten en 0,5 miljoen m² aan structureel leegstaande incourante kantoorgebouwen door de markt getransformeerd. In 2011 zijn opnieuw afspraken gemaakt om in het planaanbod van kantoren en bedrijventerreinen te schrappen en worden verouderde bedrijventerreinen geherstructureerd en bestaande kantoren herontwikkeld tot duurzame kantoorconcepten of voor andere functies.
In voorliggend bestemmingsplan wordt geen nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt. Deze partiële herziening voegt geen nieuwe functies toe, maar wijzigt één definitie.
In het Vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4) licht het kabinet het te voeren milieubeleid toe. Het milieubeleid moet bijdragen aan een gezond en veilig leven in een aantrekkelijke leefomgeving te midden van een vitale natuur zonder de mondiale biodiversiteit aan te tasten of natuurlijke hulpbronnen uit te putten. Het NMP4 wil een eind maken aan het afwentelen van milieulasten op de generaties na ons en op mensen in arme landen. De nota is geen allesomvattend milieubeleidsplan, daarom blijft het NMP 3 grotendeels van kracht. Het NMP4 kijkt verder vooruit (beleidshorizon is 2030) dan de voorgaande NMP's en betrekt de wereldwijde dimensie van het milieuvraagstuk erbij.
In het NMP 4 is geconstateerd dat het beleid voor gevaarlijke stoffen vanwege gebrekkige handhaving en het ontbreken van een wettelijke grondslag geen garantie biedt dat de risico's voor de bevolking zo laag mogelijk worden gehouden. Het kabinet heeft na de vuurwerkramp in Enschede van het externe veiligheidsbeleid een topprioriteit gemaakt. De minister van VROM is coördinator op rijksniveau. De norm voor het plaatsgebonden risico krijgt op termijn een wettelijke status, aan de hand van een AMvB Milieukwaliteitseisen externe veiligheid bij inrichtingen en de AMvB externe veiligheid bij transport. Van de laatste AMvB is nog geen (ontwerp)besluit bekend.
Dit beleid heeft geen consequenties voor het bestemmingsplan Eerste partiële herziening bestemmingsplan Driehoek Kop Java.
Op 21 juni 2010 heeft provinciale staten de Provinciale Structuurvisie Noord-Holland 2040 de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vastgesteld. Op 3 november 2010 is de Provinciale Structuurvisie Noord-Holland 2040 in werking getreden. In de Structuurvisie heeft de provincie haar ruimtelijke toekomstvisie vastgelegd en aangegeven hoe zij deze visie denkt te realiseren.
Uitgangpunt is dat Noord-Holland aantrekkelijk moet blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. De provincie kiest daarbij voor hoogstedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen en houdt het landelijk gebied open en dichtbij. Verder worden de waterkeringen versterkt en calamiteitenbergingen aangelegd om wateroverlast te voorkomen. Door het landelijk gebied te ontwikkelen vanuit de kenmerken van Noord- Hollandse landschappen en de bodemfysieke kwaliteiten blijft de provincie bijzonder en aantrekkelijk om in te wonen, te werken en om te bezoeken.
In de structuurvisie worden drie hoofdbelangen en twaalf ondergeschikte belangen benoemd.
In de structuurvisie worden drie hoofdbelangen en twaalf ondergeschikte belangen benoemd:
Het bestemmingsplan Eerste partiële herziening bestemmingsplan Driehoek Kop Java is met inachtneming van de structuurvisie opgesteld.
Tegelijkertijd met de structuurvisie is de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) in werking getreden (november 2010).
De Verordening bevat algemene regels omtrent de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen. Met het inwerking treden van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is het streekplan als beleidsdocument en de goedkeuringsvereiste voor gemeentelijke bestemmingsplannen komen te vervallen. Voor het streekplan is de structuurvisie in de plaats gekomen, echter deze is uitsluitend zelfbindend voor de provincie. Voor de doorwerking van het in de structuurvisie vastgelegde beleid naar gemeenten toe, heeft de provincie de beschikking gekregen over de zogenaamde provinciale verordening. Deze verordening is het aangewezen instrument als het gaat om algemene regels omtrent de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen of projectbesluiten. Wel zal hierin duidelijk het provinciaal belang naar voren moeten komen. Het uitgangspunt daarbij is dat de bevoegdheden ter doorwerking van het ruimtelijk beleid zoveel mogelijk proactief worden ingezet en het provinciale beleid daarbij zoveel mogelijk eenduidig wordt geregeld.
Waar in het streekplanbeleid ruimte bestaat voor nadere afwegingen of in de bewoordingen beleidsruimte voor maatwerk aanwezig is, is in deze verordening gebruik gemaakt van het instrument ontheffing door GS of – in een enkel geval- nadere regels door GS. Hierdoor wordt de verordening flexibeler ten behoeve van maatwerk situaties. De verordening richt zich op de inhoud van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij niet alleen om de inhoud in strikt juridische zin, maar ook om eisen aan de toelichting.
Het bestemmingsplan Eerste partiële herziening bestemmingsplan Driehoek Kop Java is met inachtneming van de Provinciale ruimtelijke verordening Noord-Holland opgesteld.
De Metropoolregio Amsterdam is het informele samenwerkingsverband van lokale en provinciale overheden in de noordvleugel van de Randstad. Belangrijk kenmerk van de metropoolsamenwerking vormt het feit dat dit gebeurt op vrijwillige basis. De democratische legitimatie van besluiten vindt plaats in de Staten en Raden van de aangesloten gemeenten en provincies.
Het versterken van de concurrentiepositie, nationaal en internationaal, vormt de rode draad binnen de metropoolsamenwerking. Om in de Europese top mee te kunnen blijven spelen, is de gezamenlijke ambitie gericht op het creëren van een hoogwaardig, veilig en duurzaam leef- en woonmilieu voor bedrijven, bewoners en bezoekers, nu en straks. Door in te zetten op compacte, hoogwaardige en bereikbare steden die omringd worden door recreatief groen moet het vestigingsklimaat aantrekkelijk blijven.
Rond de beleidsvelden verkeer en vervoer, economie, verstedelijking, landschap en duurzaamheid zijn drie regionale bestuurlijke overlegorganen geformeerd. De samenwerking in metropoolverband levert de regio bovendien structureel meer kracht en zeggenschap op richting het Rijk.
Het bestemmingsplan Eerste partiële herziening bestemmingsplan Driehoek Kop Java voorziet in aanpassing van één definitie.
De Stadsregio Amsterdam is een samenwerkingsverband van zestien gemeenten. De stadsregio werkt onder meer aan verbetering van de bereikbaarheid, de leefbaarheid en de economische ontwikkeling en heeft in dat kader een aantal beleidsnota's opgesteld.
Plabeka
Sinds 2005 is in de metropoolregio "Plabeka" actief: het Platform Bedrijven en Kantoren. In dit regionale samenwerkingsverband stemmen de provincies Noord-Holland en Flevoland samen met de Stadsregio Amsterdam en de gemeenten vraag en aanbod van bedrijfslocaties zo goed mogelijk op elkaar af. In de Uitvoeringsstrategie Plabeka, vastgesteld tijdens de 6e Noordvleugelconferentie op 16 februari 2007, zijn regionale afspraken gemaakt. Doel van deze afspraken is om te komen tot een aanbod van werklocaties dat zo goed mogelijk aansluit bij de vraag naar bedrijventerreinen, kantoren en zeehaventerreinen.
De afgelopen 5 jaar is 3,5 miljoen m² aan kantoorplannen geschrapt door de regiogemeenten en 0,5 miljoen m² aan structureel leegstaande incourante kantoorgebouwen door de markt getransformeerd. In 2011 zijn opnieuw afspraken gemaakt om in het planaanbod van kantoren en bedrijventerreinen te schrappen en worden verouderde bedrijventerreinen geherstructureerd en bestaande kantoren herontwikkeld tot duurzame kantoorconcepten of voor andere functies.
Het bestemmingsplan Eerste partiële herziening bestemmingsplan Driehoek Kop Java maakt geen nieuw kantoorvloeroppervlak mogelijk. Het programma blijft ten opzichte van het bestemmingsplan Driehoek Kop Java gelijk.
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) schrijft voor dat in 2015 de chemische en ecologische doelen in grotere wateren (waterlichamen) gehaald moeten zijn. Met goede motivatie is eventuele uitloop hiervoor mogelijk tot 2021 of 2027. Indien noodzakelijk is het mogelijk om de doelen in 2021 te verlagen wanneer blijkt dat deze niet haalbaar of betaalbaar (realistisch) zijn.
AGV, provincies, gemeenten, Rijkswaterstaat, terreinbeheerders en ook boeren doen al veel aan de verbetering van de ecologische en chemische kwaliteit. Maar er is nog het nodige te doen de komende jaren. Dit blijkt onder meer uit de resultaten van het meetprogramma dat in 2006 is uitgevoerd; de huidige chemische en ecologische toestand is nog niet in overeenstemming met de doelen.
De implementatie van de KRW is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten. De KRW gaat uit van een aanpak op het niveau van internationale stroomgebieden. Nederland valt binnen 4 stroomgebieden: de Eems, de Rijn, de Maas en de Schelde. Het beheergebied van AGV valt binnen het stroomgebied van de Rijn-Delta, en wel binnen het deelstroomgebied Rijn-West. Daarbinnen zijn 8 waterschappen, 5 directies van Rijkswaterstaat, 5 provincies en 200 gemeenten actief. Binnen Rijn-West verband is een KRW-organisatie opgezet waarin al deze partijen deelnemen. Hierin is een aanpak in de stappen afgesproken, die ook voor AGV leidend is. De overheden hebben afgesproken dat de waterschappen een trekkersrol hebben in het gebiedsproces en voor de rapportage over de maatregelen voor het KRW-deel dat betrekking heeft op oppervlaktewater. In 2005 is AGV begonnen met de begrenzing van oppervlaktewaterlichamen, een globale verkenning van doelen, maatregelen en kosten en de uitvoering van het monitoringprogramma. In 2007 en 2008 volgde de detailuitwerking van doelen, maatregelen en kosten per oppervlaktewaterlichaam. Dit heeft geleid tot een aantal resultaten die deels worden vastgelegd in Waterplannen van de provincies en deels in dit KRW-deel van het Waterbeheerplan van AGV. Het bestemmingsplan is met in achtneming van het waterbeheerplan AGV opgesteld.
Economisch sterk, duurzaam, goed wonen en werken, veel ruimte voor groen Amsterdam. De Structuurvisie is op 17 februari 2011 vastgesteld door de Gemeenteraad en daarmee het toekomstbeeld voor de stad.
De Structuurvisie heeft een stad voor ogen waar het goed toeven is, met voldoende geschikte woningen op diverse locaties, de aantrekkingskracht van een wereldstad met een attractief vestigingsmilieu en ruimte voor groen. Er komen 70.000 woningen bij, aan de Zuidas, de IJoevers op het Zeeburgereiland en in de stedelijke vernieuwingsgebieden. Ook in de Coen- en Vlothaven komen woningen, maar de havenbedrijven worden voor de stad behouden. Andere belangrijke onderdelen van de visie op de metropool zijn:
Het voorliggende bestemmingsplan is in overeenstemming met de Structuurvisie opgesteld.
De kantorenstrategie Amsterdam (vastgesteld door de gemeenteraad op 14 juli 2011) geeft richting aan de rol van de gemeente op de kantorenmarkt om de leegstand terug te brengen tot een acceptabel niveau en de toenemende verversing en de geringe uitbreiding van de kantorenvoorraad vorm te geven. De gemeente wil hiermee bijdragen aan het herstellen van het evenwicht op de kantorenmarkt op termijn. De kantorenstrategie richt zich niet alleen op de planvoorraad, maar vooral ook op de bestaande voorraad. Op stedelijk en projectniveau worden maatregelen en kaders benoemd die bijdragen aan:
Per saldo zal hierdoor de totale kantorenvoorraad in omvang af dienen te nemen en er weer zicht komen op een 'normaal' leegstandspercentage. Het doel is een continue toekomstbestendige kantorenvoorraad die voldoende ruimte biedt aan de uiteenlopende vraag van huidige en potentiële kantoorondernemingen. In deze kantorenstrategie worden verschillende maatregelen beschreven om het evenwicht tussen vraag en aanbod voor de kantorenmarkt te herstellen en de overmaat aan leegstand op te lossen.
In de kantorenstrategie is een aantal groeigebieden aangegeven. Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan behoort niet tot deze groeigebieden. Het bestemmingsplan Eerste partiële herziening bestemmingsplan Driehoek Kop Java maakt geen nieuwe kantoren mogelijk. Het plan past binnen de Kantorenstrategie Amsterdam.
Het ruimtelijke kader is identiek aan het ruimtelijk kader zoals beschreven en vastgelegd in het bestemmingsplan Driehoek Kop Java.
Deze Eerste partiële herziening bestemmingsplan Driehoek Kop Java ziet toe op de wijziging van één definitie (peil voor gebouwen) en niet op wijziging van andere planregels. De planregels van het bestemmingsplan Driehoek Kop Java blijven onverminderd van toepassing voor zover het voorliggende bestemmingsplan deze niet wijzigt.
Het bestemmingsplan Eerste partiële herziening bestemmingsplan Driehoek Kop Java maakt geen nieuw gebruik mogelijk. Het gebruik van de gronden en de bouwmogelijkheden op en in de gronden is reeds vastgelegd in het bestemmingplan Driehoek Kop Java. Voor deze bestaande functies is bij het bestemmingsplan Driehoek Kop Java onderzoek naar de kwaliteit van de bodem uitgevoerd. Het voorliggende bestemmingsplan wijzigt deze niet. Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening is nader beoordeeld of zich geen nieuwe feiten, inzichten dan wel omstandigheden bestaan dan wel zich hebben voorgedaan die nieuw dan wel aanvullend onderzoek noodzakelijk maken. Dit is niet het geval. Voorts is bezien of de ruimtelijke afweging nog steeds gedragen kan worden door de onderbouwing. Ook dit is het geval.
Monumentenwet
De Monumentenwet 1988 biedt bescherming aan de bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten. Per 1 september 2007 is de wijziging van de Monumentenwet 1988 ten behoeve van de archeologische monumentenzorg (Wet op de archeologische monumentenzorg) in werking getreden. Daarin is bepaald dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening houdt met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten (art. 38a.1 van de Monumentenwet 1988). Met dit artikel heeft de wetgever het bestemmingsplan als het instrument bij uitstek aangewezen voor de bescherming van archeologische waarden. Dat betekent dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan niet alleen rekening moet worden gehouden met bekende monumenten, maar ook met de omstandigheid dat in bepaalde terreinen nog archeologische resten in de bodem kunnen worden aangetroffen. Om zo tijdig mogelijk hierop te kunnen anticiperen is het nodig de archeologische verwachting van een gebied in kaart te brengen door middel van een archeologisch bureauonderzoek.
In het belang van de archeologische monumentenzorg kan in een bestemmingsplan voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunning voor een aanlegactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verplicht worden gesteld. Ook kan in een bestemmingsplan in het belang van de archeologische monumentenzorg bepaald worden dat de aanvrager van zo een vergunning een rapport dient over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van B&W in voldoende mate is vastgesteld.
Verder kan in het belang van de archeologische monumentenzorg worden bepaald dat de aanvrager van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een rapport dient over te leggen als bedoeld in artikel 39, tweede lid en kan worden bepaald dat aan zo een vergunning voorschriften kunnen worden verbonden als bedoeld in artikel 39, derde lid, van de Monumentenwet 1988.
Archeologie Amsterdam
In aansluiting op het rijks- en provinciaal beleid besteedt de gemeente specifieke aandacht aan vroegtijdige inpassing van archeologie in de ruimtelijke ordeningsprocessen. Uitgangspunt hierbij is een kwalitatief adequaat beheer van het cultureel erfgoed met aandacht voor een efficiënte voortgang van bouwprocessen en kostenbeheersing.
Het archeologiebeleid is gebaseerd op het principe dat zowel bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan als bij bodemverstorende (bouw)activiteiten altijd een nadere waardestelling nodig is van de aanwezige archeologische verwachting in de vorm van een archeologisch bureauonderzoek. Dit bureauonderzoek behelst een specificatie van eventuele archeologische waarden binnen een specifiek plangebied en een advies met betrekking tot het daarbij behorende beleid. Bij de formulering van het beleid staat altijd de balans tussen het archeologische belang ten opzichte van de voortgang van het ruimtelijke ontwikkelingsproces centraal.
Bij het moederplan, het bestemmingsplan Driehoek Kop Java, is archeologisch onderzoek uitgevoerd. Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening is nader beoordeeld of zich geen nieuwe feiten, inzichten dan wel omstandigheden bestaan dan wel zich hebben voorgedaan die nieuw dan wel aanvullend onderzoek noodzakelijk maken. Dit is niet het geval. Voorts is bezien of de ruimtelijke afweging nog steeds gedragen kan worden door de onderbouwing. Ook dit is het geval.
Twee wettelijke regelingen zijn van belang:
Daarnaast zijn waardevolle gebieden uit de ecologische hoofdstructuur beschermd op basis van beleid, zoals het provinciale ecologische beleid. Op 23 mei 2011 hebben provinciale staten van Provincie Noord-Holland de eerste partiële herziening van de Structuurvisie en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vastgesteld. Eén van de daarin opgenomen onderwerpen is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Vervolgens hebben gedeputeerde staten het Natuurbeheerplan 2012 op 20 september 2011 vastgesteld.
Het Natuurbeheerplan geeft aanleiding voor de wijziging van de begrenzing van de EHS en de provinciale ecologische verbindingszones zoals opgenomen in de PRVS. Gedeputeerde Staten heeft hiertoe dan ook besloten.
Het plangebied ligt buiten speciale beschermingszones, en externe werking van het plan op dergelijke gebieden is niet aannemelijk. Het plangebied ligt niet in de Ecologische hoofdstructuur, en evenmin in de Hoofdgroenstructuur van de gemeente Amsterdam.
Bij het moederplan, het bestemmingsplan Driehoek Kop Java, is onderzoek uitgevoerd. In het vooliggende bestemmingsplan wordt slechts een definitie gewijzigd. Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening is nader beoordeeld of zich geen nieuwe feiten, inzichten dan wel omstandigheden bestaan dan wel zich hebben voorgedaan die nieuw dan wel aanvullend onderzoek noodzakelijk maken. Dit is niet het geval. Voorts is bezien of de ruimtelijke afweging nog steeds gedragen kan worden door de onderbouwing. Ook dit is het geval.
Natuur en landschap vormen geen belemmeringen voor vaststelling en uitvoering het bestemmingsplan Eerste partiële herziening bestemmingsplan Driehoek Kop Java.
Het algemene rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving voor het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen); het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, water- en spoorwegen, buisleidingen); en het gebruik van luchthavens. Bij externe veiligheid gaat het om het binnen aanvaardbare grenzen houden van risico's bij de productie, opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Het plangebied valt verder niet binnen een risicozone, veiligheidsafstand, toetsingsafstand, minimale bebouwingsafstand, inventarisatiezone of invloedsgebied van een andere modaliteit of van een inrichting. In het bestemming Driehoek Kop Java is reeds ingegaan op het aspect externe veiligheid. In het voorliggende bestemmingsplan wordt slechts een definitie gewijzigd. Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening is nader beoordeeld of zich geen nieuwe feiten, inzichten dan wel omstandigheden bestaan dan wel zich hebben voorgedaan die nieuw dan wel aanvullend onderzoek noodzakelijk maken. Dit is niet het geval. Voorts is bezien of de ruimtelijke afweging nog steeds gedragen kan worden door de onderbouwing. Ook dit is het geval.
Externe veiligheid vormt geen belemmering voor het vaststellen en uitvoeren van het bestemmingsplan Eerste partiële herziening bestemmingsplan Driehoek Kop Java
Het voorliggende bestemmingsplan wijzigt één definitie (peil voor gebouwen) van het moederplan Driehoek Kop Java. Het programma zoals vastgelegd in het bestemmingsplan Driehoek Kop Java blijft onverminderd van kracht. Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening is nader beoordeeld of zich geen nieuwe feiten, inzichten dan wel omstandigheden bestaan dan wel zich hebben voorgedaan die nieuw dan wel aanvullend onderzoek noodzakelijk maken. Dit is niet het geval. Voorts is bezien of de ruimtelijke afweging nog steeds gedragen kan worden door de onderbouwing. Ook dit is het geval.
Geluid vormt geen belemmering voor het vaststellen en uitvoeren van het bestemmingsplan Eerste partiële herziening bestemmingsplan Driehoek Kop Java.
Het oorspronkelijke Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) stamt uit 2002, en is op 31 augustus 2004 gewijzigd in werking getreden. Het LIB is een Algemene Maatregel van Bestuur, die gebaseerd is op artikel 8.4 van de Wet luchtvaart.
Met het LIB wordt in kaartmateriaal een zogenaamd beperkingengebied vastgesteld. Het LIB bevat voor dat beperkingengebied regels waarbij beperkingen zijn gesteld ten aanzien van de bebouwing en het gebruik van gronden, voor zover die beperkingen noodzakelijk zijn met het oog op de veiligheid en de geluidsbelasting in verband met de nabijheid van de luchthaven.
Het noordelijk deel van het plangebied ligt een horizontaal hoogtebeperkend vlak van Schiphol. De beperking is 150 meter. De toegestane bouwhoogte in het plan blijft hier ruimschoots onder. Het bestemmingsplan Eerste partiële herziening bestemmingsplan Driehoek Kop Java maakt geen hogere bouw mogelijk.
Het LIB vormt geen belemmering voor het vaststellen en uitvoeren van het bestemmingsplan Eerste partiële herziening bestemmingsplan Driehoek Kop Java
Het is bekend dat een nieuw Luchthavenindelingsbesluit in voorbereiding is bij het Rijk. De verwachting is dat de hoogbouw voorzien in dit plan binnen een radarvlak zal vallen. Voor zover op dit moment bekend zal het binnen de vigeur van het nieuwe LIB mogelijk zijn om instemming van het Rijk te verkrijgen op deze hoogbouw. Afhankelijk van hoe het nieuwe LIB vorm gegeven wordt zal die toestemming via de afstemming vooraf met het Rijk kunnen worden verkregen dan wel via een afwijkingsbevoegdheid met verplichte advisering vanuit het Rijk in het plan zelf opgenomen kunnen worden. Gezien de, op dit moment nog bestaande onzekerheid over de vorm van en het moment waarop het nieuwe LIB van kracht zal worden en het feit dat het vigerende LIB geen belemmering vormt is de regeling in het bestemmingsplan niet aangepast. Op het moment dat meer duidelijkheid ontstaat over de eventueel veranderende regelgeving op dit gebied zal de hoogbouwregeling in dit plan daarmee in overeenstemming worden gebracht.
De toepasselijke wet- en regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit is vastgelegd in Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer, ook wel de Wet luchtkwaliteit genoemd, die op 15 november 2007 in werking is getreden. De wijzigingen die het bestemmingsplan Eerste partiële herziening bestemmingsplan Driehoek Kop Java mogelijk maakt zijn niet van invloed op de luchtkwaliteit, het aantal parkeerplaatsen in het gebied blijft gelijk. Gelet hierop, kan worden aangenomen dat het project niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Luchtkwaliteit vormt beperking. Het project mag zonder verdere toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden uitgevoerd.
Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang een volwaardige plaats in bepaalde plan- en besluitvormingsprocessen te geven. Enerzijds maakt het opstellen van een milieueffectrapport (MER) de initiatiefnemer bewust van de milieugevolgen en anderzijds kan de overheid diverse milieugevolgen in samenhang met elkaar en op een voor de burger transparante wijze bij de besluitvorming betrekken.
De m.e.r.- procedure is vastgelegd in hoofdstuk 7 van de Wm. In paragraaf 7.2 van de Wm en het bijbehorend Besluit Milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is vastgelegd wanneer het doorlopen van de m.e.r.-procedure verplicht is.
In de bijlage, onderdeel C, staat per categorie aangegeven welke activiteiten in welke gevallen plan-m.e.r.-plichtig en/of Besluit-m.e.r.-plichtig zijn. In onderdeel D staat op dezelfde wijze aangegeven welke activiteiten en projecten m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Indien en voor zover er geen sprake is van verplichting ingevolge de Wet Milieubeheer zal kunnen worden volstaan met een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Van belang voor dit bestemmingsplan is dat wordt beoogd één definitie te wijzigen waarbij het programma zoals vastgelegd in het bestemmingsplan Driehoek Kop Java onverminderd van kracht blijft. Voor dit bestemmingplan bestaat op grond van deze conclusies geen plicht tot het opstellen van een milieueffectrapportage.
Het voorliggende bestemmingsplan wijzigt één definitie (peil voor gebouwen) van het moederplan Driehoek Kop Java. Het programma zoals vastgelegd in het bestemmingsplan Driehoek Kop Java blijft onverminderd van kracht. het voorliggende bestemmingsplan heeft dus geen invloed op het verkeer, parkeren en ontsluiting zoals vastgelegd in het bestemmingsplan Driehoek Kop Java. Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening is nader beoordeeld of zich geen nieuwe feiten, inzichten dan wel omstandigheden bestaan dan wel zich hebben voorgedaan die nieuw dan wel aanvullend onderzoek noodzakelijk maken. Dit is niet het geval. Voorts is bezien of de ruimtelijke afweging nog steeds gedragen kan worden door de onderbouwing. Ook dit is het geval.
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen. In de waterparagraaf is de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de huishoudkundige situatie opgenomen. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten.
Het beheer van het water in de Amsterdamse binnenstad is in handen van Waternet, namens het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). Een deel van het plangebied maakt deel uit van het beheersgebied van AGV en valt daarmee onder de regelgeving in de Keur AGV. Het oppervlaktewater is echter in het beheer van Rijkswaterstaat.
Waternet, waarin de Dienst Waterbeheer en Riolering en het Waterleidingbedrijf zijn samengegaan, is de uitvoerende dienst voor dit Hoogheemraadschap. Voor de gemeente Amsterdam voert Waternet de grondwaterzorgtaak uit, alsmede de afvalwaterinzameling en de drinkwaterlevering. Sinds 1 januari 2011 voert Waternet ook het nautisch beheer uit in de grachten van Amsterdam, in opdracht van de gemeente Amsterdam.
De partiële herziening voorziet niet in een vergroting van het verhard oppervlak of tot het dempen van water.
Watertoets
De watertoets is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. De inzet daarbij is om in elk afzonderlijk plan met maatwerk het reeds bestaande waterhuishoudkundige en ruimtelijke beleid goed toe te passen en uit te voeren.
In het kader van de Watertoets heeft Waternet als uitvoerende tak van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht beoordeeld of het ruimtelijke plan past binnen alle regelgeving en beleid ten aanzien van het gebruik en beheer van het water en haar oevers (o.a. Beleidsnota Inrichting, Gebruik en Onderhoud van wateren en oevers, Beleidsnota Keurontheffingen Waterkeringen, Keur AGV, Vaarwater op Orde en Verkeersbesluiten Vaarwegen AGV-1 & AGV-2).
Het programma zoals vastgelegd in het bestemmingsplan Driehoek Kop Java blijft onverminderd van kracht. het voorliggende bestemmingsplan heeft dus geen invloed op wateraspecten zoals vastgelegd in het bestemmingsplan Driehoek Kop Java. Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening is nader beoordeeld of zich geen nieuwe feiten, inzichten dan wel omstandigheden bestaan dan wel zich hebben voorgedaan die nieuw dan wel aanvullend onderzoek noodzakelijk maken. Dit is niet het geval. Voorts is bezien of de ruimtelijke afweging nog steeds gedragen kan worden door de onderbouwing. Ook dit is het geval.
Waar de overige paragrafen van deze bestemmingsplantoelichting de achtergronden van het bestemmingsplan belichten, geeft deze paragraaf een toelichting op de bestemmingsplanregels.
Het (juridisch deel van het) bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding heeft een functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse regels artikelsgewijs worden besproken.
De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van de bestemming en overige regels. In de toelichting wordt ook een relatie met het relevante beleid gelegd en een gebiedsbeschrijving gegeven. Op basis van het beleid en de gebiedsbeschrijving zijn vervolgens de uitgangspunten voor het bestemmingsplan geformuleerd.
Het betreft de eerste planherziening van het bestemmingsplan Driehoek Kop Java. Dit betekent dat de regels van het bestemmingsplan Driehoek Kop Java onverminderd van kracht blijven voor zover het voorliggende bestemmingsplan deze niet wijzigt.
In deze partiële herziening is in het kader van eenduidigheid ervoor gekozen alleen de wijziging van de definitie die gewijzigd wordt op te nemen. Daarnaast zijn nog enkele begrippen opgenomen welke vanuit de SVBP2012 verplicht zijn om op te nemen. Voor het overige blijven de planregels van het bestemmingsplan Driehoek Kop Java onverminderd van kracht.
Voor gebouwen geldt als 'peil' het N.A.P ter plaatse dan wel het maaiveld ter plaatse. Op deze wijze wordt de definitie eenduidig en bestaat er geen onderscheid in peil voor gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde. Ter informatie wordt meegegeven dat N.A.P. in Amsterdam overal verschilt en daarom het 'ter plaatse' is opgenomen. Tevens wordt aangesloten bij maaiveld ter plaatse ter aansluiting op peil voor bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Ingevolge artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), besluit de gemeenteraad of wordt afgezien van het opstellen van een exploitatieplan. In dit geval wordt afgezien van het opstellen van een exploitatieplan omdat de gemeente Amsterdam volledig eigenaar is van de grond waarop het bestemmingsplan van toepassing is op het moment dat het bestemmingsplan wordt vastgesteld. Het verhaal van de kosten van de grondexploitatie, zoals bedoeld in de Wro, is daarom anderszins verzekerd via het erfpachtstelsel.
Het toepassen van het erfpachtstelsel ten behoeve van kostenverhaal past goed binnen het uitgangspunt van de Wro dat het privaatrechtelijke spoor voorop staat. Erfpacht is immers een privaatrechtelijk instrument waarbij de gemeente als eigenaar bepaalt tegen welke vergoeding haar gronden in gebruik mogen worden genomen door derden. Naar zijn aard biedt dit systeem de gemeente de mogelijkheid om kosten die de gemeente maakt ten behoeve van de grondexploitatie van gronden te verhalen op derden die gebruik maken van die gronden. Opgemerkt zij nog dat de gemeente telkens eigenaar is en blijft van de gronden.
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het concept ontwerpbestemmingsplan verzonden aan:
Opgemerkt wordt dat de provincie Noord-Holland bij besluit van 8 mei 2012, onder nummer 2012-17090, beleidsregels heeft opgesteld inzake de gevallen waarin niet langer noodzakelijk is om vooroverleg te plegen met de provincie over de in voorbereiding zijnde bestemmingsplannen.
De gemeente heeft conform dit beleid getoetst of het voorliggende bestemmingsplan in aanmerking komt voor vooroverleg met de provincie. Dit is niet het geval omdat het project niet één van de gevallen betreft waarvoor is voorgeschreven dat vooroverleg is vereist.
Het Rijk is per 1 januari 2012 gestopt met het vooraf toetsen van nieuwe gemeentelijke bestemmingsplannen en ruimtelijke plannen van de provincies op strijdigheid met nationale belangen zoals milieuregels. Het ministerie van Defensie, het ministerie van EL&I (Energie) en Rijkswaterstaat blijven de plannen wel beoordelen op hun eigen directe belangen. Het voorliggende bestemmingsplan de hiervoor genoemde belangen niet zodat er geen sprake is van noodzaak tot (voor)overleg.
Gezien de beperkte omvang van de wijzigingen en het feit dat de belangen die behartigd worden door de andere overheden reeds zijn afgestemd bij het recent vastgestelde bestemmingsplan Driehoek Kop Java welke onherroepelijk is geworden, is formeel afgezien van het voeren van formeel overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Bro.
Op 28 april 2015 heeft het college van Burgemeester en wethouders het ontwerpbestemmingsplan Eerste partiële herziening bestemmingsplan Driehoek Kop Java vrijgegeven voor terinzagelegging. Overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening heeft het ontwerpbestemmingsplan Eerste partiële herziening bestemmingsplan Driehoek Kop Java met de daarop betrekking hebbende stukken ter inzage gelegen. Hiertoe is op 29 april 2015 een publicatie geplaatst op de gemeentelijke website en de digitale Staatscourant. Het ontwerpbestemmingsplan Eerste partiële herziening bestemmingsplan Driehoek Kop Java heeft met de daarop betrekking hebbende stukken met ingang van 30 april tot en met 10 juni 2015 voor een ieder ter inzage gelegen, waarbij aan een ieder de gelegenheid is geboden om een zienswijze bij de gemeenteraad van Amsterdam in te dienen. Binnen eerdergenoemde termijn zijn geen schriftelijke zienswijzen ontvangen.
In de Verordening op de bestuurscommissies 2013 is vastgelegd dat bij het vaststellen van (grootstedelijke) bestemmingsplannen advies wordt ingewonnen bij de betrokken bestuurscommissie (artikel 28, tweede lid). In dit kader is de bestuurscommissie van stadsdeel Oost verzocht om advies uit te brengen over het voorliggende ontwerpbestemmingsplan. Het Dagelijks Bestuur van het de bestuurscommissie van stadsdeel Oost heeft namens het Algemeen Bestuur per brief (verzonden op 4 juni 2015) een positief advies uitgebracht. Dit advies is als bijlage 5 bij de toelichting gevoegd.