direct naar inhoud van Artikel 13 Leiding - Gas
Plan: Weespertrekvaart-Zuid
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.M1214BPSTD-OH01

Artikel 13 Leiding - Gas

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het herstel en de instandhouding van een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding.

13.2 Regels samenvallende bestemmingen
13.2.1 Algemeen

De bestemming 'Leiding - Gas' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

13.2.2 Dubbelbestemmingen

Daar waar dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:

  • a. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 13;
  • b. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 16;
  • c. in de derde plaats de bepalingen van artikel 14;
  • d. in de vierde plaats de bepalingen van de artikelen 15.
13.3 Bouwregels

Op de in 13.1 bestemde gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen met een maximale hoogte van 3 meter.

13.4 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.3 en toestaan dat ten dienste van de onderliggende bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad;
  • b. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • c. vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de gasleiding.
13.5 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
13.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden, met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • c. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. het aanleggen van andere kabels en leidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, watergangen, vijvers en andere wateren;
  • g. het aanleggen van geluidswallen.
13.5.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in 13.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning heeft afgeweken, zoals bedoeld in 13.4.
13.5.3 Voorwaarden en advies

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 13.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct of indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
13.6 Wijzigingsregels
13.6.1 Wijziging

Het bevoegd gezag is bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6, lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening, de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' te wijzigen door de bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' te verkleinen of te verwijderen met inachtneming van het bepaalde in 13.6.2.

13.6.2 Voorwaarden

De wijzigingsbevoegdheid kan alleen worden toegepast:

  • a. voor verwijdering: als de leiding definitief is verwijderd;
  • b. voor aanpassing: als de leiding niet is verwijderd, mits:
  • 1. geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • 2. er wordt voldaan aan de minimale toetsingsafstanden volgens het Besluit externe veiligheid buisleidingen;
  • 3. na voorafgaand advies van de betreffende leidingbeheerder.