direct naar inhoud van Artikel 25 Algemene bouwregels
Plan: Cruquius
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.M1204BPSTD-VG01

Artikel 25 Algemene bouwregels

25.1 Toegestane overschrijdingen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bestemmings- en bouwgrenzen te overschrijden:

  • a. ten behoeve van stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,2 meter;
  • b. ten behoeve van gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan maximaal 1 meter en deze werken niet lager zijn gelegen dan 4,2 meter boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,5 meter langs een rijweg, 2,4 meter boven een rijwielpad en 2,2 meter boven een voetpad, voor zover dit rijwielpad of voetpad geen deel uitmaakt van bedoelde strook van 1,5 meter;
  • c. tot ten hoogste 2 meter ten behoeve van hijsinrichtingen.
25.2 Maximale maten
  • a. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in de voorgaande lid van dit artikel uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
25.3 Ondergronds bouwen
25.3.1 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. nieuwe ondergrondse bouwwerken zijn niet toegestaan;
  • b. bij het berekenen van de bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen voor zover deze buiten de buitenwerkse gevelvlakken van een bovengronds gebouw gelegen zijn;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b zijn afvalinzamelpunten, met een maximale bouwdiepte van 3,5 m1, en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding (bergbezinkbassin) buiten bouwvlakken wel toegestaan.
25.3.2 Afwijking ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepaling 25.3.1 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m¹ onder peil, onder de voorwaarde dat:

  • a. gebouwd wordt binnen het bouwvlak;
  • b. de technische haalbaarheid is aangetoond;
  • c. het gebruik ten dienste is van de functie van het erboven gesitueerde hoofdgebouw;
  • d. aangetoond wordt dat de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • e. advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • f. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
25.3.3 Afwijking ondergronds parkeergarage

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepaling 25.3.1, voor het bouwen van ondergrondse parkeergarage onder hoofdbebouwing en onbebouwde gronden, onder voorwaarden dat:

  • a. de technische haalbaarheid is aangetoond;
  • b. advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • c. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarde;
  • d. er geen verkeersonveilige situaties ontstaan / advies wordt gevraagd aan vakgroep verkeer;
  • e. de maximale bouwdiepte maximaal 5 m1 bedraagt.
25.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
25.4.1 Verboden gebruik

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning één of meer gebouwen te slopen.

25.4.2 Weigeringsgrond omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning kan slecht worden verleend, indien het aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerken een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.