direct naar inhoud van Artikel 20 Leiding - Gas (dubbelbestemming)
Plan: Het Nieuwe Diep 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.M1202BPSTD-VG01

Artikel 20 Leiding - Gas (dubbelbestemming)

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het herstel en de instandhouding van een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding.

20.2 Regels samenvallende bestemmingen
20.2.1 Algemeen

De bestemming 'Leiding - Gas' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

20.2.2 Dubbelbestemmingen

Daar waar dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:

  • a. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 20;
  • b. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 21;
  • c. in de derde plaats de bepalingen van artikel 19;
  • d. in de vierde plaats de bepalingen van de artikelen 15, 16 en17.
20.3 Bouwregels

Op de in 20.1 bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen met een maximale hoogte van 3 meter.

20.4 Afwijking van de bouwregels

Het Dagelijks Bestuur kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.3 en toestaan dat ten dienste van de onderliggende bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • b. er geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd;
  • c. vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leiding.
20.5 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
20.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden, met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. het aanleggen van andere kabels en leidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, watergangen, vijvers en andere wateren;
  • g. het aanleggen van geluidswallen.
20.5.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in 20.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor het Dagelijks Bestuur bij een omgevingsvergunning heeft afgeweken, zoals bedoeld in 20.4.
20.5.3 Voorwaarden en advies

De omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden als bedoeld in 20.5.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct of indirect te verwachten gevolgen, naar oordeel van het Dagelijks Bestuur geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • a. het Dagelijks Bestuur vooraf schriftelijk advies inwint bij de betreffende leidingbeheerder.
20.6 Wijzigingsregels
20.6.1 Wijziging

Het Dagelijks Bestuur is bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6, lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening, de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' te wijzigen door de bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' te verkleinen of te verwijderen met inachtneming van het bepaalde in 20.6.2.

20.6.2 Voorwaarden

De wijzigingsbevoegdheid kan alleen worden toegepast:

  • a. ten behoeve van verwijdering nadat de leiding definitief is verwijderd;
  • b. ten behoeve van aanpassing, indien:
  • 1. geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • 2. er wordt voldaan aan de minimale toetsingsafstanden volgens het Besluit externe veiligheid buisleidingen;
  • 3. vooraf advies van de betreffende leidingbeheerder is ontvangen.