direct naar inhoud van 12.3 Resultaten onderzoek
Plan: Amstelstation e.o.
Plannummer: M1006BPSTD
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.M1006BPSTD-VG01

12.3 Resultaten onderzoek

Het Ingenieursbureau Amsterdam (IBA) heeft in het kader van het Stedenbouwkundig Plan een watertoets uitgevoerd (Bijlage 20). In het gebied is vooral de stand van het grondwater van belang en het hemelwaterafvoersysteem. In het gebied wordt geen water gedempt of nieuwe watergangen gegraven, er wordt niet gewerkt nabij een waterkering. In het gebied zal sprake zijn van een toename van het verhard oppervlak van maximaal 9.187 m2 (Bijlage 22). Bij de berekening van de hoeveelheden verharding is rekening gehouden met risico's. Dit is gebeurd door de waterpartij in de tramlus en de binnentuinen van de kantoorgebouwen als verhard oppervlak mee te rekenen. Verder is alleen het officiële plangebied Amstelstation aangehouden.

Het hemelwaterafvoersysteem houdt direct verband met het rioleringsontwerp. Vanwege de toename van de verharding en de bebouwing binnen het gebied Amstelstation neemt de oppervlakte voor het infiltratie van regenwater in de ondergrond af. Om voor compensatie te zorgen is onderzocht hoe en waar het oppervlakte water kan worden uitgebreid.

Oppervlaktewatersysteem
Het plangebied ligt in de polder Watergraafsmeer (oppervlaktewaterpeil NAP -5,50 m). De toename van verhard oppervlak moet worden gecompenseerd. Volgens de Keur van Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (Keur AGV 2011) dient tenminste 10% vooraf gecompenseerd te worden.

Het bestemmingsplan maakt een toename van verhard oppervlak mogelijk van maximaal 9.205 m2, de benodigde watercompensatie bedraagt dus maximaal 919 m2 en dient conform de Keur, gerealiseerd te worden in hetzelfde watersysteem, namelijk de Watergraafsmeerpolder. De watercompensatie zal gerealiseerd worden op de groenstrook rond het tuincentrum tussen de Gooiseweg en de Nobelweg. Op deze locatie kan maximaal 1.288 m2 oppervlaktewater gerealiseerd worden. De locatie ligt, weliswaar buiten het bestemmingsplangebied, maar in hetzelfde watersysteem en biedt ruim voldoende compensatie voor de toename van verharding voor het gebied Amstelstation e.o. In het bestemmingsplan is middels een voorwaardelijke verplichting geborgd dat de watercompensatie voor de realisatie van de beoogde ontwikkelingen gerealiseerd zal zijn.

Het toepassen van halfverhardingen kan positief bijdragen aan het onverharde oppervlak en dus aan de benodigde watercompensatie. Ook kan er door de halfverhardingen water infiltreren naar het grondwater. In de Keur AGV 2011, die nu ter inzage ligt, volgt dat een oppervlak als onverhard mag worden beschouwd als er 90 l/s/ha (32,4 mm/uur) kan infiltreren in de bodem. Deze voorwaarde stelt eisen aan het beheer, omdat het oppervlak niet teveel mag dichtslibben. Door het intensieve gebruik van de gronden rond het Amstelstation zal de voorkeur uitgaan naar verhard oppervlak. In de ontwerpfase zal onderzocht worden of er plekken zijn waar halfverharding een kans maakt.

Grondwater
In het grondwatermodel is berekend wat de hoogste seizoensgrondwaterstand kan zijn, en of deze voldoet aan de gemeentelijke grondwaternorm van 50 cm onder maaiveld voor kruipruimteloos bouwen. De grondwaternorm stelt dat deze hoogste grondwaterstand een herhalingstijd heeft van eens in de twee jaar, en gedurende maximaal 5 dagen per jaar overschreden mag worden.

De grondwaterstanden verlopen sterk over het plangebied. Het stroomt van de hoger gelegen Amstel (NAP -0,40 m) naar de dieper gelegen Watergraafsmeer (NAP -5,50 m). De grondwaterstanden staan bovendien laag onder het maaiveld. Door de aanleg van ondergrondse garages wordt het grondwater verder opgestuwd. Met een grondwatermodel is berekend wat de hoogste seizoensgrondwaterstand kan zijn. Deze moet voldoen aan de gemeentelijke grondwaternorm van 50 cm onder maaiveld voor kruipruimteloos bouwen en de grondwatersituatie in de omgeving niet verstoren. Om de verhoging van het grondwater te beperken, gaat het plan uit van parkeergarages met een onderkant vloer die niet dieper ligt dan NAP -5,50 m. Deze maximale bouwdiepte is vastgelegd in het bestemmingsplan. De bouwkuip-damwanden moeten na de bouw worden verwijderd, zodat ze de grondwaterstroming niet belemmeren. De nieuwe Julianalaan ligt het meest kritisch ten opzichte van de toekomstige grondwaterstanden. De grondwaterstand blijft minimaal 80 centimeter onder de toekomstige maaiveldhoogte van de Julianalaan; dit is meer dan de vereiste 50 cm uit de grondwaternorm. Mitigerende maatregelen zijn niet noodzakelijk, mits aandacht wordt geschonken aan de groeicondities van bomen. De berekeningen gaan uit van huidige gegevens over de bodemopbouw. Daarin resteert onder de parkeergarages een 0,5 m dikke zandlaag, waardoor grondwater-afstroming mogelijk blijft. Mocht in de volgende fase blijken dat de zandlaag lokaal niet (meer) aanwezig is, dan moet er alsnog een zandlaag worden aangebracht.

De gevolgen voor de stand van het grondwater tijdens de bouw is eveneens onderzocht. De parkeergarages worden gebouwd binnen een damwandkuip. Bijontgraving is er kans op opbarsten van de bouwkuipbodem. Om dit te voorkomen dienen er maatregelen getroffen te worden, er kan spanningsbemaling worden toegepast of er kan gewerkt worden met een onderwaterbetonvloer. De damwanden mogen geen onderdeel uitmaken van de kelderconstructie en dienen na de bouw getrokken te worden zodat grondwaterstroming onder de kelders mogelijk zal zijn. In de regels is de maximale verticale bouwdiepte van 5,50 meter geborgd.

Hemelwater
In het waterbeheer van de 21e eeuw wordt het vasthouden en bergen van hemelwater gezien als een belangrijk speerpunt. Hierbij wordt het hemelwater vastgehouden in een voorziening, waarna het vertraagd afgevoerd wordt naar het oppervlaktewater. Zodoende worden de watergangen minder belast door neerslagpieken, vermindert de kans op wateroverlast en is minder pompcapaciteit nodig. Bijkomende effect is dat de waterkwaliteit bij met name infiltratievoorzieningen verbetert, omdat de bodempassage een zuiverende werking heeft.

Infiltratie in de bodem is één van de mogelijkheden om met hemelwater om te gaan. Hierbij wordt het hemelwater van verharde oppervlakken (daken, stoepen en wegen) verzameld en naar een infiltratievoorziening gebracht. Dit is bijvoorbeeld een wadi, groenstrook of grindput. Hier infiltreert het naar het grondwater. Bij zeer hoge neerslag kan overtollig water overstorten naar het oppervlaktewater; deze waterstroom is echter veel kleiner dan zonder infiltratievoorziening en belast de watergangen minder.

Infiltratie heeft als voordeel dat het water zichtbaar maakt, en dat het hemelwaterriool kleiner uitgevoerd kan worden of deels kan vervallen. Nadeel is dat de voorzieningen onderhoud nodig hebben. Infiltratie is alleen mogelijk als het grondwater voldoende laag staat. Verder moet de bodem voldoende water kunnen infiltreren, oftewel de bodem moet doorlatend genoeg zijn. Tenslotte moeten te behouden bomen de grondwaterstijgingen aankunnen. Bij het Amstelstation zijn er in de verharde tramlus mogelijkheden om water te infiltreren, omdat het maaiveld hier relatief hoog ligt (verlopend van NAP +2 m aan zuidzijde tot NAP +0,75 m noordzijde). De grondwaterstand wordt circa NAP -1,5 m en komt straks 2 tot 3 meter onder het maaiveld. Water van de daken en verharde oppervlakken van het Amstelstation zou hierheen gevoerd kunnen worden en geïnfiltreerd worden via bijvoorbeeld IT-riolen. De Julianalaan ligt lager dan de tramlus, dus zal zijn water traditioneel moeten afvoeren via het hemelwaterriool.